Van Week tot Week, N o. 125. Honderd en zesde jaargang» Zondag 16 October 1904. Loting voor de Nationale Militie. ALMAARSCHE COURANT BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente ALKMAAR brengen ter kennis van belanghebbenden, dat de A O T I Kf der in 1904 alhier voor de lichting van 1905 voor de Militie ingeschrevenen zal geschieden op Woensdag 26 October a.s., ten Raadhnize der gemeente Alkmaar. Zij worden mitsdien opgeroepen, om zich op dien dag, voor zooveel betreft de lotelfngen wier fami lienamen beginnen met dc letters A lot en met P, des voormlddegs te 0.15 ure, en met de letters Q, tot en met X, des voormiddags te 11.30 nre, aldaar te bevinden om te loten en op gaven te doen van de redenen van vrijstelling, die zij ter zake van de Militie vermeenen te moeten inbrengen. Om vrijstelling wegens eigen militairen dienst of die van broeders te verkrijgen moet men overleggen een paspoort of ander bewijs van ontslag, of een uittreksel uit het stamboek of een bewijs van werkelijken dienst. Ter bekoming van vrijstelling wegens broederdienst moet men bovendien overleggen een getuigschrift van den Burgemeester, waaruit het getal zonen, tot het gezin behoorende, blijkt. Eerstgenoemd bewijsstuk kan, zoo het niet reeds in gevolge art. 39derde lid van het K, B. van 2 Deo. 1901 (Staatsblad N°. 230) onder den Burgemeester berust, ten minste tien dagen vóór den dag, waarop de zitting van den Militieraad wordt geopend, worden ingeleverd bij den Burgemeester der gemeente in welke de loteling, die vrijstelling verlangt wegens eigen militairen dienst of wegens broederdienst, voor de militie is ingeschreven. De opgave van een reden van vrijstelling bij de loting ontslaat hem die vrijgesteld wenseht te worden niet van de verplichting om bij den Militieraad de reden van vrijstelling in te brengen,hetgeen in elk geval bij dit college moet worden gedaan op het daarvoor bestemed tijdstip. Zij die vermeenen vrijstelling te kunnen erlangen we gens broederdienst, moeten op Donderdag 17 Wov. e k., des voormiddags te 10 nre, op het raadhuis verschijnen, vergezeld van twee bij den Burgemeester te goeder naam en faam bekend staande meerderjarige in gezetenen, die de vereischte getuigenis kannen afleggen en het aldaar op te maken getuigschrift onderteekenen terwijl zij verplicht zijn de noodige opgaven voor het op maken der stukken vóór 1 STovember a.s. ter secre tarie te verstrekken. De lotelingen worden uitgenoodigd den oproepingsbrief bij de loting mede te brengen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter. 29 Sopt. 1904. DONATH, Secretaris. Alt den Gemeenteraad. Een Raadsvergadering, waarin een belangrijke beslis sing staat genomen te worden, is zoo geheel anders dan eene, waarvan de agenda niets anders vermeldt dan voor drachten van niet zoo vèr-Htrekkende beteekenis. 't Is dezelfde zaal en 't zijn dezelfde Raadsleden, maar toch is er zoo groot verschil, 't Is aan de manier van doen van de vertegenwoordigers der burgerij te zien, dat zij onder den indruk zijn van de dingen, die aanstonds ko men zullen, er is minder luidruchtigheid bij de lezing der notulen, er zijn meer paparassen dan anders meege bracht. En dan de publieke tribune Anders slechts een enkele verstokte bezoeker, nu verdringt men er zich om een staanplaatsje. Zulk een Raadszitting bracht ons de Woensdag;van de afgeloopen week. De Abattoir-quaestie, die in onze stad met zekere hartstochtelijkheid in vergaderingen en in de lokaie pers is besproken, zon in behandeling komen Voordat evenwel dit punt aan de orde kwam werd er nog heelwal afgedaan, een ware beproeving voor hen, die alleen ter wille van het Abattoir waren gekomen. Er waren vooreerst een groot aantal .Ingekomen Stuk ken," waaronder er vooral een was, dat onze bijzondere aandacht