Indische Penkrassen. Een Familievloek. FEUILLETON, gravin van Fernandez de Montemario. BUITENLA NP~ Monderd en zesde jaargang. Zondag 28 Augustus 1004. Enfemia Gravin van Adlersfeld-Ballestrem NO. 103. »erde blad. ALKMAARSCHE COURANT. (Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden. IiXX.IV. Eindeljjk kwam er dan tooh een oogenblik pauze, want het rjjtuig hield stil voor een mooie kraam, waar Keizer Pakoe Boewana X. inkoopen wensehte te doen. Eerst nfi. kon ik een blik om me heen weipen en de vorstelijke porsonen, alsmede het schitterend gevolg, op mijn gemak eens wat nader opnemen. De Soesoehoenan, gehuld in een langen, blauw zijden mantel, van voren open, zoodat het bruin fluweeien hof kostuum zichtbaar was, schitterde van de diamanten. Op den voorsten tip van Zjjn strakgespannen hoofddoek, op Zijn borst, aan Zijn horlogeketting, manchetknoopen en ringen, overal flikkerende steenen, te zamen zeker wel voor een waarde van een ton gouds. Een prachtig ge batikte saroong, waaiio van voren een ook al weer met diamanten als bezaaide dolk stak, bedekte het onderlijf, terwjjl een poesakakris ter waarde van zestig duizend gulden op den rug werd gedragen. Pakoe Boewana X. heeft een hoogst eigenaardig doch fijn besneden gezicht, jammer, dat het geel geblan- ket is en bijgewerkt met bruin, karmijnrood en zwart, zoo zjjn bijv. de wenkbrauwen geheel weggeschoren en vervangen door twee schuin naar boven loopende licht bruin geschilderde kunst-dito's. De neus is licht aris tocratisch gebogen. Een dunscherpgeteekend en bruin geschilderd kneveltje geeft een bepaald typischen trek aan den vrij grooten mond, die jammer genoeg ontsierd wordt door, volgens den adat, zwart geschilderde tan den. 't Meest opvallend zijn zeker wel de buitengewoon groote oogen, die onder het zenuwachtige, haastige spre ken van den Vorst, als uit hun kassen oreigen te rollen. De tot Haar groot leedwezen kinderlooze Toean Raloe, eene eigen zuster van den onafhankeljjken Prins Mang- koe Negara, sprak slechts enkele woorden ter minzame begroeting. Ook Zij schitterde van diamanten en heeft een lief, vriendelijk doch niet bepaald mooi gelaat, terwijl de beide Hollandsch sprekende prinsesjes daarentegen, meisjes van om en bg de veertien,'n paar heerlijk scboone kinderen zijn, die doen denken aan Sultbans dochters uit de Duizend en Eén nacht, 't Moeten dan ook de lieve lingen van Papa wezen, naar ik later hoorde en in stilte benijdde ik reeds de gelukkige Pangèrans, die nu wel spoedig door den Soesoehoenan tot Echtgenooten dier Prinsesjes zullen worden aangewezen. De Indo-Europeesche koetsier en ook de Inlandsche lakeien, die naast de paarden liepen waren gekleed als Fransche Huzaren met roode kepi's, licht blauwe, zwart- getreste attila's en wijde roode pantalons. Een oude Javaan, met 'n bril op zijn neus, hield een buitengewoon grooten, gouden song song boven het hoofd van zijn Keizer, 't Was wel avond en het regende niet, maar toch, als symbool van de vorsteljjke macht, bljjft de pajoeng zelfs ook dan nog onmisbaar Ge herinnert u zeker nog wel, wat ik reeds vroeger over de hypnotische werking van zoo'n gouden zonne scherm heb medegedeeld. Terwijl de Keizerin en de Keizer Hunne inkoopen deden, maakte de geheele ruiterschaar front naar het rijtuig. De cavalcade bestond uit rijk gekleede Prinsen en Prinsjes van den bloede, hoogadellijke Kratonamb tenaren, verschillende rijksgrooten, Javaansche lansiers, jeugdige elegante pages, offPieren der Pradjoerit Cavalerie, evenals de Kolonel gestoken in de oude uniform van het Leger, met giberne en oranjesjerp om, alsmede uit nog een twintigtal kranige Europeesche cavaleristen, de z. g. ljjfwachtdragonders, waarvan er totaal vijf en zeventig onder commando van den lsten Luitenant Gout Y A N 12) Met veel praal werd Uraca in het familiegraf onder de slotkapel ter aarde besteld, en hare prachtige grafsteen