"laatste telegrammen. PERSONALIA^ KUNST EN LET TEREN. m aTrkt berichten. Staatsloterij van heden. Nos. 5292, 11687, 17019 en 18071 elk f 1000; Nos. 3095, 4303, 5132, 5535, 8550 en 14930 elk f 400. Nos. 3356 en 14872 elk f 200. slotte eens, ook beide genoemde heeren. De beer Vonk zeide dan ook dadeljjk bjj de toelichting zijner motie»Wat het tweede deel betreftde voorstellers »hebben zich geplaatst op het standpuntdat zij eene •beslissing van de zaak wenschen. Daarom geven zij in »overweging dadelijk over te gaan tot de behandeling »van het voorstel van B. en W., bijlage No. 1 van 1901. Daarmede is echter geenszins gezegd dat zij zich in vallen deele met het bouwplan van B. en W. vereeni- •gen, een plan dat op aandringen van den hser Kraak - »man moeBt worden ontworpen tot een beperkt bedrag wan f 50.000. Indien de Raad, en naar hem is ge- •bleken zjjn er ledendie dat plan geenszins kunnen vaanvaardenhet wenscheljjk mocht oordeelen een vbeter en vollediger plan te verlangen, voor zich zelf zal vhjj gaarne bereid bevonden worden om daartoe mede te v werken.'1 (zie verslag pag. 145 en 146) en later nog (nadat ik voorgesteld had punt 2 der motie aan te honden) vdat, vals punt 1 der motie wordt aangenomen het voorstel »van B. W. aan de orde is. Maar dat voorstel gaat vniet verder dan tot f 50.000. Nu er voorstanders van veen abattoir zijn wien dat bedrag onvoldoende is en vdie zich dus met dat voorstel om die reden niet kunnen v vereenigen nu zou hij het tweede gedeelte der motie vwel zoo willen wjjzigen dat B. W, worden uitge- vnoodigd om andere plannen in te dienen, onafhankelijk wan een vooraf bepaald maximum" (pag. 148), terwijl vhjj ten slotte nu de discussiëa dezen loop hebben ge- vnomen, ter bevordering der zaak wil verklaren, dat de voorstellers bereid zijn hunne motie terug te nemen. vAlvorens dit echter te doen willen zij wsten wat de verdere loop der zaak zal zga. Zal, zoo vraagt hij, dan het rapport der raadscommissie in behandeling komen (pag. 148). Toen deze laattte vraag door den burgemeester beves tigend was beantwoord, werd het rapport door den heer Vonk besproken en, na een kort debat tussc'nen hem en Mr. Kraakman over punt 1 der motie, werd mjjn voor stel aangenomen zonder hoojdelijke stemming. Er was dus niet, geljjk de schrijver van bedoeld ar tikel zegt, wederom de zege aan den kant van de ba- vBluit-schuwea", maar er was absolute eenstemmigheid over een voorstel, waarmede do heeren Vonk eu de Groot (bg monde van eerstgenoemde) reeds van te voren verklaard hadden »gaarue" te zullen medegaan. En evenmin ondervonden B. W. in die zitting van 23 Juli vzooveel tegenwerking" want het voorstel was geheel in hun geest, zooals blijkt uit de woorden van den wethouder Mr. ter Spill. vPrincipioel is hij vóór de zaak. Maar alvorens zijuo stem te geven, wil hij hebben •een goeddegelijk plan niet geflatteerd duseen plan »opgemaakt door deskundigen, opdat men wete wat een slachthuis, voldoende aan de behoeften dezer gemeente, »zal kosten." (pag. 148) en uit het feit, dat zjjn collega de heer de Wit (pag. 148) een kleine wijziging aan de hand deedwaarvan ik bjj het formuleeren van mijn voorstel dankbaar gebruik maakte. Ziedaar M. de R., de waarheid omtrent het besluit van 23 Juli 1902; een besluit, thans van te méór belang, wjjl het leidde tot de indiening der plannen, met welker al of niet aanneming da abattoir-qnaestio alhier eerlang zal worden beslist. Wie of wat den schrijvor, die bij het stellen van zijn serie artikelen