BINNEN LXN Br
Takk tbi rïcTh t k~n."
N i e u w s t ij d i n g e n.
5e klasse, 15e lijst, 1 Juni 1904.
Nrs. 3417 6834, 11853, 11940,19256 en 20461 f 1000;
nrs. 23, 180, 491, 4702, 5213 en 5679 f400; nr. 10194
f 200nrs. 84, 337, 3743, 4571, 5069, 9162, 9943,
10460, 11080, 11282, 11387, 13323, 15954, 16682 en
19689 f 100.
drinkwater en privaten en het nemen van alle maat
regelen noodig na het voorkomen van een ziektegeval,
bespreekt de hoer Uitenbosch de wenschelijkheid
om ook hier een bepaling op te nemen, dat in de be
hoefte van drinkwater en privaten moet worden voor
zien by een in aanbouw zijnd bouwwerk.
De heeren de Wit en Cohen Stuart onder
steunen dit, terwijl de Voorzitter meent, dat het hier
niet op zijn plaats is.
Ten slotte wordt aan B. en W. toch ook hierbij de
bevoegdheid gegeven om de bedoelde voorziening voor te
schrijven door inlassching der woorden volgons door hen
te geven voorschriften''.
Ook over artikel 20 heeft eenige bespreking plaats,
Het afscheiden van een in aanbouw of slooping zijnd
perceel door middel van een nieuwe en net geverfde
schutting acht de heer Cohen Stuart een wel wat
bezwarend voorschriftvooral bij slooping wenschte hij
die bepaling niet te zien toegepast.
Ook de Voorzitter was voor weglating, terwijl de
heer Kraakman de bepaling wilde doen gelden
voor een terrein waar gesloopt i swaarin echter door
een vorig artikel was voorzien.
De heer Uitenbosch meende evenwol, dat er tegen
het behoud van het voorschrift geen bezwaar bestond en
dat het zelfs aanbeveling verdiende met het oog op de
veiligheid.
Het resultaat is dat het artikel onveranderd 'oljjft
Da Voorzitter merkt den heer Uitenbosch nog op,
dat in dat artikel ervoor is gezorgd, dat B. en W. voor
schriften kunnen geven omtrent voorziening van drink
water en privaten bij het bonwen en Bloopen van een
huis, waarop de heer Uitenbosch de opmerking maakt,
dat dit zeer eigenaardig onder het hoofdstak „openbare
straten" is opgenomen.
Bjj artikel 38 dat voorschrijft, dat langs den achter-
of zjjgevel een open ruimte onbebouwd moet blijven ter
grootte van V3 der oppervlakte van bet bouwwerk of 't
gedeelte dat tot woniDg of woningen is ingericht, zou de
heer Bosman hst voorschrift wat ruimer willen maken
en de keuze van het onbebouwd gedeelte vrij willen laten,
als er maar */3 in 't geheel onbebouwd blijft.
Het amendement, bestreden door den Voorzitter en den
heer Kraakmanwordt niet gesteund en komt dus niet
in stemming.
In artikel 36 vindt de heer Uitenbosch bij de
bepaling dat de zoldering van een sousterrain nietjlager
mag liggen di.n 1.50 M. boven den beganen grond die
maat wel wat hoog. De heeren van den Bosch en
Cohen Stuart zijn dit met den heer Uitenbosch eens.
De maat wordt daarna tot 1 M. teruggebracht, bij een
amendement dat door B. en W. wordt overgenomen.
Over de maximumhoogte van een bouw
werk, bepaald in art. 37 op driemaal den afstand van
den voor gevel tot de as van de voorliggende openbare
straat, maakt de heer Bosman de opmerking, dat die
bepaling ten opzichte van nauwe straten als bijv. het
Pnidsen wel wat dwaas is. Hg weet echter niet hoe hg
dat het best zal veranderen.