droeg in gouden letters het opschrift Donna Ubaca, JONKVROUW VAN ÜLMENRIED, Dit was de laatste leugen van Ludwig Christoffel Dezelfde metselaar, die voor den grafkelder gezorgd had kreeg weldra nog meer te doen, want men droeg, hem op, den rooden toren dicht te metselen. De dorpelingen dachten, dat dit moest gedaan worden omdat het gebouw zoo onsterk was geworden, want niemand buiten den jonker en Dietrich kende het ver haal van den rooden toren. Ruim een maand bleef Ludwig Ohristoffel eenzaam en verlaten in Uimenried en hij gebruikte dezen tijd om vlijtig te schrijven, doch vóór bij de wijde wereld inging, verborg hij al het geschrevone in geheime laden Hjj leefde nog lang genoeg om zjjn zoon, den donker- oogigen jonker Ohristlieb, in de wereld in te leiden, en na zijn dood, kwam de laatste in het volle bezit van UI menriedwie zou 't hem ook hebben bestreden De oude Dietrich, die zijnen jongen meester aanbad, sweeg, getrouw tot in den dood. Men liet de schoone, blonde Eva haar rust. Wel be z. g. voor de noodige staatsie van Zjjne Hoogheid hebben zorg te dragen. Zij bewaken ook den Kraton en vergezellen Zijne Hoogheid overal, waar Hjj maar gaat. 't Is een goed baantje voor onze cavaleristen, want de Soesoehoenan is erg royaal, waar het Zjjn Europeesche gardesoldaten geldt en de dienst is niet zwaar, veel lichter tenminste dan bjj het Regiment. Alleen zeer oppassende mannen worden bjj die Lijf wacht geplaatst en provooststraf b. v. wordt onverbid delijk gevolgd door terugzending naar het Rogiment. Ook Kolonel Radhen Mas Haryo Koesoema Winata, die plotseling verdwenen was, merkten we nu onder de voorste ruiters op. Alle Inlanders in den omtrek waren eerbiedig neerge hurkt, de handen daarbjj als tot een gebed gevouwen, 't Is in het Oosten heelemaal geen adat om een Vorst met hoera's en gewuif te begroeten. Een Javaan Jtoont zjjn liefde en trouw door een stille hulde en zou ons zoo luidruchtig gejuich bjj de koninklijke intochten b. v., al zeer weinig eerbiedig vinden Voor die Oostersche opvatting is wel wat te zeggen Tusschen de neergehurkte massa zagen we ook enkele Europeanen en vreemde Oosterlingen, natuurlijk rechtop, doch met ontbloot hoofd. Er heerschte in de nabjjheid van 't rjjtuig een vol maakte stilte, alles zweeg en alleen de stem van den Soesoehoenan werd gehoord. De Vorst was bezig met inkoopen. Hjj acht 't n. 1. tot één zijner plichten als landsvader, om iederen seka- tènavond voor ongeveer vijfhonderd gulden te verteren en op die wijze dan den verschillenden kleinhandelaren eens een voordeeltje te gunnen. Hjj betaalt daarbjj natuurljjk grof en zonder tawarren (afdingen). Een der Kratonbeambten, die dien avond den dienst te voet had, zat voor 't vorstelijk rjjtuig neergehurkt en kreeg de bevelen voor den inkoop. Elk oogenblik viel dezeordonnans, zullen we maar zeggen, zjjn Vorst als 't ware in de rede, met een snel en kort uitgesproken unoenninggihdat „ja" beteekent, terwjjl hij eerbiedig met saamgevoegde handen een sembah maakte en wel door twee snel op elkaar volgende tikjes der duimen tegen den neus. Vol bigde verwachting stond de koopman, een donkere Moor, een zoon van Marokko, te wachten op de dingen die zouden komen, daarbjj met wittandengeflikker verlegen lachende en buigende in de richting van den Keizer. De orders waren gegeven. Nog een tweemaal herhaald tnoenninggih", noenninggih", nog eens een sembah en de knappe slanke ordonnans, ook al weer zoo echt smaak vol gekleed, sprong op en vloog op den Moor af, om hem, eenigszins beschermend uit de hoogte, de wenschen zijns Keizers mede te deelen. De nog steeds lachende, nu voor den adellijken jonk man buigende Moor, beiekendo snel hoeveel procent winst hjj wel zou durven nemen, vloog daarna op zijn beurt naar de uitstalkast en haalde een Japansch ivoren sabeltje voor den dag, hoogstens 'u drie gulden waard, dat echter met een muntje van tien