Indische Penkrassen.
Een Familievloek.
FEUILLETON.
FL O IVi J±. KT
Eufemia Gravin van Adlersfeld-Ballestrem.
MARKTBRRICHTKN-
No. 94. Honderd en Zesde Jaargang. 1904.
Zondag 7 Aug. 1904 Sierde blad.
(Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden.
liXXl.
We zitten reeds eenige weken op Solo, de zoo ty
pisch Indische hoofdplaats van het Rijk Soerakarta
»0p Solo?!" roepen de lezers met eenige verbazing uit,
»op Solo, twee dagreizen van Bandoeng
.la zeker, 't lijkt vreemd, maar toch is 't zoo en ik
acht me dan ook verplicht u er eerst even den noodi-
gen tekst en uitleg van te geven.
De vorige Penkras werd u van uit de Preanger toe
gezonden, terwijl we nu op eens van hier uit, van uit
het hartje van Java, schrijven!
is? Al dadelijk moet ik u echter opmerken, dat de laatste
Penkras reeds geruimen tijd geleden werd geschreven
en dat er tusschen die Penkras en deze nog eenige ge
reed lagen ter verzending.
Mijn plotselinge verplaatsing nu vindt voornamelijk
haar oorzaak in een schrijven van den Heer Redacteur
der Kamper Courant, die zoo welwillend was me eenige
vingerwijzingen te geven en me o. a. ook wat meer af
wisseling in m'n schetsen aanried.
Au fond ben ik 't met dien geachten briefschrijver
volkomen eens, doch, in Penkras LX. wees ik er reeds
op, 't is niet gemakkelijk, waar ik rekening heb te houden
met 'n publiek, dat vooral in détailzaken moet worden
voorgelicht.
Intusschen, ik zal voortaan zooveel mogelijk naar af.
wisseling streven en| de noodige détails dan maar ge
leidelijk weg van uit de verschillende plaatsen behan
delen.
Openlijk hier mijn oprechten dank aan dien Redac
teur voor zijn zóo vriendelijk en zoo waardeerend schrij
ven. Ik houd mij steeds voor welwillende op- en aan
merkingen aanbevolen. De recruut-publicist heeft leiding
van vakmannen noodig en wil gaarne leeren, vooral ook
omdat hij zijn verder leven zooveel; mogelijk aan de
Pers zou willen wijden.
Daarom verzoek ik bij dezen beleefd toezending van
die bladen, waarin een en ander naar aanleiding mijner
Indische Penkrassen beweerd wordt. Men heeft o.a. ergens
aanmerking gemaakt over de geschiedenis van den aanval
der Baliërs op Lombok, doch 't niet nbodig geoordeeld
mij hiermede in kennis te stellen. Dit nu is, geloof ik,
niet volgens den adat in de journalistiek en beleefd
verzoek ik daarom in dergelijke gevallen de courant te
adresseeren aan het Kantoor Bintang Hindia te Bandoeng.
De Administratie daar zal dan wel voor verdere
doorzending zorg dragen. Men mag mij natuurlijk be
strijden, ik heb dit zelfs graag, mits men mij de gele
genheid .geve, dat ik zoo noodig antwoorden kan. Nu
weet ik b.v. alleen maar van hooren zeggen, dat ik over
die Lombok-affaire ben aangevallen. Door wie en hoe,
op welke gronden en in welk blad is mij geheel onbe
kend Op die manier kan men al zeer gemakkelijk het
laatste woord krijgen.
Tot zoover was ik gekomen, toen de Inlandsche post-
looper mij een ongefrankeerden anoniemen brief uit
den Haag bracht, een brief waarvoor ik 25 cent straf
port heb moeten betalen. Ook dat is niet geheel in den
haak, zou ik zoo zeggen.
Iemand, zich Censor noemende, schrijft me als volgt
Den Haag, 1 Mei 1904.
Luitenant Clockener Brousson
»In Uwe volgende pennekrassen zult gij nog eens
over de Havelaarszaak schrijven.
Noch den stijl, noch de poëzie van D. D. kunt
gij ooit evenaren door dat gij die niet eens begrijpt.