trok een adres van de afdeeling Alkmaar van het Nederlandsch Onderwijzers-Genootschap om adhaesie te betuigen met het bekende coëdncatie-adres. Nu zoowel de afdeeling Alkmaar van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers als die van het N. O. G. hare instemming hebben betuigd met het streven van een groot aantal ingezetenen om de meisjes op de Burgerschool te laten blijven of haar althans niet te verplichten die inrichting te verlaten, zal 't duidelijk zjjn, dat eene oplossing der bestaande moeilijkheid in andere richting zal moeten worden gezocht dan door B. en W. ia aangegeven. Verwijzende naar ons verslag in het vorige nnmmer voor de andere ingekomen stukken alsmede voor de af doening van een viertal voordrachten, die het laatst op de agenda voorkwamen doch vóór het slachthuis-voorstel behandeld werden, willen wij alleen stilstaan bjj de be spreking van het voorstel van B. en W. tot splitsing der Eerste Gemeenteschool in twee scholen van zes klas sen met niet-ambulanto hoofden. Dezelfde voordracht werd reeds behandeld in de Raadszitting van den 15en Juni, toen daarover hot debat werd ontketend door den heer De Groot, die een lans brak voor het stelsel der ambnlante hoofden. In den breede werd hierover van ge dachten gewisseld en toen zoowel voor- als tegenstanders hnnne beste argumenten hadden nitgopnt, zoodat men vrijwel op het doode pnnt was gekomen, werd gaarne aangegrepen het voorstel van den heer Kraakman om de zaak tot een volgende vergadering aan te honden. Na deze beslissing ontlokte hetzelfde raadslid aan B. en W. nog de toezegging, dat zij zich den tusschentjjd zon den ten nutte maken om advies in te winnen bij hunne ambtgenooten te Amsterdam, terwijl zij bovendien zich bereid verklaarden om nog eens nader over deze zaak de schoolcommissie te raadplegen. Noch tegen het een noch tegen het ander bleek de Burgemeester bezwaar te hebben. Sedert deze Raadsvergadering ontbrak 't den Raads leden, die zich op de hoogte houden van hetgeen er in openbare vergaderingen voorvalt en in de plaatse lijke pers wordt geschreven, niet aan voorlichting. De afdeeling Alkmaar van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers belegde een vergadering en in ons blad werd de zaak in verschillende artikelen van diverse kanten bekeken, 't Werd daaruit duidelijk, dat 't niet gewenscht was de proef mot het ambulantisme voort te zetten. Waarschijnlijk onder den indrnk daarvan achtten B. en W. 't niet noodig aan den door den Raad uitge sproken wensch gevolg te geven. Toch deden zij wel iets zij vroegen een nader advies van den districtsschoolop ziener, den heer van Rjjsens. Intnssohen het kan niet ontkend worden was dit niet veel meer dan vragen naar den bekenden weg, want we weten allen, hoezeer de heer van Rijsens zich partij gesteld heeft in de quaestie van het ambnlantisme en hoezeer hij ijvert vo.or het systeem van hoofden voor de klas. Het te verwachten govoig bleef dan ook niet nitde heer van Rijsens onder streepte zijn meening door eenigo opmerkingen, die niet zeer vleiend zjjn voor de ambulante schoolhoofden. Dat de heer de Groot met dezen loop van zaken geen genoegen nam is alleszins te verklaren. En de verdedi ging van de honding van B. en W. door den Burge meester maakte het goval niet aannemeljjker. Terwijl namelijk de wethouder, de heer Boelmans ter Spill, deed uitkomen, dat men wel-is-waar zich niet rechtstreeks tot B. en W. van Amsterdam had gewend, maar toch wel de gewenschte inlichtingen had ingewonnen door tnsschen- komst van den heer van Rgsens, zei de Burgemeester onomwonden, dat men niet wus ingegaan op het verzoek van den Raad, omdat in A.msterdam de quaestie niet zuiver was geweest van politieke bij overwegingen en dat men zich ook niet tot de Schoolcommissie had ge wend