Toelating Borger- n IïsïkM
Zakboekjes.
FEUILLETON.
DELICIA
Gevonden IToor werpen.
No. 82. Berde Biad. Honderd en zesde jaargang. Zondag 10 Juli 1904.
De verlofgangers, wier zakboekjes onlangs
ter gemeente-secretarie zijn ingeleverd, wor
den nitgenoodigd, die boekjes aldaar ten
spoedigste af t© halen.
Ambnlante schoolhoofd en
HILBERTA.
ALKMAA3SCHE COURANT.
welke me op 't oogenblik zal bezig hoaden en waarom
trent ik het volgende hoop aan te toonen
1°. dat de argumenten, welke voor het ambulantisme
in debat gebracht worden, op paedagogische gronden niet
verdedigbaar zijn, en
2°. dit het ambulantisme per se nadeelig moet wezen
voor het opvoedend onderwijs, dat door de paedagogiek
(en dat ten slotte toch ook door de Wet) wordt bedoeld.
Alvorens daartoe over te gaan, wil ik echter de kans
voorkomen van op twee punten te worden misverstaan.
Er is een Fransch spreekwoord, hetwelk ons zegt, dat er
»voor groote kwalen groote geneesmiddelen" noodig zijn
en in overeenstemming daarmee moet de mogelijkheid
worden erkend, dat aan verwaarloosde scholen het ambn-
lantisme tijdelijk: (maar ook niet anders dan tijdelijk) ver
dedigd zou kunnen worden. Van dat kwaad ik zei
het reeds in mijn vorig artikel mag men echter geen
deugd maken, zoodat deze vorm van ambulantisme buiten
discussie moet blijven.
Ook moet buiten discussie blijven het ambulantisme,
dat niet uitsluitend aan den persoon van het hoofd der
school verbonden is en waarvoor men (en dit is zelfs het
beste) ook een andere leerkracht zou kannen gebruiken.
Deze vorm komt n.l. voor bjj het zoogenaamde »hospiteer-
stelsel", waarbij ieder der onderwijzers op zijne beurt een
tijdlang (b.v. eene week) ambulant is, om daardoor kennis
te kunnen nemen èn van de school in haar geheel èn van
het werk der verschillende collega's èn van de kinderen
in hunne onderscheiden hoedanigheid,
We spreken derhalve af, dat geen dezer vormen in
debat is en dat we alleen zulien handelen over het ambu
lantisme, zooals we dat hier te lande kennen en zooals
dat ook hier ter stede bedoeld wordt en waarbij het hoofd
der school optreedt als .controleur en leider" (tegenwoordig
méér als leider dan als controleur) van de overige onder
wijzers. Een vorm van ambulantisme, waaraan het cen
tralisatie-systeem ten grondslag ligt, dat naar ik meen
iD strijd is met onze wetgevingmaar dat zeker met de
paedagogische wetenschap in strijd is en hetwelk óók in
strijd is met dat volkskarakter, waarvan ééns een over
leden stadgenoot (dien ik weliswaar nooit gekend heb,
maar die eene hooge persoonlijkheid moet zijn ge
weest) waarvan eens die heeft gezegd Er is niets koste-
lijkers, edelers, vruchtbaarders (sic!) dan de zelfstandige
persoonlijkheid is. Zich zelf te worden, dat is de groote
knnst, het groote geheim, de groote bestemming des levens.
De men8ch is in waarheid eerst mensch, als hij die per
soonlijkheid, dat zelfbewustzijn, die vrijheid, die eigen
oorspronkelijkheid bezit, welke hem maakt tot individu."
Na deze inleiding wensch ik tot het eerste gedeelte
van mijn betoog over te gaan door de vraag te stellen,
welke argumenten er zoo al vóór het ambulantisme in
't midden gebracht worden en in hoeverre deze argumenten
den toets van eene paedagogische critiek kunnen weerstaan:
1°. Men zegt, dat het goed is, wanneer een hoofd der
school les geeft in tegenwoordigheid der overige onder
wijzers. Ik wil dat op 't oogenblik niet ontkennen (of
schoon ik niet recht begrijp, waarom alléén het hoofd
tot voorbeeld moet strekken), maar weet men dan
niet, dat het volstrekt geen kunst is, om .ambulante
lessen" te geven De paedagogische kunst bljjkt alleen
in eene eigen klasse, d.w.z. in de klasse, waar onderwijzers
en kinderen aan elkaar gewend zijn en waar ze van uur
tot nur, waar ze dag in dag uit met elkaar moeten samen
werken. Waar de kinderen den onderwijzer in négligé
hebben gezien, maar waar hjj desondanks nog de waar
achtige onderwijzer van zijne kinderen gebleven is. Alleen
in de klasse, waar men valt en opstaat en in geen enkele
andere klasse kan de paedagogische kunst (indien men
deze n.l. door modellen verkrijgen kan) alleen dóar kan
die kunst afgekeken worden en dat kan wel met het
.hospiteer-stelsel", maar dat kan nooit met het ambulante
stelsel worden bereikt. Niet voor niet heeft de oude
Brugsma eens gezegd (de vader van onze Nederlandsche
paedagogiek), dat de onderwijzer .de methoden altjjd
gewijzigd naar omstandigheden, op de beste wijze moet
weten toe te passen" en dat hij .daardoor alleen eene
edele vrijheid en natuurlijkheid verkrijgt, welke den leer
ling opwekt en bezielt."
