Yaw Week tot "Week-
BIK1EULAND,
No. 64. Tweede blad.
Honderd en zesde jaargang.
Zondag 29 Mei 1904.
Nieuwstijdingen.
ALKMAARSCHE COURANT.
Over Staatspensionneering.
Wy schrjjven dit stuk onder den indrak van hetgeen
wij op den Tweeden Pinksterdag hebben gehoord in het
Heiloër-bosch op de openlucht-meeting, georganiseerd doo r
de Noord-Hollandsche propaganda-commissie van den Bond
voor Staatspensionneering.
Er was daar zoo velerlei tegenstelling.
'tWas 'n dag, zóó rijk door zonnestralen en lente-lucht
begunstigd, dat men in zich voelde komen den wensch
om te gaan naar een eenzaam boschpaadje, zich daar uit
te strekken tusschen het geurige voorjaarsgewas en dan
te droomen. te droomen uren en uren achtereen. Er
komen zoo elk jaar eenige dagen, die doen verlangen
naar het ontwijken van het menschen-gewoel, waarop
natuur zich aanbiedt om de zenuwen tot rust te brengen,
die in den tredmolen van het dagelijksch leven 't zoo
zwaar te verantwoorden hebben. Dagen, waarop de lachen
de zon en het suizende koeltje tot den mensch schijnen
te zeggenLaat heden uw gewone zorgen varenbekom
mer u niet om hetgeen in de werkelijkheid toch maar
nietig is en voorbijgaatlaat uwe gedachten opklimmen
naar hoogere regionen, waaraan Gy niet denken kunt te
midden van het alledags-levenwjjd U heden aan uwe
geestelijke behoeften en schud de stoffelijke zorgen van U.
Zulk een dag was de Pinkstermaandag, 't Was zoo
mooi in onze bosschende blad'ren der boomen en struiken
waren nauw ontloken en prijkten in volle jeugd-schoon-
heidde hemel toonde alomme de blijde-blauwe kleur
de vogels, de onbezorgden, zongen zoo vroolijk hun jubelend
voorjaarslied 't was als ging door de bosschen een
versterkende adem, die verhoogde werking bracht aan
longen en lichaam. Een dag om niets anders te doen
dan te genieten, volop te genieten van de natuur.
Zij, die daar waren saamgekomen in de Heiloër bos
schen, waren er met een ander doel. Indien zij vernomen
hebben de stemmen der levende, maar onbezielde natuur,
dan hebben zij zich geweld aangedaan om niet daarnaar
te luisteren, want zij hadden geen tijd voor droomen en
dichtenzij moesten zich geven aan een zaak van zuiver
materialistischen aard. En zóó werd die zaak ook opgevat
door de sprekers, wier woorden van het spreekgestoelte
ons bereikten. Och, het contrast was zoo groothet
lachende bosch en het met licht overgoten gebladerte
en daarbij het nuchtere woord van mevrouw Haver
>Als wij, vrouwen, oud worden, dan houden wjj onze
maag en we hebben ook dan graag, dat er wat in komt."
En toch men zou aan de beweging voor Staats
pensionneering onrecht aandoen, wanneer men haar zou
verstoken achten van een ideëele zijde. Want al zoekt
zij naar bevrediging van materiëele eischen, zij doet dat
uit bekommering voor het lot van de ouden van dagen,
dus uit liefde voor den evenmensch.
Wat de Bond voor Staatspensionneering beoogt wordt
duidelijk gezegd in art. 1 van zijne statuten >het tot
standkomen eener Wet, waarbij aan alle Nederlanders,
zoowel vrouwen als mannen op een nader bij bedoelde
Wet aan te geven leeftijd, recht wordt toegekend op een
gelijk Staatspensioen, zonder premiebetaling de kosten
te vinden uit da opbrengst van bestaande of nog te hef
fen belastingen."
