Van "Week tot Week- BUITENLAND, Honderd en zesde jaargang. Zondag 21 Augustus 1904 NO. 100. Tweede blad. ALKMAARSCHË COURANT. De Burgerschool en de meisjesschool. Ruim drie jaar geleden werd door den Alkmaarschen Raad pn handen van B. en W. om bericht en raad ge steld een voorstel van het Raadslid, den heer H J. Vonk, beoogende te komen tot eene reorganisatie van het onder wijs aan de Openbare Burgerschool. Thans is, zooals men inl een vorig nnmmer heeft kunnen zien, daarover door B. en W. praeadvies uitgebracht. De bedoeling van den heer Vonk was oorspronkelijk vrjj eenvoudig. Naar zijne meening was 't verkeerd, dat het onderwijs aan de Burgerschool geheel gericht was op de voorbereiding voor de H. B. S., waarmee onrecht ge daan werd aan de kinderen, die 't niet tot deze school zonden brengen, maar wier bestemming 't is op betrek kelijk jeugdigen leeftjjd mede te voorzien in de behoef ten 'van het gezin, hetzij door geplaatst te worden op kantoren, hetzij door behulpzaam te zjjn in de zaak hunner ouders. Het voorstel [van den heer Vonk beoogde niets anders dan daarin verbetering te brengen. B. en W. meenden niet beter te kunnen doen dan over deze aangelegenheid het oordeel in te winnen van de diverse school-autoriteiten, alsmede van de hoofden der scholen, betrokken bjj de gewenschte organisatie. Wat men altijd ziet gebeuren, wanneer het advies van velen wordt ingewonnen, geschiedde ook hier men kwam van het een in het ander en op stuk van zaken kwam men te staan tegenover heel andore hervormingen dan oor spronkelijk waren bedoeld. Da Meisjesschool vooral werd daarbjj zeer van nabij betrokken. De vrucht van velerlei gedacbtenwisseling is ten slotte geweest, dat B. en W. nn aan den Raad het volgende voorstel hebben gedaan 1. De meisjes, welke thans de Burgerschool bezoeken, worden op een nader door B. en W. te bepalen tijdstip overgeplaatst naar de Meisjesschool. 2. Het schoolgeld voor de eerste zeven klassen der Meisjesschool en der Burgerschool wordt gelijk gesteld en bepaald op het bedrag, 't welk thans voor onderwijs op de Burgerschool geheven wordt. 3. De leerplannen van de Meisjesschool en van de Burgerschool worden in dier voege herziendat de leerlingen van beide scholen aan het einde van het zevende leerjaar in de hoofdvakken even ver zijn; het handwerkonderwijs op de Meisjesschool wordt in deze zeven klassen in de gewone schooluren gegevenhet leerplan moet zoodanig zijn ingericht, dat uit de zevende klasse van beide scholen toelatingsexamen tot de Hoogere Burgerschool en het Gymnasium kan worden gedaan. 4. Aan de Burgerschool wordt niet behouden de thans bestaande speciale zevende klasse, bestemd voor opleiding tot de Hoogere Burgerschool en het Gymnasium. 5. Aan de Burgerschool worde voorts gevonden eene achtste en negende klasse voor voortgezet lager onder wijs, toegankeljjk voor jongens en meisjes, die geen middelbaar of hooger onderwijs wenschen te ontvangen, niet voor een ambacht worden opgeleid, doch bestemd zijn om op een kantoor, in een winkel of in een ander bedrijf te worden geplaatst. In deze klassen wordt het onderwijs uitgebreid mot de vakken genoemd in art. 2 der Wet op het lager onderwijs onder letter m (Duitsch), n (Engelsch), o (Alg. Geschiedenis), alsmede met de vak ken boekhouden, handelsrekenen en handelscorresponden tie. Het schoolgeld bljjft gelijk aan het thans aan de Burgerschool geheven schoolgeld. 6. Aan de Meisjesschool blijven verbonden eene achtste, negende en tiende klasse voor voortgezet lager onderwijs, alleen bestemd voor meisjeswier opvoeding aan deze school moet worden voltooid en in welke klassen dezelfde vakken zullen onderwezen worden als op het thans van kracht zijnde leerplan voorkomen. Het schoolgeld voor deze klassen bljjft gelijk aan het thans voor de Meisjesschool geheven schoolgeld. Het kan niet ontkend wordendat op het eerste gezicht deze oplossing niet onhandig schijnt te zijn gevon den. Men vangt daardoor niet twee, maar verscheidene vliegen in één klap 1°. De zeer sterk bevolkte Burgerschool wordt vaneen deel zijner leerlingen ontlast. 