dat, komt het tot stand, da openbare gymnasia zal leegpompen, maar een ieder is het er over eens, dat herzie ning, grondige herziening van het gymnasiaal onderwijs niet lang kan en mag uitbljjven, en in afwachting daar van, loopen de bestaande gymnasia leeg, en vragen de gemeenten, die wettelijk tot oprichting verplicht zijn, onthefimg, en krijgen die zonder uitzondering. Terwijl de bevolking van 187989 steeg ran 4,000,000 tot 4,500,000, daalde het totaal aantal leerlingen der gymnasia van 1892 tot 1902, jaar op jaar, en wel van 2519 in 1892 tot 2122 in 1901, en dat, terwijl onder deze cijfers be grepen zijn de meisjes, (in 1893 voor het eerst toegelaten), wier aantal in 1901 bedroeg 241. Een daling alzoo van 400 op de 2500 leerlingen, en, zonder de meisjes, van 640, (Jaarcijfers Centr. Bnr. voor Statistiek 1902). »Het is een onloochenbaar feit, schrijft Dr. H. Canne- gieter, leeraar a/h Gymn. te 's-Gravenhage, een geestdriftig voorstander der klassieke studie, in zijn brochure Over Heden en Toekomst van het Gymn. 1903, (pag. 6.), dat bij een groote meerderheid het gymnasium tegenwoordig »in discrediet is geraakt, als zijnde een inrichting van vonderwijs en opvoeding, die alleen nog maar in stand •gehouden wordt door de traditie ea de wet, die de •verhouding van maatscbappeljjke bevoegdheden en aca- •demiBche opleiding regelt, maar een inrichting, die niet •meer wortelt in de geestelijke behoeften van onzen tijd," en verder Sedert (ik cursiveer) de invoering van de wet op het >H. O. (1876) is niet één nieuw gymnasium opgericht, terwijl toch verscheiden gemeenten daarvoor binnen de »termsn van de wet vielen. Trouwens niets is juister •gezien dan in den tegenwoordigen tijd aan die gemeenten •dispensatie te verleenen voor bet oprichten van een •gymnasium, zooals de vigeerende wet het eischt." Ziedaar den tijd, gekozen om te Alkmaar, help man, help vrouween gymnasium op te richten. Te Alkmaar 111 waar men het geld er niet voor heeft. Bewijzen de voorstanders leveren ons die: Bij de behandeling der begrooting voor 1908 had de commissaris van politie een vermeerdering van agenten gevraagd. B. en W. zeggen (memorie van antw. no. 112): •Waar met het oog op de st-eds stygende uitgaven, ook in andere takken van bestuur, beperking tot het hoog noodzakelijke werd geëischt, hebben B. en W. voor- •alsnog niet kunnen besluiten den wensch van den com- missaris van politie te ondersteunen, met het oog op de •daaraan verbonden jaarljjksche kosten." Bp de behandeling in den Baad (19 Nov. pag. 225) bleek dat de Burgemeester, het hoofd der politie, zéér voor uitbreiding was. »Om maar een enkel voorbeeld te •noemen de heeie nieuwe wijk op Rijnecoom wordt noch •bij dag nóch bij nacht bewaakt. De bewakingskringen zijn te uitgebreid." De wethouder de Wit vond uitbreiding onnoodig, mr. ter Spiil was er evenmin vóór, hij achtte het niet ge vaarlijk om te bepalen, dat thans de uitbreiding achter- wege zon blijven. »Immers deze zaak zal bjj voortdurende uitbreiding der gemeente wel steeds aan de orde blijven. •En dit is niet slechts bij de politie bet geval, maar ook bij de andere lakken van dienst. Daarom meent hij dat, •waar bezuiniging op den voorgrond staat, alleen bp •onvermijdelijke noodzakelijkheid nieuwe bljjvende uit •gaven mogen worden toegestaan. Deze regel wordt ook op het onderwijs toegepast. Zoo was o.a. in de burgerschool splitsing van klassen sinds lang gewenscht. Maar al was •ze noodzakelijk, daarom werd er toch niet dadelijk toe •overgegaan. Dat geschiedde eerst toen de toestand on