Rust op den Staat dus redeneeren de voormannen
van den Bond de plicht om uit de belastingen voor
zijne weerbaarheid te zorgen, hij is minstens evenzeer
verplicht hiervoor te zorgen, dat ouden van dagen geen
gebrek lijden, te meer daar hij weet, dat de ingewik
kelde inrichting der maatschappij nog in lengte van dagen
zal medebrengen, dat voor zeer vele ouden een pensioen
noodig is, zullen zij niet overgegeven zjjn aan de ellende
der armoede. En die armoede is immers voor een goed
deel het gevolg van de gebrekkige inrichting van den
Staat, waardoor de geproduceerde rjjkdom onrechtvaardig
wordt verdeeld. Aan dat laatste moge op zich zelf niets
te doen zijn, het is niettemin staatsplicht de gevolgen
van het onrecht te verkleinen en den armen op leeftijd
te verstrekken hetgeen ze inderdaad of wellicht in den
loop der jaren te weinig ontvingen.
In dit betoog is zeker heel veel, dat velen gaarne zul
len onderschrijven. Er zijn wel-is-waar van enkele zijden
bezwaren geopperd tegen het beginsel der Staatspension
neering, doch op de voorstanders daarvan zullen deze zeker
geen diepen indruk gemaakt hebben. Eenigen hebben
betoogd, dat het behooren in de maatschappij tot de
oeconomisch zwakken is te wijten aan eigen schuld
dat is gemakkelijk te zeggen, wanneer men zelf welstand
geniet, maar men heeft maar rondom zich te zien om
te ervaren, dat zulk een uitspraak voor enkelen moge
gelden, doch het algemeen hierbuiten valt. Anderen zou
den wel willen meegaan, indien werklieden en werk
gevers zelf bjjdroegen tot het pensioen, doch hebben zij
zich wel afgevraagd of zoo iets mogelijk is bij de soms
zoo lage loonen en of 't billjjk is den werkgever nog
weer nieuwe lasten op de schouders te leggen. Derden
hebben hunne bezorgdheid zoo ver gedreven, dat zij vrees
den voor een staking van het uitoefenen der weldadigheid.
En nog weer anderen zijn aangekomen met de argu
menten waarmee het gebruikelijk is, alle nieuwe ideëen
te bestrijden.
Op die manier komt men niet verder. Neen, dan lie
ver ruiterlijk verklaard, dat van de menschheid een groote
zorg zou zijn weggenomen, indien inderdaad de zeker
heid er was, dat geen burger en geen burgeres bij het
klimmen der jaren een kommervol bestaan zou hebben
te leidenindien 't vaststond, dat in de woningen van
hen, die het grootste deel van hun levensweg hebben
afgelegd en niet meer het noodige kunnen verdienen,
voortaan stoffelijke welvaart zou heerschen.
Werkelijk, het verbaast ons, dat er nog propaganda-
meetings noodig zijn om voor zulk een vooruitzicht be
keerlingen te maken. Wanneer men in onze maatschappij
aan de menschen hoofd voor hoofd de vraag voorlegde
of zij iets voelen voor het denkbeeld der Staatspension
neering, dan zou de groote meerderheid zieh immers
daarvoor verklaren.
't Wil ons dan ook voorkomen, dat zij, die agiteereu voor
den Bond, hunne kracht in iets anders hebben te zoeken.
Zij hebben, naar 't ons toeschijnt, vóór alles te zorgen,
dat zij ons overtuigen van bet uitvoerbare van hun
wensch. Hierin ligt het zwakke punt van de boweging.
't Is niet voldoende om een goed en nobel beginsel naar
voren te brengen, men moet ook zoeken naar de middelen,
waardoor 't tot uitvoering kan komen. Als morgen zich
een Bond vormt, die zich ten doel stelt om te maken,
dat elke jongeman op een zekeren leeftijd over voldoende
middelen beschikt om een huwelijk te kunnen sluiten,
waar de armoede geen toegang kan krijgen, dan zullen
zeer velen dit prachtig en prijzenswaard vinden, maar
men heeft daaraan niet veel, wanneer niet tevens de weg
wordt aangewezen, waarlangs 't mogelijk is iets dergelijks
te verwezenlijken. Laten de mannen, die pleiten voor
Staatspensionneering zich hieraan spiegelen. Laten zjj
komen met berekeningen, gebaseerd op vertrouwbare
statistieken en al is het eindcijfer, dat zij vragen, ook
hoog daarmee zal toch de beweging in kracht en in
ernst hebben gewonnen. Het beginsel zal vanzelf zijn
weg wel vindenals men echter staat tegenover behoor
lijke ramingen, dan kan men nog eens nader spreken
over de manier, waarop het gevorderde geld is te krjjgen.
