Van Week tot Week, Monderd en,zesde jaargang. Zondag 25 September 1904. BUITENLAND. BERLIJNSCHE BRIEVEN. MO. lit). Tweede blad. WkMAARSCm. OOI RAM. De Abattoir-quaestie. (Vervolg.) Alles, waarnaar men streeft kan men bereiken, als men 't maar niet opgeeft en tegen geen moeite opziet. (Grieksche spreuk, aangehaald door Dr. G. Blokhuisbij de plechtige opening van het Gymnasium te Alk maar We zagen in ons vorig artikel, dat de speciale Raads- commissie, in wier handen alle Abattoir-stukken waren gesteld, niet de minste haast maakte. In Januari 1901 benoemd had zij in December 1901 nog geen teeken van leven gegeven. Dit paste natuurlijk in het stelsel van de door haar gevolgde tactiek. Op 't laatst werd 't toch al te bar. Aanleiding om hierover een woordje te zeggen gaf in de Raadsvergadering van 18 December 1901 een schrijven van den ontvanger der registratie, gericht aan B. en W., houdende de vraag om welke reden door hem nog geen! antwoord was ontvangen op zijn brief van 3 Januari 1901, betreffende de aanvraag der ge meente Alkmaar om aankoop van kanaalgrond, ter op richting van een openbaar slachthuis. Den Voorzitter bood dit schrijven een welkome gelegenheid om de raadscommissie uit te noodigen zoo spoedig mogelijk ter zake rapport uit te brengen. De heer Kraakman zocht ditmaal kracht in een soort Palamedes-rolop den toon van de vermoorde onnoozelheid verklaarde hij, dat de commissie geenszins had stilgezeten. Nu, dat was waar, maar haar werkzaamheid had bestaan in po - gingen om de zaak nog maar steeds meer op de lange baan te schuiven. Zoo had zij b.v. 't oorbaar geacht om een sub-commissie te benoemen, bestaande uit de heeren Glinderman en Luiting, die dan weer aan haar moest rapporteeren. En dat alles in een quaestie, die reeds zoo van alle kanten [was bekeken en waarover reeds zooveel helder licht was gespreid door persoonlijk onderzoek en door studie Het jaar 1902 brak aan en de speciale commissie zweeg nog maar steeds, 't Werd Juni en nog had zij niets van zich doen vernemen. Toen vermochten de heeren H. J. Vonk en G. de Groot Jz. niet langer hunne ziel in lijdzaamheid te bezitten en in de Raadszitting van den 4en Juni dienden zij de volgende motie in «Overwegende dat de speciale commissie, benoemd in de vergadering van 31 Januari 1901, om den Raad te dienen van advies omtrent' de voorstellen betreffende de oprichting van een openbaar slachthuis, welke in die zitting aan de orde waren, blijkbaar in gebreke blijft het van haar met negen tegen acht stemmen ver langde rapport uit te brengen, Noodigen wij B. en W. uit, ons op verzoek van den Raad ingediende voorstel van 12 Januari 1901 in de eerstvolgende vergadering aan de orde te stellen." De heer Vonk gaf de toelichting. De abattoir-quaestie, die nu reeds haar vierden verjaardag had gevierd noemde hij een spook, waarvan men toch eindelijk eens verlost moest worden. Langer uitstel, zeide spr., is zeker niet in het belang der gemeente en geenszins bevorderlijk aan het prestige van den Raad waar de voorstellers zich bovendien voor deze belangrijke zaak zooveel moeite hebben gegeven, was dat voor hen al lerminst aanmoedigend om ooit weer in iets het initia tief te nemen. De heer Kraakman zag nu toch wel, dat 't ging spannen en dat er eenig levensteeken moest worden gegeven. Na eerst wat gemopperd te hebben kwam hij ten slotte over de brug met de verklaring, dat het rap port wel spoedig zou worden ingediend. Daarop werd de motie ingetrokken. Eindelijk dan den 24en Juni 1902 verscheen het fameuse rapport. Na een voorbereiding van ander half jaar had men zeker op z'n minst een lijvig boek deel mogen verwachten met mededeeling van de erva ringen elders, met cijfers, met deskundige