2°. Uit dit laatste volgt tegelijk, dat het bovendien
nog zeer twijfelachtig is, of er in onze scholen wel naar
modellen mag en kan worden gewerkt. Dr. Gunning
heeft eens geschreven (en die weet het inderdaad zéér
goed), dat .het opvoedingswerk het meest volmaakte
occasionalisme is" en dat we .van de uitwerking, die
een door ons toegepast opvoedingsmiddel in ieder bepaald
geval zal hebben, feiteljjk niets afweten.1' Wie dit niet
wil toegeven moet toch erkennen, dat de onderwijzer
opvoeder zich steeds dient aan te passen ook in zijne
methoden bij de wisselende omstandigheden, die er zich
in eene klasse en met de leerlingen kannen voordoen en
dat tengevolge daarvan het »modellen-dom" volkomen
waardeloos is. Men bereikt er niet mee, wat men wenscht
te bereiken (om de eenvoudige reden, dat het niet kan
worden bereikt) en ten slotte ontstaat de toestand, waar
van prof Rein heeft gezegd (een der beste, zoo niet de
beste paedagoog van onzen tjjd), dat waar .die Sehablone
allein gebieten soil, die Gerechtigkeit ihr Haupt verhtlllt."
Alleen door het ambulantisme ontstaan en kunnen dan
ook de .verwikkelingen" ontstaan, die in den laatsten
tjjd ons schoolwezen zoo zeer aangetast hebben.
3°. Men beweertdat het hoofd door .eene bestudee
ring van de geheele aansluiting in de verschillende klas
sen met de onderwijzers moet samenwerken, om de beste
resultaten te verkrijgen." Fiat, maar evenzeer als het
hoofd (en indien deze ambulant is, dan nog méér zelfs)
moet ook de onderwijzer die aansluiting bestudeeren,
vooral, wanneer hij met eiken nieuwen cursus ook nieuwe
leerlingen verkrijgt. En indien het .hospiteer-stelsel" niet
bestaatwaar zouden zij beiden dat dan beter kunnen
doen dan in eene schoolvergaderingwaar over alle
schoolzahen uitwisseling van gedachten en van ervaringen
kan worden gegeven Reeds mej. Kooistra heeft in haar
overbekend werkje de schoolvergaderingen voor dat doel
aangeprezen en Koonings heeft in zijn bekend studieboek
(De School) dezelfde wenschelijkheid herhaald.
4°. Er is gezegd, dat ook bij de schriftelijke werk
zaamheden het hoofd steeds verhinderd zou wezen, om
zjjne klasse te verlaten en dat hij dus nooit de plichten,
die hem bjj art, 21 der Wet opgedragen zjjn, naar eisch
zou kannen vervullen. Paedagogisch geredeneerd is deze
bewering volkomen onjuist, omdat er verschillende soorten
van vragen en opgaven zijn (eraminatorische, repetito-
rische, heuristische etc.), zoodat er ook verschillende
soorten van schriftelijk werk bestaan. En wat de paeda
gogiek in dit opzicht leert (De Raaf, van Milligen enz.),
dat wordt ook door ieder goed onderwijzer toegepast,
zoodat de bewering als zon bjj alle schriftelgke werk
zaamheden de zwakke gesteund de onoplettende ver
maand moeten worden etc. noch in theoretisch noch in
practisch opzicht kan worden verdedigd.
5°. Dit laatste geldt mede voor de bewering, dat een
onder wjjzer de klasse als zoodanig nooit mag verla
ten en dat er voortdurend toezicht moet wezen. Indien
voortdurend toezicht noodzakelijk is, dan kan dat
voor hoogste klassen althans wel eene fout van
den betrokken klasse-onderwijzer, maar nooit een eisch
van de paedagogiek wezen. Ook onze kinderen moeten
opgevoed worden tot zelfstandig en tot gemeenschappelijk
werken (art. 33 der Wet) en evengoed als ze het rekenen
1) Men heeft zelfs eens als argument vóór het ambulantisme ge
bruikt, dat een hoofd, die het in eigen klasse niet bolwerken kon,
dan maar eene ambulante praktijk hebben moest. Natuurlijk is er
veel kans, dat dan de ambulante lessen wel goed zullen gaan, maar
overigens kan het argument wel buiten debat worden gehouden
nietwaar
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar
brengen ter kennis van belanghebbenden, dat zjj, die na
afloop der zomervacantie hunne kinderen de Burger
school of de meisjesschool wenschen te laten bezoe
ken, daarvan aangifte moeten doen vóór of op IA
Juli e.k., bjj de hoofden dezer scholen, onder overlegging
van het geboorte- en inentingsbewjjs van het betrokken kind.