De Voorzitter valt daarop in Dan zou ik 't maar
zoo laten, als het is. Het artikel is met heel veel moeite
er zoo in gebracht, en B. en W. kunnen ontheffing ver-
leenen van het voorschrift,
De heer Uitenbosch verdedigt het artikel op grond,
dat bjj een straat van 6 M., de breedte der nieuwe straten,
een hoogte van meer dan 9 M. niet gewenscht is, met het
oog op toevoer van licht en lucht in de huizen
Daar ook dit artikel bij niemand bezwaar ondervindt,
big ft het onveranderd.
Van meer belang was de discussie over artikel 38.
De heer Uitenbosch vindt de bepaling, dat in
woningen met minder dan vier woonvertrekken het woon
vertrek niet kleiner mag zijn dan 16 Ma. en in de overige
woningen een woonvertrek 12 M2. oppervlakte mag hebben,
eigenaardig.
Vier vertrekken heeft men al heel ganw in een arbeiders
woning, daar keuken en alcoof ook als zoodanig meetellen.
In dergelijke woning is een woonvertrek van 12 M,. voor
een arbeidersgezin te klein.
Hij zou daarom willeu vasttellen, dat in elke woning
een woonvertrek moet zijn van 16 M2.
De Voorzitter zegtdat de inspecteur der volks
gezondheid de heer Zoetmulder, van oordeel wasdat
de bepaling van 12 M2 gewenscht was, om dengenen, die
wat liefhebberij hebben hnn woning aardig in te deelen,
daartoe gelegenheid te geven.
De heer Uitenbosch gaat met dit denkbeeld niet
mee en aeht het gevaar groot, dat er veel arbeiderswo
ningen gebouwd znllen worden met een woonvertrek
van 12 M2.
De heer de Wit vindt het verschil tnsschen 16 en
12 M«. nog al groot, en doet het denkbeeld aan de band
om 14 M2. vast te stellen.
De heer Cohen Stuart, waardeerend bet, advies
van een deskundige als den beer Uitenbosch, meent toch
ook, dat aan het advies van iemand als den heer Zoetmul
der nog grooter waarde is te hechten
De heer UiteDbosch herhaalt daarop zijn bewering,
dat een dergelijk woonvertrek voor een arbeidersgezin
te klein is.
De heer Bosman meent, dat het toch maar aankomt
op de geheele oppervlakte der woningen, en de knbieke in
houd blijft ook dezelfde.
De hter Kraakman voelt veel voor bet voorstel
Uitenbosch, als diens opvatting van het artikel juist is,
wat door den Voorzitter wordt bsvestigd. Spreker
zon ook denken, dat waar het aantal vertrekken verband
houdt met het aantal bewoners een woonvertrek van 16
M3. wel 't minimum moet zijn. Toch hecht hij aan bet
oordeel van den heer Zoetmnlder, die dat onnoodig vindt
en waarom dan de bepaling onnoodig te verscherpen. De
woningen zullen er dnnrder door worden. Liefde voor den
arbeider kan zeggen geef hem een grooter woning, maar
ook geef hem een goedkooper woning.
De Voorzitter wjjst ook nog op de totaal
pervlakte van 30 M2, wat niet zoo heel veel is.
De heer d e Wit meentdat waar de gevelbreedto
4 M. is er dan voor de gang niets overblijften beveelt
daarom ook het cjjfer 14 aan, dan blijft er ook wat
voor de gang over.
op-
De tekst van dit artikel is te vinden in onze rnbriek
Stadsnieuws" in dit nummer.
De heer Uitenbosch beweert echter, dat dit niet
noodig is, een gang door het geheele buis is niet ver-
eischthij houdt vol dat door een kleiner getal dan
16 aan te nemen de arbeiderswoningen slechter zullen
worden.
De heer Bosman vraagt hoe het in de oude veror
dening was.
Het blijktdat daarin geen minimum aantal vertrek
ken werd genoemd en de nieuwe bepaling wat onder
woonvertrek wordt verstaan daarin niet voorkwam.'
