Yah Week tot Week-
"~B UI TEN LA N lT~
||J0, 67» Tweed® Blad. Honderd en zesde jaargang. Zondag 5 Juni 1904.
ALKMAARSCHE CO HUM.
Uit den Gemeenteraad.
De zitting van Woensdag j.l. was een beslist succes
voor den Voorzitter van den Raad. Geen oogenblik van
de drie urendie men bijeen is geweestheeft de Bur
gemeester zich de leiding der vergadering laten ont
glippen integendeeldoor hem werden de teugels van
het bewind met kracht en energie gevoerdwaaraan 't
te danken is, dat men betrekkelijk vlug door den rijste
brij-berg van de artikelen der Bouw- en Woning-veror
dening en der Gymnasium-verordeningen is heengekomen.
Het vaststellen van de Bouw- enWoning-verordenin g
heeft nog den meesten tjjd gekost. Met de indiening
van het ontwerp daarvan is zeer lang getraineerd
den 19 Mei werd dit pas in de Bijlagen tot het verslag
der Handelingen van den Gemeenteraad opgenomen
en van uitstel, dat geen afstel kan worden het gold
hier immers de uitvoering van de Woningwet is
het noodlottige gevolgdat er een oogenblik komtwaarop
het verzuimde hals-over-kop moet worden ingehaald.
Men meene niet, dat de sporen van een dergeljjke haast
achterwege blijven. Zooals de Verordening werd inge
diend droeg zij onmiskenbare blijkendat zij door vele
handen was gegaan en dat de een hier en de ander daar
wat had bjjgevoegd, alles natuurlijk met loffelijke be
doelingen en ook zijn hier en daar stellig gewenschte
verbeteringen aangebrachtmaar even duidelijk
moest 't den lezer worden, dat de gelegenheid had ont
broken om al die geamendeerde bepalingen ten slotte te
onderwerpen aan het oog van den meester, die de stof
en den vorm volkomen beheerschte en den finishing touch
had aangebracht.
De Raadszitting van Woensdag bracht ons zekerheid
omtrent de voor-geschiedenis. Het ontwerp werd oor
spronkelijk opgesteld door de Commissie voor de Straf
verordeningen en was van kantteekenicgen voorzien door
verschillende Raadscommissiën, door den inspecteur der
Volksgezondheid, door de Gezondheidscommissieen
inmiddels begon de tijd zoo te dringen, dat de verorde
ning ook nog wel onderworpen werd aan het advies van
de Vaste Commmissie van Bijstand met betrekking tot
het beheer en onderhoud der plaatselijke werken en eigen
dommen maar met de boodschap erbij, dat spoedige
terugzending dringend noodig was. Daze laatste com miss ie
zag dan ook geen kans om alle artikelen naar eisch te
bestndeeren en zjj had ook geen gelegenheid om daarover
eens in een samenkomst van gedachten te wisselen, wat
werkelijk tot schade van de zaak is geweest.
Want in deze commissie hebben zitting de heeren M.
Uitenbosch en G. de Groot Jz., die door den heer Vonk
werden aangeduid als de beide eenige Raadsleden, die
met kennis van zaken over de verordening konden oor-
deelen. Waren zij derhalve in de gelegenheid gesteld, om
hunne technische kennis ten goede te doen komen aan
het ontwerp, voordat dit in openbare behandeling kwam,
de beraadslaging erover zou daardoor stellig hebben
gewonnen.
