alkmaaSscSFcouiunt;
DELICIA
Amsterdamsche Brieven.
FEUILLETON.
HILBBRT A.
No. 51. Honderd en Zesde Jaargang. 1904.
Woensdag 3? April 1904 Tweede blad.
XXXV.
Een kleine twee maand geleden spraken wij ter loops
in deze brieven over het Concertgebouw en prezen de
Amsterdammers en diegenen van buiten, welke meer of
minder geregeld zich onder Mengelbergs gehoor stellen,
gelukkig, omdat het hun gegeven is eene kunstinstelling
te bezoeken, die in de wereld wol geëvenaard, maar niet
overtroffen is. Buitenlandsehe meesiers, zelf leiders van
groote orkesten, hebben zich er herhaaldelijk over uitge
laten, dat ons Concertgebouw-orkest sommige qualiteiten
heeftdie elders gemist worden. Parijs mag grooter
schare kunstenaars samenbrengen onder leiding van één
man, Munchen mag zich beroemen op andere en daardoor
meer bekende orkestaanvoerders dan Amsterdam wjj
strjjken voor geen van beide de vlag.
Toen wjj al wandelend een paar maand geleden in
onzen brief het Concertgebouw even aandeden, liet het
zich niet vermoeden, dat het daarbinnen soms stormde
stormde niet in natuurlijken zin, zooals men dat bij de
Oratorium Vereeniging concerten o.a. in het Paleis voor
Volksvlijt zoo hinderlijk bemerkt, maar figuurljjk.
Wel was bekend, dat de administratieve directeur, de
heer W. Hutschenruyter nu juist niet in groote harmonie
zich verstond met den heer Willem Mengelberg, wel
weet men dat deze laatste zoo'n beetje op voet van
oorlog leefde met de meeste leden van het orkest, die
het niet kunnen verduwen, dat de heer Mengelberg hen
wat al te veel als quantité negligeable in den hoek zet,
maar toch vermoedde men niet, dat het daar zoo spookte,
in die mate, dat men wel heeft willen beweren, dat de
gevolgen der gisting niet zonder invloed gebleven zjjn
op het gehalte der uitvoeringen.
Wat nu het laatste betrefter zijn altjjd menschen,
die meer merken dan een ander, vooral als zij weten,
dat er iets aan het handje is; eerlijk gezegd is het nim
mer in mjj opgekomen uit de kunstwaarde der uitvoe
ringen in den laatsten tijd te concludeeren, dat het niet
alles »pais en vree" was en ik denk, dat ik hierin wel
niet alleen sta.
Mits conflicten tusschen uitvoerende kunstenaars niet
al te groote afmetingen aannemen, doet men steeds wel
daaraan niet ts veel aandacht te wijdengeljjk de
palm onder het gewicht groeit, zoo is het met onderlinge
verschillen wanneer de buitenwacht daar haar neus te
diep in steekt. En kunstenaars hebben alevel wat bij
zonderszij hebban het hart meer op de tong dan de
ministers, in vroeger tijd althans, en meer dan kooplieden
van den waren ouden stempel.
Nu is het conflict, dat in het Concertgebouw gerezen
is, een conflict deels van persoonlijken aard, deels voort
spruitend uit den geest des tijds.
Aan het hoofd van het geheel staat het bestuur dat
zijn de oppermaohtigen, die slechts rekenschap en niet
te veel, verschuldigd zijn aan de aandeelhouders. Men
kan natuurlijk aandeelhouder zijn zonder lid te wezen of
ooit de uitvoeringen bij te wonen ik geloof, dat er wel
aandeelhouders, in elk geval obligatiehouders in de Oost
wonen. Dat bestuur regelt alles, ontslaat en benoemt
personeel, ook het hoogstenoch de leden, noch de uit
voerende kunstenaars, de orkest-leden hebben iets te be
weren.
