ONGEVALLEN.
Indische Penkrassen.
Een Familievloek.
No. 116. oerde biad. Monderd en zesde jaargang. Zondag 25 September 1964.
Kennisgeving van
FEUILLETON.
R OM J^JST
Enfemia Gravin van Adlersfold-Ballestrem.
UktlAtHSIHE COIIBAYI.
De BURGEMEESTER van ALK.MAAE brengt
onder de aandacht van belanghebbenden, dat niet alleen
krachtens artikel 61 van de Ongevallenwet 1901
door den werkgever in wiens verzekeringplichtige on
derneming aan een verzekerde een ongeval in verband
met de uitoefening van het bedrijf overkomt, of door
hem, die den werkgever ter plaatse van het ongeval verte
genwoordigt, uiterlijk binnen tweemaal vierentwintig uren
aangifte van het gebeurde moet worden gedaan ten post
kantore, maar dat BOVKSfDCIüSI krachtens artikel 12
van de Veiligheidswet het hoofd of de bestuurder
van elke inrichting, waarin eenige tak van fabrieks- of
handwerksnjjverheid wordt uitgeoefend (onverschillig dus,
of het bedrijf al of niet in de Ongevallenwet is opge
nomen) verplicht is van elk in zijn bedrijf aan een per
soon overkomen ongeval binnen driemaal vierentwintig
nren nadat het ongeval heeft plaats gehad, of nadat de
gevolgen van dat ongeval zich hebben geopen
baard schrifteljjk (bij een formulier, dat in den boek
handel verkrijgbaar is) aan den burgemeester kennis
te geven.
Overtreding van genoemd art, 12 der Veiligheidswet
wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand
of geldboete van ten hoogste honderd gulden.
De Burgemeester voornoemd,
G. RIPPING.
(Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden.
LXXV11I.
Na 'n kwartiertje doedoek staatsie1', doedoek beteekent
zitten) geeft Zijne Hoogheid een haast onmerkbaar teeken
en plotseling verrijzen dan allen van bun zetels, om
daarna weer allerplechtigst en langzaam te midden van
een schitterenden stoet Prinsen eu Pandji's, (zoons van
Prinsen) aan te stappen achter het gearmde paar, achter
den Vorst en zijn »vader" den Resident
Weer Wilhelmus eu Wien Neörlandsch
Bloed, weer luide schelle commando's, tromgeroffel en
klaroengeschal, weer het presenteeren der wapens, het
saluut met de vaandels Zoo komen we dan onder 't
genot van allerlei soort eerbewijzen, eerbewijzen natuur
lijk uitsluitend en alleen voor Pakoe Boewana bedoeld,
op de Setinggil lor ('t noordelijk terras) en ook daar
worden weer spoedig de plaatsen volgens rang en anciën
niteit ingenomen en verover ik mij een zetel naast den
Heer Gout, luitenant-commandant van de Lijfwachtdra
gonders, iemand, die mij gaarne zoo nu en dan iets over
de plechtigheid toefluistert. Van aanteekenen is daar in
die omgeving natuurlijk geen sprake, wel jammer anders,
want de indrukken zjjn zoo vele en moeilijk te memori
seeren
Nu voor u schrijvende, dwarrelt als 't ware alles
weer voorbij mjjn geestesoog en kost mjj deze Penkras
werkeljjk zeer veel moeite.
Ik heb te veel gezien, dat is de kwestie 1
De Vorst en Harer Majesteits Vertegenwoordiger zijn
intusschen drie trapjes opgeklommen en zitten nu weer
deftig op hun dampaPs (troonzetels), de Keizer vermoeid
ademhalend. Onze »Spijker der Wereld", schijnt me niet
al te sterk toe en de galakleeding is nu ook juist niet
bijzonder luchtig uitgevallen.
De troonzetels staan dus op een soort verhooging in
de z.g. kleine Bangsal pengrawit (bangsal beteekent zoo
iets als paviljoen en pengrawiteen soort huisje binnen
een grooter huis aangebracht).
Da stoelen onder de tratag (eene bedekking of dak
van gespleten, plat geslagen en dooreen gevlochten
bamboe) van de Setinggil lor, 'oostelijk en westelijk van
de in het zuiden gelegen Bangsal pengrawit, in vijf rjjen
neergezet, staan dus als 't ware aan de voeten van den
dubbelen troon, en in 't warme zand tusschen die stoelen,
nemen nu de boepalïs (regenten), panewoPs en mantri's
djero (lagere Kratonbeambten) in onbeweeglijkesilahouding
plaats (sila beteekent de beenen onder het lijf gekruist'
de banden gevouwen en het hoofd eetbiedig gebogen).