Op de meeting te Heilo werd dit eardinale punt door
een der sprekers beschouwd als van ondergeschikt belang
zoo mag men zich hiervan niet afmaken. Wij behoo
ren dienaangaande veeleer zekerheid te hebben. Uit het
rapport der Staatscommissie voor arbeiderspensionneering
putte de heer Van Houten de wetenschap, dat dadelijk
een storting van 223 millioen noodig zou zijnDe
heeren Wieringa en Boswijk, de vaders van den Bond,
zeggen zonder eenige toelichting, dat er jaarlijks ruim
60 millioen vereischt zullen worden, wanneer men aan
alle mannelijke en vrouwelijke Nederlanders van 65 jaar
en ouder een bedrag uitkeerde van f 4.per week. En
zoo wij ons niet vergissen is de Oommissie uit den Bond,
die een adres zou richten tot de Regeering over deze
zaakgekomen tot een bedrag van 40 millioen per jaar.
Dat alles staat veel te veel op losse schroeven.
Eu toch is 't volstrekt niet onmogelijk een behoorlijke
begrooting te maken. Zij zal zeker veel studie vereischen,
maar de zaak is die ten volle waard. Er zal heelwat
moeten becijferd worden, er zal moeten worden nagegaan
wat door Staatspensioen zou worden uitgewonnen door
ontvolking der ongelukkige armhuizen en der oude mannen-
en vrouwenhuizen, door het afnemen van het aantal ge
vangenen, door het verschaffen van het middel om zichzelf
te redden aan hen, die nu ten laste komen van de lief
dadigheid of den Staat enz. enz. Hoe beter gedocumen
teerd zulk een begrooting is des te beter.
Dit wil ons toeschijnen de eenige manier te zijn om
het denkbeeld van Staatspensionneering meer en meer
ingang te doen vinden bjj ernstige mannen, die met hun
naam en bun invloed tot machtigen steun voor de be
weging kunnen zijn. Met een tirade ais in de zooeven
aangehaalde brochure, luidende»Men cijfere niet steeds
door, doch doe wat goed en recht is'' wordt werkelijk de
goede zaak niet gediend. Zij is er een van te ingrijpenden
aard om als het ware bij overrompeling tot stand gebracht
te worden. Zonder cijfers en getallen, waaraan men flink
houvast heeft, vreezen wy, dat het beginsel op dezelfde
hoogte zal blijven veel voorstanders, maar geen voorbe
reiding van uitvoering.
De Bond telt op dit oogenblik 11.804 leden en voorts
zijn bij hem aangesloten 34 bonden en veresnigingen met
samen 12.224 leden. Hij is dus de periode voorbij van
den knaap, die zorgeloos ronddartelt; hij heeft gekregen
de kracht van den jongen man, die geen moeite ontziet
om zich een behoorlijke positie in de maatschappij te
verwerven. Zoo moet ook nu de Bond woekeren met
zijn tijd.
Hij heeft het groote voordeel, dat hij staat boven de
partijen. In het bestuur zit een predikant naast een
pastoor, te Heiloo spraken vrijdenkers naast streng-gods-
dienstigen. In de laatste vergadering werd besloten zich
vooral ook te wenden tot de Roomseh-Katholieken en de
anti-revolutionairenop de meeting te Heiloo waren
verscheidene vrije-socialisten en anarchisten, die daar, wat
soms hinderlijk genoeg was, hun propaganda-lectuur aan
den man trachtten te brengen. Er is in den Bond plaats
voor alle mannen en vrouwen van Nederlandonafhan
kelijk van godsdienstige gezindte en politieke overtuiging.
Waar derhalve de omstandigheden voor een enorme
ontwikkeling zoo gunstig zijn, daar is 't plicht te zorgen
voor een goede basis, voor hechte fundamenten die een
forsch gebouw zullen kunnen dragen.
En die fundamenten zijn alleen te verkrijgen door wat
te breken met het dilettantisme en wat meer de weten
schap binnen te halen.
De Drankwet.
De Tweede Kamer is in de laatste dagen wat vlugger
opgeschoten met de behandeling der Drankwet.
Vrijdag hadden verschillende stemmingen plaats.
Het amendemeut-Fock tot schrapping van de bepaling,
dat voor gebouwen, toebehoorende aan Rijk, Provincie,
Gemeente en Waterstaat, geen vergunning mag worden
verleend werd verworpen met 44 tegen 42 stemmen.
