Indische Penkrassen. De Beschermengel. ALKMAAI1$CHE~CÖURAN1\ feuilleton. No. 20. Honderd en Zesde Jaargang. 1904. Zondag l-A Fehr. 1904, Derde blad. (Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden. XÏ.Vli. Niets verandelijker dan een mense'n toch In mijo Penkras van gister sprak ik u nog van m'n plan om heden naar Tjiandjoer te gaan en thans schrijf ik deze aan het station, geduldig wachtende op den trein naar Depok. We hebben nog jnist een nur den tijd en kunnen al licht nog even een en ander op papier zetten. Depok is eene Inlandsche Christengemeente dicht bij Batavia en we gaan dns heelemaal terng weer, naar be neden, naar de warmte Hoe ik daartoe kom Wel Penkras XLV1 was jnist goed en wel gepost, toen ik een brief kreeg van zekeren Loen, een bewoner van Depok. De man reclameerde, zooals ze in' dienst zeggen. Hij had gehoord, dat ik van Buiten zorg weg was en naar de Preanger afgereisd en dat wel, zonder eerst eens een kijkje bij de Inlandsche Christenen te hebben genomen. Ik had dat indertijd op Batavia aan zijn zoon, klerk bij het Departement van B. B. (Binnen- landsch Bastnnr) beloofd en 't zon bovendien al zeer jammer wezen, zoo schreef de brave ziel mij, als de Hol landers nn heelemaal niefs te hooren kregen van 't be roemde Seminarieeen school tot opleiding van Inlandsche evangelisten. Ik schrok van dien brief, want nn herinnerde ik mij plotseling zeer goed, dat aan de lezers der Penkrassen een bezoek aan Depok beloofd was en daar een deel der natie veel belang stelt in de ZeDding, zoo had ik mij onwillekeurig aan een groot verzuim schuldig gemaakt. Mjjn besluit was toen dra genomen en zoo gaan we nu straks weer terug via Buitenzorg naar Depok. Ik kreeg gisteravond onverwachts hoog bezoek en wel van een man, die U zeker veel belang zal inboezemen. 't Was Anak Agoeng Madé Djelantik een zoon van wijlen den Radja van Lombokbanneling op Benkoelen, thans met ziekteverlof hier te Soekaboemi. De ongelukkige prins maakt een zeer aangenamen in druk. Hij is slank van gestalte en een lange gitzwarte baard omlijst een bepaald vorstelijk gelaat. In z'n don kerjj pij, 't kaalgeschoren hoofd gedekt met een eigen aardig bolvormig kalotje, deed hij mij onwillekeurig denken aan een kloosterbroeder van een vreemde ordo. Dat was dan dus een zoon van den man, die door heel Nederland en Indië berucht is geworden, een der tijger welpen van den ellendigen woordbreker, die honderden van onze brave militairen van achter veilige muren deed vermoorden, te laf als hij was voor een eerlijken kamp in het open veld 1 't Was of Anak Agoeng Madé Djelantik mijn geheimste gedichten raadde, want zijn gelaat werd plotseling zeer bleek en zacht sprak hij: »Ook n denkt, dat mijn onge lukkige vader schnld had aan den overval op de Hollandsche troepen?" Ik knikte van ja, Weemoedig schudde de prins het hoofd en zeide »Wanneer mijnheer hooren wil naar de woorden van een man, die nog nimmer heeft gelogen, dan zal hij de juiste waarheid leeren kennen, dan zal mijn heer begrijpen, dat noch mijn onde belasterde vader, noch de prinsen van het Hof eenigen schuld hebben gehad En toen vertelde de prins mij het volgende, dat wel is waar in strijd is met de ofBcieele rapporten, doch door mij van voldoende belang geacht wordt om er nader de aandacht op te vestigen. In den nacht van 25 op 26 Augustus 1894 ontving de Kroonprins Roetoe Agoeng Patoet Karing Asam een brief