De opening der debatten had plaats door den heer
Vonk met een vraag, die alleszins recht van bestaan had:
»Zijn er door de Raadsleden ook schriftelijke amende
menten ingediend Dat was een wenk, zoo zacht moge
lijk en die misschien daarom zal uitwerken, dat er in
het vervolg naar gehandeld zal worden. Want 't gaat
toch inderdaad niet aan bij eene verordening als deze
al pratende een of andere wijziging voor te stellen en
't dan maar aan den Voorzitter over te laten eene nieuwe
redactie te formuleeren. Wij hoorden nu b.v. zeggen
»Ja, mijnheer de Voorzitter, bij dit artikel heb ik ook
een potloodstreep gezet, ik zou daarin wel wat veranderd
willen zien"waarna volgde de ontwikkeling van
een idee, op zichzelf misschien heel juist, maar toch niet
neergelegd in den behoorlijken vorm. Wrijving van gedach
ten over ingrijpende wijzigingen is goed, maar zoo iets moest
alleen mogen geschieden met tot grondslag een op schrift
gebracht voorstel om een artikel, waartegen men grieven
heeft, zoo-en-zoo te laten luiden, ja, wjj gaan nog verder
zoo mogelijk zou menter wille van een meer rijpe
discussie, aan dergelijke amendementen vóór de Raads
zitting publiciteit moeten geven. Bjj eene verordening
met 105 artikelen, waarvan het eene soms in verband
staat met een ander, op een heel andere plaats te vinden,
is 't zoo gevaarljjk om allerlei veranderingen d Vimproviste
voor te stellen, want zoo licht wordt daardoor aan de
eenheid, die toch al niet zoo heel groot is, nog meer
afbreuk gedaan.
Wel troostte de Raad zich telkens weer door te zeggen
en ook de Voorzitter was 't daarmee eens, dat er na
een jaar toch wel een herziening zou moeten geschieden,
waarbij rekening zou worden gehouden met de in de praktijk
gebleken bezwaren, doch die erkenning van eigen feil
baarheid mag er niet toe leiden, dat men niet het uiterste
beproeft om een stuk werk, dat moet worden afgeleverd,
zoo goed mogelijk te maken. Bovendien, als het zaakje
eenmaal zoowat marcheert, dan zien wij nog niet zooveel
animo in het versohiet om nog weer eens aan dezelfde
verordening met inspanning van de beste krachten te
gaan werken.
Ware 't usance dat een amendement schriftelijk moet
worden ingediend, wij zouden Woensdag niet zooveel te
hooren hebben gekregen, dat ook gezwegen had kunnen
worden. Dan zou b.v. de heer Kraakman er niet toe ge
komen zijn om te betoogen, dat bjj de omschrijving van het
geen in de verordening wordt verstaan onder openbare
straat en openbaar water" ten onrechte werd gesproken van
steigers'' en daarvoor »aanlegsteigerp" moest staan wij
zouden wel eens willen zien, hoe de heer Kraakman een
steiger voor een in aanbouw zijnd huis zou kunnen thuis
breDgen1°. onder »openbare straat," en 2°. onder iets,
dat, zooals in het artikel staat, »voor het publiek toe
gankelijk" moet zijn. De opmerking van het Raadslid
sproot natuuiljjk voort uit een te vluchtig lezen waar
schijnlijk tijdens de Raadsvergadering zelve, en de han
digheid van den Voorzitter wist verdere beschouwingen
daarover te stuiten, maar men moet niet gelooven, dat
de heer Kraakman zijn ongeljjk erkende dat zou een
veel te groote satisfactie zijn geweest voor den heer Vonk,
die immers hem niet onder de deskundigen noemde
't Was in deze zitting zaak op z'n woorden te passen,
want de Voorzitter was steeds op zijn qui-vive. Dat bleek
ook b.v. weer bij artikel 37, waarvan de aanhef luidde
»De hoogte van een bouwwerk, gemeten van de straat
tot aan den bovenkant der gootlijst of op de halve hoogte
van den gbveltop, bedraagt hoogstens driemaal den af
stand van den voorgevel tot aan den as van de voorlig
gende openbare straat". De heer Bosman vond dit
artikel beslist te kras en men zou zoo zeggen, dat hjj toch
ook wel het recht heeft over deze dingen mee te praten.
In een onbewaakt oogenblik liet hij zich ontvallen
wij dachten natuurlijk dadelijk aan de noodzakelijkheid
der schriftelijke amendementen »maar ik zon niet zoo
dadelijk weten, wat er aan te veranderen". Pang, daar
klonk 't uit den mond des voorzitters»Nu, dat is,
dunkt mij, reden genoeg om 't maar zoo te laten." De
heer Bosman was de eerste om dat ter snede gegeven
antwoord te waardeeren, men zag den mooien regenten-
kop lichtelijk schudden en op het zilver-omlijste gezicht
stond zoo iets te lezen van »Men is nooit te oud om
een terechtwijzing te ontvangen." De heeren Kraakman
en Bosman, beiden veteranen, zijn als men 't nog
niet wistvan verschillend hont gesneden.