Wat men niet begrijpt, kan men ook niet beoor-
deelen.
Kleine zielen bespotten zoo iets gewoonlijk. Of
Saïdja(n) het lied zong in 't Soendaneesch of in 't
Maleisch, wat doet dat er toe. Het blijft eenig mooi.
Het roert iemand tot in 't diepst der ziel. Die
weeklachtIk weet niet waar ik sterven zal.
Ook gij schrijft goed. Uwe penkrassen amusee
ren. Ze zijn boeiend. Doch er zijn schrijvers en
Y A N
3)
»Ge kunt spreken," zeide Uraca bits, ten als gij dat
niet verkiest te doen, dan zal ik daartoe wel middelen
weten te vindon."
>Hemelsche genade kreet Kruiden-Ilse en viel op de
knieën.
»Spreek dns. Wie was de barnsteenheks hernam
Uraca onverstoorbaar.
Nn kwam er weer leven in de door schrik buiten z:ch
zelf gebrachte vrouw en zjj begon te vertellen
>Zij was de dochter van den molenaar, genadige vrouw,
Eva genaamd, zij zou nu achttien jaar geweest zijn. Het
was een eigenaardig kind, bljjkbaar door den duivel be
zeten, iedereen moest zij een poets bakken, en honderd
maal heeft zjj lachend verteld, dat zjj tooveren kon, alsof
er geen folterbank, geen waterproef en geen brandstapel
waren. Zij behoefde daarvoor nu wel niet bang te zijn
daar zij met den duivel in verband stond. In het dorp
noemden wjj haar Eva, de BarnBteenheks, om haar lang,
lichtgeel haar, maar haar blank gezicht heb ik nooit mooi
kunnen vinden, zooals wel andere menschen deden. Eva
had dat blanke gezicht van hare moeder, en de molenaars-
vrouw was min geweest bij den tegenwoordigen jonker
het was eene brave vrouw, dat zeggen alle menschen,
schrijvers. Als uwe penkrassen vergeten zijn, leeft
Multatuli's lied nog altijd voort.
Laat doode leeuwen rusten, val ze niet aan. Ze
kunnen niet antwoorden uit hun graf. Leefde hij
nog, één woord van hem zou u te niet maken. De
mortuis nil nisi bene.
Bedenk dit."
Ik antwoord hier alleen op, dat ik den heer Douwes
Dekker niet heb bespot om zijn s t ij 1 ot poëzie, ik
zou niet graagAls Censor kalm had gelezen, hij zou
zijn briefje niet geschreven hebben en mij voor straf
port hebben bewaard. Ik heb alleen willen aantoonen,
dat de Assistent-Resident Douwes Dekker als zoodanig on
geschikt was, en dat de letterkundige Douwes Dekker later
zijn meesterschap over de taal heeft misbruikt, door
ons de zaken niet geheel naar waarheid voor te stellen,
't Publiek genoot van zijn stijl en liet zich beliegen.
Ook Censor nu nog! Wat zijn briefje bewijst!
Mundus vult decipi, decipiatur ergo
Zoo'n beetje Latijn er bij staat wel gekleed, zal ik
nu ook maar denken
Toen ik dan den brief uit Kampen in handen kreeg,
waren er reeds over Bandoeng en omstreken eenige Penkras
sen gereed, daar ik nog al vrij lang op Bandoeng ben ge
bleven.
Ten eerste moest ik toch van uit dit centrale punt
verschillende uitstapjes door West- Java makenten
tweede heb ik persoonlijk gedurende eenigen tijd de
propaganda voor het u reeds bekende maleische tijd
schrift geleid en last not least wilde ik, op advies van
den dokter te Sindanglajavóór ik de vermoeiende reis
door de meer warmere streken begon, in het goddelijk
Preangerklimaat geheel bekomen van de malaria-infectie,
indertijd in het ongezonde Batavia opgeloopen.
