"büitknlandT No. 56. derate blad. Honderd en zesde jaargang, 1*104. ZONDAG 8 MEI. TER KENNISMAKING. Algemeen Overzicht. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt t)lnsdag>, Boaderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaab f 0,8©franco door het geheele rjjk t 1, SR Nummers f tt,9S. Afzonderlijke nummers 8 ets. Telefoonnu«B»er 3. ®"rljs der gewone advertentlën t Per regel f 0,18, Groots letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N/V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOONVoordam C 9. Bij het aanvaarden van mijn werkkring als hoofd redacteur van de Alkmaarsche Courant" zij het mij vergund een kort woord tot de lezers van dit blad te richten. Mjjn komen te Alkmaar opent eeu nieuwe periode in mijn leven, dat grootendeels der journalistiek word gewijd. Een periode, die mij belooft een rustig werken na jaren van zenuwachtigen arbeid een naarstig behartigen van plaatselijke belangen na aandeel te hebben gehad aan het drukke levensgewoei. Ik wil er hier met een enkel woord op wijzen, dat ik aanvankelijk werkzaam ben ge weest voor »Het Nieuws van daa Dag", bij de oprich ting van het dagblad »Da Telegraaf" daaraan werd ver bonden, eerst als redacteur en vervolgens als hoofdredac teur, en dat ik in de laatste maanden de leiding had van het weokblad »Onze Kinderen", behoorende bij het .Algemeen Handelsblad". Aldus doorliep ik de jonrna listiek in al hare phasen. Een samenloop van omstandighedenwaarvan een nadere aanduiding voor den lezer geen belang zou hebben, heeft 't voor mij wenschelijk gemaakt den baud met het .Handelsblad" te verbreken, hoewel daarmee gepaard g>ng een gedeeltelijk scheiden van de Nederlandsche jeugd, die mjj aantrekt door de groote bekoring, welke er van haar uitgaat. In de dagen, waarin ik gedrongen werd tot dit besluit, kwam tot mij uit Alkmaar een roepstem om daar mijne journalistieke werkzaamheid voort te zetten, om daar mijne krachten te geven aan de bevordering van den bloei der .Alkmaarsche Courant". Die roepstem klonk mij als muziek in de ooren. Want 't is altijd mijne illusie geweest in een kleinere stad de leiding te hebben vau een blad, dit te maken tot een orgaan, waarin men den polsslag van het ge meentelijk leven kan hooren kloppen, zulk een courant te doen meeleven met wat de gedachten der ingezetenen vervalt. Een blad, waarnaar even gretig wordt gegrepen als naar het groote dagblad, dat elders het licht ziet, omdat men in het eigen orgaan veel meer zal vinden het huiselijke, het nabij-liggends dat 't meest interesseert, de beschonwing en het nieuwtje van belang voor de naaste omgeving. Een blad in het algemeen, dat niet uit het oog verliest wat gaarne in de hniskamer wordt gelezen, maar dat tegelgkertijd altijd op zijn post is, wanneer het belang van de Burgerij kan worden bevorderd. Een blad ook, waarin plaats is voor de meeningen van allen, ook van tegenstanders, mits zij slechts voldoen aan de eischen, die een beschaafde journalistiek mag stellen. Zulk een orgaan te redigeeren ik herhaal 't heeft mij altijd zeer toegelachen. En uit geen stad van Nederland had ik zulk een verzoek liever gehad dan uit Alkmaar. Uit Alkmaarde .schooue Stee", reeds door zooveel dichters bezongen, waar welvaart heerscht dank zij de gunstige ligging ais marktplaats, waar de producten van veeteelt en landbouw worden omgezet in zilveren schijven, waarvan weer een deel hun weg vindt naar de zoo welvoorziene en goed ingerichte winkels en magazijnen. Alkmaar, de stad met baar roemrijken klank in de ge schiedenis, met haar instellingen en