wijl haar advies toch wel van te voren was te berekenen (En dan dat van den districts schoolopziener Dit betoog maakte den heer de Groot ontegenzeglijk veel sterker en met nog meer kracht dan even te voren werd hjj na bijgestaan door den heer Oohen Staart. Formeel is hier inderdaad niet alles in den haak gewoest, maar schade lijdt daardoor geen enkel belang. In zooverre is 't ook jammer, dat het Dageljjksch Bestuur niet zijn licht te Amsterdam is gaan opsteken, omdat 't daardoor slechts in zijne meening had kannen versterkt worden. Want ook in de hoofdstad neigt men naar beperking van het ambulantisme. Dank zij onze relatiën aldaar weten wij, dat door B. en W. van Amsterdam een wjjziging van de verordening op de lagere scholen in overweging is genomen, welke thans om advies circuleert bij de school opzieners en waarin wordt voorgesteld de hoofden we kelijks vast met ongeveer 18 lesuren te belasten. Groote beteekenis had derhalve de zaak niet. Dat zagen de meeste Raadsleden dan ook in en 't ging hun als den wachtenden op de publieke tribnnehet verdroot hun, dat al de onde argumenten vóór het ambulantisme nog weer eens werden opgerakeld en allerlei zijpaden werden ingeslagen. Maar niet alroo de heer Cohen Stuart. Hij hield vol, dat hij nog niet voldoende was voorgelicht, dat B. en W. alsnog de gevraagde inlichtingen zonden geven. En hij dreef 't zóó ver, dat hij, tjijaldien zijn wensch geen meerderheid kon vinden, den Raad stelde voor de noodzakelijkheid om dan terug te koaien op zjjn besluit van 15 Juni. Om maar een eind te maken aan de nuttelooze discnssiën verklaarde de heer Glinderman zich werkelgk bereid een voorstel in dien zin te doen, dat daarop aangenomen werd met 11 tegen 5 stemmen. De zaak was er mee van de baan, maar vreemd is desalniettemin deze beslissing geweest. Want het Raads besluit van 15 Juni behelsde feitelijk niets anders dan dat de voordracht in zake de Eerste gemeenteschool zou worden aangehouden. Eerst toen dat was aangenomen, verklaarden B. en W. zich op aandrang van den heer Kraakman bereid do nadere inlichtingen te znllen in winnen, waaraan blijkens het schrijven van den districts schoolopziener ook ten deele is voldaan. Maar de verrassingen waren nog niet nit. Nadat de Raad door deze stemming had nitspraak gedaan, dat verdere inlichtingen niet begeerd werden, kwam de heer De Groot met een voorstel om toch nog weer nadere informaties in te winnen. Begrijpelijkerwijs was er niet veel lust om dat voorstel te ondersteunen. De heer De Groot had nog hoop op den heer Oohen Stuart, die zich even verwijderd had en eenige oogenblikken werd smar telijk op hem gewacht. Maar van de andere Raadsleden was er geen, die in de bres wilde springen toen verdween het voorstel even snel als 't was verschenen. De wachtenden op de publieke tribune troffen 't dit maal werkelijk niet. Na al dat horten en stooten kwam de voordracht van B.^en W. in de veilige haven, door 13 stemmen binnen geloodst. De heeren Cohen Stuart en de Groot, die erbij bleven dat zij niet genoeg waren ingelicht om hun stem te bepalen, onthielden zich. En nn de Abattoir-voordracht. Dat 't daarmee aanvankelijk voorspoedig is gegaan, kan niet gezegd worden. Wij hebben hierbjj niet zoozeer op het oog de oppositie quand même van den heer Kraak man als wel de ernstige bedenkingen, door den heer Bosman tegen het terrein ingebracht. Allen, die te Alk maar gaarne een Abattoir wiilen zien verrgzen, willen daarom nog niet de zaak tot het uiterste zien doorgedre ven, zonder acht te geven op de moeiijjkheden, die zich nn of later zullen voordoen. Integendeel, voor de voor standers van het Abattoir is 't van het grootste belang, dat bij de stichting zooveel mogelijk factoren aanwezig zijn om het slachthuis te maken tot het sacces, dat men