beschouwingen. En wat kwam er? Niets meer dan 3 pagina's van ons Gemeenteblad dat is dus eenj half jaar voor elke pagina Maar het ergste nog wasdat die anderhalf jaar wachtens gebruikt waren om op advocaten-manier excepties op te werpen, welke de beslissing ten prin cipale maar steeds beletten. De conclusie was namelijk om den Raad te doen besluiten I. Het nieuwe rapport te stellen, evenals de stukken, in handen van B. en W. ter fine van nader onderzoek en advies a. omtrent het daarin vervatte, b. omtrent de vaststelling van een vee- en vleesch- keur, ook met het oog op den invoer van buiten, zooals die in andere gemeenten, vooral in Leeuwarden, bestaat, II. Overwegende dat het wenschelijk is dat eene keuring van vee en vleesch bij de wet worde geregeld Overwegende dat door het tot stand komen en in voeren eener wet, waarbij uniforme regeling der vee en vleeschkeuring in alle gemeenten van het Rijk wordt voorgeschreven aan den tegenwoordigen, ongeregelden toestand een einde kan worden gemaakt Zich te richten tot de Hooge Regeering met het ver zoek, dat in bovengenoemden zin eene wetsvoordracht worde ingediend. Den heeren Vonk en de Groot was dit povere resul taat nu toch wat al te machtig. Dat was geen serieuse manier van behartiging der gemeentebelangen; dat was het spelen van een spelletje met den Raad, alleen omdat men huiverig was zich onomwonden voor of tegen een abattoir te verklaren. En in heilige ver ontwaardiging grepen de beide Raadsleden naar de pen tot het opstellen van de volgende motie, welke zij den 12en Juli 1902 bij den Raad inzonden De ondergeteekenden, leden van den gemeenteraad te Alkmaar, Overwegende, dat de kwestie van het openbaar slacht huis reeds sedert ruim vier jaren aan de orde is dat immers reeds in het laatst van 1897 adressen zijn in gekomen van ingezetenen en corporatiën, die op de op richting van een slachthuis aandrongen dat daarop aanvankelijk tweemaal door burgemeester en wethouders zeer uitvoerig is gerapporteerd, van welke rapporten de conclusie de oprichting van een openbaar slachthuis sterk aanbevaldat de zaak daarna, op voorstel van mr. J. P. Kraakman, in de 'sectiën van den Raad is onderzocht, welk onderzoek leidde tot een gunstig rap port dat de stukken daarna zijn gesteld in handen eener speciale Raadscommissie, die verschillende slacht huizen in het buitenland bezocht en in een zeer uit voerig rapport adviseerde om tot het stichten van een openbaar slachthuis over te gaandat de zaak, op voorstel van Mr. J. P. Kraakman, daarna weder in handen van burgemeester en wethouders is gesteld, die voor de derde maal in een uitvoerig rapport de stich ting ten sterkste hebben aanbevolen, doch dat, op aan dringen van mr. J. P. Kraakman, de zaak andermaal in handen eener speciale Raadscommissie is gesteld welke commissie (sedert September 1901 onder prae- sidium van mr. J. P. Kraakman) 18 maanden heeft noodig gehad om een rapport uit te brengen, waarvan de conclusie strektom de zaak nu weder in handen te stellen van burgemeester en wethouders Overwegende, dat de Raad aan zijne waardigheid te kort zoude doen, indien hij thans nog langer bleef aar zelen om, in zake het al of niet oprichten van een openbaar slachthuis, eene beslissing te nemen Stellen den Raad voor le. het rapport der raadscommissie, opgenomen in bijlage no. 49 van dit jaar, voor kennisgeving aan te nemen 2e. dadelijk te beslissen over het voorstel van bur gemeester en wethouders van 12 Januari 1901, opge nomen in bijlage no. 1 van 1901. w. g. H. J. Vonk. G. de Groot Jz. Ziedaar woorden, volkomen van pas tegenover het fut-looze bedrijf van mr. J. P. Kraakman en de Raads leden, die hem daarbij de hand wilden leenen. De motie kwam in behandeling