inrichtingen, die be wijzen hoe goed men er met den tijd is meegegaan. Alk maar, waaromheen zich slingert een gordel van hoornen en struiken en bloemen en waterpartgen Alkmaar, dat beeft in zijn naaste omgeving de mooie bossehen en het wonderschoone duin-landschap. En wat voor mij per soonlijk een bron is van vreugde in deze stad, het zjjn de blijde jeugd-herinneringen, die winnen aan lieflijkheid naarmate de jaren klimmen. Te Alkmaar toch mocht ik worden opgeleid voor mijn werk in de Maatschappij op de banken der Hoogere Burgerschool aan de Paar denmarkt heb ik geluisterd naar de wetenschap, die men eerst recht leert waardeeren als de dagen der prille jeugd zijn voorbijgegaan. Kort nadat ik de Hoogere Burgerschool had verlaten, trad ik in verbinding met de heeren Harm. Coster Zoon. In het kleine dorpje, waar mjjne ouders woonden en waar ik op een der bovenkamers van de eenvoudige pastorie mij met de borst ging toeleggen op de studie voor het examen Middelbaar Ouderwijs Aardrijkskunde, in dat kleine dorpje werd ik aangesteld tot correspon dent van de .Alkmaarsche Courant". Ik was zeer vereerd met deze benoeming, zij deed mij gaan naar de Raads zaal, wanneer er maar iets van belang aanhangig was, zij deed mjj bezoeken afleggen bij boeren in Beemater en Sehermeer, opdat ik iets zou kunnen schrijven over de landbouw-toesta nden in die droogmakerijen. Mijne relatie met de .Alkmaarsche Courant" bleef be staan, toen ik naar Amsterdam verhuisde; daar werd ik de Amsterdainsche briefschrijver van dit blad. Meer dan tien jaar heb ik mij van die taak gekweten, totdat in Maart van het vorige jaar mjjne zeer omvangrijke werk zaamheden mij dwongen, een collega te verzoeken tijdelijk mjjn werk over te nemen. Weinig kon ik toen ver moeden, dat er een dag zon komen, waarop ik in de hoedanigheid van hoofdredacteur der .Alkmaarsche Cou rant" dienzeltden collega zou verzoeken, zicb verder geregeld met het schrijven dier brieven te belasten. Ook werden in den loop der jaren een aantal artikelen door mij voor dit blad geschreven. Soms ook verzochten de heeren Coster mij voor hun blad van belangrijke gebeurtenissen verslag te makenik herinner mij o.a dat ik ingevolge hun opdracht dc vloot-revue heb mee gemaakt op de reedo van Texel, waarbij H. M. de Koningin tegenwoordig was, en ook dat ik voor hen schreef een schets van de Sport-tentoonstelling te Scheve- ningen. Wat ik met dit alles maar zeggen wilde is, dat de .Alkmaarsche Courant" en mijn persoon geen vreem delingen voor elkaar zijn. En ik mag hieraan toevoegen, dat ik steeds met het meeste genoegen voor het blad heb gearbeid. Nu is de band veel nauwer toegehaald. Maar nu ook is 't voor mij een persoonlijke eerzucht geworden om den inhoud van hot blad zoo goed mogelijk te maken. Wij staan hier tegenover een courant, die honderd-en- zes jaren hare lezers trouw heeft gediend. Zulk een leeftijd stemt tot groote behoedzaamheid, waar men wil beginnen aan hervormingen. Ln waa. niettemin eeaige veranderingen zullen worden aangebracht en sommige rubrieken met meerdere zorg zullen worden behandeld daar kan men ervan overtuigd zijn, dat zulks geschiedt met den grootsten eerbied en de meeste waardeering voor betgeen mijne voorgangers op deze plaats hebben tot stand gebracht en alleen onder den aandrang van het besef, dat nieuwere tijden ook nieuwere eischen voor de redactie van een orgaan meebrengen. Wat door mij beoogd wordt is het voortbouwen maar dan ook het voortbouwen met jeugdige energie, op de fundamenten, die lang ge leden werden gelegd en zoo hecht zijn gebleken. In