De heer van den Bosch kan met het voorstel
Uitenbosch meegaan, maar zou gaarne de meening van
d9n medicus Dr. Wicherink willen weten.
De heer Wie h e r i n k zegt daarop, dat met het oog
op de gezondheid gezegd kan worden hoe meer ruimte,
hoe beter, en voor een gezin met 6 kinderen is een woon
kamer van 16 M2. wel te klein. Aan licht in de woning
hecht hij 6chter noch meer waarde dan aan ruimte. Hg
vreest verder, dat indien één kamer 16 M2 wordtde
andere vertrekken en vooral de slaapvertrekken te klein
zullen worden en dat acht hij een groot nadeel.
Maakte men de totaal-oppervlakte grooterdan zou
hij met den heer Uitenbosch kunnen mesgaan, maar dan
zonden de woningen duurder worden.
Het amendement wordt daarna in stemmen gebracht.
De stemmen staken.
Vóór stemden de heeren Vonk, Wanna, Luiting, Boel
mans ter Spill, Moens, Cohen Stuart, Uitenbosch én van
den Bosch.
Over het amendement moet dus in een volgende ver
gadering opnieuw worden gestemd.
De behandeling van de verordening wordt echter voort
gezet om aan het eind der vergadering te zien, hoe men
met artikel 38 aanmoet.
Van de overige artikelen worden nog een tweetal ge
wijzigd in art. 56 wordt, op voorstel van den beer
Uitenbosch, de isoleervloer van cement-beton alleen
in bjjzondere gevallen ter beoordeeling van B. en W.
geëischt, daar de bodem in deze gemeente niet zóó voch
tig is. In het ontwerp was het een eisch voor alle woningen
en konden B. on W. afwijking toestaan. In artikel *61
wordt de dikte van de scheidsmuren tnsschen de ver
schillende woningen van een gebonw, ook indien zij balk-
dragende zijn, van 22 e.M. teruggebracht tot 16 c.M. Ook
dit amendement was van den heer Uitenbosch.
De overige artikelen worden zonder aanmerkingen
goedgekeurd.
4. Terordeningen ln verband
wet het Inwerkingtreden van het Gymnasium
Door B. en W. wordt voorgesteld over te gaan tot het
vaststellen van de door hun college in overleg met het
collego van curatoren en den inspecteur der Gymnasia
opgemaakte ontwerpverordeningen ea wel
A. Eene verordening betreffende de toelating van leer
lingen, de regeling van het onderwijs, de overgangs
examens, de vacantiën en den werkkring enz. van het
college van curatoren.
B. Een verordening tot vaststelling van het getal en de
jaarwedden der leeraren.
C. Eene verordening regelende de heffing van school-
gelden.
D. Een verordening regelende de invordering van school
gelden.
De Voorzitter deelt mede, dat Dinsdagmorgen is
ingekomen een amendement van den heer Uitenbosch
op de verordening, regelende de heffing van schoolgelden,
lnidende
Voor het onderwijs aan leerlingen, die zich door bijzon-
deren aanleg (ter beoordeeling van het college van cnrn
toren) onderscheiden, doch wier ouders of verzorgers min
of onvermogend zjjn wordt slechts de helft van het in
art. 1 genoemde bedrag of geen schoolgeld geheven.
De beoordeeling omtrent de bovenbedoelde min- of
onvermogendheid wordt aan B. en W. opgedragen.
Aan de in dit artikel bedoelde leerlingen worden de
leermiddelen van gemeentewege kosteloos ten gebruike
gegeven."
Dit amendementdat bij het college van curatoren
algemeene instemming heeft gevonden, wordt door B. en
W., die in dit opzicht een omissie hadden begaan, gaarne
overgenomen; ook de raad vereenigt zich er mede.
Door den heer Gohen Stuart is ingediend een
amendement op het artikel omtrent de vervanging bij
afwezigheid en verlof van rectoren en leeraren en een ander
strekkend om te bepalen dat rectoren en leeraren de
laatste voor zoover zij vast aangesteld worden binnen
de gemeente moeten wonen.
