Een Familievloek. BUITENBAND- FEUILLETON. ALKMAARSCHE COURANT. ROMAN Enfemia Gravin van Adlersfeld-Ballestrem Gemengde Mededeelingeu. No. 102. Honderd en Zesde Jaargang. 1904. Vrijdag 36 Aug. 1964. Tweede blad. Vaderlandsche liederen In Japan. Het is ongeveer acht jaar geloden dat het destijds nog vrij onbekende Japan door zijn groote overwinningen op de ontelbare legers van den »Zoon des Hemels", voor 't eerst zich in zijn ware gedaante aan ons vertoonde. Ja, wjj wisten reeds, dat de Japanners een zeer ver standig volk waren, een volk, dat veel aan industrie deed, en dat veel voor kunst voelde. Wij bewonderen het Ja- pansche zijdewerk, de bronzen kunstvoorwerpen, 't lak werk, de schilderijen en de vele andere voortbrengselen van 't Japansche genie en den Japanschen smaak. Maar dat daar bij 't genie om kunstvoorwerpen te scheppen, dat daar achter dien goeden smaak voor 't schoone, nog een niet minder groot genie zat voor oorlogvoeren en troepenvormen, dat hadden we toch niet vermoed. En niettemin was er zoo'n genie, doch de voorzichtige »Keizer van do Rijzende Zon" wist, door de onbekendheid van andere volken met zijn rijk, zóó goed zijn geheimen te bewaren en te verbergen op politiek gebied, als de ge heimenissen van de tdnpels zijner Goden verborgen waren voor nieuwsgierige blikken in dichte en uitgestrekte wouden. In 1896 kwamen wij wat meer op de hoogte van 't Japansche talent voor oorlogvoeren, want de tij dingen van 't groote succeswaarmee de Japansche troepen de Chineesche bevochten, van de voorbeelden van vaderlands-liefde, die zoo veelvuldig van den moed en de goede africhting der troepen getuigenis aflegden, brachten ons al spoedig van 't dwaalspoor. De nationale Japansche poëten kregen nu stof tot dichten, hun dichtader begon te vloeien, waarvan 't gevolg waren vele oorlogsverzen, vaderlandsche liederenwaarin voorkwamen krachtige aanmaningen tot moed en opwekkingen tot strijden. Misschien zullen voor de toekomstige gevechten in Mant- sjoerjje of Korea, wel gedichten verschijnen van de moderne Japansche poëten, die de troepen dan wel naar hartelust znllen zingen. In de gevechten in Korea in 1896 weerklonken die lie deren en de met roem overdekte regimenten herhaalden ze op weg naar Peking, terwijl hunne muziek, die op dezelfde wjjze ais bij ons samengesteld was, deze oorlogs melodieën begeleidde. Hieronder laten wjj er eenige van volgen, die zoo goed mogelijk vertaald zijn, maar zeker is door deze vertaling veel van de krachtige ontboeze ming van den Japanschen dichter verloren gegaan. 't Volgende is een zeer oude Hymne, getiteld »Dap- pere strjjders." Als de strijders te land ten oorlog gaan Zal de aarde hun lijken bedekken Als de strijders ter zee hun vijand verslaan, Zal de zee aan hun beenderen lekken. In oudere tijden, trotseerend 't gevaar, Trok menige strijder te veld. Och, 't leven dunrt meestal slechts vijftig jaar, En wie zou er, door zioh te onteeren, Nog eenige jaren meer begeeren. De dood en de vlammen, dat zij hun lot, Ons leven is steeds ter beschikking van God, Wjj dienen te sterven als trouw patriot. Wanneer gij soldaten op 't slagveld mocht vallen, Zoo val dan met wonden bedekt. Gij zult tot het laatst onze vijanden tarten, Zoodat gij hun gramschap verwekt. En allen, die vallen, zij zullen lang zijn, Door eeuwen, die komen, De schutsengelen voor ons Oostersche land. Dus vooruit, strijdersKrjjgers vooruit. 