in de Raadszitting van 23 Juli 1902. Er lag in de bespreking iets auto matisch. De debatten werden ook nu weder geopend door den heer Vonk, die precies zei waar 't op stond en naar verdiensten het gedrag der speciale commissie hekelde, maar terstond daarna werd het woord gevraagd door den heer Kraakman, die met de onverstoorbaarheid van een Cato en de hardnekkigheid van een Fabius Ounctator de houding der Commissie nog durfde te verdedigen. En wederom was er niet de moed in den Raad om althans in beginsel een beslissing te nemen. Aan de discussies werd ook nog deelgenomen door de heeren Cohen Stuart, Moens, Boelmans ter Spill, de Wit en Bosman. Het slot der vrij uitvoerige gedachten wisseling was, dat werd besloten a. het rapport der speciale commissie met de overigo stukken te stellen in handen van burgemeester en wet- honders, met opdracht om, gehoord en geraadpleegd een of j meer bevoegde deskundigen op dit gebied, op nieuw aan den Raad voor te leggen een uitgewerkt plan voor een eventueel alhier te stichten abattoir met koelhuis, met aanwijzing zoo mogelijk van een geschikt terrein en des noodig opgave der voorwaarden tot aan koop daarvan; b. tot het sub a omschreven doel aan burgemeester en wethouders een blanco crediet te verleenen. Men ziet 't: wederom was de zege aan den kant van de besluit-schuwen. 't Zal wel geen betoog behoeven, dat na zooveel te genwerking bij B. en W. de lust niet groot was om onverwijld opnieuw aan den arbeid te gaan. 't Is geen kunst om zelfs bij het ijverigste college de energie te dooden. Meer dan een jaar bleef de abattoir-quaestie onder de asch der vernietigde voortvarendheid rusten. Totdat zij dezer dagen daaruit weer is opgerakeld Over de nieuwe voordracht een en ander in een vol gend artikel. (Particuliere Correspondentie). Berlijn, 21 September. Uit het Berlijnsche theaterleven. De herfst begint en met zijne intree openen ook de BerljjnBche theaters hnnne deuren. Alleen het personeel van het »Königliche Schanspielhaus" moet zich nog tijdelijk behelpen met de zaal van het etablissement Kroll in den Tiergarten, omdat de restauratie van het Konink lijke tooneelgebouw aan de Gendarmenmarkt nog niet is afgeloopen. Van de nieuwe ondernemingen, die dit jaar de lange reeks schouwburgen nog komen vergrooten, zal a. s. Zaterdag het »Nationaltheater" aan den Weinbergsweg en den len October het »Lustspielhaus" in de Friedrichs- strasse geopend worden, terwijl een derde schouwburg aan de »Weidendamer Brücke" in aanbouw is. Ook te Oharlottenburg komt een nieuw groot Schiller theater en eindelijk heeft Ernst von Wolzogen het plan, in 1905 te Berlijn een nieuwe opera te stichten. Wanneer de bevolking van Berlijn en voorsteden niet zeer snel toenam, het vreemdelingenverkeer niet steeds van grootere beteekenis werd, de algemeens welstand der Duitschers niet enorm vooruitging en de Berlijuers niet verzot op uitgaan waren, zouden we voor menige schouw burgkrach in den loop van dit seizoen vreezen. Nu Berlijn als wereldstad steeds meer de aandacht op zich vestigt en ontspanning-lustigen tot zich trekt, zien wij met tameljjke gerustheid het lot van de vele concur- reerende directies te gemoet, al zullen niet allen schit terende zaken maken. Het publiek vaart er bjj dezen wedstrijd wel bij, want allen doen hun uiterste best om hoog kunstgenot te bieden. Het aantal kunstenaars, dat hier te Berlijn vaste enga gementen heeft, is, nis den aard der zaak, zeer groot en neemt nog steeds toe. De meesten verloren zich echter tamelijk wel in het groote Berljjn, velen verdeelden hun tijd tusschen het theatergebouw en het koffiehuis slechts zeer enkelen maakten het zich op hunne kamers gezellig. Sedert het vorige jaar is