Maar nu weer de verordening. We durven van onze
lezers niet vergen, dat zij ons volgen bij alle daarover
gevoerde besprekingen voor ons, die ze hoorden uit de
eerste hand, waren ze dikwijls al niet zeer boeiend, dus
de echo daarvan zou die eigenschap wel eens geheel
kunnen derven. Toch moeten wij nog iets toevoegen aan
hetgeen wij in een vorig nummer schreven over het
fameuze artikel 88. In het ontwerp dit om even de
herinnering van onze >getrouwe lezers" op te frisschen
werd voorgesteld »dat in elke woning die minder
dan vier woonvertrekken bevateen woonvertrek aan
wezig moet zijn niet kleiner dan 16 M1 en dat in de
overige woningen een woonvertrek van minstens 12 M1
oppervlakte moet worden aangetroffen." Ook zal men
nog wel weten dat de heer Uitenbosch hiertegen op
kwam en wenschte dat in elke woning, onafhankelijk
van het aantal woonvertrekken er ten minste één moest
zijnniet kleiner dan 16 M1. Dit amendement werd
door den heer Uitenbosch met klem verdedigd en daarom
mag 't bevreemding wekken dat 't ten slotte toch is
verworpen.
't Is een zeer bijzondere positie, die de heer Uiten
bosch in onzen Raad inneemt. Over waardeering van den
kant zijner medeleden heeft hij niet in 't minst te klagen
integendeel, hetgeen in dezen Raad wel het meest onaan
gevochten is, is de autoriteit, die de heer Uitenbosch heeft
in alle zakendie de arbeidersklasse gelden. Deze kan
tevreden zjjn over haar afgevaardigdehij vat den hem
geschonken post van vertrouwen allerminst op als een
eerebaantje en reeds nu, na twee raadszittingen durven
wij zeggen, dat het mandaat van den heer Uitenbosch
hem op veel tijd voor studie en onderzoek komt te staan.
Wat ons alleen verbaast is dat de Raadsleden den heer
Uitenbosch beschouwen als een vertegenwoordiger van
een groep ingezetenen, wier belangen hem alleen bekend
zijn. Kom, kom, alle leden van den Alkmaarschen Raad
zijn toch niet zóó in hoogheid gezeten, dat zij volslagen
onbekend zijn met de wenschen en de nooden der arbei
ders. Ware dit zoo, dan werd 't tijd, dat deze arbeiders
nog meer woordvoerders van het ernstige gehalte van
den hser Uitenbosch naar het Stadhuis zonden
Dat echter als intermezzo. Wat wij wilden zeggen is
ditbij geen punt der verordening sprak de heer Uiten-
De redactie dezer bepaling is die van de Verorde
ning. Wij zouden niet gaarne de verdenking op ons
laden dat wij daaraan schuldig staan.
bosch zóó beslist, zóó diep-overluigd als juist bij art. 38.
Het laten vallen van den eisch van 16 M1 beschouwde
hij als een ramp want daardoor zon de verdeeling van
huizen in allerlei hokjes mogelijk worden. Hij gaf niet
onduidelijk te kennendat door verwerping van zijn
amendement, het doel der verordening, om namelijk ook
te komen tot goede arbeiderswoningen, voor een groot deel
zou verloren gaanniettemin liet de meerderheid van
den Raad hem bij dit cardinale punt in den steek. Dat
hebben wjj niet goed begrepen. Niemand is er geweest,
die aanmerking maakte op de verzekering dat de heer
Uitenbosch van de Woensdag aanwezige Raadsleden d e
meest deskundige was gaat 't dan samen om
dit te erkennen en niet naar hem te luisteren bij een
onderwerp, waaraan door hem zooveel gewicht werd ge
hecht. Waren werkelijk allen, die tegen het amendement
stemden, van meening, dat zij beter wisten dan de heer
Uitenbosch wat vereischt wordt voor een bruikbare arbei
derswoning Dat waren de gedachten, die bij ons rezen,
terwijl wij zaten te luisteren aan het perstafeltje en bij
het schrjjven van deze regelen, Vrijdagmiddag, hebben
wij daarop het antwoord nog niet kunnen vinden.