zich voorstelt, want aldus worden de kanBen des te grooter, dat 't hier mettertijd zal gaan als in andere steden, waar de vroegere tegenstanders tot het inzicht zijn gekomen van het bekrompene en onjuiste van hun voormalig verzet. Daarom mag niet alleen het deel der burgerij, dat tegen een Abattoir is, maar ook het deel, dat ten gnnste daar van is gestemd, den heer Bosman dankbaar zijn, dat hij zich de moeite heeft willen geven het terrein, dat op het oogenblik het meest in aanmerking komt, aan een nauw gezet onderzoek te onderwerpen. Wel zon het naar onze bescheiden meening de voorkeur hebben verdiend, wanneer de heer Bosman de uitkomsten van zijn onderzoek vooraf aan B. en W. had doen kennen en met de mededeeling daarvan niet had gewacht tot de Raadsvergadering, waar door er een kink in den kabel werd gebracht, doeh deze overweging is van minder belang dan het feit, dat men door de enquête van dit Raadslid eerst bekend is geworden met tal van bezwaren, die wellicht te ondervangen zjjn, maar er daarom op het eerste oog niet minder gewichtig uitzien. In ieder geval, men is nu gewaarschuwd. Dank zij den heer Bosman weet men thans, dat er twee servituten liggen op het terrein aan deOudeHoornsche Vaart. Het servituut ten behoeve van de firma Baan Zoon dns is in den Raad gebleken schijnt niet moeiljjk nit den weg te rnimen en wellicht zal dat ook het geval blijken met het servituut van den houtzaag molen »de Hoop." Maar dan blijven nog onder de oogen te zien de bezwaren, dat het bewuste terrein met de stad verbonden is door de Friesche brng, wat geen ai te beste gemeenschap mag worden genoemd, dat het niet ligt aan een openbaar groot vaarwater, dat er geen gemakke lijke verbinding is met het station der Hollandsche Spoor, dat het loozen van vuil het water van stad en polder kan verontreinigen, dat de levering van gas en duinwater met kosten zal gepaard gaan. Ziedaar opbouwende kritiek, die men goed moet onder scheiden van de obstrnctionistische. Natuurlijk was dat alles koren op den molen van den heer Kraakman, die zichzelf in de Abattoir-quaestie volkomen gelijk is gebleven. Tartend was meermalen zijne houding tegenover B. en W., wanneer hij hun vroeg, of zij van alles de verantwoordelijkheid wilden dragen. De heer Kraakman begon zijn betoog hiermee, dat 't verkeerd was voor een stad met ruim 19000 inwoners een Abattoir te maken, dadelijk geschikt voor een bevol king van 25000 zielen. Dit leek geen slecht argument maar er werd bij vergeten, dat Alkmaar de leverancier is van vleesch voor verschillende gezinnen in den omtrek, wat na de stichting van een Abattoir zeker niet zal verminderen. Voorts haalde spr. aan de bekende cijfers van dea heer Rüfer omtrent do gefiatteerde ontvangsten, die inderdaad nog opheldering vereischen 't was mooier geweest, wanneer hierbjj ook de naam ware genoemd van hem, die daarop het eerst da aandacht heeft gevestigd. En eindelijk kwam de heer Kraakman met de verzeke ring, dat de zorg voor de volksgezondheid ook te ver gedreven kon worden. Jammer, jammer, dat dit betoog docr denzelfden spreker niet eens is gehouden in de vergadering van de Arbeiders-Kiesvereeniging, waarin de heeren Quadekker en Tak gaarne van repliek zouden hebben gediend. Twee redevoeringen willen wij nog kortelijk vermelden. Vooreerst de kranige speech van den heer Uitenbosch, zoo eerljjkzoo uiting gevende aan volle overtuiging zonder vrees voor rondborstigheid en daarbij ook op goede argumenten gebaseerd. Wat door dezen spreker b.v. werd gezegd over do kosten van den reinigings dienst is een van de weinige dingen, die in deze dagen van Abattoir-debatten nog niet zijn aangehaald en dat toch wel eens mocht worden gereleveerd. En voorts was

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1904 | | pagina 11