Er is over bet abattoir heel wat literatuur, niet omdat
er strijd tegen is, maar omdat men er op uit is het
steeds beter te maken in Duitschland heeft men zelfs
personen, die er een speciale studie van maken. Dat een
dergelijke zaak nog bestreden wordt door een kleinen
groep van slagers, is volgens spr. te wijten aan onwetend
heid en het niet kunnen beoordeelen van de groote
belangen, die er mee in verband staan.
Het vleesch, dat wij eten is ten slotte niets anders dan
vleesch van een lijk, en daardoor ieder uur weerloozer
wordt tegenover de vijanden, die het herbergt't bederft
heel licht. En nu zouden we dat voedsel, dat helaas niet
algemeen is en in zijn slechtste hoedanigheid slechts
doordringt tot de tafel der arbeiders, geheel overlaten
aan de zorg van enkelen
't Is een eisch van het gezond verstand, een gebod der
volksgezondhe'd, dat daarin verandering moet komen.
Bij alle kwesties als deze treedt steeds dit eene ver
schijnsel op, dat alle gebreken, die men laat voortwoeke
ren, hunnen invloed het meest uitoefenen op de minst
weerloozende meer gegoede kan de middelen aanwenden
om dien invloed tegen te gaan, de maatschappelijk,
zwakke niet en niet ten onrechte, zegt spr., is de tuber
culose genoemd de ziekte der armen. Tegenover de oppo
sitie der slagers moet het volksbelang den doorslag geven.
De volksgezondheid pakt ons allen in 't hart, de opeen-
hooping der menschen schept de behoefte aan nieuwe
zorgen voor de gezondheid en zou men nu in Alkmaar
bij het oude willen volharden Spreker gelooft het niet
en hoopt, dat de Raad een goed besluit zal nemen, waar
door van Alkmaar in deze de victorie niet begint, maar
wordt voortgezet(Applaus.)
Thans werd het woord gegeven aan den heer E. A. L.
Quadekker, directeur van het abattoir te Njjmegen.
Spr. begon met een aanhaling van professor Bollinger uit
Breslau, die het eerst gewezen heeft op de gevaren van
vleeschvergiftiging en een rede daarover besloot met de
woorden Iedere stad, die in staat is een abattoir op te
richten, begaat een groot verzuim als zij het niet doet."
Alvorens door te gaan op hetgeen de heer Tak hoeft
gezegd ea daarbij de inrichting van een abattoir wat
meer in bijzonderheden na te gaan, wil spreker vooraf
verklaren, dat hg geenszins een vjjand der slagers is.
Integendeel, bij acht ze hoog en kan dat doen, omdat hjj
er dageljjks mee omgaat. Slagers zijn menschen, die fat
soenlek door de wereld trachten te komen en niet dage
lijks grof geld verdienen. Dat er van hen oppositie tegen
het abattoir uitgaat kan spr. begrjjpen. Zij redeneeren
aldus: Wjj zitten al op hooge lasten en nu nog de on
kosten vau een slachthuis daarbij. Toch is er in die
redeneering iets onjuist, zij zien over het hoofd de voor-
deelen, die het abattoir oplevert voor hen, en vooral voor
de minderbedeelden. De slagers echter beweren, dat zij
door de oprichting van abattoirs leeljjk in den hoek
worden gedroegen. Zij moeten meer opbrengen, ze zijn
niet vrij meer en iu de derde plaats gebonden door
allerlei onaangename bepalingen. Bjj die bezwaren wil
spr. eerst stilstaan.
Allereerst de meerdere lasten. Ja, het slachthuis moet
betaald worden, en wel door de slagers, die echter een
groot, gedeelte verhalen op de consumenten, mits die het
kunnen betalen.
Wat moeten ze betalen Dat gaat per stuk vee. Voor
het slachten van een rund moet worden betaald in Nij
megen een rijksdaalder, daar komt bij wat kosten voor
het gebruik van het koelhuiszonder dat deugt een
modern abattoir niet. Dat gebruik is echter facultatief.
Laten we nu aannemen, dat er in 't geheel betaald wordt
f3 en aannemende, dat ieder rund pl. m. 250 K.G.
weegt, dan moet men het vleesch met iels meer dan eon
cent opslaan. Nu weet spr. wel, dat niet alle onderdeelen
tegen den gewonen piijs kunnen worden verkocht, er is
afval enz., doch zoo heel veel meer dan een paar centen
behoeft men niet meer te vragen, en 't is niet noodig,
zooals de Njjmeegsche slagers destijds deden, het vleesch
met 5 ct. te verhoogen, waardoor zij in veel gunstiger
conditie kwamen dan voor de oprichting van het abattoir.