algemeene trekken heb ik hiermee geschetst, hoe ik mij voorstel mij nuttig te maken voor de .Alkmaarsche Courant" en hare lezers. Men vrage van mij geen meer dere beloften. Ik heb heden met groote opgewektheid mijn nieuwe ambt aanvaard, nu late men mjj aan het werk en daarbij zal 't mijn streven zjjn mij de sympathie van een steeds grooter lezerskring te verwerven. Slechts zij men er zich van bewust, dat om van de .Alkmaarsche Courant" te maken het orgaan zooals ik dat in den aanhef schetste, ik noodig heb de mede werking en de voorlichting van zeer velen. Menigmaal zal ik moeten aankloppen bij dazen of genen om met meerdere zaakkennis over een of ander plaatseljjk belang te kunnen schrijven ik hoop zeer, dat men mij bereid willig zal willen te woord staan. Ook zjj een beroep ge daan op de medewerking van allen, die iets weten dat van belang is voor do lezers van dit blad vriendelijk verzoek ik hun mij daarvan mededeeling te willen doen. Eiken dag tusschen 9 en 4 uur ben ik te vinden op het bureau der courant op den Voordam, waar ik gaarne allen zal ontvangen die mg behulpzaam willen zijn in mijn streven om de kolommen der .Alkmaarsche Courant" zoo belangrijk mogelijk te maken. Da éénling moge van nog zoo goeden wille zijn, hij kan niet zonder de hulp van anderen een courant maken tot hetgeen zij behoort te zijn. Zóó aanvaard ik heden mijn taak èn in 't bewustzijn, dat er hier een groot arbeidsveld voor mjj open ligt, èn met het besef, dat mijne krachten den steun zullen behoeven van zeer velen. W. P. ANDRIESSEN. 't Is een week van spanning geweest voor hen, die met" belangstelling de gebeurtenissen op het wereldtooneel Eerst gernchten, dat 't aan de Yalce-rivier was ge komen tot een treffen tusschen de Japanners en de Russen, daarna berichten die in 't onzekere lieten aan welke zijde de zege was bevochten, eindelijk de ge wisheid, dat ook bij de eerste botsing te land de krijgs kans den Russen niet gunstig is geweest. Toen gleden op de redactie-bureaux der bladen van de Oude en de Nieuwe Wereld de pennen over het papier om aan hot gebeurde een uitlegging te geven in overeen stemming met de gevoelens ten aanzien van de strijdende partijen. Wie aan de Japanners een goed hart toedroegen stelden het voorgevallene aan de Yaloe-rivier voor als een schitterende overwinning, die da snperioriteit van het Japansche leger onmiskenbaar aan het licht heeft gebracht wie vreezee voor de driestheid en d® ver overingszucht van het gele ras mochten zich troosten met de wotenschap, dat de Rassen reeds van "te voren be kend hadden gemaakt, dat 't niet in de bedoeling lag van hun veldtochtsplan om de stellingen aan de Yaloe- rivier ten koste van wat ook te verdedigen en te behouden. De oorlog is voor den dagbladschrijver wat gapende afgronden en woeste bergstroomen zijn voor den toerist. Wie trekt naar vreemde landen om daar de natuur, waar zjj zich het onherbergzaamst toont, te bespieden, denkt na dagen van zwervens in de meest ontoegankelijke stre ken met ontzetting terug aan de gevaren, waaraan hij blootgesteld is geweesthij ziet vóór zich de onpeilbare diepten, waarlangs hij is gekropen of geschuifeld en houdt zich voor, hoe slechts eenmaal zijn voet had behoeven uit te glijden om zwaar gestraft te worden voor zijne stoutmoedigheid Maar als de vermoeienissen van zulk een tocht zijn vergeten, dan hunkert hij weer opnieuw naar de eenzame rotsen en hij rust niet, voordat hij ander maal ronddwaalt in de streken, waar het gevaar groot is maar de bekoriDg ook zonder voorbeeld. Zoo staat de journalist tegenover den