De leer'ingen moeten den leef tijd van zes jaren hebben
bereikt. Kinderen, die binnen de eerstvolgende zes maan
den na het tijdstip der toelating, voor de Bnrgerschoo,
op den Dinsdag, volgende op den 3den Maandag in
Augustus en voor de Meisjesschool op den Dinsdag vol
gende op den 4den Maandag in Angnstns, dien leeftijd
znllen hebben bereikt, kunnen, onder goedkeuring van
Burgemeester en Wethouders, op de genoemde scholen wor
den toegelaten.
De gelegenheid tot aangifte voor de meisjesschool,
van welke school het onderwijs gegeven wor
dende In de 7e klasse aansluit aan dat van
de Bijks Hoogere Burgerschool, bestaat aan de
woning van het hoofd dier school, aan de Oudegracht,
op maandag eD Bonderdag van half één tot
half twee ure en voor de Burgerschool aan het
schoolgebouw in de Brillesteeg eveneens op maandag
en Donderdag van half één tot half twee ure.
Zij noodigen belanghebbenden nit, hunne aanvragen
niet tot het laatste oogenblik nit te stellen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter.
30 Juni 1904. DONATH, Secretaris.
Te bevragen aan het burean van politie op werkdagen
des morgens tusschen 9 en 12 unr
Een zilveren broche, een huissleutel, een duimstok, een
gouden medaillon, een portemonnaie inh. eenig geld, een
schaar, een pet, een mesje, een kussensloop, een zwarte
ceintuur met gesp, een broche, een fietstrapper, een cein
tuur, een zijden pet, een vermoedelijk zilveren armband
een zakje inh. eenig geld, een nikkelen horlogeketting,
een schaartje, een huissleutel, een portemonnaie inh. eenig
geld, een portemonnaie inh. postzegels, een zilveren vinger
hoed, een zwarte ceintuur.
Alkmaar, De Commissaris van Politie
8 Juli 1904. S. M. S. MODDERMAN Jr.
ii.
Er is dus eenige kans (méér niet, gelijk ik reeds gezegd
heb), dat het ambulantisme in strijd is met den letter
en den geest onzer wetgeving, zoodat twijfel in dit opzicht
alleszins gerechtvaardigd is. Ik wil echter aannemen, dat
het ambulante stelsel (en daarmee ook het centralisatie-
beginsel) niet met de Wet in strijd is en dat het gemeente
lijk zelfbestuur dus volkomen legaal handelt, wanneer het
correctief optreedt tegenover een hooger gezag. Maar
terwijl dit wordt aangenomen, volgt daaruit nog niet,
dat het ook zoo moet optreden, zoodat nog altijd de vraag
overblijft, of het ambulantisme van nit paedagogisch
standpunt wel kan worden verdedigd. Het is die vraag,
VAN
MARIE OOEELLI
DOOB
46)
Daarop draaide ze zich op hare hakken om, zwaaide
hare zijden japon hem langs de voeten en ging vóór hem
de eetkamer binnen waar ze onmiddellijk door een aantal
jonge weetnieten omringd werd, die het klaarblijkelijk
eene groote eer vonden dat ze eene portie kip met salade
mochten aanbieden aan deze begaafde kunstenares, die
iederen avond met haren voet tegen den nens sloeg, voor
eene overvolle zaal. Wat was eenige knnst hierbij verge
leken Wat was wetenschap? Wat was geleerdheid?