Het eerstgenoemde amendement luidde ongeveer als
volgtIndien de rector door ongesteldheid verhinderd is
zijn functie waar te nemen, geeft hij daarvan onverwijld
konnis aan den president-curator en den conrector. Zijn
de leeraren door ongesteldheid verhinderd les te geven
dan onderrichten zij daarvan tijdig den rector. Voor
vrijstelling van de waarneming zijner fanctie gedurende
3 dagen wendt de rector zich tot den president-curator;
de leeraar tot den rector. Voor een vrijstelling langer
dan 3 dagen is voor allen de toestemming van curatoren
noodig. Bij afwezigheid van dec rector neemt de con
rector diens fanctie waar, en voorziet in de regeling
der zaken zoo noodig in overleg met de leeraren.
Ook deze amendementen worden na eenig debat aan
genomen en daarna worden de verordeningen vastgesteld.
De agenda is hiermede afgehandeld.
Kondvraag.
De Voorzitter antwoordt den heer Uitenbosch
op diens interpellatie in de vorige vergadoring, dat op
12 April aan deu heer Bosma te Lommer, den aannemer
der schoolbanken, schriftelijk mededeeling was gedaan,
dat de bestaande verordening omtrent minimum-loon ook
op dit werk mosst worden toegepast. Later heeft de heer
Bosma mondeling aan den architect gezegd, dat hij
daaraan zou voldoen. Thans is de Voorzitter in het bezit
van een loonlijst, geteekend door de werklieden van den
heer Bosma, waaiuit blijkt, dat het vereischte loon
wordt uitbetaald.
De heer Uitenbosch zegt dank voor deze mede
deeling.
Aan den heer Vonk deelt de Voorzitter mede,
dat het voorstel inzake de Burgerschool is verzondon
aan den districts-schoolopziener en dat het na terugont
vangst van dezen, zal bohandeld worden in een verga
dering van B. en W. met den districts- en den arron-
d issements-schoolopziener.
De heer Boelmans ter Spill wijst deu heer
Kraakmandie in de vorige vergadering verwonderd
was dat voor het weer overgaan van het beheer en
onderhoud van een gedeelte kanaalschoeiing aan het Rijk,
een wet noodig wasop de toelichting bij het daarvoor
ingediende wetsontwerpwaarin die noodzakelijkheid
wordt aangetoond.
De heer Cohen Stnart dringt bij B. en W. aan
op spoedige indiening van de verordening tot beteugeling
van besmettelijke ziekten.
Daarna wordt beraadslaagd hoe te handelen met het
artikel der bouwverordening, waarover de stemmen hebben
gestaakt.
De Voorzitter stelt voor de vergadering te sluiten
en terstond daarna een nieuwe vergadering te openen.
De heer Kraakman en ook andere leden maken
daartegen bezwaar het afwezige lid moet van de nieuwe
vergadering kennis gegeven worden men acht daarom
deze handeling niet wettig.
De Voorzitter dnrft dan ook zelf de verantwoor
delijkheid daarvan niet aan.
De heer Kraakman meentdat een bemiddelings
voorstel een uitweg zou zijn een meening die door den
Voorzitter wordt gedeeldwaarom hij den heer
Uitenbosch vraagt, of deze een dergelijk voorstel wil doen.
De heer Uitenbosch bezwijkt ten laatste voor den
aandrang en zegt het getal van 16 vierk. M, te willen
verminderen tot 15.
De heer Boelmans ter Spill oordeelt echter
dat het eerste voorstel-Uitenbosch niet kan teruggenomen
wordener heeft een stemming over plaats gehad. Er
is niets aan te doen in een volgende vergadering moet
opnieuw worden geétemd.
Men is het daarmede ten slotte eens, waarom de nieuwe
vergadering wordt vastgesteld op Donderdag 2 Juni
's namiddags 1 uur.
De vergadering wordt gesloten.