Op de stoelen zitten de assistent-resinenten uit het Rijk
Soerakarta, de oudere broeders van Zijne Hoogheid,
Prins Mangkoe Negara VI, do onafhankeljjke Prins, in
Kolonelsuniform (over hem later), de officieren van het
Legioen van dien Voist, de Overste Plaatselijk Militair
Commandant met zjjn kapiteins en luitenants, de aan
voerders der Solosche Schutterij (een kranig korps, be
staande uit één hopman en vier lagere sterrendragers, te
zamen bevelende over 40, zegge veertig manen een
groot aantal zwartgerokte en witgedaste burgers. Voor
de landhuurders in Soerakarta is 't bijwonen der hof
feesten eenvoudig eene verplichting hun door 't huur
contract opgelegd.
Alles wat maar een beetje beteekent in de Europeescho
samenleving is hier dus vergaderd bij den Soesoehoenan,
te midden van duizenden gewapende Javanen en 't is
daarom, dat bij dergelijke kompoelans (vergaderingen)
steeds één officier in de benteng (het fort) blijven moet
en 't garnizoen geconsigneerd is.
»Op voet van gewapenden vrede!" zei me
een pessimistisch aangelegd burger dezer veste. »E e n
paskwil!'' was mijn antwoord. .Een paskwil
en onkiesch tegenover den Vorst, die
notabene twee zoons naar Holland ge
zonden heeft, om te worden opgevoed in
Westerschen geest!"
»Ja twee zoons, daar hebt u gelijk in,"
zeide onze gerokte vriend, »maar hij heeft hier
nog zeven en vijftig kinderen in reserve!"
De Prinsen, o. a. Pangeran HangabehiSoman's oudste
zoon, gehuwd met eene dochter van den Rijksbestierder
Pangeran Ario Koesoema Joeddha, een jongen van 16
jaar, kapitein la suite van den Indischen Generalen
Staf en lieveling van den Keizer, Pangeran Ario Mata-
ram, u nog bekend van het bezoek op Bandoeng, Pange
ran Tjakra Negara, meer bekend als »de Overste Tjakra",
een oom van Zijne Hoogheid, bijna zeventig jaar oud,
kranig ruiter nog en gepensionneerd Overste der Indische
Cavalerie, zitten allen thans in deemoedige silahouding op
't zand naast de treden van den troon.
Een .Fransch huzarenofficier'de Europeesche wagen-
meester van het Hof, staat broederlijk naast een .rit
meester der Duitsche knrassiers", een gegageerd wacht
meester van het Leger, belast met't toezicht op de stallen.
Zo verhoogen met hun fraaie uniformen zeer zeker den
luister van dit feest.
Wieu wo hier niet zien Den Rijksbestierder of eersten
Minister, den zoo machtigen invloedrijken Radhen Adipati
Sasra di Ningrat, ook wel eens »de Èismarck van Java"
genoemd, een man, die feiteljjk meer te vertellen heeft dan
Zijne Hoogheid zelf en tevens bezoldigd en beëedigd
Hoofdambtenaar is van ons Gouvernement.
De heer Gout vertelt, dat deze Kanlyeng thans buiten
wach-en moet op de bevelen van zijn Vorst, bevelen, die
hem straks zullen worden gebracht.
Wel merken we nog op een dikken Mandarijn, den
rjjken Majoor der Chineezen Be Kwat Koen (.Majoor",
.Kapitein" en .Luitenant" zijn de titels der hoofden van
vreemde Oosterlingen) en den Moor Akoean, een Hollandsch
sprekend Kapitein der Arabieren. Beide heeren zitten ook
op stoelen en tusschen de Europeanen.
VAN
23)
.De generalissimus van het keizerlijke leger, graaf Tilly,
zond dit schrijven aan mijnen meester met verzoek om
opheldering," zeide de chef van de garde somber. .Neem
afscheid van uwe gemalin, jonker van Ulmenried, want
ik vrees, dat uwe zaak slecht staat."
.Dat vrees ik ook," antwoordde Frans Albrecht kalm,
en als verlamd zag hij naar de regels schrift, die hij herkend
had, ais door Christine's hand te zijn geschreven. Toen
trad hij naar de vrouw, die er als versteend bij stond.
.Vaarwel," zeide hij verder niets.
Daarna volgde hij kalm en met opgeheven hoofd den
kapitein de deur werd dichtgeworpen, de voetslappen
stierven weg in de gang het werd stil, stil in het
geheele huis.
.Dat heb ik zoo niet gewild, dat niet, bij den Almach-
tigen God, dat niet," barstte Christ'ne los en viel bewuste
loos op den grond.