Wat was deugd? Niets nog minder dan nietsI Een
paar mooie beenen te hebben en de kunst te verstaan
den nens achter den voet te kannen verbergen, bleek
alle dagen voor eene vronw het grootste geluk in deze
wereld te zijn. Ze behoefde niet zonder fouten te knnnen
schrijven, zij mocht de t en de n achter alle woorden
weglaten bjj het sprekeD, ze mocht zich te buiten gaan
aan brandewijn, zoolang de voet nauwkeurig en op maat
achter den nens verborgen kan worden, zal ze altijd tal
van bewonderaars hebben, meer dan ze er behoorljjk op
na kan honden, en aan jnweelen zal ze geen gebrek heb
ban. Want eene vrouw kan zich niet zoo diep vernederen
of een man zal haar altijd weten te verontschuldigen en
vrijtepleitenmaar eveneens zal hjj zich met alle kracht
van zijn persoon verzetten tegen iedere verheffing en elke
eer, die eene vrouw te beurt valt I Want een man legt
gaarne zjjn ijzeren vuist op alle schepselen, waaronder
ook de vrouw en de gedachte dat zij zich een# plotseling
aan dien druk zon knnnen ontworstelen en dat ze te
eeniger tijd zon weigeren nog langer als een haas in een
val gelokt, of als een vos gejaagd, of als een vogel ge
schoten te worden, is eene vreemde ea nieuwe, maar
hoogst onaangename gewaarwording voor hem. En het
is zeer natunrljjk dat hij aan dat slaventype der vronw
gehecht is, en dat hij haar, die danseres of ander speel
goed in zijn harem wil worden, aanmoedigt, want als
alle vrouwen zich verhieven tot de waarachtige hoogte
van de waardigheid die zij mogen handhaven, tot wie
zon de man zich dan moeten wenden, met zjjne niets
waardige onteerende gesprekken
Het was, alsof Baron Carlyon instinctmatig iets van
deze gedachten voelde, toen hij zjjn jas aantrok en zich
gereed maakte, om het vrooljjk, luidruchtig tooneel bjj
de Dexters te verlaten. Het bleeke, edele gelaat van
Delicia vervolgde hem overalde verachting van haar
helder oog ontroerde nog zijne ziel. Toch was hjj ver
ontwaardigd over haar met hare zoogenaamde deugden,
die hem van schaamte hadden doen kleuren en die de
zeer gedistingeerde Barones Brancewith voor een oogenblik
tot eene zeer vulgaire vrouw gemaakt hadden, met ge-
blanket gelaat en geverfde wenkbrauwen. Terwjjl derge-
Ijjke gedachten zijn hoofd doorkruisten kwam de schoone,
tronwelooze Lily tot hem, ze lachte hem vriendelijk toe
en met een pruilende en vleiende stem zei ze
»Nog boos Arme, goede jongen Amuseer je je zoo
weinig van avond?" Ze lachte eens. »Kom, pruil niet
langer," ging ze voort. »Ik was van avond wel wat ruw
tegen je, maar ik heb er nu spjjt van Kjjk 1" en ze
vouwde met een smeekend gebaar hare handen. »Rjj met
mij naar huis, wil je Ik ben zoo geheel alleen I Bran-
eewith is naar Newmarket."
Carlyon aarzelde terwjjl hjj haar aankeek. Ze zag er
ondanks haar kunstig geblanket gelaat en haar geverfd
haar, werkeljjk beminneljjk nit.
»HeeI goed 1" zei hij koel en onverschillig. »Ik wil
wel met je mee rjjden."
»Wat ben je toch goed en voorkomend, Billy!" zei ze,
terwjjl ze haren mantel, met kostbare kant versierd, om
sloeg. »Hoe vriendelijk van je, mjjn vervelend gezelschap
nog langer te willen verdragen
Hare oogen schitterden, en men zag het haar aan, dat
ze wat kwaads in het schild voerdedat ontging' ook
Carlyon niet. Zwggend ging hjj naast haar tusschen de
rjjen van gedienstige geesten door, en toen haar rjjtnig
voorkwam, hielp hjj haar erin.
»Goeden avond!" zei hg, terwijl hjj hoffelijk den hoed
afnam.
Mevrouw Brancewith werd plotseling bloek van woede.
»Ga je dan niet mee vroeg ze.
Hjj lachte, terwjjl hij ontzettend veel plezier had van
zijne list.
»Neen, ik ben van plan veranderd. Ik ga naar hnis
naar mjjne vrouw 1"
Mevrouw Brancewith beefde, maar ze beheerschte zich,
en zei gevat:
»Dat is goed van je, heel goed 1" Toen stak ze hare
hand bniten het raampje en greep hem bg de mouw van
zjjne jas. »Weet je wat ik voor je wensch?" zei ze
langzaam.
»Neen, dat weet ik niet," antwoordde hg' achteloos.
Ongetwjjfeld iets slechts 1"
»Ja, het is iets slechtsZe kon haar lachen moeiljjk
weerhouden. »Iets slechts, en toch iets heel gewoons. Ik
hoop dat je vronw spoedig zal ontdekken, wat voor een
man je bent en dat ze dan je jaarlijksche toelagen
zal intrekken! Wel te rusten!"
Ze lachte harteljjk reed snel weg en liet hem met een
vloek op de lippen achter. Carlyon staarde het onbe-
weegljjk nahoe gaarne had hg nog wraak genomen
Daarop riep hjj een rijtuig aan, en reed snel naar huis,
met het vaste voornemen alles weer met Delicia in orde
te brengen.
Wordt vervolgd.