van Generaal Vetter. Die brief, bestemd voor den ouden Radja, was in de Maleische taal geschreven en Novelle van RUDOLPH STRATZ, vertaald door MARIE. dus moest de tolk worden gehaald. Dit gebeurde om 8 uur 's avonds. De tolk woonde ver en was eerst om 10 nur op Tjakraneqara, toen de Radja juist zijn avond gebed deed. Na 't gebed werden hem brief en tolk ge bracht en tot zijn groote verbazing hoorde de Radja dat do Generaal ongerust was over een bericht afkomstig van zekeren Djero Komang Pengsong, een onderambtenaar van den Radja. Deze zou verteld hebben, dat de Lom bokkers een aanval in den zin hadden, Oomiddelljjk moest Djero Komang Pengsong bij den Radja komen, doch hij ontkende ooit zulk een dwaas bericht uitgestrooid te hebben. Nu schreef de tolk op last van den vorst een antwoord aan den Generaal en wel, dat 't bericht geheel en al valsch was, dat de Generaal zich niet ongerust behoefde te maken, want dat do Radja steeds een gehoorzame dienaar en vriend van de Kompenie wenschte te blijven. De brief was nog niet af, toen er plotseling buiten esn schot viol (12 uur 'snachts). De Radja dacht, dat iemand, trots het verbod op vleermuizen schoot, doch daarop iel weder een schot en toen begon een hevig geweervuur. De hoornblazers der Hollanders bliezen signalen, de Baliërs liepen schreeuwend uit hun huizen en de prins-banneling op Soekaboemi vloog op last van den Radja naar buiten om bet vuur te doen ophouden, 't Was echter te laat. De teerling was geworpen, de strijd was ontbrand en moest wel uitgevochten worden. Tegen den wil van den Vorst waren enkele oorlog zuchtige Baliërs op eigen initiatief aan 't vechten gegaan, t Was den Radja bekend, dat er vele ontevredenen waren, die 't met leede oogen aanzagen hoe de Vorst zooveel geld uittelde op last van de Kompenie. Mijn zegsman gelooft echter nog niet, dat 't Baliërs geweest zijn. Volgens berichten moeten twee Sasaks in dien noodlottigen nacht binnen Tjakranegara gezien zijn en bij denkt, dat Sasaks de praatjes hebben uitgestrooid en ook de eerste alarmschoten hebben gelost. Hoe het zij, uit dit eenvoudige "erhaal leeren wij, dat den Radja van Lombok misschien groot onrecht is aange daan. Ik bedoel niet in den eerlijken strjjd, die gevolgd is, doch wel na de overwinning der onzen. Anak Agoeng Madé Djelantik zeide alsnog: »Als een misdadiger werd mijn vader behandeld, alzoo boetende voor de fouten van anderen en terwijl uw Generaal door het Hollandsche volk gehuldigd werd, had men voor den ouden ongelukkigen vorst niets dan schimp en hoon over. Had de Generaal zelfs niet geweigerd den Radja door zijn familie en laudsadel te doen dragen en gaf hij niet den last' om den zieken afgetobden man door dwangar beiders te laten wegpikelen Hoe geheel anderB gedraagt de Generaal van Heutz zich tegenover zjjn onderworpen tegenstanders Bitter waren de woorden van den prins-banneling, doch onverdiend wij welen het niet en onthouden ons natuurlijk van een oordeel. Men was in die dagen zoo bitter gestemd en voorwaar geen wonder De Prins heeft nog maar één wensch, en dat is, om zich naar Holland te mogen begeven en daar dan per soonlijk aan Hare Majesteit alles te gaan vertellen. Ik heb hem beloofd zijn vorhaal zoo getrouw mogelijk op te schrjjvon, opdat mija landgenooten deze treurige geschiedenis uit het verleden ook eens van deze zijde zou den vernemen doch daar komt de trein en dus voor heden