Dit laatste nu is mij uitstekend gelukt. De geneesheer
te Bandoeng heeft mij thans volkomen hersteld bevon
den en dat, terwijl ik op Buitenzorg indertijd, als rijp
kon worden beschouwd voor 'n z.g. d Certificaat naar Eu
ropa Ik heb dit [toen maar verzwegen, doch nu we
toch aan 't ophelderen zijn vind ik 't tot goed begrip
der zaak maar beter alles openbaar te maken. De lezer
heeft recht om te weten, wat mij feitelijk noodzaakte
tot wijziging van m'n oorspronkelijk reisplan. Liever
dan mijn nauw aangevangen taak al dadelijk op te geven
en weer naar Holland terug te gaan, wilde ik trachten
in de gezonde bergstreken van West-Java nieuwe
kracht te vergaren. Ik ben daarin wel gelukkig geslaagd.
Thans rest mij nog u uit te leggen, waarom ik nu
juist zoo'n grooten sprong heel naar Solo nam.
Eenige weken geleden kwam Prins Haryo-Mataram
met echtgenoote en gevolg op Bandoeng. De hooge gasten
waren naar Batavia geweest om twee zoontjes van Zijne
Hoogheid den Soesoehoenan van Soerakarta aan boord te
brengen van het stoomschip Ardjoeno, met bestemming
naar Holland.
De beide prinsjes zullen er hunne opvoeding in Wes-
terschen geest zien voltooien, want de sKeizer van Java",
die nooit de Hollandsche school bezocht, betreurt dit
thans zeer en wil zorg dragen dat zijne telgen in betere
conditie komen. Al zijne zoons en dochters spreken dan
ook Hollandsch vertelde mij Prins Haryo-Mataram
(vroeger Radhen Mas Matthes, aldus genaamd naar den
resident Matthes) die zelf met zijn broeder Radhen Mas
Pandji Haryo Pinilih (vroeger Radhen Mas van Son naar
den Luit.-Kolonel van Songedurende drie jaar in Ne
derland is geweest en ook de voornaamste landen van
Europa heeft bezocht. Zijn vader, thans overleden, werd
gedurende de Kroningsfeesten naar Holland afgevaar
digd, om den Soesoehoenan bij Hare Majesteit te verte
genwoordigen.
Al dadelijk kreeg ik een zeer aangenamen indruk van
den jongen levenslustigen Prins, alsook van zijne schoone
echtgenoote, de Toean Ratoe Alit, eene dochter van
Zijne Hoogheid den Soesoehoenan.
Zij deelden mij zulke belangwekkende zaken van
Solo mede, dat mij plotseling de lust bekroop, zoo spoe
dig mogelijk naar de Javaansche Keizerstad af te reizen,
vooral ook omdat er groote feesten stonden gevierd te
worden, feesten waarover ik veel gehoord en gelezen had.
Dit bezoek nu van Prins Haryo-Mataram en dan de
hierboven reeds genoemde aanbeveling, om wat meer
afwisseling in mijne reisschetsen te brengen, deden mij
besluiten de reeds geschreven Penkrassen over Bandoeng
en West-Java voorloopig in portefeuille te houden. Ik
kom later van zelf nog wel eens in de Preanger terug
braai ou vlijtig, en deugdzaam zooals ook de molenaar
en zijn zoon Dietrich, de jager van den genadig?n heer, zijn."
»Dietrichbrak Uraca het verhaal af. >Is Dietrich
de broeder van de barnsteonheks
»Ja, ja, zoo ziet men hoe een bedorven vracht in een
mand vol goede vruchten kan komen," zeide Kruiden-
Ilse bekommerd. »Gelukkig warea hare ouders reeds lang
dood en begraven, zjj hebben niet behoeven te beleven,
dat Eva op een ellendige manier aan haar eind is geko
men, en Dietrich heeft voor zjjne zuster niet behoeven
te boeten."
»Ga voort," beval Uraca, toen de vrouw plotseling zweeg.
Deze wenschte zich echter op dit oogenblik duizend mjjlen
ver uit den ban der zwarte oogen, want tot nu toe ging
het verhaal goed, maar hoe zou zij het beëindigen. Ver
der I" hernam Uraca op hoogen toon er was geen ont
komen meer mogelijk.