Nu de vrjjbeid van het bedrijf. Wat noemt ge vrjj-
heid vroeg spreker. Dat U geen keuring wilt hebben,
maar dat is immers niet waar. Ontegenzeggelijk is de
keuring in een abattoir verbazend streng, althans moet
ze dat zijn. Het vee moet eerst levend en daarna ge
slacht in alle onderdeelen worden gekeurd, en dat is
noodig, want meer nog dan tuberculose komt de bloed
vergiftiging bjj het vee voor; van die bloedvergiftiging
merkt een mensch wel niet aanstonds de gevolgen, maar
ze zijn er toch. Die strenge keuring moeten we dus hebben
en die kan alleen geschieden in een openbaar slachthuis,
niet in de gewone slachtplaats, waar veelal het daarvoor
noodige licht ontbreekt.
Spreker kent de slagers en weet, dat een soliede slager
niets tegen dergelijke strenge keuring heeft.
Hij vraagt er immers zelf om en natuurljjk, want komen
er dan nog ziektegevallen voor na het gebruik, dan ligt
de schuld bij dengene, die gekeurd heeft.
Wie tegen die keuring zijn, dat zijn de slagers, die
beesten koopen voor een appel en een ei en toch den
vollen prijs voor het vleesch laten betalen, de vampyrs,
die men overal vindt, de beunhazen. Tegen die strijdt
het abattoir in de eerste plaats, maar dat is in het be
lang der soliede slagers.
Maar zegt men, ge houdt er de knoeiers toch niet uit.
Neen, maar ze verminderen toch sterk. Door een voor
beeld bewees spreker, hoe een slager, die steeds uit nood
geslacht vleesch, en daar zit het vergif juist in, verkocht,
juist tengevolge der contröle is geworden grossier in ge
zond vleesch en het nu veel beter heeft, dan vioeger.
Ook verhaalde hij van twee aartssmokkelaars, die na
het verloopen van hun oneerlijk bedrjjf, aan het abattoir
te Nijmegen werkzaam zjjn. Nog eens zei spr., we hin
deren het bedrjjf niet, we helpen de slagers, we keuren
alleen wat streng.
Alle eerljjke slagers koopen in de overtuiging, dat ze
gezonde dieren koopen, maar er zijn zoovele orgaanziekten,
die men oppervlakkig niet zien kan. Dat vaak vergiftigde
vleesch werd vroeger omgezet in worst, die juist terecht
kwam bjj den arbeider.
Die orgaanziekten worden geconstateerd in een slacht
huis. De voordeelen van het slachthuis voor den slager,
schetste spr. verder aan de hand van een beschrjjving
van het Njjmeegsche abattoir, waar men behalve voor de
paarden, twee groote slachthallen aantreft. De slagers
komen daar bjj elkaar, slachten in dezelfde hal en contro
leeren op die manier ook nog elkander. Dat slachten
gaat in een minimum van tjjd, waarna het vleesch op
gemakkeljjke wjjze wordt gevoerd naar de voorkoelrnimte
en vandaar naar het koelhuis. In de voorkoelruimte kan
het vleesch behoorljjk besterveD, daar het 24 uur bljjft
hangen bjj een temperatuur van 4 5° C.
Door die lage temperatuur kan er niets echadeljjks van
buiten indringen, vliegen kunnen daarin niet leven, alles
bljjft daar even zindeljjk. Dat besterven maakt het vleesch
smakelijker.
Het koelhuis, waar het vleesch dan komt, is verdeeld
in cellen, die een slager alleen of met een ander gezamen-
ljjk huurt. Daar hangt hjj alles op in stukken en bouten,
ook de zoogenaamde afval, lever, nieren, kop enz. De
temperatuur is daar gelijkmatig en niet hooger dan 2°
boven nulde droge koude lucht, die door een bijzondere
inrichting steeds droog en zuiver bljjft, koelt beter, dan
de vochtige koude van het jjs.
Dat zoo'n koelhuis voortrefïeljjk werkt, bljjkt wel
hieruit, dat een schapenbout, die er drie maanden lag,
nog héél goed was, ten kalfslever, die er 8 weken in
was, eveneens. De bedoeling is echter, dat het vleesch
er niet langer dan 14 dagen in bljjft.