De heer Jb. Pranger Jzn., oudste Wethouder der ge
meente Oadkarspel heeft, wegens gezondheidsredenen,
ontslag genomen als lid van don Gemeenteraad. Den 7
Juni a.s. zal eene verkiezing plaats hebben.
De Drankwet.
In ons telegram over de zitting der Tweede Kamer
op Dinsdag j.l. werd melding gemaakt, van het over
nemen door den Minister van het amendement-Goeman
Borgesius en van het verwerpen van het amendement-
Ter Laan.
Art. 13 is daarna goedgekeurd.
Aan de orde kwam alstoen art. 29 (15q), waarbjj wor
den ingesteld plaatselijke commissies uit de ingezetenen,
om de overheid van advies te dienen bij de uitvoering
der wet.
Door de heeren Jansen en Bolsins was een amendement
voorgesteld, strekkende om die bepaling te doen vervallen.
De minister deelde mede, dat een gewijzigd artikel ter
perse is. Daarin wordt o.a. voorgesteld, art. 15? te wij
zigen in dien zin, dat de ainhef luidt:
»Door Ons kunnen in gemeenten op voorstel van den
Raad een of meer commissiëa worden ingesteld uit de
meerderjarige ingezetenen." Hierdoor wordt de instel
ling van bedoelde commissiëa facultatief en niet meer
imperatief afhankelijk van het initiatief van den Ge
meenteraad.
Besloten werd de behandeling tot Woensdag aan te
honden.
Kwam in behandeling art. 5a (de plaatsing op een
lijst van de namen van hen op wier verzoek om ver
gunning afwijzend is beschikt), dat na eenige discussie
werd goedgekeurd, evenals art. 5b en 5c. De behande
ling van art. 5d en 5a werd ingelijks uitgesteld.
Aan de orde was in het laatste deel der zitting van
Dinsdag nog art. 16, bepalende, dat als grondslag voor
het vergunningsrecht geldt de huurwaarde.
Hierop wil1 een amendement voorgesteld door den heer
De Klerk, strekkende om dien grondslag te vervangen
door den grondslag van den omzet.
Nog was een amendement voorgesteld door den heer
Duymaer van Twist c. s., strekkende om 50 pet. reduc
tie te geven voor localiteiten, waarin geen sterke drank
in het klein verkocht wordt tnsschen Zaterdagavond zes
uur en Maandagochtend acht uur.
De minister gaf den heer De Klerk in overweging zjjn
amendement in te IrekkeD, waaraan deze voldeed. De
issing over het andere amendement liet de minister
aan de Kamer over, waarna dit zonder hoofdelijke stem
ming werd aangenomen.
Artikel 16 werd hierop goedgekeurd.
In de Woensdag gehouden zitting werd art. 15q aan
genomen met 44 tegen 33 stemmen.
Alle aangehouden artikelen werden vervolgens goed
gekeurd, waarna werd overgegaan tot art. 21 (wijziging
van lokaliteit). Ook dit werd aangenomen.
Art. 22 handelt over de intrekking der vergunning.
De bespreking hiervan wordt echter geschorst.
De daarop volgende artikelen werden aangenomen.
De beraadslaging werd beden voortgezet over art.
28 (verlof) a. voor verkoop van alcoholhondenden drank,
anders dan sterken drank b. voor verkoop uitsluitend
van alcoholvrijen drank.
375ste Staatsloterij.
Amsterdam, 1 Jnni, Ter veemarkt waren aanvoer en
prijzen213 kalveren, vette le qual. f 0.78 a 0.
2e qualiteit v70 a c., 3e qualiteit 62 ct. en votte ossen
a ct. per K.G., —0 melk- en kalfkoeien f 0a
00 graskalveren, 43 nuchtere kalveren f 9 a 16,
schape f a 0lammeren f a 486 vette
varkens 34 a 36 ct., Overzoesche 36 a 38 ct., Rijnkan-
ters 38 a 40 ct.