Het amendement-Rink tot schrapping van het
drankverbod in spoorwegwachtkamers werd verworpen
met 45 tegen 41 stemmen.
Het amendement-Bolsius tot schrapping van de
bepaling dat de localiteit niet op eene verdieping of
beneden den beganen grond mag gelegen zijn, en geen
gordijntjes het inzicht mogen belemmeren is aange
nomen met 64 tegen 22 stemmen.
Het amendement-Rink om behalve aan natuurlijke
personen, ook aan rechtspersonen vergunning te verleenen
is verworpen met 67 tegen 18 stemmen.
Bij het verder debat stelde de heer Schaper een amen
dement voor, om te doen vervallen de bepaling, dat
vergunning geweigerd wordt indien de aanvrager >te
kwader naam en faam bekend staat". De voorsteller
vreesde voor groote willekeurhij wees op zonderlinge
opvattingen omtrent goeden naam en faam, o.a. bij anti-
rev. burgemeesters, die het bekendstaan als socialist als
van kwader naam kunnen achten.
De heer Talma en de minister bestreden dit amen
dement, hetwelk gesteund werd door den heer Borgesins
en ook door den heer Ketelaar, dia wees op den nadee-
ligen invloed van praatjes bij dorpsautoriteitjes.
De minister nam een amendement-Schokking over
zoodat thans bepaald is dat vergunning wordt geweigerd
indien de aanvrager gelegenheid biedt tot het plegen
van ontucht of in ander opzicht van bekend slecht levens
gedrag is. Hierdoor verviel het amendement-Schaper.
De heer Talma lichtte toe zijn amendement om sub.
no. 2 te lezen
Wanneer bij de aanvrage eener vergunning ingevolge
art. 2a, tweede lid, biijkt, dat een der beide vergunnin
gen, waarvan afstand is gedaan, stond ten name van
den verzoeker" en 21o te lezen
Wanneer de verzoeker is de tusschenpersoon voor
iemand, die in een der onder 1317, 19 en 20 vermelde
gevallen verkeert".
De bedoeling hiervan was om te voorkomen dat een ver
gunninghouder een andere vergunning overneemt naast
de bestaande van hem-zelf.
De minister nam het amendement-Talma over, dat
inderdaad bestemd is om misbruiken te voorkomen.
Art. X is daarop in zijn geheel goedgekeurd.
Voortgegaan werd daarna met art. XI, waarop ook
weder verschillende amendementen waren ingediend. De
uitslag der daarover gehouden stemmingen was als volgt
Het amendement-Talma (weigering van vergunning
nadat deze tweemaal is ingetrokken binnen 5 jaar op
grond van rechterlijk vonnis, onzedelijkheid enz.) werd
aangenomen met 31 tegen 28 stemmen.
Het amendement-Duymaer van Twist (kinderen beneden
den leeftijd die voor tappergen zal worden vastgesteld
bij art. 15i zonder geleide niet toe te laten in sociëteiten)
werd verworpen met 31 tegen 29 stemmen.
Het amendement-Verheij (bepalingen tegen de pseudo-
logementen) werd verworpen met 40 tegen 20 stemmen.
Art. XI werd daarop goedgekeurd, evenals art. XII
Art. XIII luidt»De Gemeenteraad kan bij plaatselijke,
verordening bepalingen vaststellen met betrekking tot
den verkoop van sterken drank iu het klein door een
vergunninghouder op den openbaren weg, voor zoover die
gelegen is bij het huis, waarin hij het bedrijf uitoefent."
Door den heer Schaper en anderen is een amendement
voorgesteld om te bepalen, dat verkoop op den openbaren
weg verboden is.
De verdere behandeling is verdaagd tot Dinsdag 11 uur.
Het tarief van Invoerrechten.
In de vergadering van de Kamer van Koophandel te
Groningen werd besloten aan de Tweede Kamer een adres
te richten, waarin de Kamer van Koophandel zich uit
spreekt over het aanhangig gemaakte wetsontwerp tot
herziening van het tarief van invoerrechten.
De Kamer geeft in dit adres o. m. te kennen
lo. dat het niet aangaat den in de laatste jaren reeds
zoo herhaaldelijk verzwaarden belastingdruk nogmaals met