verwoestenden oorlog. In oogenblikken van kalm nadenken verfoeit hij hem. Dag aan dag verleenen de conranten haar hnlp om verteedering te brengen in de harten der menschen, maar wat is de uitkomst daarvan gering, vergeleken bij de ruwheid, bij het onmenschelijlie, die daar uitgaan van de slagvelden. Met zorg en met moeite wordt al het mogelijke gedaan om brooze uienscheulevena voor onder gang te behoeden, om zieken behouden te doen bljjven voor hunne geliefden en in den strijd worden honderden en duizenden menschenlevens geofferd, waardoor rouw wordt gebracht in vele steden en dorpen. Wanneer van het gevechtsterrein de rookwolken zijn opgetrokken, dan liggen daar verspreid de ontzielde lichamen van krachtige, jonge mannen, d8 vreugde van hunne ouders, van hunne vrouwen, de hoop en het vertrouwen van hunne kinderen. En hoe grooter hun aantal is, des te luider juicht de tegenpartij des te meer is de journalist doordrongen van het besef, dat hij het buiten kansje neeft van aan zijn lezers iets te kunnen mee- deelen, dat zij met ingehouden adem zullen verslinden. Vijfhonderd, duizend, twee dnizend man gesneuveld.... welaan, nu zal geen dagbladlezer behoeven te klagen, dat de oorlog hem verveelt omdat er zoo weinig voorvalt tweeduizend, driedoizend man gewond en eeDige hoofd officieren gekwetst of gedood daar zal gegrepen worden naar de courant en 't meest zal geprezen worden de journalist, die het levendigst de slachttooneelen zal kunnen beschrijven. Zóó komt de journalist in geestdrift voor hetgeen hij in zijn hart verfoeit, zóó brengt het beroepsbeUng tot zwijgen wat in hem als mensoh in opstand komt. Wij behooren mee te gaan met dien stroom en wij zullen samensprokkefen het voornaamste, dat er over de gebeurtenissen op het gevechtsterrein in de laatste dagen is bekend geworden. Uit het uitvoerig rapport van generaal Koeropatkine, dat zich onderscheidt door een streven om de waarheid onverbloemd weer te geven, blijkt hoe de Rassen bestookt werden door front- en flank- aanvallen, en hoe groote moeite 't heeft gekost aan den vijand te ontkomen. In het bijzonder trekt 't de aandacht, dat zooveel Rnssische officieren, zijn gesneuveld bijna alle commandanten zijn gevallen aan het hoofd van hunne troepen en de dertig officiereu door de Japanners krijgsgevangen gemaakt, zijn allen ernstig gewond. De dapperen hebben stand gehou den zoo lang 't maar eenigszins mogelijk was. Allen zijn 't er trouwens over eens, ook de Japanners, dat de Ras sen zich als helden hebben gedragen. Een der verschrik kelijkste episoden van het gevecht was wel de wan hopige aanval van een Rnssisch regiment zonder artillerie op twee Japansche afdeelingen. Voorafgegaan door den aalmoezenier, die een kruis omhoog hield, vochten de Rassen als leeuwen en bij menigten deden zij hunne vijan den vallen, doch zij waren niet opgewassen tegen de ver pletterende meerderheid en zij werden tot op bijna den laatsten man vernietigd. Zeer zwaar moeten ook de Japanners hebben geleden doch bij hen mist men daaromtrent de openhartigheid welke de Russische rapporten kenmerkt. Uit Tokio komt evenwel het bericht, dat 't noodzakelijk wordt geacht een nieuwe divisie naar het Yaioe-leger te zenden, wijl dit versterking behoeft. Reeds zou daartoe zijn over gegaan doch men vreest dat de transportschepen zullen bemoeilijkt worden door het Wladiwostok-eskader en de Japanners kannen daartegen weinig doenomdat de meesten hunner oorlogsschepen dienst moeten doen om Port-Arthur ten val te brengen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1904 | | pagina 1