Nu hindert dat den gewonen leden niethun belangen
worden uitnemend verzorgd in het algemeen door de
vier heeren van het bestuur, allen bekende en gefortu
neerde Amsterdammers. En dat zij dit laatste zijn is erg
gewenschtwant gelijk het bestuur oppermachtig Is,
is het ook aansprakelijk, zedeljjk althans, voor de nadee-
len, voortspruitend uit de besluiten krachtens die opper
machtigheid genomen, voor de tekorten op de exploitatie
ontstaan een chronisch lijden aan welke verant
woordelijkheid bestuurderen het zjj ter hunner groote
eere gezegd zich nimmer hebben onttrokken, daarbjj
VAN
MARIE CORELLI
DOOK
16)
HOOFDSTUK III.
In de rookkamer van de Bohemian'' bevond zich eene
bonte vergadering mannen van het literarisch vagebond-
type verslaggevers schrijvers van een hoofdartikel,
verzamelaars van nieuwtjes en ongelukken, die zij maar
voor bet afwinden hadden uit hun gerookt mannelijk
brein, als een touwtje van een spoelverdwaalde acteurs,
schrjjvers van tooneelstukjes, die brandend verlangden het
werk van den een of anderen beroemden vreemdeling te
vertalen om zich op die wijze aan de rokspanden van
hunnen meester vastteklemmen luidie dolgraag eene
bekende novelle tot een drama zouden herscheppen, om
daarna al het profijt in hun eigen zak te steken, aan
kondigers van nieuwe magazijnen, die een fonds zoeken
om ze staande te kunnen houden, en onder die allen zeer
zelden de verschijning van één, die reeds een schitterend
succes behaald heeft op het gebied vaD Kunsten en We
tenschappen en die hetzij als eerelid, hetzjj dat hij toe
stond dat zijn naam bij de medewerkers genoemd werd,
voorkwam, dat de club onder de prullen gerangschikt,
dat hun werk tot de schellicgs-literatuur zou gedoemd
worden. De meeningen van de «Bohemian'' de opper
vlakkige onwijze theorieën, waarmee de leden zich den
tijd verdreven en den profanen toehoorder stof tot lachen
boden werden soms in de dagbladen aangehaald, waar
door de club natuurlijk in eigen oogen iets belangrijks
kreeg, al kon een ander die belangrjjkhaid niet ont-
eene zeer gunstige uitzondering makend bij vele onder
nemingen van soortgelijken of verwanten aard.
Hebben de leden-hoorders zich niet te beklagen (er
zijn nataurljjk uitzonderingen, die allen op een egoistisch
stokpaardje rondrijden), de leden-uitvoerders denken er
anders over, en zjj hebben niet geheel ongelijk.
Er zjjn in het Concertgebouw twee directeuren, één
administratief en één als leider van het orkestzij zijn
aan elkaar niet ondergeschikt en ieder op hun beurt
slechts verantwoordelijk aan het bestuurvroeger heette
de administratieve directeur slechts administrateur; om
echter te doen uitkomen, dat hij de dienaar niet was
van den orkestaanvoerder werd hem de titel gegeven van
directeur-administrateur dat was een goedkoope onder
scheiding, die echter misschien mede heeft gewerkt om
conflict in het leven te roepen, terwjjl de inventie juist
geschied was, om dat te voorkomen.
Administratief directeur was tot voor korten tijd de
heer Hutschenrujjtersedert werd hij na zijn gevraagd
ontslag vervangen door den heer De Booij, oud-zeeofficier,
zwager van den heer Charles E. H. Boissevain, die ge
durende enkele maanden deel uitmaakte van het bestuur
van het Concertgebouw.
De heer Hutschenrugter nu was de man, die steeds
opkwam voor de belangen van de leden van het orkest,
hij was als het ware hun zaakwaarnemer in den besten
zin van het woord waar hij meende, dat de heer Mengel
berg of het bestuur hun belangen niet behartigden op
de wijze, gelijk hij dat nuttig achtte, sprong hij in de
bres, en hij deed dat met veel jjver.
