Hoe het gaan kan
BUITENEAND-
No. 84. Eerste Blad.
Honderd en zesde jaargang.
1904.
VEUDAG
15 JULI.
Algemeen Overzicht.
AIKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt B I n s d a g-, Boaderdag-
en Saterdagavoad uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor AiKMiinf 0.80 j franco door het
geheele rijk ff 1,
3 Nummers f O,©6. Afzonderlgke nummers 3 ets.
Prjjs der gewone advertentlën »j
Per regel f O,IA. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N/V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOONVoordam C 9.
Keizer Wilhelm doet weder van zich
spreken.
Dat zal trouwens niet voor de laatste maal zijn. Van
de merkwaardige eigenschappen van dezen Vorst is zeker
wel een der meest bijzondere, dat 't hem onmogelijk is
zich te knellen in het nauwe dwangbuis der politiek, dat
bijna geen vrijheid van beweging laat. De diplomaat is
de man, die zijn ware gedachten steeds zoo zorgvuldig
mogelijk moet verbergen, die er altjjd op bedacht is bij
zjjn spreken een slag om den arm te houden, die zich
voor niets zóó heeft te hoeden als voor het spreken en
handelen met élan. Dat alles maakt den diplomaat niet
tot een aantrekkelijke figuur! En de Keizer van Duitsch-
land kan er dan ook geen behagen in scheppen, zich die
rol steeds op te leggen. Soms wil hij wel aan deze eischen
voldoen, maar dan vindiceert hij voor zichzelf het recht
om eens een enkele maal te toonen, dat bij hem de mensch
niet in den Keizer is ondergegaan, dat hij eens een enkelen
keer wil handelen naar opwelling en impulsie.
Voor ons, buitenstaanden, is dat een bekoorlijke eigen
schap van 's Keizers karakter, al moet erkend, dat het
meer automatische in de diplomatieke samenleving
de voorkeur verdient. Immers, keizerlijke opwellinge n
doen zoo licht verwachtingen geboren worden, welke niet
worden vervuld en dan een gevoel van wrevelige teleur
stelling wekken.
Onwillekeurig denkt hierbij ieder aan het telegram,
dat de Keizer tot President Kroger richtte na de zoo
gelukkige verijdeling van den inval van Jameson. Daarin
werd de Transvaalsche Regeering geluk gewenscht met
het feit, dat zij zonder hulp van anderen er in geslaagd
was den invaller te weerstaan. Weer was 't hier de mensch,
die in den Keizer sprak, de mensch, die er zich in ver
heugde, dat de ondernemers van den verraderlijken stroop
tocht loon kregen naar werken. Doch het telegram moest
bij de Boeren de overtuiging vestigen, dat daar ginds in
Europa een machtig vriend zetelde, op wien men zou
kunnen rekenen in de ure des gevaars. Tot den Keizei
wilde zich dan ook de oude Kruger begeven, toen zijn
land was overstroomd door Engelsche troepen en de onaf
hankelijkheid van zijn gemeenebest nog maar aan een
zjjden draadje hing maar ontzettend wreed was de
ontgoochelingde Keizer liet den President weten, dat
hp verhinderd was hem te ontvangen omdat bij op
de jacht zou gaan. Keulen moest toen worden verlaten
om troost te zoeken in het wèl gastvrije, maar machte-
looze Nederland. Het belang van zijn volk verplichtte
den Keizor op dat moment niet te handelen als mensch,
maar als een stroeven beslisser over oorlog of vrede in
Enropa.
Thans heeft Wilhelm andermaal een telegram verzon
den, dat zeer de aandacht trekt. Uit St. Petersburg komt
namelijk bericht, dat Z. M. tot den bevelhebber van het
Wyborg-regiment, waarvan Z. M. eere-commandant is en
Telefoonnummer 3.
dat naar het oorlogsterrein in Oost-Aziö vertrekt, een
dépêche heeft gericht, waarin Z. M. dit zijn regiment er
mee geluk wenscht, dat het wellicht den vijand tegemoet
zal gaan. Hjj is er trotsch op, verklaart Z. M., dat ook
aan zijn regiment de eer ten deel valt voor zijnen Keizer,
het vaderland en den roem van 't Russische leger te
strijden. Het telegram besluit met de woorden «Mijne
oprechte wenschen begeleiden het regimentGod zegene
zijne vaandels."