genoeg. Soekaboemi. Lt. Clockenek Beousson, b. d. 9) •Straks", zoo ging hij voort, »toen gij met zulk een verontwaardigden blik zeidet»de deugniet speelt" hebt gij onwetend onzen doode beschuldigdniet mij maar mijnen vader Die speelde zjjn leven lang en anders als ik zonder vast plan, in den blinde. Juist zooals uw broeder. Hij trok met vier anderen weg van het landgoed bij de residentie en speelde er op los. Altyd slechter ging het hem en met geweld wilde bij het nood lot dwingentotdat eindelijk de bom sproDg in dien éénen ODgeluksnacht, waarin hij alles verloor, wat hij bezat. En toen hij bij het eerste morgengloren naar huis reed en het Kasteel en de landerijen beschouwde, waarvan hij niets meer zijn eigendom kon noemen, schoot hij zich in het rijtuig dood. Hij was onmiddellijk een lijk." Anne-Marie was blijven stilstaan eu staarde den ver haler ontzet aan. Deze bleef even kalm als vroegerhij haalde zelfs een sigaar voor den dag en stak die aan. »Mag ik rooken Ja Dank u. Ja freule vonWacke rode, wat toen Zoo stonden de zaken dertien jaar gele den. Ik had juist mooie bevordering gemaakt bjj een zeer gunstig bekend studentencorps twee jaar eerste arti lerist te Bonn bij een dienstplichtig Corps geweest toen ik aan uw linkerhand ging kondet gij menig lit teeken zien en zon juist beginnen in de rechten te stndeeren toen plotseling alles uit vis h vis de rien. En ik niet alleen. Daar was mijne moeder, die van schrik een beroerte had gekregen en sinds dien tijd verlamd is mijne zuster die beiden kon ik toch niet laten omkomen. Amerika natuurlijk onzindat 's goed voor de het melkonderzuek en de contröle der melkdieren dui delijk aan te toonen besloot de »Wogmeerder rundvee- fok vereeniging" te Wogmeer eene kaasp'oef te houden. Dez" fokvereeniging, welke in de beide laatste jaren ge regeld méér dan honderd koeien controleerde en hiervoor zich belangiijke kosten had getroost, wilde ook zicbzelve overtuigen, dat deze kosten niet nutteloos waren besteed. Zij kon deze proef te gemakkelijker houden, omreden de cijfers der jongste onderzoekingen daar waren om hieruit een voldoend aantal in gehalte der melk uiteenloopende koeien te vinden. Bovendien, de Provinciale Oommissie tot bevordering van de Veefokkerij in Noord Holland, moedigt deze propaganda aan eu verleende subsidie. De vraag gold nu, eene gelegenheid te vinden waar de proef volledig en met de meeste nauwlettendheid kon worden uitgevoerd. Hiervoor was noodig eene boerderjj, waar geregeld gekaasd wordt en dit met groote zorg, zindelijkheid en activiteit geschiedt, m. a. w. eene boer derij welke op dit gebied te goeder naam en faam bekend stond, waar steeds eene beste qualiteit kaas verkregen wordt. Zulk eene boerderij werd gevonden bij den heer K. Molenaar te Wogmeer. Bij gedaan aanzoek had de heer Molenaar zich ter wille der goede zaak bereidwillig verklaard. Men zou een hoeveelheid melk van koeien, die melk van eene rijkere en eene evengroote hoeveelheid melk van koeien die melk vau eene mindere hoeveelheid kaas- en boteibestanddeelon voortbrengen, verkazen, en de op brengsten aan kaas nagaan. Volgens jde melkstaten, welke gedurende deze melkpe- riode gehouden worden, werd een aantal koeien bijeen gezocht, welke melk hadden gegeven met een laag kaas- en botergehalte in de laatst gecontroleerde melk en even eens een aantal, welke melk hadden gegeven met een hoog kaas- en botergehalte. Deze vooGoopig