Het kon niet uitblijven, dat de verhouding met den
heer Mengelberg hierdoor schade leed. Wij willen op de
uitnemende qualiteiten van dezen musicus niets afdingen,
maar te ontkennen valt het niet, dat hij zich op een
standpunt pleegt te stellen, zoo verheven boven dat van
zijn executanten, dat prikkelbaarheid en geprikkeldheid
niet kondon achterwege blijven. Te eer geschiedde dit,
waar de financieele verhouding in de bezoldigingen van
leider en geleiden wel wat al te zeer uit het oog was
verloren de leden van het orkest verdienen een minimum
gemiddeld f 1000 waarvoor een hoog kunstenaars-
gehalte en zeer veel arbeid wordt gevorderd, de heer Men
gelberg maakt ongeveer 10 maal zooveel en heeft misschien
verantwoordeljjkor werkkring, maar in dienst van het
Concertgebouw lang niet zooveel arbeidsuren te vervullen
als de orkestleden.
Nu zjjn wij er niet over om, hetzij het salaris, hetzij
den arbeidsduur met den centimeter uit te meten en te
vergelijken, maar de vraag is toch, of het bestuur in deze
tijdsomstandigheden niet beter had gedaan met wat meer
aandacht te wjjden aan deze zijde der quaostie. Het be
stuur stelt zieh op het standpunt, wien het niet bevalt,
die ga hoe eer hoe beter heen, maar in 't algemeen kan
men dien eisch toch niet doorvoeren.
De heer Hutschenrujjter kwam meer en meer in conflict
met den heer Mengelberghet ging over repetitietjjdeo,
boetes enz. enz., en de heer Mengelberg duldde hierin
terecht geen inmenging. Het bestuur ging daarin
geheel met hem accoord en verleende hem daarvan acte.
De heer Hutschenruijter vroeg ontslaghet bestuur
aarzelde tot de heer Hutscnenruijter op een goeden dag
het gevraagde ontslag (hij had er de laatste weken niet
opnieuw op aangedrongen) kreeg. In hoeverre het vinden
van een nieuwen titularis van invloed is geweest op de
ontslagverleening kan iemand buiten het bestuur niet be-
oordeelen formeel was dit laatste trouwens in zijn recht.
Zoo miste het orkest voortaan een machtigen steun
de heer Hutschenruijter is een honorabel man en zjjn
woord was bij het bestuur niet steeds zonder invloed ge
weest misschien had hij bij wat meerder diplomatie het
verder gestuurd en had hjj ten slotte een nieuw arbeids
contract voor de orkestleden, dat hjj geconcipieerd had,
tot stand gebrachtnu ligt dat voorloopig ter neer.
Maar zooals het gewoonlijk gaat, als de helden gestorven
zjjn, komen de epigonen. De heer Hutschenrujjter had
steeds met open vizier gestreden wjj beoordeelen zijn
standpunt overigens niet de anonymi zjjn gevolgd.
In een sobere brochure, die wellicht aan wat al te
groote soberheid ljjdt, heeft de heer Hutschenrujjter zjjn
geschiedenis van het Concertgebouw-conflict gegeven, sedert
dekken. Van tjjd tot tjjd vertoonde de vergadering zich
ook zeer royaal, door den een of anderen twijfelachtigen
«gcooten man", op een drieguldens diner te vragen, en
hem dan «den gast van den avond" te noemen. De gast
zat gewoonlijk somber voor zich uit te kj]ken, voor zjjn
half koud, half ongaar maal, en overlegde eens bjj zich-
zelven of er geen kans op zou zjjn bijtijds weg te komen,
om dan onderweg naar huis nog een schapencotelet te
nuttigen als vergoeding voor deze kwelling. De «Bohe
mian" scheen langen tjjd in verval, dat kwam omdat de
leden halsstarrig iederen nieuwen aspirant naar de eer
van het lidmaatschap, weigerden. Da reden hiervan was
te zoeken in den chronischen toestand van zenuwachtige
jjverzucht, waarin de «Bohemians" steeds leefden. Tot op
eene zekere hoogte en voor zoover hunne persoonlijke
bitterheid het veroorloofde, vormde ze een «Elkaar Bewon-
erende Club" en vreesden ze de toelating van iederen
vreemdeling, die «hunne strekenen manieren" zop kunnen
ontdekken.