't Is geen wonder, dat de soldaten bjj zulke dichtre gelen in vuur geraken. Een andere strijdzang luidt, vrij vertaald, als volgt Y A N ii) »De arme Eva is dood" bjjna kon Dietrich dit niet uitspreken. >Verhongerd" jammerde de jonker. Dietrich schudde het hoofd. »Zjj houdt met hare rechter hand eene flesch vast, misschien heeft zij in de donkere kamer gezocht en de flesch met gif genomen, die er nog stond van mijn vorigen meester het zal een gemakke lijke dood zijn geweest." »Ga niet naar binnen," smeekte hij, toen hg zag, dat de jonker de deur wilde openen en luid snikkend voegde hij er bij»behoud haar voor oogen zooals zij in haar leven was, zoo mooi, zoo schitte rend, zoo rein niet zooals nu, niet zoo o, 't is vreeselijk 1" Met wjjd geopende oogen had Uraca geluisterdnu eerst begon zij te begrijpen wat ze eigenlijk had gedaan, want zij had heelemaal de berekening over den verloopen tjjd verloren. »Dat heb ik niet gewild, dat niet," zeide zjj bevend. »Ik dacht, dat het gisteren was geweest; ik wilde haar als heks verbranden," voegde zij er onbevangen bij, in die woorden geheel den duisteren geest van haren tijd toonende. De jonker nam geen notitie van haar. Zijn hoofd tegen de ijzeren deur geleund, viel hij op de knieën. »Eva, Eva!" riep hij op hartverscheurenden toon. »Mjjn innig geliefde vronw, hebt ge mij vergeven ging bij zachtjes voort, terwijl zijn tranen onophoudelijk stroomden. »Hebt gjj mjj in uw vreeseljjk doodsuur vër- China is een land, waarover eens in vroeger dagen, (Toen nog door wijze hand bestuurd) geheel niet viel te klagen, Maar later deed dit land zeer min en klein, 't Ging zich verbeelden, toen, een »Hemelsch rijk" te zijn. De Chinees is echter niets meer dan barbaar, En »hemelsch" past voor hem al bjjzonder raar. Wij moeten strijden tot de Chinees is verdwenen, Door wien onze zon lang donker heeft geschenen 't Wordt tijd, dat onze vlag van Peking waait, Om te toonen, dat de Chineesche haan niet meer Koning kraait, En als die haan toch kraait, dan weet men gewis, Dat 't een doodenmarsch voor de Chineezen is. Op marsch, ja vooruit, naar Peking gekomen, Naar Peking, geen rust tot de stad is genomen. Zooals alle historische volken, honden de Japanners er ook van om in hun poëzie hier en daar aan een roem- rjjke gebeurtenis uit 't verleden te herinneren, 't Zijn van die herinneringen, die den strjjdlustigen soldaat vurig doen wenschen om ook znlke daden te verrichten, als daar bezongen worden. Eén van deze soort gedichten is getiteld »Do Mensch" en werd gemaakt door een krijgsman, die in 't bezit was van den zeer schoonen naam Take-Da-Daizen-No-Daibu-Havi-Nabn-Asonwat zeker wel een beteekenis zal hebben bij degenendie hem dien mooien naam gegeven hebben 't is ons echter niet mogen gelukken uit te vorsehen, wat 't eigenlijk wil zeggen. In elk §eval, als de man, de krjjgsman- zanger, zooveel presteert als zjjn naam, dan dient hij wel met eenige onderscheiding behandeld te worden. Hij zegt zeer wijs De mensch is een ware vesting De mensch is geljjk een muur De mensch is celijk een verschansing Het beste in 's menschen leven, is vriendschap te sluiten Het slechtste iemands vijand te worden. En zoo geeft hij een gansche reeks van vergelijkingen en raadgevingenmaar hjj is niet zeer duidelijk in zijn vergelijkingen, ten minste te oordeelen naar de eerste drie. Veel meer beteekent de hymne (in Japan)»Kimi- Ga-Yo", wat zooveel wil zeggen als: »De Regeering van mjjn Vorst." Die hymne werd in de zeventiende eeuw gedicht door een Keizer en opgeschreven door een Keizerin, wat haar dubbel kostbaar en merkwaardig maakt. Het is een soort »God save the King" voor Japan. Eenige regels er uit zijn al zeer pakkend Lang zal onze Keizer regeeren, Steeds zal zijne wijsheid vermeören, Zjjne regeering dure nog langen tijd, En geloofd zal hij worden tot in eeuwigheid. Onwillekeurig doet ons dit denken aan de laatste regels van het van ouds bekende versje van St. Maarten en als je 't tempo hier en daar wat versnelt, kan 't er op gezotgen worden Hier woont een rjjke man Die veel geven kan enz. Maar behalve deze krijgsliedjes, zijn er in 't Japansche liedereu-album, nog wel versjes en melodieën van zach- teren aard. Daar zijn er, die werkelijk lief zijn en ieder kan wat naar zijn smaak vinden. De matrozen hebben hun »schippersdenntjes", de boeren, de tuiniers hebben hun »landliedjes", waarin de gesteld heid van 't land wordt geschetst en de vrouwen zin gen, soms bij een harp of ander tokkel-instrument, mooie romances, zooals bijvoorbeeld »De Bloem en het meisje": Den vorigen nacht, kwam