de verslagen der zittingen geraadpleegd heeft, heeft bewogen om in zóó krasse termen een zóó averechtsche voorstelling van dit raadsbesluit te geven, weet ik nietmaar in ieder geval blijkt hieruit duidelijk, dat de lezers der Alkmaarsche Courant wijs zullen doen door zijne be- en veroordeelingen van personen en han delingen in deze te aanvaarden met ietwat méér schroom valligheid, dan waarmede zij nun »ter voorlichting" wor den geleeraard. Onder dankzegging voor de verleende plaatsruimte Met Achting, Alkmaar, Uw dw. dn., 27 Sept. 1904. COHEN STUART. Wel, geachte heer Stnart, 't kan toch merkwaardig loopen in deze wereld. Wie zou hebben kunnen denken in de dagen, waarin wij naast olkaar zaten op de schoolbanken in het gebouw aan de Paardenmarkl, dat Gij mij nog eenmaal in de courant te lijf zoudt gaan. Wel hebben wij vaak met elkaar gestreden, maar dan was 't op het schaakbord, doch niet op 't papier. Na, ik moet zeggen, ik hond wel van debat. En al wordt daarin, zoo bij wijze van slotstuk bij een vuurwerk, een zinnetje geslingerd, zooals dat van dat pakkend is voor menschen, die meer letten op den klank dan op de motieven, toch kan dat mjjn goede humeur niet ver storen. Mag ik erop rekenen, dat zich ook in Uw hart geen boosheid zal nestelen, wanneer ik mij verweer tegen Uw aanval? Ga begrijpt natuurlijk wol, waarom ik dit vraag en ik voeg eraan toe 't zon mg oprecht spijten, wanneer onze vriendschappelijke verhouding van eertijds op de viucht werd gedreven door de Abattoir-quaestie. En nn ter zake Ik ben 't namelijk volstrekt niet eens met de strekking van Uw betoog, ook al is dit nog zoo rnim voorzien van citaten, die u schijnbaar in het gelijk stellen Citeeren van enkele gedeolten van e9n verslag is niet altijd de beste methode om een juisten indruk van het geheel te geven. Ik heb naar aanleiding van nw stuk het verslag «er handelingen van den Gemeenteraad van Woensdag 23 Juli 1902 let wel, dat smds al weer meer dan twee jaar zijn verloopen nog eens a tête reposée na gelezen, en wederom heb ik van h t toen gesprokene den indruk gekregen, dat do oprechte voorstanders van een abattoir in die Raadszitting vóór alles wilden vermijden, dat de Raad zich vereenigde met het advies der speciale commissie, waardoor de zaak zeker weer voor zéér gei ui- men tijd 0p de lange baan zon worden geschoven. Im mers, eer B. en W. een advies hadden uitgebracht over de vaststelling van een vee- en vleeschkeur en eer de Begeering een door de Commissie gewenschte wetsvoor- dracht zon hebben ingediend, zou naar alle waarschijn ljjkheid zooveel tijd verloopen, dat wel-is-waar in naam de zaak aan de orde bleef, maar zij feitelijk een plaats in den doofpot had gekregen. 't Waren vooral de heeren Vonk, De Groot en Moens, die dit wilden verhoeden. En om dat gedaan te krijgen, om het ergste te vooikomen, wilden zij dan wel afzien van hnn wensoh om een dadelijke beslissing genomen te zien. Onder den drang der omstandigheden werd toen het in ons vorig »Van Week tot Week" vermelde besluit, waarbjj wij tot onzen spjjt verzuimden den naam van den heer Cohen Stnart te noemen, zonder hoofdelijke stem ming genomen. Inderdaad was daardoor het schier einde- looze uitstel verhoed, en in zooverre konden de voor standers van een abattoir tevreden zjjn, maar men meene niet, dat zij niet veel liever een andere overwinning hadden begeerd, dat zjj niet veel liever een principieele beslissing hadden gezien. Daarom konden wij schrijven, dat de zege was aan den kant van