Een ander voordeel van dit koelhuis is, dat ook poelieis
een cel komen huren, en de boterhandelaars er gaarne
hun boter willen bewaren. Vraag den slagers uit Njjmegen,
zei spr., en er is er geen, die zal zeggen, dat ding bevalt
niet, integendeel. Werden er in den beginne niet zooveel
verhuurd, nu bjjna alle tegen f 60 per jaar, en zelfs in
den winter maakt men er graag gebruik van, om het
gemak.
De bewerking in het slachthnis verder uiteenzettende,
wees spr. er op, hoe de ingewanden van uit de slachthal
onmiddelljjk worden weggebracht naar de darmwasscherjj,
waar al het vuil, dadelijk wordt verzameld in bakken en
naar de verbrandingsoven wordt gebraeht, waar ook het
afgekeurde vleesch wordt vernietigd. Alles heeft men in
die darmwasscherjj onmiddellijk bjj de hand, warm water,
koud water, stoom, zooveel men wil. Voor de knecht
heeft het abattoir ook nog dit voordeel, dat het om 7
uur gesloten wordt. Dan is 't werk af, terwijl hjj anders,
als er bjjv. donder aan de lucht is tot's avonds laat soms
moet wachten om nog een beestje op te hangen. Wjj
daarentegen, zei spr., slachten, al dondert het nog zoo.
Ook de heer Quadekker wees op de onderlinge ver
zekering der slagers tegen afkeuring, waarvoor zjj ook
den boer een premie laten betalen. Die verzekering heeft
ieder jaar geld over, waarvan dan o.a. een gezellige
avond wordt gehouden, maar zonder den boer.
Voorts noemde hjj als een voordeel de gezamenljjke
verkoop van huiden, waarvoor men in het openbaar
slachthuis gratis ruimte beschikbaar stelt, om ze op te
slaan. Zoo is het ook met andere dingen, als de kleed
kamers voor slagers en gezelleD, de afdeeling voor het
steriliseeren van vet, voor dat alles betaalt men niet. De
knechts kunnen in het abattoir het voor hen bestemde
afval, b.v. de haren hier geheel schoonmaken.
Zoo heeft een abattoir verbazend Veel voordeelen. De
hal voor het paardenslachten is althans in Nijmegen
apart, daar de paardenslagors weer een ander soort van
menschen zjjn dan de gewone slagers. Ook daar is de
keuring zeer streng, omdat het paard onderhevig is aan
tal van ziekten. Zelfs "paarden, die geslacht worden
daar ze een beenbreuk hebben kunnen als die breuk wat
lang heeft gezeten, totaal ongeschikt zjjn voor de con
sumptie. Ook dat is alleen in een slachthnis na te gaan,
evenals het kalfsvleesch dat, spreker wees op verschillende
organenziekten bjj kalveren, heel vaak sehadelijke be-
standdeelen bevat. Het onderzoek duurt soms wel 8 of
14 dagen en vandaar ook de groote voordeelen van een
koelhuis.
Met voorbeelden aan de practjjk ontleend, uit sprekers
eigen ervaring, die niet nalieten den gewenschten indruk
te maken op het publiek, werd voorts aangetoond, welk
vleesch vaak ongekeurd bjj de verbruikers komt, en dat
vooral bjj den minderen man, terwijl voorts nog op het
groote voordeel werd gewezen van het slachten in tegen
woordigheid van den keurmeester.
Aan het slot van zjjn rede, die spreker met het oog
op den tjjd moest beëindigen, zegt hjj dat resnmeerende
valt te constateeren, dat het abattoir voor den slager
groote voordeelen oplevert, waarbjj hjj ter illustratie
nog even gewag maakt van het feit, dat de groote slagers
door het abattoir de concurrentie der kleine vreezen, en
daarom zelfs zeggenmaak het abattoir dunrder.
Het abattoir bevordert de volksgezondheiddoordat
de slachtplaatsen vervallen 't geeft tjjdsbesparing aan
den slager stelt hem in staat zjjn vleesch goed en zinde
ljjk te bewaren zoodat er geen zure kanten aankomen
en maakt een betere verwerking van den afval mogeljjk.
Men maakt zich echter bang voor de kosten. Men spreekt
niet meer van duizenden maar van tonnen, dat hoort zoo
tegenwoordig. Spreker durft echter verklaren van die
kosten heeft de gemeente geen last. De rente en aflossing
van de benoodigde leaning kan het abattoir best opbrengen,
ook doordat er nog veel afvaltdat eenig voordeel kan
opleveren. Spr. wees hier op den ijsverkoopden ver
koop van den stalmest, den darmenmest enz.