betaald werd. Hoeveel de jonge ling er zelf later voor in rekening gebracht zal hebben, weet ik natuurlijk niet, doch naar booze tongen mjj ver telden verdient zoo'n ordonnans op een koopavond al gauw een honderd pop Non, 't moet toch opsLeven en laten leven', denkt de Soenan. Zoo krijgen b.v. de Lijfwachtdragonders van 't escorte, na afloop van den rondrit voor rekening van den Soesoe hoenan een fijn souper met wjjn en bier en fijne sigaren. Ze houden dan ook veel van hun Vorst, die cavaleristen, en zouden voor Hem door 't vuur gaan. tZijne Hoog heid weet wat 'n soldaat toekomt, luitenantzoo sprak dezer dagen nog een der dragonders tot me, ten daarom leve de Keizer zwoer men in het dorp, dat het 's nachts spookte in den rooden toren, wel mompelde men, dat Uraca daar een geest had gezien, bjj wier aanblik zij een beroerte had ge kregenniemand evenwel kende de ware geschiedenis en vermoedde, dat dezelfde, vergane toren, die zoo lang een enge en armoedige woning voor de vervolgde was geweest, nu het gewelfde Mausoleum van de Barnsteen heks was. II. Uit den tijd van den ergen nood. 1630. De dertigjarige oorlog had zijn derde periode, de Deen- sch-Saksische, zien eindigende zware nood, met zjjn bloedigen geesel had ook het noorden van Duitschland getroffen, Tilly en Wallenstein woedden vreeseljjk op hunne zegetochten. Het eerste tiental ;aren van deheer- schappjj der krijgsfurie was verstreken en van uit Zweden wakkerde een stormwind den brand opnieuw aan. Vree8elijke dingen hadden er reeds plaats gehad, de ongelukkige Winterkoning van Bohemen dwaalde vervloekt en vernietigd rondgraaf van Mansfeld, zjjn dappere partjjganger, was overwonnen en zijn leger afgedankt hertog Christiaan van Brunswijk, die als veldtoeken den handschoen van da schoone winterkoningin Elisabeth Stuart op zijn hosd had gedra?en, was dood en de bloe dige veldslagen bjj den Witten Berg, bjj Höchst, Lutter en Dessau waren geleverd. Rookeude puinhoopen, ellende, honger, jammer en nood zag men aan den bloedigen weg, dien de vreeseljjke oor log was gevolgd, die de welvaart vernietigde, de menschen zedeljjk en geesteljjk verwilderde, aan den voortgang der wetenschap paal en perk stelde en tochi en zedeljjkbeid tot eene legende maakte, waaraan niemand bjj na geloofde, Doch wie mocht denken, dat de jjseljjkheid van dezen wreeden tjjd iedereen den lust had benomen om te trou wen, hij zou dwalen. Daar zette de stoet zich alweer in beweging. Voorop zes cavaleristen met getrokken sabel. Achter het rijtuig de schitterende ruitermassa en daarachter weder eene lange file van hofrjjtuigen, waarin de Prinsessen, enkele goendik's (bjjvrouwen) van Zjjne Hoogheid, de jongste zoontjes des Keizers en enkele ouden van dagen gezeten waren. Elk rijtuig had zijn eigon pajoeng met eenige poenakawans (volgelingen, bedienden enz,) te voet er achter. Weer begon nu Zjjne Hoogheid een reeks van vragen, doch ik was in zooverre al een beetje aan vorstelijke nabijheid gewend, dat ik 't waagde ook eens naar rechts en links te kjjken waar dan overal een vroolijk met hoeden zwaaien van Europeanen, 'n stram gesalueer van militairen en 'n eerbiedig neerhurken van Javanen te zien was. Wij passeerden o.a. ook het rijtuig van den Resident de Vogel, die vrooljjk verrast opkeek, toen hij bemerkte, dat de audiëntie-kwestie gedurende de feestweek al^opge- lost was. Nog bij tal van kramen werd stilgehouden en inge kocht en tot besluit ging de heele stoet in draf de Aloen Aloen af en maakte ik zeker voor het eerst en waar- schjjnljjk wel voor het laatst van mjjn leven een vorste- ljjken toer en dat door de met zacht maanlicht over goten lanen van 't verrnkkeljjk mooie Solo! Zóó was dan mjjne eerste ontmoeting met den door- luchtigen telg van een der oudste heerschersgeslachten op aarde eD dit openljjk bewjjs van sympathie, mjj door den Soesoehoenan zelf gegeven, opende als bjj tooverslag ook de dalems der trotsche Pangèrans en Rijksgrooten, zoodat de Penkrassser hier op Solo, thans in den letter lijken zin van 't woord, »eea leventje leidt als een Prins". 