Welnu dan, Eva heeft een liefdedrank gebrouwen, en
eene betoovering bewerkt," ging Kruiden-Ilse zachtjes
voort, »maar de genadige heer heeft den drank nimmer
gekregen, want Dietrich is een brave knaap, die met
duivelskunstenarijen niets te doen wil hebben. Toch heeft
de drank gewerkt, want de genadige heer is in heftige
liefde ontbrand voor het blonde molenaarskind."
»Verder 1" beval Urica heesch, toen de vrouw beangst
voor den verwoeden blik der zwarte oogen ophield.
»Het geheele dorp wees weldra de deern met den vin
ger na, die er volstrekt geen geheim van maakte, dat de
slotheer haar liefhad, en toen de schout haar eens uit
de kerk joeg, trad de eerste voor haar op en zeide, dat
zij zijne bruid was en binnen een week zjjn vrouw zou
worden. Toen beraadslaagde de gemeente en er werd
besloten, dat de schout, de pastoor en de smid naar de
stad zouden gaan om Eva bij den heksenrechter van dui
velskunstenarij aan te klagen, omdat zij onzen genadigen
en dan zijn ze, misschien met enkele kleine wijzigingen,
nog goed te gebruiken.
Voorloopig gaan we wat meer aan het reizen en
trekken, en in de eerste plaats vragen dan nu de zoo
interessante VorstenlandenSoerakarta en Djocjakarta
onze onverdeelde aandacht.
Omdat ik blijkbaar ben aangevallen over die geschie
denis op Lombok, laat ik hier volgen een uittreksel van
'n particulier schrijven, mij toegezonden door den heer
Hulster, verificateur op Ampenan. ZEd. schrijft o. a.
»Wat de Baliërs betreft, ik houd ze voor flinke
lui in elk opzicht. Ze zijn groot, breed en sterk ge
bouwd en hebben, zooals het mij lijkt, een eerlijk
en openhartig karakter. Soms wil het me toeschij
nen alsof ze zelfs iets ridderlijks over zich hebben.
Alle handelaren handelen gaarne met Baliërs, door
wie ze maar zelden bedrogen worden.
Eenige dagen geleden was ik met den schilder
Nieuwenkamp uit Holland en een Oostenrijksch
Regierungsrath Heger, iemand die voor het Hof-
museum in Weenen reist, bij eene lijkverbranding
der Baliërs. We werden heel vriendelijk ontvangen.
Met blijkbaar veel genoegen werd ons op al onze
vragen uitlegging gegeven. Overal mochten we
komen en kijken. In niets was ook maar het ge
ringste teeken van ongenoegen, dwang of onop
rechtheid te bespeuren. Het bestuur twijfelt dan
ook niet in het minst aan hun trouw. Anders is
het gesteld met de Sassakkers. Men is het hierover
vrijwel met elkaar eens, dat het onbetrouwbare,
gluiperige, dubbelzinnige, luie sujetten zijn, die
men liever op een afstand moet houden. Het be-
bestuur heeft dan ook met hen nog het meeste last.
Interessant vond ik hetgeen die naar Benkoelen
verbannen Balische Goesti over dien overval aan U
vertelde. Het stuk stond n.l. ook in het Bataviaasch
Nieuwsblad. Eenigen tijd geleden was ik hier bij
het Hoofd der Arabieren op visite. Naar zijne mee
ning omtrent den overval gevraagd, vertelde hij
mij precies hetzelfde, wat U in Uwe Penkras schreef.
Hij is overtuigd, dat die door de Sassakkers,begon
nen is, om den Radja in het ongeluk te storten."
De Radja van Lombok heeft ook na zijn dood recht
op eerherstel, al vinden sommige thans nog levende
personen dit misschien minder aangenaam. Daarom
haalden wij die alte Geschichte nog eens even op
Solo.
Lt. Clockener Baoussou, b.d.
Alkmaar', 5 Aug. Aangevoerd 359 stapels, wegende
136966 kilogrammen. Kleine kaas f 28.commissie
f 26,50, Middelbare f 27.-.