Teh laatste sprak hij over de opvoedende kracht van
het abattoir door de minst pjjnljjke wijze van slachten
toe te passenhet schietmaskerwelke wjjze voor het
vleesch niet nadeelig is zooals men vroeger wel dacht
alleen voor de Israëlieten is volgens hun godsdienst een
eisch dat een dier gedood wordt door het den hals af
te snjjden. Spr. besloot met de oprichting van een abat
toir te noemen een weldaad die men waardeert, als het
er eenmaal is.
Debat.
Na een kwartier pauze werd gelegenheid gegeven tot
debatwaarvoor zich alletn had aangemeld de heer
S. van der Geestdie optrad namens den Slagershond.
Met den voorzitter der vergadering was spr. het eens,
dat de bespreking van deze zaak moest gescbieden in het
openbaar maar reeds dadelijk moet hjj zeggen dat in
beide heeren het hem is tegengevallen, dat zij de finan-
cieele zijde der zaak onbesproken hebben gelaten.
Van den heer Quadekker had spr. willen hooren wie
eigenlijk de kosten zullen betalen de belastingbetalers of
de vleeschetera. Spreker komt daar nader op terug.
Den heer Tak die vooral op de hygiënische voordeelen
heeft gewezen, zou spr. deze vraag willen stellen. Weet
de heer Tak weldat er hygiënisten zijn als prof. Fokker,
die net zoo dweepen met een abattoir, dat diens oordeel
in de raadsvergadering van 8 Maart 1904 te Leeuwarden
is aangehaald Verder heeft de heer T. gesproken over
gewaande belangen der slagers. Deze belangen zjjn de
belangen van hnn huisgezin en indien men inbreuk maakt
op de vrijheid der slagers doet men het middelljjk op
die van hun gezin de slagers komen door het abattoir
in minder conditie. De heer T., die zoo hoog heeft opge
geven van de voordeelen voor de volksgezondheid is en naar
spr. zegt is dat een groote fout in gebreke gebleven om
aan te toonen dat zonder abattoir men geen gezonde
maatschappjj heeft. Geen luxueus abattoir, zegt spr., maar
wat men in Alkmaar en overal moet hebben een degeljjke
keuring aan huis, dat bevordert de gezondheid even goed,
die keuring behoeft niet te geschieden op een centraal
punt. De slagers zelf hebben er, ook hier, om gevraagd,
maar tevergeefs.
Wat de reiniging, het wegvoeren van het vuile afval
betreft, dat kan even goed vlug geschieden zonder een
abattoir in de politieverordening kunnen daar bepalingen
voor worden opgenomen en dat gebeurt ook al reeds, er
kan voor gewaakt wordendat geen afvalwater in de
riolen komt. Zoo voorkomt men de bodemverontreiniging
even goed. Moet men daarvoor juist hebben ean luxueus
abattoir vraagt spr. weer terwjjl hij er op wjjstdat
noch te Amsterdam noch te Rotterdam het abattoir aan
de eischen beantwoordt. Te Groningen is het iets beter,
dat heet een modelinrichting, maar de financieele resul
taten zjjn lang niet schitterend.
Door beide sprekers is achterwege gelaten, dat de
kokerjj niet valt onder de hinderwet. Dat die kokerjj
stank zou geven, hij daagt ieder uit om dat te verklaren,
ieder slager zorgt immers voor behoorljjke reiniging.
De hinderwet, daarop beroept men zich voor de wette-
ljjkheid. Maar waarom dan nit de 60 vakken, daarin op
genomen, alleen het slagersbedrjjf genomen en de andere
59 niet? De heer Tak heeft gezegd, dat de Amsterdamsche
slagers veel ophebben met het abattoir, spr. weet dat
beter, als het opgeheven werd, zonden ze dadeljjk allemaal
de vlag uitsteken. Over de mooi ingerichte wagens voor
het vieeschvervoer is ook gesproken, maar 't zjjn gewone
open wagens, bjj regen of felle zon met een stuk zeil
gedekt.
Er is gezegd, dat, waar het groote belangen geldt een
kleine groep daarvoor moet wijken. Maar spr. vraagt in
gemoede of een abattoir een afdoende maatregel is tegen
den verkoop van inferieur vleesch, zoo niet, dan hebben
de slagers het volste recht niet te wjjken voor de ver
meende belangen van anderen.