Daar de jonker van Ulmenried geen oogenblik ontkende
den brief aan Tilly geschreven te hebben, duurde de
rechtzaak tegen hem slechts zeer kort, zonder folterbank
of lange verhooren. Naar de reden van zijn schrijven
ondervraagd, zweeg hjjten slotte was dit ook onver
schillig, de feiten waren voldoende. Het vonnis luidde
de doodstraf door het zwaarden Frans Albrecht hoorde
het vonnis gelaten en rustig aan.
Den volgenden morgen, die zijn laatste zon zijn, zag
hij Christine nog eenmaal weder. In den beginne had zij
geen gebruik van het verlof willen maken, den veroordeelde
vaarwel te zeggen, maar do rechter, die naar het verlof
bracht, had haar bij hare weigering zoo vreemd aange
zien, dat zij hem in verwarring volgde en nu stond zij
in de enge, donkere gevangenis tegen de deur geleund,
die men achter haar had gesloten en schuw keek zij haren
echtgenoot aan, die blijkbaar het eerste woord van haar
verwachtte, maar haar keel was als dichtgenepen, zoodat
zij geen woord kon uitbrengen.
Toen zuchtte Frans Albrecht diep.
.Waarom zjjt gij gekomen, Christine, wanneer gij zelfs
voor den ter dood veroordeelde geen goed woord over
hebt vroeg hij zacht.
Zij sloeg de handen voor haar bleek gezicht en wendde
zich af.
.Hebt gij mij vervloekt steunde zij.
.Neen, Christine, dat heb ik niet gedaan, hoewel ik
daartoe in de verzoeking ben geweest, toen toen ik
wist, dat ik sterven moest. Verstaat gij mjj wel Ik
vrees den dood niet, den eerlijken dood, of den dood door
kruit en .lood, maar dat ik, een Ulmenried, door beuls-
handen moet sterven als een hoogverrader, dat is 't wat
mij den dood zoo bitter maakt. Gij zult begrijpen, Christine,
een Ulmenried een hoogverrader Maar ook dat ben ik
te boven gekomen, en God moge mij oen genadig rechter
zjjn en het- den dwalenden mensch vergeven, wanneer de
trots hem op den drempel van den dood nog eenmaal
overmande,"
.Waarom hebt gij niet gezegd, dat ik de schuldige was
vroeg zij.
.Gij weet, waarom ik dat niet deed, niet gedaan zou
hebben, al had ik u ook gehaat," zeide Frans Albrecht,
en toen zij daarop geen antwoord gaf, voegde hij er bij
»Ik heb 't u vergeven, Christine, en hoop, dat er in mijn
hart geen haat tegen u overbleef, die u we l cht tot vloek
kon worden Want ik heb u zeer liefgehad, en zou u
zelfs hebben blijven liefhebben, wanneer ik geweten had,
mannen dragen een zwart glimmende koeloek (omgekeerde
bloempot) op 't hoofd, een cavaleriesabel op zjj, een kris
in den gordel en een vnorsteenkarabijn in den arm.
Hierin komen ze geheel overeen met hunne kameraden
van de tweede Compagnie, Tjarangan geheeten. de derde
Djagïngan en de vierde Waningan De mannen van Tam-
tama zijn te herkennen aan hun donkerblauwen attila en
korte broek met roode tressen en biezen. Als ik spreek van
korte broek, dan moet men zich die zeer collant voor
stellen, waarvan de pijpen eindigen vlak boven de knie,
zoodat dit gewricht en de rest der beenen naakt blijven.
Daar klinkt plotseling oen liefelijke melodie, het is de
Kraton-stafmuziek die nadert en een langzaam, erg lang
zaam marschtempo aangeeft. De muzikanten dragen een
soort van weerbaarheidsuniform, zal ik maar zeggen, en
bewegen zich bjjna onmerkbaar vooruit. En nu krijgen
we een voor den Westerschen soldaat al zeer eigenaar-
digen opmarsch te zien, het zjjn vier compagnieën van de
Pradjoerit-dalam, d. w. z. de onbereden .huzaren" van
Zijne Hoogheid, onbereden, want ze rijden nooit te paard,
al spreekt de Keizer ook trotsch van Zijn cavalerieDe
eerste compagnie draagt den naam Tamtama en is de
speciale wacht of garde van den Soesoehoenan zelf. De
De Tjarangan-kdjgers, de wacht- of eere-compagnie
van de Toean Ratoe (Wettige Vrouw van Zijne Hoogheid)
hebben roode tressen en biezen op 'n lichtblauwen onder
grond. De bewakers van 's Keizers Moeder, de .Keizerin-
Weduwe" zouden wij zeggen, roode tressen en biezen op
'n lichtgroene kleeding en ten slotte de Compagnie van
den nog niet benoemden Kroonprins, de Compagnie Wa
ningan dus, geel op lichtgroen. Die kleurenmengeling
bij 't Solosche Leger maakt werkeljjk een aardig effect.