de beslnit-schuwen, want zij hadden 't meeste recht oni na afloop van die Raadsvergadering in hnnne handen te wrijven. Goljjk trouwens de uitkomst heeft bewezen: meer dan twee jaren zijn zij niet door de Abattoir-quaestie verontrust. Overigens, de gansehe geschiedenis van de qnaestie ligt daar voor het onbevangen oog van den waarnemer om te bewgzen, dat er van zekere zijde stelselmatig naar uitstel is gestreefd. Eu wij meenen, dat wij dit in ons •Van Week tot Week" zoo duidelijk mogelijk hebben aangetoond. Als wij op onze lezers dien indrnk maar hebben geënt, dan kunnen wij tevreden zijn 't scheen ons goed nit den berg van paperassen de waarheid te voorschijn te halen on wij hebben geen reden gehad, toen zij zich vertoonde, onze oogen neer te slaan. Dat is het antwoord tevens op de vraag, wat ons be wogen heeft aldus te schrijven. Wil vooral goed letten op dat woordje »wat", want een »wie" zit daar niet achter. Gelukkig is onze positie aan de Alkmaarsche Courant niet van dien aard, dat wij door den bril van een ander hebben te zien. Dat Gij tot oen dergelijke insinuatie nw toevlucht moest nemeu zou doen denken, dat Ge U toch niet zoo heel sterk gevoelde als Ge 't wel in uw stuk doet voorkomen immers, wie er van overtuigd is, dat het recht aan zijne zijde staat, versmaadt alles, wat op verdachtmaking gelijkt. W. F. ANDRIESSEN, Red. Alkmaarsche Courant." Daar wij het stnk van den heer Cohen Stuart bijtijds ontvingen waren wij in de gelegenheid hem inzage te geven van hetgeen wij zouden antwoorden op zijn artikel. De heer Staart zond ons ons antwoord terug met de volgende repliek Uwe zeer gewaardeerde welwillendheid, M. de Red., om mij van te voren inzage te geven van uw onderschrift, stelt mij in de gelegenheid dadelijk even te repliceeren ik kan daarin kort zjjn. Uwe oorspronkelijke stelling, dat B. en W. in de be doelde zitting tegenwerking ondervonden, hebt U blijk baar gemeend te moeten loslaten ik kom daarop niet terng. Wat aangaat de bewuste »znge der beslnit-schuwen", zon ik U kannen antwoorden, dat men overtuigende ci taten niet weerlegt met de algem8ene stelling, dat ci teeren »uiet altijd de beste methode is, om don juisten •indrnk van het geheel te geven." Op die wijze komen wij echter niet verder en ik maak liever de zaak inééns uit door de verklaring van een ook voor U zeker on verdacht getuige. Da heer Vonk, aan wien ik de ge- heeie drukproef ter lecture gaf, machtigt mg, namens hem, te verklaren, dat mijne lezing van het voorgevallene ter zitting van 23 Juli 1902 de jniste is, en dat de voorstellers der motie deze niet terugnamen vonder den •drang der omstandigheden" (gelijk U schrjjft), maar omdat hst hnn inderdaad wenschelijker voorkwam de definitieve beslissing te doen nemen op een goed plan, dan op een, dat den voorstanders zeiven niet voldeed. IJ ziet mijne positie is niet zoo héél zwak Aan verdachtmaking ben ik niet bewast mij schuldig te hebben gemaakt. Waar U uit het verslag iets anders laast dan er staat en op grond daarvan een krasse uit spraak deedt, lag het vermoeien voor de hand, dat1 U zich had laten voorlichten, door iemand dien U mocht achten méér van de zaak te weten, dan het verslag te lezen geeft. Dat het overigens merkwaardig kan loopen", daórin ben ik bet met U eens, ik, die steeds een warm voor stander van het abattoir ben geweest, had waarlijk niet kannen vermoeden, dat ik mij te eeniger tijd zou hebben te verdedigen tegeD de beworÏDg, door mijn be doeld voorstel aan de besluit scha wen de zege to hebben verzekerd 1 29 Sept. Met Achting Uw dw. dur., COHEN STUART. Me dunkt, geachte heer Stuart, toen Gij van Uw wandeling van den heer Vonk huiswaarts keerde, moet Ge zoo ongeveer gedacht hebben„Die meneer van de Alkmaarsche Ct. dacht misschien, dat hij mij er tasschen had, maar 't mocht wat: als ik schrijf met zeker aplomb „de heer Vonk machtigt mij enz.", dan zal dat zooveel indruk maken, dat de lezers stellig denken, dat ik gelijk heb." 