Ze hadden een eigen advocaat, die de geschillen van
de club moest uitmakenwanneer de gelegenheid zjjne
diensten vereisehteeen eigen dokter, een grappig en
zeer bekwaam manneke, die 's avonds heel graag door de
kleinere straten mocht dwalen en daar zjjne aauteekenin-
gen maken voor eene medische verhandeling over Lite
rarische Spjjsvertering, of hoe de hartstocht der ijverzucht
werkt op de Maag en Milt en andere Levensorganen, een
werk dat naar zjjne meening groote belangstelling onder
zjjne collega's zou wekken. Maar ondanks de mooie namen,
den advocaat en den dokter van de Club, betaalde de
«Bohemian" niet. Zo scharrelde voort, m iar had met al
lerlei moeiljjkheden en schulden te kampen, zooals de
meeste van hare leden. Van tjjd tot tjjd gaven ze een
rookavondje, waarvoor extra betaald moest worden, en
tweemaal per jaar werden er ook dames tot hunne diners
toegelatengedurende welke feestmalen ze toespraken
hielden tot de schoone sekse, waarin ze duideljjk zeiden,
dat [dames daar eigenljjk niets te maken hadden. Toch
was de «Bohemian" geene bloeiende onderneming, al gaf
een satirisch verhaal, dat als een loopend vuurtje door
kwam een zekere heer Veritas en deed zjjn licht ook
schijnen. Wie nu Veritas is, bljjkt niet; wel is het uit
de bekendheid van hem met enkele interne gebeurtenissen
in het Concertgebouw, waarschjjnljjk, dat hjj deel uit
maakt van het orkestin elk geval behoort hjj niet tot
de ontwikkelde menschenzjjn taal is in elk opzicht zeer
gebrekkig, zjjn wjjze van strjjdvoeren niet nobel, nog af
gezien van het feit, dat een anomymus liever geen per-
soonljjke campagne moest openen.
Veritas zegt, dat het den heer Mengelberg, die hjj
zegt het in 't voorbjjgaan even als kleinigheid noch
als mensch, noch als kunstenaar gezien is aan vjjf
eigenschappen, onmisbaar voor een kapelmeester mangelt
lo. Degeljjke wjjze van instudeeren.
2o. Duidelijke maatslag.
3o. Een zoo devote eerbied voor de werken der muziek-
goden, dat 't hem geen oogenblik ook maar in de gedachte
komt, daarin denkbeeldige correcties aan te brengen.
4o. Een zoo heldere blik in de werken, die hjj uitvoert,
dat dit inzicht bem verheft verre bovon de schare, welker
geesteljjk leider hij is.
5o. 't Achterwege laten van al, wat naar uiterlijk offset
zweemt.
In deze woorden formuleert Veritas zijn j'accuse. Eén
bladzijde wjjdt hij aan de staving, één bladzijde nog niet
ten volle, want allerlei haspelt hjj er tusschen door. Al
dus lichtvaardig maakt men eeen veelgeprezen man af.
Wjj willen aannemen, dat de heer Mengelberg soms
wat agaceerend op zjjn menschen werkt, wjj hopen, dat
het bestnm zacht, maar beslist den heer Mengelberg den
goeden weg zal wijzen, dien hjj gaarne zal volgen, omdat
dit slechts kon leiden tot veraangenaming zijner positie
en tot bloei van ons orkest, maar wjj wjjzen toeh met
beslistheid af hot bedrijf van aftuigers, die zoo weinig te
beweren hebben en zoo poover dit doen 'als Veritas.
Juist door dit bedrijf verwerft de heer Mengelberg daar
sympathie, waar hem die anders niet zoo gretig geschonken
wordt.
Stoomtram Ugmoud—AlkmaarBergen.
Uit het ons toegezonden verslag van de Stoomtram-
weg-Maatschappjj EgmondAlkmaar—Bergen ontleenen
wij het volgende:
Bjj de akte van oprichting werden als leden van het
bestuur aangewezen de heeren C. Bosman en G. Ripping
te Alkmaar, J. van Reenen te Bergen en P. W. Sohipper
te Egmond aan Zee. Het bestuur koos tot zjjn voorzitter
den heer C. Bosman en tot onder-voorzitter den heer
G. Ripping, en benoemde tot secretaris-boekhouder den
heer mr. W. C. Bosman, advocaat te Alkmaar.
In de algemeene vergadering van aandeelhouders van
19 Maart 1902 werd als vjjfde bestuurslid gekozen de
heer J. C. Gülcher te Hilversum, die zich deze keuze liet
welgevallen.