Elke compagnie voert een vaandel, voor haar uitgedragen
door een luitenant.
Plechtig marcheeren de krijgshelden nu in halve-sectie-
colonne voorbij, ik zeg plechtig, want goed gericht, de
twee gelederen van elke afdeeling, werpen zjj op de maat
van de zeer langzame marschmuziek hun beenen hoog uit
en plaatsen hun voeien dan telkens, niet als 'n gewoon
mensch, doch ja hoe zal 'k u dat nu duideljjk maken,
wacht, ik ben er al bij het marcheeren komt de
rechtervoet steeds links voorwaarts van den linker-dito en
omgekeerd de laatste rechts voorwaarts van den eerste
op den grond, bij welke wijze van loopen het geheele
lichaam telkens meehelt naar links of rechts en de armen
aan 'tljjf gesloten blijven. Een Paradepas", hensch niet
vreemder dan de voorgeschrevene bjj het Nederlandsche
Leger Het tempo is nog wel iets langzamer dan bjj
een militaire begrafenisIk wed, dat nu alle lezers dien
pas kunnen uitvoeren, al zullen ze 't voorloopig niet zoo
élégant doen als de slankg.ffiouwde keursoldaten van de
Keizerlijke Garde."
Een paar zwenkingen, gevolgd door 't links in bataille
komen en we zitten er tusschen. Ik kjjk den pessimist
van zooeven eens aan en je kunt 't op z'n gelaat lezen,
dat hij zich als gevangen gevoelt. De man is bepaald
een beetje wit om z'n neus
Ik wjjs onzen held op de beide stoei e Europeesche
cavaleristen met getrokken sabel rechts en links en in de
onmiddellijke nabijheid van den Soesoehoenan. De dappere
zucht benauwd .ja, ja, ik snap 't m a a r al te
goed, gewapende vrede 1"
Er zijn heel wat hazen hier onder de Europeanen in
Indië, menschen die voor een hadji sidderen en steeds
maar weer terugkomen op 't dwaze chapiterde prang
sabil of .heilige oorlog We komen daar vanzelf later
bij 't bespreken van 't opstootje in den Oosthoek op terug,
doch 'k wil nu wel al reeds verzekeren, dat al die sensatie
telegrammen en corre pondentie's in de Indische dagblad
pers, meestal de treurige uiting zijn van een verontrust
geweten en gebrek aan mannenmoed.
Van een »w jjdvertakte samenzweringover
Java" is geen sprake, wel van een troepje blanke .onder
dat ik door u ten huwelijk te vragen een smadeljjken
dood tegemoet ging. Ga in vrede. Slechts dit eens wil
ik u verzoeken schrijf alles op, hoe het gebeurd is en
bewaar het geschrevene voor voor toekomstige geslachten,
die misschien met verachting zullen neerzieu op hunnen
voorvader, die door benlshanden viel. Dat dit uwe boete
zij. Zij is niet hard, want ik had u kunnen vragen,
waarom en voor wien gij deze heillooze daad hebt be
dreven en de bekentenis daarvan zoude n moeilijk vallen.
Ga thans ik moet nog kracht verzamelen voor den
laatstee, zwaren gang. Moge het borouw u niet te zwaar
vallen vaarwel, en gedenk er aan, dat ik u heb lief
gehad en nog liefheb in dit laatste uur.'
En Christine ging heen, zonder ook maar een enkel
woord te zeggen, zonder de hand van haren gemaal te
drukken.
Bij hare woning gekomen, begon het arme zondaars
klokje te luiden ten teeken, dat de veroordeelde zijn
laatsten gang was begonnen.
Zij ging aan 't open venster en luisterde naar het angst
wekkend gebeier en zjj verwonderde zich, dat zij bleef leven
en dat geen bliksemstraal, door den God der wrake ge
zonden, haar trof dat de zon bleef voortschjjnen aan
den wo'kenloozen hemel, dat.
Het kleppen der klok hield plotseling op, alles, alles
was voorbij, zijn hoofd was onder den bijl gevallen en
zijn bloed getuigde tegen haar in den hemel.
Wat naderhand gebeurd is in het Duitsche rijk, dat
staat geschreven in het boek dar geschiedenis of even
wel alles ten gevolge van Christine's daad gebeurde,
daarvan zegt de kroniek van Ulmenried niets.
Tilly viel met z|jn leg«r in Saksen en daardoor gedwon
gen, sloot Johan George zich bij den koning van Zweden
aan. Dat hij later weder vrede sloot met den keizer,
lag eveneens aan die machtige leidster der gebeurtenissen,
de dwingende noodzakelijkheid.
Wordt vervolgd.