't Doet mij daarom eenigszins loed, dat ik die illusie moet verstoren. Wellicht zult Gij succes hebben bjj lezers, die zeer oppervlakkig van ons twistgeschrijf kennis nemen, maar ik vlei mij toch, dat de meeslen, die werkelijk de geheele abattoir quaestie, in verband met alle gewisselde stukken, hebben gevolgd, aan mijn kant zullen staan. 't Wil mij voorkomen, dat als Gij die quaestie aan dachtig hadt bestudeerd ook alle stukken uit den tijd, toen Gij nog geen Raadslid waart Gij U die wandeling naar den heer Vonk hadt kunnen besparen Want wat Gij hebt gedaan is niets anders dan vragen naar den bekenden weg. Werkelijk, als iemand in deze aangelegenheid kleur heeft bekend, dan is 't de heer Vonk, zoodat een Raadslid, dat werkelijk de vereischte aandacht aan de zaak heeft geschonken, bij hem niet heeft aan te kloppen. Zijne overtuiging is duidelijk voor iedereen, mits men maar de desbetreffende stukken wil lezen. Dat nu de heer Vonk in de Raadszitting van 23 Juli 1902 handelde, gelijk door hem werd gedaan, was blijkens al het voorafgegane, omdat de verkapte tegenstanders van een abattoir de zaai langzamerhand zoo heel ver hadden weten te brengen van een definitieve beslissing, en omdat de eenige uitweg op dat moment, het aanne men van een niet goed plan, nog erger werd geacht dan vernieuwd uitstel met een beter plan op den achtergrond. Dit is zoo duidelijk, dat zelfs de hee- Moens, die even te voren zich zoo krachtig had uitr gelaten tegen het voortdurend hangend doen blijven van de zaak, ten slotte zich daarbij ook neerlegde. Op dat oogenblik was er geen andere keuze en dus werd 't minst nadeelige genomen. Maar Ge kunt mij niet wijs maken, dat de voorstanders van een abattoir in die bewuste Raadszitting er niet met leedwezen aan dach ten, hoeveel moeite nutteloos was gedaan en hoe weinig men was gevorderd sedert 1899, toen men de beschik king had over de zaakrijke rapporten van de heeren Vonk, de Groot en Looman. Zeer zeker was 't wenschelijker de definitieve beslis sing te doen nemen over een goed plan maar was 't niet het werk van de oppositie, dat men in de Raads zitting van 23 Juli 1902 nog niet over een goed plan kon beschikken. Hare tijd ophoudende wenschen hadden juist de vertraging veroorzaakt, welke ook den heer Yonk zulk een ergernis was. Laten wij toch de zaken in haar verband blijven be schouwen, want zoo alleen komt de waarheid tot haar recht. Dat ik mijne oorspronkelijke stelling zon hebben los gelaten in zake de tegenwerking van B. en W. is een gewaagde conclusie. Mijn zwijgen hiervoor is alleen toe te schrgven aan het feit, dat ik 't overbodig achtte er nogmaals op te wijzen, dat een college, hetwelk den 23en April 1898 verzocht om machtiging ten spoedigste de noodige voorstellen te doen tot onverwijlde op richting van een openbaar slachthuis en den 23en Jali 1902 eerst die machtiging kreeg met eenig uitzicht op succeswerkeljjk niet kan roemen in veel mede werking. Eigenlijk is 't jammer aan znlke dingen, na hetgeen wij schreven ia ons Van "Week tot Week", wederom