een regentje zacht, Op den bloeienden perzikboom neder Een meisje kwam vroeg, na den zomerschen nacht, Den tuin in, zoo licht als een veder. Zij plukte een bloempje, een bloempje teer, Van den boom met zjjn rozige bloemen Naast haar spiegel legde ze 't bloempje neer, Om te zien wie 't schoonst was te noemen. geven, wat ik u misdaan heb? Zoo jong, zoo goed moest gij sterven, gij, heerlijkheid mjjner oogen, troost van mijn hart. Eene heks, noemde u de booze, nijdige wereld, en gjj waart als eene engel des lichts, eene engel Gods! O, Eva, Evaopen nog slechts eenmaal uwe oogen en zeg, dat gij mij vergeven hebtlach mjj nog eenmaal toe met dien teederen rozemond, dien ik zoo gaarne kuste, en die zoo zoete woorden sprak En zonder afscheid te nemen, ging ik heen wee mjjEva, Eva, mjjn zoete, mijn mooie, mjjn geliefde vrouw, vergeef mjj, vergeef mjj Met grooten weemoed in het hart, had Uraca al deze woorden aangehoord plotseling echter barstte zjj los. »En voor mjj hebt gjj geen enkel woord over, Ludwig Ohristoffel riep ze in vertwjjfeling, »Wat gjj mjj misdeedt schreit ten hemelik ben de moeder van uw zoon, en toch hebt gjj slechts ellende en verdriet om die andere. En ik had u nog wel zoo lief, Ludwig Christoffel, meer dan ik in mjjn trots wilde be kennen, meer wellicht dan die blonde vrouw, om welke thans uw hart breekt. Ten eeuwigen dage zullen zjj vervloekt zjjn, de blonde vrouwen van Ulmenriedgilde zjj buiten zich zelf van opgewondenheid. »Zjj znllen onze nakomelingen bedriegen, om den tuin leiden, pjjnigen en tot den dood voeren, evenals ik be drogen, om den tuin geleid, gepjjnigd en tot den dood gevoerd ben. Wee over dien jonker van Ulmeuried, die eene blonde vronw huwt, zjj zal ongelukkig worden, even als ik het door de barnsteenheks geworden ben, ongelukkig en schuldeloos. O, ik haat ze, die blonde, blanke vrouwen, die mjj ellendig hebben doen worden ik vervloek ze, de blonde vrouwen van Ulmenried, ik. Uraca kon niet verder gaan, zjj stiet plotseling een gorgelend geluid uit en viel op den grond neer. Een beroerte had haar in hare vertwijfeling getroffen, eer zij hare vervloeking had uitgesproken. De jager nam haar op en droeg haar stil weg, zjjn meester met zjjn smart alleen latendhjj had medeljjden met Uraca, ofschoon zjj nooit een vriendeljjk woord voor hem over had gehad maar ieder mensch heeft zoo zjjn eigen- Toen vroeg ze haar brui'gom wie hjj 't] schoonste wel vond, De bloem of haar, zjjn bruidje, En de jonge man antwoordde haar terstond »De schoonst' is de bloem en geenszins jou snuitje. Als 't meisje dit hoort is zjj ten zeerste beleedigd en zegt als de jongeling het bloempje zooveel mooier vindt, hjj dat dan maar als zjjn bruid moet nemen. De Japansche poëzie geeft, zooals uit deze paar versjes bljjkt, wel wat te genieten. U i t S e r v i De kroning van Peter Karageorgewitsj tot koning van Servië men zie ons vorig Buiten- landsch Overzicht is nu toch vastgesteld op den 21en September. Het programma is verschenen. Den 20en 's avonds zal in groot gala de koniukljjke kroon over gebracht worden naar de kathedraal van Belgrado. Den ganschen nacht zal dit kleinood bewaakt worden door een militaire eerewacht. De klokken van de kerk zullen luiden. Den volgenden morgen vroeg gaat Peter vergezeld door de ministers en de leden van het corps diplomatique naar de kathedraal, waar hjj door den hoogsten geeste lijke van Servië ontvangen wordt. Daar zal de kroning plaats hebben door den voorzitter van de Skoeptschina. In het paleis zullen de gezanten den Koning begroeten. Een voorspelling van Chamberlain. De Daily Chronicle ontvangt van haar correspondent te Mel bourne een mededeeling uit een brief, door Ohamberlain geschreven in het Australische blad Age. In dat schrjjven zegt Chamberlain De Engelsche liberalen znllen bjj de aanstaande verkiezingen de overwinning behalen, maar hun zege zal slechts een voorbjjgaande zjjn, en dan zul len de voorstanders van preferentieels tarieven zegepralen. De vernielingen van