Zonder hoofdelijke stemming is ten slotte de verordening
aangenomen. Wij zijn niet kunnen ontkomen aan slecht
geredigeerde bepalingen als: >In iedere woning moet ten
minste één privaat aanwezig zijnuitsluitend voor de
gebruikers der woning bestemd" en aan fraaie zinswen
dingen als in art. 56 »B. en W. zijn bevoegd van de
bovenstaande bepalingen van dit artikel vrijstelling te
verleenen." Wij behouden in art. 42 de woorden »kamer
of keuken," waarvoor het woord woonvertrek," waar
onder deze beiden blijkens art. 1 vallen zooveel beter
gekozen ware. Wij krijgen in art. 67 voorschriften be
treffende de loozing van privaat-stoffen en in plaatsdat
hiernaar in art. 81 wordt verwezen mag men daar nog
eens dezelfde geschiedenis lezen aan de mérites der
verordening moge zoo iets geen ernstige afbreuk doen
maar ontsieren zullen zulke dingen haar desalniettemin
Over de daarna goedgekeurde gymnasium-verordeningen
valt weinig te vertellen na hetgeen daarvan in ons verslag
is gezegd. Hierbij bleek het Bysteem van de vooraf in
te dienen amendementen ten deele te zijn gevolgd
iedereen vond in den Raad voor zich op een vel papier
het voorstel van den heer Uitenbosch in zake de on- en
minvermogenden. Waarom dit goede gebruik alleen in
acht genomen voor een zaak die zeker wel tot geen
discussie zou aanleiding geven De Burgemeester erkende
ridderlijkdat het weglaten van een bepaling in het
belang van de onvermogenden een omissie zijnerzijds was
en niemand had bezwaar tegen het herstellen daarvan.
En wij hadden toch ook niet het minste berouwdat
wij aan den vooravond der Raadszitting hierop even de
aandacht hadden gevestigd.
Op de viagendie in de vorige Raadszitting onbeant
woord waren geblevenkwamen nu van de tafel, waar
aan het Dagelijksch Bestuur was gezetende meest
afdoende antwoorden. De heeren Uitenbosch Vonk en
Kraakman kwamen nu alles tot in de puntjes te weten,
wat voor hen van belang was. Men ziet hieruitdat
de opmerkingen die wij hierover in ons vorig Overzicht
maakten, niet van grond zijn ontbloot ge veestals aan B.
en W. maar de gelegenheid wordt gegeven om zich voor
te bereiden laten zij geen Raadslid in het onzekere over
punten die hunne weetgierigheid hebben opgewekt.
Dit overzicht is al te lang geworden om daaraan nog
veel toe te voegen. Trouwens, wat ons nog op het hart
ligt kan wel eens een volgenden keer daarvan afgewen
teld. Slechts enkele woorden dus nog. Bjj het voorstel
van B. en W. om aan de Alkmaarsche IJzer-en Metaal
gieterij een stuk gemeentegrond in koop af te staan
werd zeer terloops medegedeelddat pogingen om dit
terrein in erfpacht uit te geven niet waren geslaagd.
Zulk een gezond beginsel in een gemeente-huishouding
laat zich toch zeker maar niet op die manier in een hoek
duwen. De politieke geestverwanten van den heer Uiten
bosch in het bijzonder de heer P. L. Tak, hebben daar
voor in onze hoofdstad veel strijd te voeren gehad, maar
nu wordt hun juist inzicht erkend en ook te Alkmaar
zal 'tzich meer en meer naar voren moeten dringen.
De Hollandsch-Riissisclie ambulance.
Te midden van al de verschrikkingen van den oorlog
wappert de vlag van het Roode Kruis als een mooi ken-
teeken, dat bij alle vernielingszncht der oorlogvoerenden
toch ook nog de menschelijkheid een woord wil mee
spreken.
Daarom zal 't velen welkom zijn een en ander te ver
nemen omtrent de Russisch-Hollandsche ambulance, die
dezer dagen naar het oorlogsterrein in Oost-Azië is ver
trokken en dit geeft ons vrijheid het volgende te ont-
leenen aan eene correspondentie in de N. R, Ct. uit St.-
Petersburg
Zondag den eersten Pinksterdag werd ten huize van
den heer Van Gilse van der Pals, in bgzijn van vele