Deze dépêehe heeft een uitwerking gehad van die
eBner verschijning van een poes in een kippenren: gekakel
en gesnotter alom
De Kölnische Zeitung, die dit wel zag aankomen, heeft
J voorbaat gewaarschuwd tegen eventueele pogingen
om uit dit telegram munt te slaan, ten einde Dnitsch-
lands onzijdigheid verdacht te maken. Wanneer men
weet, zegt het blad, hoe de Keizer zijne betrekking als
chef van bnitenlandsche regimenten van onds heeft opge
vat, zal men begrijpen, dat Z.M. niet anders handelen
bon. Ook meent het blad zich te herinneren, dat de
Keizer indertijd juist zoo gehandeld heeft jegens zijn
Engelsch dragonder-regiment, toen dit tegen de Boeren
werd uitgezonden.
Dat deze waarschuwing verre van overbodig is, blijkt
hieruit, dat sommige Petersburger organen wel degelijk
aan het Keizerlijk telegram politieke beteekenis hechten,
er eene uiting in zien van vriendschap voor Rusland en
er een gunstigen invloed van verwachten op den gang
der onderhandelingen over het Russisch-Duitsch handels-
traetaat. Anderen daarentegen waarschuwen tegen be
drieglijke hersenschimmen.
In Engeland toonen vrijwat bladen hun misnoegen over
het bedrijf van Koning Eduard's oomzegger. Dat thans
weer een Duitsche vloot Engelands havens bezoekt, vindt
de Globe wel heel aardig, maar zij verheelt haar verwon
dering niet over het veelvuldige van zoodanige bezoeken
in den laatsten tijd en de daaruit blijkende voorkeur
voor Engeland's oevers, om niet te spreken van nieuws
gierigheid naar Engeland's weermiddelen. Het telegram
aan het Wyborgsch regiment, dat tegen Engeland's bond
genoot staat te vertrekken, noemt het blad «zonderling",
maar het schryft »die onbesuisde boodschap" liefst toe
aan 's Keizers overdreven vrees voor het Gele Gevaar,
waarbij het echter op zijne beurt niet nalaat het telegram
aan Kruier te vermelden.
De Times vindt den toon van het telegram wel bij
zonder vnrig, maar ziet er vooral een poging des Keizers
in om op de reeds vermelde onderhandelingen een gunsti-
geu invloed te oefenen. Gelakt hem dit, dan zal Z.M.
goede zaken gedaan hebben, spot zij; intasschen, de
staatslieden aan de Newa zullen wel kennis hebben aan
een of ander Russisch spreekwoord, dat met het«praat
jes vullen geen gaatjes" overeenkomt.
Wij voor ons gelooven, dat de Indépendance Beige het
dichtst nabjj de waarheid is, waar zjj schrijft: «Wil
helm II houdt van manifestaties, die geen bepaald doel
beoogen en die nooit de beteekenis hebben, welke men
daaraan toekent. Al zulke daden honden verband met
't Leven is geen grapje. En als je op daadwerkelijke
manier op de allerongelegenste tijden aan het proza hier
op onze goede moeder-aarde wordt herinnerddan voel
je dat. Dan draai je je portemonnaie nog eens tweemaal
om zoo dat het natuurlijk-aanwezige verloopene tram
retourtje, je nog even komt treiteren in den zoeten schijn
van nog gangbaar te zijnwat je heel spoedig bljjkt
onwaar te wezen. Als 't halfje in je vestjes-zak plas 'n
knoop je even uit komt lachen, omdat je hoog-gespannen
illusie nog minstens 'n halve pop en 'n dubbeltje ver
wachtte, dAn, ja dan komen er in 's menschen leven van
die oogenblikkendat je gaat filosofeeren over bezit
waarop je bewijzen gaat dat geld niks is omdat je in
je zelf allang hebt uitgemaakt dat 'u heel kwartje is 'n
kapitale som en 'n idem dubbeltje 'n eigendommetje
dat niet te versmaden is.
VAn die momènten, zie je, waarop je 'n broodbakkers
winkel 'n heiligdom toeschijnt en je de maan wel in 'n
grooten spekpannekoek zou willen zien veranderenwaarop
je de gekste dingen fantaseert omtrent 't vinden van
een of ander papiertje't geen nooit gebeurt en je de
reusachtigste hofpartij als de gewoonste zaak der wereld
zon beschouwen gaan.