mogeljjk bestendigd kon bljjven. Toen in 1899 de politie •werd gereorganiseerd, kreeg de commissaris op één na •bet getal agenten, 't welk door hem was aangevraagd Na verloop van een jaar, werd ook de andere agent •toegestaan, zoodat de politie thans op de sterkte is, die in 1899 noodzakelijk werd geacht. Waar de nieuwe rege- •ling nu nog zoo kort bestaat, vindt spr. geen vrijheid •opnieuw tot uitbreiding over te gaan." Zoo was het met de politie, (thans in Januari 1904 uitge breid), zoo is het met de brandweer, waarvan ieder weet, dat zij sedert jaren ingrijpende en kostbare reorganisatie eischt, die uitgesteld wordt, omdat het niet lijden kan. Bij de begrooting voor 1902 werd fno. 127) de wen- schelijkheid geopperd een bedrag uit te trekken, voor schoolartsen. B. en W. verklaarden, daartoe niet voor nemens te zijn; mr. ter Spill voerde namens B. en W het woord, en deed opmerken, (13 Nov. 1901, pag. 164) •dat het niet de eerste maal is, dat dit onderwerp hier in behandeling komt. Al vroeger heeft deze vergadering •daarover, naar aanleiding van een voorstel der commissie •van toezicht op het lager onderwijs, rapport gehad en toen is gebleken, dat het veel zou moeten kosten. De finantieele vraag heeft toen ook den doorslag gegeven. Zaandam, dat »zoo kleinzielig was, om ontheffing te vragen van de verplichting tot oprichting van een gym nasium, heeft thans zijn schoolarts. En nu we toch over de lagere scholen spreken, zijn er bijgeval onder myne lezers ook ouders van scoool- gaande kinderen, die er wel eens iets van bemerkt hebben, dat ook het lager onderwijs dringend voorzienig behoeft en dat met name de school van den heer Aukes, sterk lijdt aan overbevolkte klassen Is het noodig aanhalingen te doen uit de nog versch het geheugen liggende discussies, over de verhooging door den heer Bosman zoo beden- het verkeer te water ik m der bruggelden die kelijk geacht werd voor meen van niet. En dat alles (ik doe slechts losse grepen) valt vóór de verlaging der Wik- en Weegloonen ad f 9000, per jaar! Maar omdat een leek geldgebrek wel kan voelen, doch er niet zoo deskundig over kan praten als een vakman, zullen wij het oordeel vragen van 's Raads finantieele specialiteit Wat zegt de heer J. de Lange tot den finantieelen toestand dezer gemeente Bijl. II pag. 31. Rapp. i/z Wik- en Weegloonen, (nota van den heer de L. door de Commissie onveranderd overgenomen.) Vergeleken met de vermeerdering der bevolking sedert •1889, steeg de opbrengst der directe belastingen per centsgewijze 36/10 maal zoosnel, en is bepaaldelijk in •de laatote 2 jaren wel is waar het aantal aanslagen •sterk toegenomen doch hoofdzakelijk de kleine aansla- •gen vermeerderdendaar een achteruitgang te consta- teeren is in het gemiddeld bedrag van iederen aanslag", en verder Bij eene vermindering der wik- en weegloonen met •bjjv. f 0.10 per 100 kilo zou, bij eene opbrengst van f 37228 als in 1902 deze vermindering eene lagere ont- vangst teweegbrengen van V6 of pl. m. f6200,.Voor •de verkrijging van dat bedrag zon de hoofdelijke oin- •slag opnieuw met J/9 moeten worden verhoogd een zeker niet onbelangi jjke verhooging, waar over 1903 de •raming der belasting steeds f 8000 meer bedroeg dan •over 1902". •Trouwens bij de behandeling der begrooting over 1903 werd gewezen op den niet rooskleurigen finantiee len toestand der gemeente, daar, behalve de genoemde verhooging van den hoofdelijken omslag, f 7500 meer werd geraamd voor verhoogde uitkeering van de gas- •fabriek wegens het gebruik van gemeentegrond, en f 8000 werd