2°. De belangrijke geldelijke offers, die de gemeente zich voor de Meisjesschool getroost, zullen behoorlijke rente gaan afwerpen, wat nu niet het geval is, omdat te weinig kinderen van het onderwijs aan deze school profiteeren. 3°. Aan de wenschen van den heer Vonk, door alle geraadpleegde deskundigen als billijk erkend, wordt ten deele tegemoet gekomen. 4°. De reorganisatie zal met geen ingrijpende kosten gepaard gaan. Niettemin gelooven wij, dat de Raad aan de opvoeding der Alkmaarsche jeugd een slechten dienst bewijzen zal, wanneer hij deze voordracht ongewijzigd goedkeurt. Het noodlottige gevolg daarvan toch zal wezen, dat men de ouders noodzaakt aan hunne kinderen de groote voordeelen van een gemengde school te onthouden. Iedere vader en iedere moeder zal weten, dat voor den ongedwongen omgang tusschen jongens en meisjes, zoo noodzakeljjk voor ontkoming aan het gevaar van een zijdigheid niets zoo heilzaam is als dat zjj met elkaar op de schoolbanken zitten. Voor de jongens is dat ge- wenschtmaar bovenal voor de meisjes, die daardoor vrjjer big ven in ^aar bewegingen, niet eraan denken te blozen, wanneer een jongen haar aanspreekt, zich ook vee! minder nuffigheden, die later toch maar tot decepties voeren, in het hoofd halen. De vrouwen van den tegenwoordigen tjjd staan niet meer buiten het levensgewoel zooals jaren her. Daarmee dient men bjj hare opvoeding rekening te houden. Beslist doet men schade aan de meisjes, wanneer men ze altijd bij elkaar houdt ze krijgen daardoor iets onbeholpens, wanneer zjj later tegenover jongens komen te staan. Naar onze bescheiden meening zou de oplossing, met behoud van het goede in de voordracht, dan ook in een gansch andere richting liggen. Wanneer de Meisjesschool niet genoeg leerlingen telt, dan moest daar vooral de reorganisatie plaats hebben en deze zon hierin moeten bestaandat in het onderwjjzend personeel zoodanige veranderingen werden gebracht, dat voortaan ook jongens daar konden worden toegelaten. Het hoogere schoolgeld kan zoo noodig ook voor hen behouden bljjven te hoog is dat in geen geval. En mochten er dan enkele ouders zijn, die per se aan hunne dochters alleen in ge zelschap van andere meisjes onderwijs willen laten geven welnu, voor hen staan altijd nog prrtieuliere scholen open. In het bjjzonder is 't voor leerlingen, die opge leid moeten worden voor H. B. S. of Gymnasium, waar ook weer de school-bevolkiDg gemengd is, in hooge mate gewenscht, dat de jongens en de meisjes vrijmoedig met elkaar leeren omgaan. In allen gevalle men moet de ouders niet dwingen tot eene scheiding, die werkeljjk niet tot heil is van het kind. Men zal meer waarde moeten hechten aan de op merking van den heer Aukes, die aan B. en W. schreef »Ik veroorloof mjj een middel aan te geven, dat misschien het bezoek aan de Meisjesschool zal doen toenemen en overplaatsing van de meisjes mjjner school onnoodig maakt. Door de voorgestelde verlaging van het school geld voor de meisjesschool zal allicht een deel der meisjes mjjner school, wier ouders in het hooger schoolgeld een reden zagen om aan de Burgerschool de voorkeur te geven tcch deze school verlaten. Door geschikte publi citeit bij het aanmelden tot toelating kunnen de ouders met de voordeelen van het onderwjjs aan de Meisjesschool in kennis worden gesteld. Wie dan voor die opleiding is, zendt zjjn dochters naar de school van mej. Pruim wie aan de gemengde school de voorkeur geeft naar de Burgerschool Door deze regeling zal mjjne school in het bezitj kunnen blijven van een groep leerlingen, die ik in