't Kost me hier werkeijjk heel wat moeite om een vrij oogenblik te vinden voor wat schrijverij naar Holland. Als ik in Djocja net zoo ontvangen word, dan zal 't me later in de Gouvernementslanden wel weer danig af vallen maar enfin, dat is van later zorg, genieten wij thans van 't heden en laten wjj deze zoo prachtige ge legenheid nu vooral goed benutten, om het karakter en denken der hoogstgeplaatsten op Java eens en voor altijd te leeren doorgronden. Solo. Lt. Clockener Brousson. b.d. De doop van den Russlschen troonsopvolger. Met grooten luister heeft de doop van den Russischen troonopvolger op Peterhof plaats gehad. Omtrent deze plechtigheid vinden wij o. a. het volgende vermeld Kanonschoten van de Peter Paulvestit'g als van de Peterhofer marinehaven verkondigden de bevolking dor residentie, dat de troonopvolger Alexis Nikolajewitsch was gedoopt. De stad was prachtig versierd evenals het slot Peterhof, het zomerpaleis van den Czar, binnen welker muren de feesteljjke doopplechtigheid met buitengewone pracht en praal plaats vond. Met extra-treinen kwamen de genoo- digden uit St. Petersburg; de dames in rijke Russische prachtgewaden, de heeren in groot gala. Het heerlijke park van Peterhof was ongewoon levendig. Equipage na equipage rolde naar binnen, alles stroomde naar het slot, hooge staatsbeambten met hunne echtgenooten, het corps diplomatique, de generale staf, de opperburgemeester van St. Petersburg, evenals de burgemeesters van de groote steden en de vertegenwoordigers van handel en nijverheid. In een gala-r jjtuig werd de zuigeling uit het nabjjgelegen slot Alexandria gehaald en naar het groote paleis gebracht. Het rijtuig was bespannen met acht melkwitte paarden. Alsof er geen oorlog was, knoopten de Duitsche vor stenhuizen echtverbintenissen aan, en naast de aktestuk ken van de Liga en van de Unie, lagen huwelijkscontracten welke den staatslieden, die de politieke leiding hadden, dikwijls meer hoofdbrekens kostteü, dan gene. Ook Keizer Ferdinand II had gedurende de Pfalzische krjjgsperiode tjjd gevonden om eene tweede gemalin te kiezen en zijn voorbeeld volgden in de vjjfde, de zwaarste periodejVan den oorlog, zjjne opvolgers Keizer Ferdinand III en de keurvorst van Beieren na, afgezien nog van de vele aanzienljjke heeren, die bjj het donderen der kartouwen dachten aan hun huwelijksmuziek, want de gewoonte deed meer dan al het andere in de wereld en zelfs aan de grootste ellende, aan het hevigste gevaar gewent men na verloop van tjjd. En het was eigenlijk nog een geluk, dat zelfs zoo'n geweldige oorlog als de dertigjarige den lust tot trouwen niet al te zeer benam, want nog afgezien van het ver bazend groote aantal oude juffrouwen, die de Westphaalsche vrede heeft gebrachtzou er ook een niet te over komen leegte in alle huisgezinnen zjjn gekomen. Jonker Frans Albrecht van Uimenried was evenwel, niettegen staande al deze overwegingen en ondanks zijn veertig jaar nog altijd ongehuwd gebleven, evenals slot Uimen ried in zijn ruischende woudeenzaamheid ongedeerd was gebleven van de verschrikkingen van den oorlog. Frans Albreoht, de tegenwoordige heer van dit trotsche familiegoed, was de eenige zoon van den jonker Ohristlieb, die de zoon was van Uraci. Op zeer jeugdigen leeitrjd was Ohristlieb gehuwd, doch slechts eene dochter ontsproot aan dezen echt met een Oostenrjjksche, welke dochter zich in het geboorteland harer moeder ia het huwelijk begaf. Toen hjj later weduwnaar gewordenvoor de tweede maal gehuwd was, werden er uit dezen nieuwen echt nog twee zoons geboren, van welke de oudste in het leger dienst nam, de jongste zich een toekomst als staatsman zocht. ordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1904 | | pagina 9