uitgetrokken als geldleening Ier uitvoering vau werken, die zeker- niet ten volle als buitengewoon kon- •den worden aangemerkt. Desniettegenstaande bleef van het batig saldo ad f 11926, waarmede de begrooting •aanving, slechts pl. m. f 4000 over voor onvoorziene uitgaven." Ziedaar de »bjjoogmerkeu", die X ons toedicht 1 Hij zegt»Zeer zeker zijn er nog andere nuttige zaken", maar »de bjjmenging van al die geheel onsamen hangende zaken strekt niet om meer klaarheid te brengen, •maar om aan de reactie een glimp te geven van zorg voor de gemeentebelangen." Neen, daarin zit de qaestie niet! Het is niet de vraag het eene wenschelijke of het andere maar vanwaar moet het geld voor het strikt noodzakelijke komen Nu reeds kunnen wij niet of eerst zeer laat doen, wat noodig is en als wjj de f 6000 a t 7000 voor eeu gymna sium uitgeven kannen wij verscheidene spoedeischende zaken niet doen. Of is een gymnasium zóó dringend noodig, dat deze dergeljjke onderwerpen daarbij moeten achterstaan Vragen wij het aan een paar huidige voorstanders De heer de Wit (destijds nog geen wethouder) stemde in 1900 tegen een gymnasium. En later (27 Juni 1900, pag 84) motiveert hij zijn stem »en vestigt, er de aan- aandacht op, dat hij in de vorige raadsvergadering, toen het besluit werd genomen tot het benoemen eener speci- •ale commissie, niet tegenwoordig was. Het was indertijd •een geldkwestie, die hem tegenhield zjjne stem aan de •oprichting van een gymnasium te geven. Nu zioh echter het geval voordoet, dat het onderwijs aan de bestaande inrichting onvoldoende is en het mogelijk is met een kleine bijdrage uit de gemeentekas het weder te doen •zijn, zooals het behoort, kan hij zich met het voorstel wel vereenigen." De heer de Sonnaville (destijds wethouder) was in 1900 tegen een gymnasium. In Bjjl. 31 pag. 15, lezen wij van de hand van B. en W. Omtrent den inhoud dezer stukken dieneode van be- richt en raad, hebben wij de eer u te berichten, dat omtrent de vraag of in deze gemeente een gymnasium behoort te worden opgericht, in ons college de zoo zeer gewenschte homogeniteit ontbreekt. Een minderheid (de heer de Sonnaville) zou daarop een ontkennend antwoord willen gevenomdat naar hare meening de daaraan verbonden kosten te bezwarend zouden zijn. Eu ter zittmg van 2 Mei 190U (pag. 56) »motiveert hjj bet door hem ingenomen standpunt in het college van burgemeester en wethouders. Spr. wenscbt met de oprichting van een gymnasium te wachten, totdat de wenschelijsheid daarvan hem, meer dan tot nu toe zal zijn gebleken en da belangrijke uitgaat mitsdien meer gerechtvaardigd mag heeten." Wat de zitting van Woensdag a.s. brengen zal weet ik nietik hoop hartelijk geen heropening der beraad slagingen, maar even hartelijk hoop ik, dat de heer de Sonnaville, wiens stem den doorslag aal geven, zal moti- veeren, waarom hij, die als wethouder in 19-00 de ver antwoordelijkheid niet durfde aanvaarden, in Sept. 1908 voorstemde, terwjjl verlaging der wik- en weegloonen dreigde. Maar waarom die vraag? schrijft Dr. Wicherink waarom het eens raadslid vóór, het andere tegea is, mag toch als algemeen bekend worden geacht Waarlijk ik moet thans aan zijne goedigheid" gaan twijfelen. Die argumenten weten wij niet, omdat in de Septem- ber-vergadering alle voorstanders zwegen behalve Mr. ter Spill en de heer Bosman, welke laatste zeide «altijd voorstander te zijn geweest, althans als de kosten niet de krachten der gemeente te boven gaan." Ziedaar het argument der meerderheid »ik ben princi pieel voorstander" en als de nood héél