In znlke dagen voel je je soms plotseling onweerstaan
baar aangetrokken door een of ander lamilielid, of goede
kennis, of zonderling ontroerd bij 't idee van eene tante
die ergens in 'n anderen hoek van de stad in d'r «eigen
dommetje'' woont. Heb je niet dezulke, zoo voel je op
zulke oogenblikken 't meest, dat je alleen op de wereld
staatheb je ze wèldan kom je ze juist hè, hoe
toevallig tegen of moet je in de buurt wezen precies
tegen den tijd, dat je niet weet dat ze dineeren.
Waarop je, in 't laatste geval, natuurlijk al weigerend
eerstomdat je zooeven gegeten hebt al je aan
tafel schikt om «voor de gezelligheid" toch maar 'n
stukkie mee te eten, en dit er op 'n dusdanige manier
het van nature ridderlijk en opbruisend karakter des
Keizers. Laat ons dus eenvoudig aannemen, dat de Ger-
maansch-Russische betrekkingen van vriendschappelgken
aard zgn en laten wij elk denkbeeld van eene gemeen
schappelijke actie van Rcsland en Duitschland uit ons
bootd zetten."
Een telegram uit Tokio meldt, dat de Japansche natie
uiterst tevreden is over de resultaten van den
veldtocht i n O o s t - A z i 6 en dat het vertrouwen
in het leger met den dag toeneemt.
Met een echt-Hollandsche aitdrnkking zou men daarop
kunnen antwoorden Dat raadt je de koekoek 1
Vooral in de laatste dagen bevat weer bijna eik tele
gram van het oorlogsterrein een overwinning van de
Japanners. Nu weder is een overwinning te boeken voor
het Takoesjan-leger, dat de Russen verdreven heeft van
de hoogten ten Westen van Sintsjaiakoe en vervolgens
uit een sterke stelling te Ksioetetsjikon. t Heet, dat
de Russen het voornemen hebben eerst krachtig weer
stand te bieden te Ta-sji-tajiao als de namen wat
minder onmogelijk waren zou dat het volgen der gebeur
tenissen zeer vergemakkelijken doch dergelijke be
weringen zijn al zoo vaak gehoord en gelogenstraft, dat
men ze niet zonder wantrouwen kan bejegenen.
In Rusland wordt met onverstoorbaar optimisme vol
gehouden, dat het voortdurend terngtrekken niets anders
is dan tactiek. Ook het prijsgeven van Kaiping zou in
dit kader passen. Intusschen krijgt men daarop wel een
eenigszins anderen kjjkwanneer men het volgende
Reuter-telegram leest
Na 4 dagen van hevig vechten, heeft het leger van
generaal Okoe Vrijdagnamiddag Kaiping vermeesterd, na
de Russen in de richting van Hai-tsjeng verdreven te
hebben. Deze hadden de heuvels goed versterkt en be
schikten over 30,000 man. Generaal Okoe treedt in zijn
verslag in geen bijzonderheden, maar hij wijst op de moeilijk
heden waarmee hij te kampen had in den beginne van
hot gevecht. De Japanners verjoegen 1000 Rassen van
de hoogten ten zuiden van Kaiping, die de eerste verde
digingslijn vormden. De Russen trokken noordwaarts.
Denzelfden dag overmande de Japansche rechtervleugel
een kleine Russische afdeeling, aan zijn linkervleugel
geplaatst, en bezette hij de hoogten ten zuid-oosten van
Kaiping. Donderdag was de geheele Japansche rechter
vleugel Kaiping genaderd, niettegenstaande den hevigen
tegenstand dien de Russische infanterie on rui terg boden,
's Nachts ontvingen de Russen uit het noorden belangrjjke
versterkingen per spoorweg. Vrijdagochtend openden de
Japansche batterijen een hevig vunr. Ten 8 uren was
de vijand van al zijne stellingen verjaagd. Alleen had
hij nog zijne laatste verdediginslijn, maar ziende dat de
stad onvermijdelijk in handen der Japanners zou vallen,
trok bij een groot deel zijner troepen terug. Op de laatste
verdedigingslijn boden de Russen nog hevig tegenstand
aan de Japanners, doch tegen den middag waren de Russen
verplicht hunne laatste stelling op te geven.
De Japanners achtervolgden ze, niettegenstaande het
afbrengtdat je tante zegtdat je toch goed eten kan
en zjj je niet in huis zon willen hebbenwat je natuur-
ljjk, nog ééns zoo flink toetastend, volkomen met'r eens
bent en zegt dat juist dat je weerhoudt om bjj hAAr op
kamers te komen wonen.