het wezenljjk belang van school en onderwjjs noode zou missen." Tegen de uitvoering van dit denkbeeld bestaan bjj de meerderheid van B. en W. drieërlei bezwaren1° zou dan niet op een vast tjjdstip de reorganisatie haar vol ledig beslag krijgen, hetgeen ongewenscht is, omdat zeker heid noodig is ter beoordeeling van eene te verwachten uitbreiding der lokaliteit van de Meisjesschool2° zou men dan niet dadelijk kunnen weten voor welke klassen de tegenwoordige splitsing aan de Burgerschool zon bun nen worden opgeheven, welke leerkrachten dientengevolge zouden vrjj vallen en welke uitbreiding het personeel aan de Meisjesschool zou moeten erlangen3e zou een behoorljjke regeling van het onderwjjs in de handwerken aldus bezwaarljjker worden. Al deze bezwaren zjjn, op de keper beschouwd, niet meer dan van huishoudeljjken aard. Zjj mogen niet ge bezigd worden om een zuiver paedagogisch beginsel, dat der co-educatie, in den hoek te dringen. Bovendien kun nen B. en W. er zich van overtnigd houden, dat, bjjal- dien hunne denkbeelden gevolgd worden, wel voor het oogenblik de onderwjjs-reorganisatie van de baan is, zoo dat zjj niet langer daaraan hunne aandacht hebben te schenken maar dat na verloop van tjjd vele stemmen zullen opgaandie op verandering zullen aandringen. Wat men meent een definitieve oplossing te zjjn is dit allerminst. Dat kan 't niet zjjn, omdat aan de reorga nisatie niet ligt een principe ten grondslag zij vloeit slechts voort uit het streven om met gesloten beurs de klachten te doen ophouden over het te groote aantal leerlingen van de Burgerschool en het te kleine van de Meisjesschool. Het daarvoor nu aan de hand gedane middel zal in de praktijk geen voldoening geven dat meenen wjj met zekerheid te mogen voorspellen. Een zoo belangrijke zaak als het breken met het stelsel van de gemengde scholen, wordt niet afgedaan uit louter utili- teits-beweegredenen dit wreekt zich later. Particuliere Correspondentie) Berlijn17 Augustus. Dat de banden tusschen kroon en volk in de laatste tijden vaster aangehaald zijn, kan bezwaarlijk beweerd worden. De afstand tusschen Keizer Wilhelm II en de Duitsche natie, ook in engeren kring die tusschen Koning Wilhelm en zijne Pruisen, is groot en wordt steeds grooter. De populariteit van zijnen vader en grootvader is niet op hem overgegaan, al mag hij zich verheugen in een heir lofredenaarswier geschetter door geen kritiek, althans openbare, wordt overstemd. Dit is niet anders te verwachten, wanneer elk kritikus, zelfs de eerlijkste, meest Koningsgezinde, steeds onder weg is naar of uit de rechtzaal, c. q. de vesting of het huis van bewaring. Daaraan is het voor een goed deel toe te schrijven dat Keizer Wilhelm, ofschoon een der ontwikkeldste, vlijtigste, een der meest plichtgetrouwe en eerlijk- denkende vorsten, zoowel uit zijne dynastie, als uit den tegenwoordigen tijd, niet datgene bereikt, wat mo gelijk zou zijn, indien hem op onpartijdige wijze de stemming der natie werd medegedeeld. Nog werkt als ongunstige factor mede dat het, na de in 1810 overledene Koningih Louise, aan geen der Pruisische vorstinnen gelukt is, zich bemind te maken. De her innering aan Keizerin Augusta laat het volk koud, over Keizerin Victoria wordt met zeer weinig sympathie gesproken wat in den persoon van den tegenwoor digen Keizer bij velen niet aangenaam is, wordt dikwijls op rekening gesteld van zijne Engelsche moeder en van zijne door deze geregelde opvoeding en ook de tegenwoordige Keizerin, Augusta Victoria, heeft tot heden niet de gave gehad, het hart van hare onderdanen te veroveren. De gebeurtenissen van de laatste tijden zijn aan hare populariteit weder niet ten goede gekomen. En steeds meer hult zich het aandenken der Koningin Louise bij het Hohenzollern-gezinde en aanbidding- zieke deel van het Pruisische volk in een