Overeenkomstig de bepalingen der statuten stelde het
bestuur vast, dat de storting van het maatschappeljjk
kapitaal moest geschieden 10 pCt. op 15 Maart 1902
de resteerende 90 pCt. op 1 Augustus 1902. Daze stor
tingen door de aandeelhouders hebben plaats gehad.
Van het voormalig tramcomité Egmond—Alkmaar
Bergen werden door het bestuur overgenomen alle plannen,
bescheiden en papieren, betrekking hebbende op den ont
worpen stoomtramweg, terwjjl tevens aan dat comité de
gemaakte onkosten werdeD gerestitueerd. Het is hier de
plaats om een woord van oprechten dank tot dat Comité
te richten, dat de voorlooper is geweest van onze Maat-
schappjj en dat door zjjn krachtig initiatief en zjjne vol
hardende werkzaamheid de totstandkoming der hoogst
nuttige en zeer gewenschte tramwegverbinding heeft ver
zekerd. Al zjjn arbeid en invloed heeft dat Comité geheel
belangeloos aan de zaak ten beste gegeven.
Tot deskundige van do maatschappjj, belast mat het
opmaken en uitwerken der plannen en met de latere
uitvoering van het werk werd benoemd de heer A. G. den
Boesterd te Amsterdam, die bereids als zoodanig voor
het voormalig tramcomité werkzaam wa3 geweest.
Reeds op 27 Januari 1902 deed het bestuur aan den
minister van waterstaat, handel en njj verheid toekomen
een volledig stel van de teekeningen van den Stoomtramweg
met de teekeningen voor iedere gemeente afzonderljjk, de
de stad ging, haar wel eens een beetje bekendheidgeen
Yankee of Goudvink scheen geneigd te zjjn bare schulden
voor zjjne rekening te nemen. Een vuiler, goorder, onte
vredener troep mannendan die we op den bewusten
avond in de rookkamer bjj elkaar vonden, zou men moei-
ljjk ergens anders tusschen Londen en zijne Antipoden
kunnen aantreffen alleen de kleine dokter, die met de
beenen over elkaar, in een gemakkelijken stoel lag, scheen
nog al genoegen te hebben in zjjne rol als onpartjjdig
toehoorder. Zjjn glimlaoh tenminste getuigde van vol-
komene tevredenheid met zjjn ambt; hij was juist bezig
eene studie te maken over een langharigen dichter, die
zjjne eigen recensies schreef. Deze zoon der Muse, was
een vieze, voile man, wiens weelderige lokken ons onwil
lekeurig aan een geitenharen vloermat herinnerden, waarop
roekelooze bezoekers hunne modderige schoenen hadden
afgeveegd. Hjj zal zich van tjjd tot tjjd wel eens gewas-
schen hebben dat ljjdt geen twijfel, maar toch had zjjn
huid iets van die bjjzondere kleur, waarover Lady Mac
beth klaagt, als ze zegt «Al de parfums van Arabie
zouden niet in staat zjjn er eenige kleur of heerljjkheid
in te brengen 1"
«Jaundice" grinnikte de kleine dokter. «Nu ik geef
hem nog hoogstens een jaar en dan is het gedaan met
hem. Hjj rookt veel te veol, drinkt te Veel whisky, en
dat bjj al zjjne teleurstellingen Al concentreert zich ook
altijd weer zjjne verbeelding op zichzelven, hij bent geen
viooljjkheid, geen scherts, geen vriendelijkheid. Dit alles
werkt slecht op de gezondheid, zoo slecht als er maar
iets zijn kanMaar, lieve Hemel, wat komt het er ook
op aan geen mensch zal hem missen 1"
Hg wreef zich eens triomfantelijk in de handen.
Intusschen zat de rijmelaar, wien dit doodvonnis gold
op een kleinen afstand aan een tafeltje en schreef over
zichzelven
«Als Shelly een dichter was, als Byron dien lof ver
dient, als we Shakespeare den koning der zangers en der
tooneeldichters noemen, dan is Aubrey Groveljjn ook een
dichter, die met deze groote mannen in een adem ver
dient genoemd te worden. Bezielende gedachten, schoone