hoog klimt, dan voegt men er bij »en ben dit altijd geweest 1" Mé4- ;- er niet uit te krijgen. Toen ik een jongen was, en veel méér pleizier in mijn leven had, ook al omdat ik niet wist, dat er een gymnasium bestond, dweepte ik met de Indianen romans van Aimard en las met geestdriftige bewon dering de avonturen van zijn woudloopers en Sachems, Onder al die helden was er een van het eerste water, geslepen als de slangen, onverbeterlijk en onvermoeid ruiter, onverschrokken krjjgsman, vriend tot in den dood, maar) ieder heeft zijn gebreken, hij was geen man van brillante conversatie! Zijn standaard-antwoord was Ooah!, hij zei dat: »geheimzinnig", »beteekenisvol" »met •een nadruk, waarvan een Europeesch woudlooper zich •geen denkbeeld kau maken", maar hij zei ook nagenoeg niets anders. Een enkele maal voegde hjj er aan toe »mjjn broeder heelt goed gesproken", maar dón was hij ook zóó uitgeput, dat hjj in de twee volgende hoofd stukken zweeg als een viscb. Met alle respect gezegd, doet de houding dier gymnasium voorstanders mij denken aan dezen braven Roodhuid wat men ook aanvoert, vraagt, smeekt zelfsOoah zeide Curumilla Voelt niet een ieder, dat het zich angstvallig vast klemmen der voorstanders aan het te laat komen dezer oppositie (ik zonder mr. ter Spill uit en desnoods den heer de Wit, die van den aanvang op dit standpunt stonden) zijn oorzaak alléén vindt in het feit, dat zjj geen argumenten hebben en dat de woorden»princi- pieel voorstander, altjjd geweest", »1 uister en goede naam der gemeento", Alkmaar, centrum van Noord- Holland, ook op intellectueel gebied", dit gemis aan mo tieven slechts uiterst povertjes bemantelen 1 Herinnert men er aan, dat dr. Moltzer in het nummer van ditzelfde blad d.d. 6 Mei 1900 (No. 54) in een hoofdartikel getiteld»Wat heeft Alkmaar dan wèl 1" betoogde dat opleiding aan H. B. S. met gelijktijdige studie der klassieken voor juristenliteratoren en theologen wèl een jaar langer daurt dan gewoonlijk maar daaraan «énorme voordeelen" verbonden zjjn, sdoor een jaar studie niet te duur gekocht", dat deze opleiding alleen grootere bezwaren heeft voor bendie niet vlug zjjn van bevatting en wien het aan stndielust ontbreektterwijl »voor den aanstaanden dokter en wis- »en natuurkundige de toestand (alhier) bijkans een ideale mag worden genoemd", men krjjgt geen weer legging 1 Wijst men op de inderdaad zoo uitstekende resultaten, waarop dr. Moltzer kan bogen geen antwoord Vraagt men waarom er wèl op gerekend wordtdat de kinderen van Zaandam dageljjks hier zullen komen maar het onuitvoerbaar wordt geachtdat de leerlingen van bier Haarlem bezoeken ademloos zwijgen Twijfelt men aan de finantieele voordeelen, dan is het ant woord dat de f 9000 Rijkssubsidie, (vreemd geld alzoo), hier verteerd zullen worden en vraagt men alsdan of dit ook geldt voor da salarissen der leeraren in moderne talen die laag geraamd zjjnomdat B. en W. hopen dat de leeraren der Cadettenschool of H. B. S. alhier, of nit Helder of Hoorn zich beschikbaar zullen stellen, geen bescheid 1 Betwist men het argument van het oorspronkelijke adres, dat vele ouders zich hier ter wille van het gymna sium zullen vestigen, en vraagt men of iemand gelooft, dat de ouders der 12 (van de 24) leerlingen van buiten, die in 1902 Dr. Moltzer's inrichting bezochten, hun ge zinnen naar Alkmaar zullen verplaatsen, of dit te wachten is bijv. van de heeren Jhr. Mr. P. van Foieest te Heiloo, J. E. Feisser, Schagen j J. W. Roem te Helder, J. van Reenen te Bergen, D. Dil te Akersloot en de anderen (jaarverslag