den modernen oorlog. Zeer leerzaam is het volgende overzicht van hetgeen er geworden is van het eenmaal zoo machtige Russische oostelijke eskader Cesarewitsj8 Februari door torpedo's getroffen, her steld, 10 Augustus weer beschadigd, ontwapend te Kiautsjau. Retvisan 8 Februari idem idem, hersteld, na het ge vecht van 10 Aug. beschadigd te Port Arthur teruggekeerd. Petropawlowsk13 April in de "lucht gevlogen door een drijvende Japansche mjjn. Poltawa: Zwaar beschadigd na het gevecht van den lOden Aug. te Port Arthur teruggekeerd. SebastopolOp een mjjn gestooten en zwaar beschadigd. PereswietZwaar beschadigd te Port-Arthur terug gekeerd. Pobieda: 13 April door een drjjvende mijn beschadigd, hersteld, 10 Aug. getroffen en beschadigd te Port Arthur teruggekeerd. Yan de gepantserde en beschermde kruisers Bayan bjj de sortie van 28 Juli beschadigd, nam geen deel 'aan het gevecht van 10 Augustus. Dianabeschadigd te Saigon binnengeloopen. Pallada8 Februari getorpilleerd in de haven van P. A., nam deel aan het gevecht van 10 Aug. en keerde in de haven terug. Askoldna het gevecht van 20 Augustus met groote schade te Sjanghai binnengevallen. Waryag den 8stcn Februari gezonken te Tsjemoelpo na het gevecht buitengaats. Nowikmeegevochten 10 Aug., 20 Aug. op de kust gedreven en vergaan bjj het eiland Sakhalin. Boyarin 19 Februari bjj Dalny op een drjjvende mjjn gestooten en gezonken. Van het Wladiwostock-eskader gepantserde kruisers Gromoboiin gevecht 13 Augustus beschadigd en naar haven teruggekeerd. Russia: idem, idem. Rurikidem, in den grond geboord. Bogatyr in Mei voor Wladiwostock vergaan. Iets over de Ozaritsa. De Czaritsa heeft bjj haar plichten als keizerin steeds haar plichten als moeder jegens hare kinderen in 't oog gehouden. Te St. Petersburg zoowel als te Livadia besteedt ze het grootste gedeelte van haar dag aan de opvoeding van haar kinderen. Bjjna den geheelen dag is ze bjj hen. Zjj helpt ze bjj het opstaan, aardigheden,dacht de eenvoudige man bjj zich zeiven, haar hoogmoedigheid vergoelijkend, al wist hjj ook, dat zjj de moordenares van zijn zuster was. Hjj droeg haar naar hare vertrekken en gaf haar over aan de verwonderde kamervrouwen, terwijl hjj zelf een bode om een geneesheer naar de stad zond. Uren en uren bleef Ludwig Ohristoffel alleen in den rooden toren. Of hjj daar nog den jjzeren poort heeft geopend en den moed heelt gehad om zjjn doode vrouw nog een laatsten blik toe te werpen, heeft nooit iemand geweten. Toen Dietrich eindeljjk na verloop van eenige uren naar zjjn meester durfde gaan, vond hjj deze staande aan de leege wieg, naast de legerstede van de doode Eva. Twintig jaren ouder was hij in dien eenen dag geworden. Nog éénmaal keek hjj naar al die teedere herinneringen, die de hare waren geweest, gedurende haar leven, nog een eerbiedigen blik op de jjzeren deur naast den haard, en dan liet hij zich gewillig wegvoeren. Vol eerbied sloot hjj den rooden toren, zooals men een graf van een geliefde doode pleegt te sluiten. Weken lang leefde Uraca nog verlamd, zonder dat zjj haar spraak terug gekregen had, en als de jonker aan haar bed kwam, dan deed zjj haar oogen dicht en drukte de lippen op elkaar, alsof er nog een woord over de geboeide tong kon gljjden. Eens vroeg hjj haar»Uraca, zoudt gjj mjj ooit vergiffenis kunnen schenken En ontkennend had zij het hoofd geschud en ontzettend droef daarbij gekeken. Daarmee wilde zjj misschien zeggen, dat zjj het wel wilde, maar dat het boven hare krachten ging. »Neem dan tenminste die vreeseljjke ver vloeking terug, die gjj hebt uitgesproken," smeekte hjj haar. Hare trekken namen daarop een verschrikkelijke uit drukking aan, en wat haar mond niet meer kon uitbren gen, zeide hare oogen »nimmer 1" Daarop ging de jonker verdrietig heen. Toen de maaiers de velden maaiden, stierf Uraca ge durende een onweder, en onder donder en bliksem steeg haar gepjjnigde ziel uit dit tranendal omhoog. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1904 | | pagina 5