ruimte af te staan. Dat U zich niet van verdachtmaking bewust is, ver heugt mj. Maar onbewust hebt Ge U daaraan dan 'toch wel degelijk schuldig gemaakt. En hetzij dan bewust of onbewust, maar in Uw tweede stuk insinueert Gij op nieuw maar, meneer Stuart, hoe komt Gij ertoe te voor onderstellen, dat ik iemands voorlichting zou hebben in geroepen en dat die iemand mjj al ot niet opzettelijk zou hebben misleid. Laat ik U zeggen, dat niets anders dan de officiëele stnkken mij tot gids zijn geweest. Ten slotte nam ik met ingenomenheid konnis van de onomwonden verklaring, hoe Gij oordeelt over een abattoir. Moge dit goede voorbeeld bij Uwo mede-Raadsleden navolging vinden. W. F. A. Benoemd tot onderwijzeressen aan de Herhalingsschool to Oudkarspel, Mej. C. G. Scaló en Msj. A. Knijper, beiden onderwijzeres aldaar. Beroepen bg de Ned.-Herv, Gemeente te Abbekerk ds. W. Hamilton of Silverton Hill te Hem. In de Boekbespreking, in ons vorig nummer opgeno men, komt telkens voor de naam Deen. Dit is een ver gissingde naam van den schrijver is: Dun. Het beleg van Port Arthur. LONDEN, 29 September. Aan de Daily Express wordt nit Tokio geseind, dat een deel der pers steeds grooter ontevredenheid aan den dag legt over den langen tjjd, die verloopt voordat Port Arthur genomen wordt. Een blad zegt openlijk, dat generaal Nogi eigenlyk maar de »harakiri" op zich moet toepassen, d. w. z. zich zelf den buik opensnijden. Tiendnizend tot twaalfduizend man nieuwe veraterkings- troepen zjjn deze week aan Nogi toegezonden, met eenige stukken nienw belegeringsgeschut. Gewonde soldaten zeggen, dat de verliezen door land mijnen veroorzaakt, volstrekt uiet overdreven zijn, en dat de Russen dagelijks nieuws mijnen aanleggende ver dediging wordt met ongekende woestheid gevoerd. Het Russische garnizoen maakte onlangs gebruik van Spaan- schen peper, in een gevecht op korten afstand. De Daily Telegraph verneemt uit Tsjifoe, dat Russische torpedobooten een uitval deden nit de haven van Port Arthur en verschillende Japansche jonken bnit maakten, die op weg waren naar Dalny. De Russische oorlogs schepen verlaten ook af eu toe de haven, maar nooit meer dan drie tegelijk. flïe cholera In Rusland. St.- PETERSBURG, 29 Sept. Volgens officieels mede- deelingen zjjn in Saratow van 17 tot 27 September ne gen personen door cholera aangetast, waarvan 3 over leden zijn. In het Tarnskaspiscbe gebied en in Bakoe is de cholera de vorige week toegetomen. Te Bakoe zijn sedert het optreden der cholera 67 personen aangetast, waarvan 38 overleden zijn. Haarlem, 28 Sept. Vee. Aangev. 8 vette koeien f 175 f 230, 26 nucht. kalveren f9 a 19, 19 vette schapen 16 a 23, paarden, 13 lammeren f 16 a 24. Kaas. Aangev. 15 stapels, 1877 stnks, weg. 3499 Kg. Prjjs f 20.a 27. Schagen, 29 Sept. Aangevoerd 4 paarden f 60 a 150, 14 stieren f 110 a f 200, 80 geldekoeien f 100 a 165, 62 vette koeien f 160 a f 275, 60 kalfkoeien f 120 a 240, 10 pinken of vaarzen f 80 a 120, 36 nuchtere kalveren f 7 a f 22, 250 vette schapen 22 a 32, 100 magere schapen f 14 a 20, overhonders id. f a 450 lammeren f 12 a 21, 8 magere varkens 1 8.a 11, 19 vette varkens 46 a 49 ct. p. K.G., 55 biggen f6. a f 9. 1440 kop boter 62s a 675 ct., 3800 kipeieren f 4,25 a 4.75, 300 eenden dito f 3.80 a 0.8j venlens f 55 a 70, 9 hokkelingen f 25 a 45. Schagen, 28 Sept. Kieine kaas f 29.commissie f28.50, middelbare f 27,Aangevoerd 53 stapels. Gewogen 16,985 Kgr.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1904 | | pagina 3