aureool der vereering, die hare uiting vindt in bedevaarten naar een der mooiste plekjes in den Tiergarten, waar zich het standbeeld dezer diepbedroefde vorstin te midden van heerlijke bloemen-groepeeringen verheft. Toen de eigenaardige wegen, die de heer von Mirbach insloeg om zijn doel te bereiken, bekend werden, en deze onthullingen gaandeweg aangroeiden tot een schan daal, verwachtte men een korten tijd, dat de Keizerin zelf het initiatief zoude nemen en op ontslag van haren opperhofmaarschalk zoude aandringen. Zij, die weten konden door wien en op welke wijze Augusta Victoria op de hoogte gehouden wordt van de loopende bijzon derheden, wisten echter wel, dat hiervan geen sprake zouden zijn. Toen ook aan de zijde des Keizers niet werd inge grepen, waren er nog genoeg onnoozelen, die meenden, dat wanneer de Keizer nu maar eerst van zijne Noor- weegsche reis teruggekeerd was, aan de publieke opinie de noodige voldoening zou geschonken worden. Zijn deze dan vergeten, dat het internationale telegraaf- en telefoonnet alle afstanden opheft en dat de Duitsche Keizer dagelijks eene uitgebreide zending poststukken toegezonden krijgt, waar hij ook verblijf houdt Deze goedgeloovigen meenden, dat Keizer Wilhelm niet op de hoogte was van hetgeen er gedurende zijne afwe zigheid aan het licht was gebrachtzij meenden, dat Mirbachs rijk uit zou zijn, zoodra men den Keizer mededeeling van diens gekonkel gedaan had. Met deze hoop heeft zich nog weken lang een goed deel van het Duitsche volk gevleid. Het was hun niet duidelijk te maken, dat de Keizer óf geregeld de meeste partijbladen leest en dus reeds lang van de geheele Mirbachaffaire op de hoogte isóf slechts eenige byzantinistische bladen raadpleegt, die de hofmaarschalk der Keizerin altijd als een dood-onschuldig, erg-belasterd, goedaardig- vroom edelman voorstellen. Ook heb ik mij laten vertellen, dat de Keizer speciaal voor hem samengestelde zugeschnittene couranten leest. Dit komt mij echter zeer onwaarschijnlijk voor. Van het oogenblik, dat de broeder van de Keizerin, hertog Ernst Günther van SleeswijkHolstein, stelling tegen von Mirbach nam, dacht men, dat daardoor toch zeer beslist een einde aan het schandaal gemaakt zou worden. De Keizer is echter van zijne Noorweegsche reis teruggekeerd, heeft te Berlijn getoefd om de loopende zaken af te doen, en is naar Wilhelmshöhe bij Kassei vertrokken, zonder een onderhoud met zijnen zwager te hebben gehad en zonder eene beslissing ten nadeele van den hofmaarschalk der Keizerin te hebben genomen. De ontevredenheid met dezen gang van zaken is al gemeen. Men hoort, al is het dikwijls achter gesloten deuren, een zeer afkeurende kritiek, zelfs uit den mond van invloedrijke personen, die onder de beste zonen van Pruisen gerekend kunnen worden. Misschien wacht hertog Ernst Günther wel eene ge lijke verrassing als aan de Prinsen Friedrich Leopold en Karl Anton von Hohenzollern is bereid. Op een oogenblik toch, dat een groot deel van den Russisch- Japanschen oorlog is afgespeeld en terwijl Duitschland bij beide legers door uitstekende militaire krachten is yertegenwoordigd, zendt de Duitsche Keizer twee zijner familieleden naar het oorlogstooneel. Wat van dit be sluit te denken? Het is van algemeene bekendheid, dat de verhouding tusschen den Keizer en den voor het Russische leger bestemden prins Friedrich Leopold nog al te wenschen overlaat. Deze Hohenzollern is de eenige broeder van wijlen onze prinses Marie, de 2de gemalin van prins Hendrik en is gehuwd met een der zusters der Keizerin. De 38jarige Friedrich Leopold schijnt heel veel karaktertrekken gemeen te hebben met zijnen vader, frins Friedrich Karl, den zoogenaamden rooden prins, n militaire bekwaamheden moet hij echter verre bij

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1904 | | pagina 5