uitgezochte koeien werden een paar dagen vóór de proef gemolken en de monsters melk door den zuiveleousulent Dr. Scheg onderzocht. Het was nu mogelijk twee groepen van koeien te vor men, dia te zamen ongeveer evenveel melk gaven, waarvan de eene groep zware, de andere groep duune. Op twee achtereenvolgende dagen werd nu deze melk verkaasd. De avondmelk werd des avonds naar de boerderij ge bracht eu in eene kaastobbe met dubbelen wand afge koeld. Hierdoor werd de sterke rooming tegengegaan, 's Morgens werd de weinige room afgeschept, eenige mor- genmelk tot 100 0 F. verwarmd en hiermede vermengd, waardoor, de room geheel werd opgelost, waarna het meDgsel weder bii de andere werd gevoegd en alzoo das geheel zoete melk werd verkaasd. Bij deze proef bleek duidelijk, dat men bij eenmaal daags te kazen evengoed zoetemtlksche kaas kan bereiden. Op 29 September werden verkaasd 140 K.G. melk; blijkens het onderzoek aan het Proefstation te Hoorn was de samenstelling als volgt Vet 2 88 pet. Vetvrije droge Eiwit 2.97 pet. stof 8.16 pet. Melksuiker 4.46 pet. Aschbestanddeelen 0.73 pet. S. G. bjj 15 0 0. 1.0296. Hieruit werden verkregen 6 Edammer kazen, wagende uit de pers 13.65 K.G., uit het zout 12.60 K.G. en markt rijp 12.06 K.G. Op 30 September werd 140 K.G. zware melk ver kaasd van de volgende samenstelling Droge stof 11.04 pet. Verslag eener gehouden Uaasproef In de W o g ui e e r. Het streven der vakvereenigiugen is, door goede teeltkeus, zoowel wat den stier als wat de koeien betreft, te komen tot een veeeslag, hetwelk niet alleen uitmunt door een goeden evenredigen lichaamsbouw, maar het welk ook eene ruime hoeveelheid melk geeft met een hoog gehalte aan vet en vetvrije droge stof, m. a. w. om koeien aan te fokken, welke behalve uitmuntende in lichaamsbouwden aanleg hebben veel melk te geven, welke tevens eene rijkere hoeveelheid kaas en boterbe- standdeelen bevat. Zulk eene koe brengt grootere voor- deelen aan en maakt de onderhoudskosten goed. Alleen wanneer de melk veel vet- en kaasstof bevat kan er veel kaas uit verkregen worden. Om nu het nut van domme gemeente. Nooit bjj de pakken neerzitten. Ik ging naar Berlijn. Dear waren verscheiden mijner vroegere korpsbroedeis. Sommigen hadden wat te vroolijk geleefd maar anders joviale lui 1 Zij voerden niets uit, doch speelden. Daarvan wilde ik niets weten. Ik zocht een werkkrin?. Ja, wees z ;n d u dit eens in ta denken als men zich op niets bijzonders heeft toegelegd, van buis uit. Maand op maand heb ik geleden en gestreden. Mjjn kleine voorraad geld verdween bij den dag, en te gelijk de weinige hoop, die ik nog voedde. Duidelijk begreep ik, dat het zóó niet ging. Allo min-bevoorrechten worden steeds onverbiddelijk op zijde geschoven. Om vooruit te komen, moest ik, wat anderen niet hadden, mjjn naam en relaties doen gelden. Dezen openden mij, ook nn nog vóór ik onder hot mindere publiek verzeild raakte en dus niet meer in nette kringen kon verschijnen dea weg tot de groote klabwereld. Daar werd zwaar ge speeld daar zaten de oppervlakkige lui zonder doel en berekening en wachtten daar lagen stapels geld op de tafeltjes de kunst was te weten, hoe het machtig te worden. En het stroomde mij toe. Dat doet het nog. Ik schrijf het toe aan mjjn zenuwen. Koelbloedigheid is de hoofdzaak bij het spel. Wie zija hoofd goed bij elkaar houdt, kan nooit op éénen avond zooveel verliezen, dat hjj zich