der gemeente 1902) diepe stilte 1 Zegt men, in antwoord aan Mr. ter Spill, (1 Sept. 1908 113), dat het aangehaalde oordeel van curatoren pag. der Latjjnsche school in 1878, thans geen betrouwbare maatstaf meer is, dat de toestanden belangrijk gewjjzigd zijn, het overgroote meerendeel in de medicijnen studeert, en practisch het onderscheid tusschen doctor en arts to taal is verdwenen, geen repliek! Zijn er op het oogenblik krachtige argumenten vóór de oprichting van een gymnasium in het algemeen en voor Alkmaar in het bijzonder Het is mogelijk! Maar niemand dan de ingewijden heeft die ooit gezien en zoolang ze mij niet getoond worden, zal ik de vóór 1912 niet verplichte oprichting bestrijden, al is het mij onaangenamer dan ik zeggen kan, dat ik daarbij in conflict moet komen mat vele personen, op wier vriendschappelijken omgang ik hoogen prijs stel en die op verre na niet allen den strijd om zaken van dien tegen mijn persoon weten vrij te houden. Ziedaar mijn standpunt sedert 1900 uiteengezet en, zeer vlnchtig, de bezwaren en vragen, welker weerlegging en beantwoording ik sinds dien vruchteloos verzoek 1 En het antwoord Ooah zeide Curumilla, mijn brosder heeft bijoogmerken COHEN ST ART. ean H. en van het Het »slot" van des heeren Cohen Stuart's schrijven heeft ons wat den inbond betreftniet meer bevredigd dan zijn eerste termijnal erkennen wij dat de toon- ditmaal minder te weDschen overliet. Wanneer de heer C. S. een raadsbesluit wil uitleggen,, schijnt hij te willen vragen, niet naar den inhoud van het Raadsbesluit, maar naar wat bij houdt voor de meaning van de meerderheid in den Raadd Zelfs worden zoogenaamde •argumenten" ontleend, niet- alleen aan wat sommige raadsleden zonden hebben gezegd, maar ook aan wat zij niet zonden hebben gozogdTagen zulke »bewijsvoering" wenschea wij met in het strijdperk te treden. Wij halen er onze schouders voor op en her halen wat wij reeds schreven lleeelfde Baad, die lm September aan SS. en W. de opdracht geeft om de ln werking treding van het fiymnasfum voor te bereiden, «ael het begin van den Cursus 1904/19O5, kan op 24 Februari niet tot het besluit komen, W. tot het doen ln werking treden Bymnasium in staat te stellen. Tot dergelijke dwaasheid liet de Raad zich verleiden door te luisteren naar den heer Cohen Stuart. Deze is inderdaad de tegenhanger van zijn vriend den woudlooper. In ons volgend nummer zullen wjj zijne bestrijding zelve nog eens nader bezien hoe weinig die in dezen stand der zaak op hare plaats ïb. DE REDACTIE. BROEK OP LANGEDIJK. De groentehandel is de laatste dagen vrjj levendig, terwijl ook de prijzen over t algemeen stijgen zjjn. Thans wordt i asteed voor roode kool le s. f 10 a f 11.50 per 100. 2e s. f 7.50 a f 9 50 3e s. f 5.50 a f 6.50 4e s. f 4 a f 5. le s. f 10 a f 12 2e s. f 8.a 1 9.50 3e s. f 6.a f 7.50 4e s. f 4.50 a f 5.50 witte kool le s. f 7.50 a 8.50 2e s. f 6.a 7.— 3e s. f 5 a f 5.50 4e s. f 4.a f4.50» uien f 3.a f 3.50 per 50 K.G. wortelen f 1.a f 1.20 koolrapen f 1.50 a f 2.25 100. bieten 1 8.a f 14.1000. Enkhuizen, 9 Mrt. Karweizaad f 11.a 11.13, Mosterdzaad f 18.25 a 18.75, Maanzaad f 11.— a 11*25, Grauwe erwten f 19.— a 22.—, Groene f 11'50 a 14.25, Va e f 16.50 a 20.50, Wijker Vale f 12.25 a 14.—, Paarden- boonen f- 5.50 a 6.25, Bruine Boonen f 11.a 15.75, Gerst f a Haver f a Londen, 10 Mrt. Vee. Aangev. 100 runderen 0.0 a a 0.0, 1000 schapen en lammeren 4. a 5.9, 20 kalveren 4.4 a 6.0, 20 varkens 2.8 a 3.9. gele kool

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1904 | | pagina 6