hierin eene groote verbetering gekomen. Hc-t gelukte toen aan eenige artisten een klub, de »Deutsche Bübneuklub", op te richten. De deelneming was in korten ty d zóó groot dat het bestuur er toe kon overgaan een eigen klubgebouw te kunnen huren. Op het gezelligste gedeelte van Berljjn Unter den Linden 27 vond men eene ruime étage, die aan de voorloopige eischen voldeed. Men vindt er een leeszaal, waar ruim 200 tijd schriften, dag- en weekbladen ter beschikking der leden liggen. In de aangrenzende eetzaal houden geregeld een 25 ongehuwde leden tafel en betalen voor hun middag eten slechts 1.25 Mark (75 cents). Dsze twee zalen maken, evenals de daarbij aansluitende conversatie-, speel-, biljart en rookzalen eenen allerbehagelijksten indruk. Een weinig zijwaarts ligt eene zeer rustige bibliotheek, die ofschoon nog in hare kindsheid reeds zeer belangrijk is, dank zij de vrijgevigheid van een paar leder. De joDge vereeniging heeft dan ook alle reden a. s. Zaterdag haar eerste verjaringsfeest met groote opgewekt heid te vieren. Onder de 200 leden telt men Sudermann, Paul Lindau, Reinhardt, alsmede verscheidene artisten van de Koninklijke Opera en van het Koninklijke Tooneel. Aangezien alles, zelfs kunstenmakers, zich artist pleegt te noemen beslist het bestuur wie als lid aangenomen zal worden. Reeds nu blijkt de klub volkomen aan haar doel te beantwoorden. Zij beoogt, behalve betere aansluiting der kunstenaars, het verbeteren van hunne maatschappe lijke en rechtspositie. Om het eerste doel te bereiken is de Dinsdag introductieavond, zoodat men dan de ge legenheid heeft met menige tooneelberoemdheid nader kennis te maken. Na een eerste bezoek ziet men ge woonlijk met verlangen naar eene volgende uitnoodiging uit, want er heeischt in deze klnb zulk een geestige, hoogst beschaafde, prettige toon, dat de uren die men er doorbrengt voorbij vliegen. Voordrachten, geestige monologen, liederen door de eerste krachten der Konink lijke opera gezongen, wisselen elkander in bonte rjj af. Van Royaards en Tonrniaire, die vóór eenigen tijd ook te midden van hunne Duitsche kunstbroeders eenen avond doorbrachten, had men hier zeer goede herinneringen. Vooral de voordrachten van Royaards ten deele in het Hollandsch gehouden, bravo, wakkere Nederlander! hadden een diepen indruk gemaakt. Het lidmaatschap is nog al hoog gesteld. Gewone leden betalen eene entree van 25 en eene jaarljjksche contributie van 60 Mark. Buitengewone leden resp. 15 en 20 Mark. Ook voor de kunstenaars onderling heeft dit klnbleven eene zeer goede zijde. Achter de coulissen zijn de kansen en de gelegenheden kwade vrienden te worden, zeer groot de verdeeling der rollen, het meerdere of mindere succes geeft hiertoe maar si te dikwijls aanleiding. Ging men, zooals vroeger het geval was, onmiddelijk na gerepeteerd of gespeeld te hebben uit elkander, dan bleef heel veel wrok en haat onuitgewischt. Het samenzijn in eenzelfde klubgebouw biedt thans de overvloedige gelegenheid ook elkanders goede hoedanigheden te leeren kennen en waar- deeren en de bemiddeling van goedmoedige collega's weet heel wat oneffenheden weg te nemen. Wat bij u misschien bevreemding zal verwekken is het feit, dat dames geen lid kunnen zijn, ja zelfs de bijeenkomstenook de feestelijke, niet mogen bezoeken. Oningewjjden stellen zich de kunstenaarswereld als bij zonder vrjj voor. Hier is een bewijs, dat men deze ziens wijze niet overal huldigt. Het jaarfeest, dat Zaterdag 24 September plaats zal hebben, belooft byzonder interessant te worden. Het be stuur rekent op de komst der grootste artisten, die Ber ljjn thans kan aanwijzen. Natuurlijk wordt het een

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1904 | | pagina 3