Alkmaar, 5 Aug. Aangev. 376 mudden Tarwe f 7.
a 0. rogge f 0,a 0.—, gerst (ohev.) f 5.25 aO.
oude haver f 3.40, nieuwe f 4.10, paardeboonen f 0, br.
id. f 0.a citroen id. f a witte id. f
karweizaad f 9.90 a 10,35, koolzaad f a
erwten groene f 0.a grauwe
f nieuwe vale f 10.50 a 15.duivenb. f 0.
Amsterdam 5 Aug De prjjzen der Aardappelen
varen heden als volgt
Nieuwe Spring Malta's 0 a 0 ct. per kg., groote An-
dijker Muizen f 1.80 a 2.20, kleine id. f 1.a 1.20,
Amdijker blauwe f 1.80 a 2.20, Westlandsche Zandaar-
ldappelen f 2 30 a 3.kleine id. f 1.30 a 1.40, West-
aandsche kralen f 2,80 a 3.Katwijker ronden f 2.
a 2.80, id. muizen f 2.a 2.50, Geldersche Borgers
f 1 90 a 2.id. blauwen f 1.60 a 1.70, IJpolder mui
zen f 1.90 a 2.IJpolder blauwpitten f 1.70 r 0.
Friesche muizen f 0.— a 0.id. borgers f 1.35 a 1.60,
Friesche Hamburgers f 1.90 a 2.30, id. blauwe f 2.
a 2.10, Hillegommer gravies f 3.— a 4.—, id. kleine
f 1.80, id, kraien f 0,a 0.id. kleine f 0.Zeeuw-
sche bonten f 2.10 a 2.20, id. blauwe f 2.a 2.10.
Aanv. 0 ladingen.
Schiedam, 5 Aug. Noteering Distillateurs f 13.Jene-
ve f 17. Beurscommissie f 12.50, moutwijn willig,
Ruwe Spiritus f lOf, Spoeling Commissie f 1.20. Am-
sterdamcche proef f
heer had betooverd en behekst. En de smid, die vroeger met
Eva had willen trouwen, trad nn op als getuige, en be
zwoer, dat hij dikwijls had gozien, hoe zij te middernacht
naar den Elfenring was gegaan en met de Elfen had
ge anst, en dat de duivol haar op den molen had bezocht.
En toen de drie uit de stad terugkeerden met de hek-
senknechten, die de molenaarsdochter in boeien zouden
slaan en in den toren werpen, was Eva verdwenen. Den
ga schen nacht zocht men haar en Dietrich hielp mede,
omdat hij bekommerd was om zijne verloren zuster, maar
toen de morgen kwam vond men haren halsdoek en
haren zak dicht bij de plaats, die wij nu den heksenkuil
noemen. Zjj had zich uit vrees voor den brandstapel
en omdat zij zieh zelve schuldig voelde, van kant gemaakt.
Zoo moesten de heksenknechten zonder de barnsteen
heks terugkeeren, maar de menschen zeggen, dat zij nog
op de aarde rondgaat. Ik heb haren geest Goddank nog
nooit gezien," aldus eindigde Kruiden-Ilse haar verhaal,
terwjjl zij de handen plechtig vouwde. Een oogenblik
bleef Uraca als verstomd zitten en bewoog zich niet.
»Is uw verhaal uit?" vroeg zij dan.
»Ja, edele vrouw,antwoordde zij bedeesd. »Zie, wjj
dorpsmenschea meenden allen, dat onze slotheer door de
tooverij van de barnsteenheks zou ten gronde gaan, maar
de ban schjjnt toch niet zoo sterk geweest te zijn als wjj
dachten, want toen hij uhuwde, wisten wjj, dat de betoovering
van hem geweken was en dat hjj weder de oude van
vroeger zou worden, vrooljjk en goed. Goed is hij altjjd
geweest en is hij ook nu nog, want voor ons menschen
heeft hij altijd een hartelijk en welwillend woord, en zijn
beurs staat voor ons open maar heelemaal zooals
vroeger is hjj toch nog niet geweest. Ja, 't is ook een
heel ding, en 't is als een molensteen om mede door het
leven te sleepen, als men eene heks tot liefje heeft gehad."
Wordt vervolgd.