Over den werkman is gesproken, ook spr. gevoelt veel
voor den arbeider. Er is gezegd :de ziektegevallen komen
het meest voor bij den werkman, maar dat is onjuist,
die ziektegevallen komen af en toe eens voor, maar onder
de voorname standen,
Den heer Quadekker noemt spr. een volbloed voorstan
der, een apostel voor de zaak van het abattoir, die het
land afreist om de zegeningen van zijn evangelie te brengen.
Zoolang hjj de voordeelen niet aantoont met cjjfers
heeft dat evangelie geen waarde. Bewjjzen levert de
heer Q. niet. Spreker heeft geen gelegenheid gehad
de cjjfers van B. en W. behoorlijk na te gaan, doch hoopt
daarvoor vóór de raadsvergadering óf in 't openbaar óf
in de courant nog gelegenheid te vinden, maar
waarom heeft de heer Q. den belastingbetalenden burgers
niet duideljjk gemaakt, wat het abattoir jaarljjks kost?
Gegproken is ook over de besmetting door de tuberkel
bacil, maar weet men dan niet, dat prof. Koch heeft ge-
zegd, dat hij 20 jaar gedwaald heeft en later van oordeel
was, dat de besmetting niet van het vee op den mensch
overgaat? Wat de bloedvergiftiging door vleeschgebruik
betreft, naar spr. meent, wordt dat veel erger gemaakt
dan het is, zelfs de medici achten dat niet zoo ernstig.
Spr. heeft den indruk gekregen dat er van avond is op
getreden voor den vegetarischen bond, men heeft de
menschen bang gemaakt om vleesch te eten.
De berekening van den heer Quadekker, als zou de
slager de kosten van het abattoir kunnen verhalen op de
verbruikers, door het vleesch 1 ct. duurder te verkoopen
is totaal onjuist. De volle waarheid moet gezegd worden
en het verwondert hem, dat een directeur van een slacht
huis zoo weinig onderlegd is, dat hjj niet weet, dat niet
alles wordt verkocht tegen winkelprjja. Spr. rekent voor,
dat bij een gewicht van 60O pond er afgaat ongeveer
100 pond, en waar bljjft dan de heer Q. met zijn 1 ct.
opslag
Nog wjjst spr. er op, dat in de plaatsen, waar de
abattoirs zjjn, het meeste vleesch wordt ingevoerd, zoodat
de slagers minder te doen hebben, in Leiden laat zelfs
een professor zjjn vleesch komen uit Gelderland.
De frauduleuze invoer vermeerdert ook juist door de
abattoirs. Het stempel van het abattoir is de vlag, die
de lading dekt, men kan het vleesch toch niet overal
stempelen. Spr. gelooft dan ook, dat als het abattoir er
komt de belastingbetalenden eenmaal dezen avond zullen
verwenschen. De resultaten vau de abattoirs zjjn moestal
niet gunstig, ook te Njjmegen niet en geen enkel abattoir
kan in ons land gunstige resultaten afwerpen.
De noodslachtingen heeft de heer Q. wel met enkele
voorbeelden toegelicht, maar niet ernstig die slachterjjen
gebeuren overal, doch politie en veearts kunnen daar
genoeg aan doen.
Ten slotte betoogde spr. nog eens, dat we niets noodig
hebben dan een goede vleeschkeuring. De voordeelen van
een koelhuis onderschreef hij, maar een ijskast was toch
ook wel voldoende.
De opvoedende kracht van het abattoir hadden de
gezellen volgens spr. niet noodig, terwjjl hjj het nog niet
met den heer Q. eens was, dat het fchietmasker het minst
pjjnlijke middel is. Te dwingen dat te gebruiken noemde
hjj terrorisme en spreker zou dan liever slachten volgens
het Mozaischgebruik. Wat de verzekering tegen den koop
van ondeugdeljjk vee betreft, die verzekering bestaat ook op
plaatsen, waar geen abattoir is. Ten slotte protesteert hjj
nog er tegen, dat de financieele kwestie onbesproken is
gebleven.
De heeren Tak en Quadekker dienen den heer
Van der Geest slechts kortelings van antwoord.
De heer Tak, opmerkende, dat bet sterkste motief
tegen het abattoir, dat in het gesprokene door den heer
Van der Geest op den voorgrond trad was, dat de
keuring aan huis evengoed kan geschieden, wjjst er op
dat juist de beunhazen in het vak wel zoo slim zjjn
om het minderwaardige aan die keuring te onttrekken.
Zonder abattoir zon er van het jaarljjksch afgekeurde