ruïneert, maar hij zal de volgende keer gebruik maken van een gunstige kans, tot hat uiterste, kritische keerpunt. Als een in de engte gedreven man begon ik voorzichtig mijn laatste geld op de kaarten te zetten, en was al dadelijk bijzonder gelukkig. En toen ik na oen paar weken op een goeden morgen naar huis ging, stond het bjj mij vast, wat de kaarten hadden bedorven, moesten zjj ook weder goed maken. Er zat niets anders op. Teleurstellingen zyn niet uitgebleven, dat is waar. Maar ik heb er mij over 't algemeen toch flink bovenop- gewerkt. Niet alleen zorgde ik voor mij zelf, doch ook voor mijne familie. Mijne moeder heeft een rustigen ouden dag want in hare afgezonderde levenswijze vermoedt zjj in het minst niet-, vanwaar het geld komt. Er is geld lieve Hemel daaraan is zij altijd gewend geweest zjj denkt er niet verder over na, maar laat alle Yet 3.63 pet. Eiwit 3.38 pet. Melksuiker 5.59 pet. Aschbestanddeelen 0.74 pet. Vetvrije droge stof 8.71 pet. Droge stof 12.34 pet. S. G. bij 15 0 0. 1.0314. Hieruit werden verkregen 7 Edammer kazen, wegende uit de pers 16.55 K.G., uit het zout 15.27 K.G. en markt- rjjp 14.70 K.G. Bij eene marktwaarde van f 28,per 50 K.G. was voor de 140 K G. dunne melk aan kaas ontvangen f 6.75 •zaken", zooals zij het noemt, aan mij over mijne znster is bij haar en zorgt voor haar kortom alles is in orde. Gij zelve hebt de lieve, gezellige woning ge zien. En daarom herhaal ik »er zijn in 't leven zoovele standpunten. Het uwe is ontegenzeggelijk het ware. Maar voor het mijne valt ook veel te pleiten vindt u niet Anne-Maria stond stil en sprak aarzelend»En dat leven zet gij altijd voort »Reeds dertien jaren", antwoordde Horst von Henning melancoliek. «Geloof mij, het is daarbij geen makkelijke broodwinning. lederen nacht tot in den vroegen morgen aan de groene tafel. lederen nacht de grootste zenuw overspanning, want men moet uiterlijk kalm blijven één misrekening, éen ongelukkige zet kan al de inspanning van zoovele jaren vernietigen. Zoo gauw mijne zenuwen verslappen, loop ik dat gevaar. Ik verlang, ik haak naar rust. Voor moeder en zuster is gezorgd. Die hebben ge noeg, zoo lang zjj leven. Maar nu moest ik eens aan mjj zelf kunnen denken. Ik ben mijn tegenwoordig bestaan meer dan moede." •Zoo zei Anne Marie scherp en spottend. »En welk bestaan zou u kunnen voldoen Haar metgezel lachte. »Ik ben een zeer bescheiden mensch. Ik eisch alleen dat, wat het lot mij verschuldigd is een vasten grond onder mijne voeten een eigen dak boven mijn hoofd vrouw en kinderen om in vrede en rust mijne verdere levensjaren te slijten. Eigen lijk ben ik een geboren landheer. Ik voel mij evenmin thuis te Berlijn als gjj, hebt gij dat nog niet gemerkt »En om dit doel te bereiken, moet alles en iedereen n dienstig zijn als gij er maar geld bij verdient •Niemand speelt met het doel om te verliezen", her nam Horst Henning. »En gij voelt uw geweten niet bezwaard, iD 't minst niet, als gij door die onzalige kaaiten, u geheel onbe kende menschen tot bedelaars maakt •Neen", antwoordde hij koud. »Met deze onzalige kaarten heeft men mij van mijn erfdeel beroofd, nu doe ik eveneens met dat van anderen. Dat is volgens de wet der vergelding. Eu omdat ik een liefhebbend zoon ben, is het mij aangenamer, dat vreemde meoschen bedelen dan dat mijne moeder en zuster zulks zouden doen." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1904 | | pagina 9