Zijn ze erg in hun humeur dan kan je probeoren bjj
't koppie thee de mop te tappen van den armen artist,
die 'n galden onder z'n koppie vond, 't geen echter hoogst
gevaarlijk is, als je niet heilig overtuigd bent dat ze nog
niet 'n pop van je krijgen, die je al vroeger op 'n ver
sleten Zondag leende van hen.
In dit laatste geval kan 'n afspraak met 'n niet na
te noemen vriend op 'n plaats die 'n kwartier afstands
als je hard loopt vèr is, en van welk bepaald tijd
stip de klokwijzer nog slechts vijf minuten verwijderd is
je redden. Met de verzekering, dat je 'm gauw zal bren
gen maar je nn geen portemonnaie by je hebt iets
wat in znlke zorgvolle dagen helaas méér voorkomt
bonk je de trap af, smijt de deur dicht en loopt zoo hard
als je kan zoovèr, dat 't spionnetje niet meer je dravende
beeltenis in tante's oog weerspiegeltom dan ineens heel
kalm verder te wandelen op je koude kamer wat te
gaan werken zelf-verwarmd door 't diner van zooeven
of 'n cigaret draaiend met je vingers voor de goed
koopte 'n afterdinner-wandeling te gaan maken.
Znlke gevallen komen echter niet dagelijks voor.
Evenmin was 't zoo gegaan op den schoonen voorjaars
avond 't had 's middags geregend dat m'n vriend
Jopie en ik op 'n diep-trieste manier elkaar zaten aan
te gapen, daarmee symboliseerend de diepe leegte inwendig
Jopie, zóó gaat 't niet langer." Ik zuchtte diep
Nee zei Jopie zóó gaat 't niet langer."
Jopie zèi ik nadenkend weet jij nog of er
guldens bestaan
Wijfeiend schudde-ie z'n hoofd.
Ik wèèt 't niet, Pietsedert Nienwejaar heb ik er
geen meer gezien 1"
Stilte, hij geenwde, 't was 'n droeve geeuw, waaruit
niet-te-zeggen melancholie vloeide.
Jopie, vindt je 't niet idioot van de menschen om
guldens te makenals je ze toch niet krijgen kan
De heele wereld is idioot, Piet." Hij zweeg toen
opeensAls wij ook eens probeeren gingen om wat
van iemand te krijgen
Ik staarde 'm aan, ontzet. Ik dacht dat-ie gek ge
worden was, krankzinnig, idioott Idee om op den der
tigsten 't was toevallig zoo ver al dag van de
maand van iemand 'n pop los te krijgen dat idee
Ik trachtte 'm te kalmeeren.
Jopie, dat gaat immers niet er zijn geen guldens
meerzijn we niet in den tijd, dat de eene helft der
menschheid rekeningen schrijft, en de andere ze niet be
taalt? Wees niet zoo optimistisch. Ben jij 'n filosoof!
Geld is niet zoo'n onding zooals Liefde of Waarheid de
mensehen hebben 't veel te lief."
Hij zei niets. We zaten op 'n blauwe stoep op een
van de kleine grachten, van vèraf gromde 't gewoel van
de groote stadstil-dood lag 't watervlak tusschen de
oudverweerde zwart-beschaduwde maren de onde hoornen
stonden wezenloos in de grije-weeke luchtloom bogen
de takken zich neer over het snfdroomende grachtje.
Soms kwam uit den rossen lichtkring van het lantaarn
vlammetje 'n eindje verder, zwart-groot-doend iemand te
voorschijn, om in de schadnwdonkerte aan den huizen
kant weer weg te schuilen.
Dicht huisde de stilte om ons. We werden triest, we
sniten over levensraadselen die in ons brein opdoemden
we zochten, zóchten
Jopie zei ik zachtweet jij niemand héélemaal
niemand, die ons meer poft
Héé-le-maal niemand, Piet", klonk 't droef terng.
't Was eigenlijk ook 'n dwaze vraagwie pofte óns
non nog Enfin als 't zóóver mèt je is dan vraag je
wel es ,meer naar den bekenden weg in de hoop op n
nienwe verdwaald te wezen
We bleven zitten. Jopie steundez'n zwaren krnllebol
in bel z'n handen; mijne lange haren hingen in lange
zwarte slieren onder m'n hoed nitvan z'n kort jasje
stond de kraag op soms bibberde-ie-even ik frequen
teerde nog 'n regenjas.