Indische Penkrassen.
Een Familievloek.
No, 131. Honderd en zesde Jaargang. Zondag 30 October 1904.
G-roote Veemarkten
te Alkmaar
op Maandag 7 en Woensdag
23 November a.s.
Groote Paardenmarkt
Woensdag 9 November a.s.
FEUILLETON.
ROMAKT
Enfemia Gravin van Adlersfeld-Ballestrem.
AIKMAARSCHE COURANT.
In deze penkras moet ik 't eens over me zelf hebben,
ik word daartoe gedwongen door de belachelijke on
dit's van uit Indië naar Holland overgewaaid.
Of al de lezers van de penkrassen met die dwaze
praatjes kennis hebben gemaakt is mij onbekend, maar
ik ben toch verplicht, u een weinig op de hoogte te
brengen van de grappige geschiedenis, waarin de heer
K. Wij brands, Redacteur van het Nieuws van den Dag
voor Ned.-Indië en de ondergeteekende een hoofdrol
speelden.
Ditmaal is de penkras ongenummerd, omdat zij niets
met mijn reisverhaal heeft te maken en eveneens het
auteursrecht niet voorbehouden, omdat ik beleefdelijk
gastvrijheid verzoek aan die] bladen, die ter goeder trouw
natuurlijk, dus geheel onwillekeurig, hebben medege
werkt aan meerdere verspreiding van den korten inhoud
van ingezonden stukken in De Telegraaf van mijn vader,
van den heer G. Wijbrands (woonachtig in Holland en
mederedacteur van het N. v. d. D. v. N.-I.) en van den
Heer A. Rivaï, redacteur van de Bintang Hindia, die
allen jammer genoeg van het gebeurde niet op de hoogte
waren. Die ingezonden stukken waren een gevolg van
een artikel van den anders zoo gladden Bataviaschen
correspondent van het dagblad de Telegraafdie eenige
beschouwingen aan die praatjes had gewijd. Met een
kort woord wil ik nu trachten den lezers duidelijk te
maken, hoe de vork in den steel zit.
De afstand tusschen Indië en Nederland is groot, wil
men dus van uit Indië van repliek dienen, dan komt
men meestal zoo laat, dat men in Pgtria de zaak al
lang vergeten is, toch ben ik 't aan mijn naam en po
sitie verplicht even in herinnering te brengen, dat men
eenige maanden geleden in de Indische bladen lezen kon,
dat de officier van justitie te Batavia het noodig had
geoordeeld mij te vervolgen. Ik werd namelijk verdacht
van met moorddadige plannen rond te kuieren en daar
voor den Heer K. Wybrandsredacteur van het N. v.
d. D. v. N.-I., te hebben gekozen. Die redacteur ging
al vast maar even uitmaken, dat ik volgens de draco
nische artikelen 221 en 222 Indisch wetboek van straf
recht, minstens voor twee jaar zou moeten brommen.
Daar men juist kort te voren nog vergast was op 'n
grappig sensatiebericht uit Solo, verzonnen door 'n z.g.
betrouwbaar correspondent van de Semarang courant, een
sensatiebericht, dat vlak na het drama op Gedangan da
delijk insloeg, een sensatiebericht toch, dat den volke kond
deed, hoe ondergeteekende zich niet ontzien had, 'n
luitenant van het garnizoen aldaar, door Javanen te
doen mishandelen, ja steenigen, daar kon het niet uit
blijven of men prees het beleid der justitie en hunkerde
al naar 't geruststellende moment, dat de ijzeren cel
deuren achter mij zouden gesloten worden'n Storm
in 'n glas water, zooals ge zien zult
Doch Iaat ik beginnen met 't begin.
Volgens het ingezonden artikel in de Telegraaf van
den Heer G. Wijbrands te Heelsum d.d. 2 Auqustus, had
VAN
37)
»Dat was een voorteeken van den dood des keizers,''
meende de vreemdelinge peinzend. »Zoo dikwjjls reeds
heb ik van zulke toevalligheden gehoord, en wel in het
bijzonder in verband met het einde van historische per
sonen."
«Wie zal uitmaken of dit alles slechts toeval is ge
weest," zeide Hans Ulrich. »Ik ben nog al voor nu
laten wij het bijgeloovige uitleggingen noemen, toegankelijk!
Wanneer men uit eene oude familie gesproten is, en men
bewoont hetzelfde huis, dat gedurende vier eeuwen en
nog langer zijne voorvaderen heeft geherbergd, dan
geschiedt dat onwillekeurig, en vooral dan, wanneer men
de oude familiekronieken getrouw naleest."
»Of wanneer waarzeggers iemand erg dwaze dingen
voorspellen, die men gaarne zag gebeuren," meende de
vreemdelinge.
»Tot zoo iets bovennatuurlijks zou ik niet graag mijn
geloof uitstrekken," voegde Hans CJlrich er aan toe.
«Nu, hoe zoudt ge dan deze vraag uit de geschiedenis
oplossen vroeg zij dringend. «Denk eens aan Maria
Antoinette, wie men als meisje voorspelde, dat zij voor
den scherprechter had op te passen, denk eens aan
Napoleon I, aan wien Lenormand voorspelde, dat hij
keizer zou worden en sterven zou op een eenzaam rots
eiland, en aan zijne gemalin Josephine, aan wie eene negerin
op Martinique voorzegde, toen zij nog juffrouw Tascher
heette, dat een kroon en veel leed haar wachtten, denk
aan keizerin Eugèaie, aan wie eene zigeunerin in de
de redacteur van het N.Ip. d. D. v. N.-I., zich »eenigen
tijd geleden min of meer onwelwillend uitgelaten over
het geïllustreerde blaadje Bintang Hindia." Nu die uit
drukking «min of meer onwelwillend" is nog al zacht
gekozen. Men oordeele
In het N. v. d. D. v. N.-I. van 6 Mei toch sprak de
Heer K. Wijbrands over een prullig «geïllustreerd blaadje",
om den Hen Mei weer te spreken van «Prentjes van
Jan de Wasscher» enz. Ook ontzag die redacteur zich
niet om zijn lezers onwaarheden op de mouw te spelden,
In zijn blad van G Mei lanceerde hij toch het praatje
dat ik «als inlander vermomd met een kain om de len
denen» door Bandoengs straten liep, in dat «hanswor-
stenpak» op de Soos kwam, ja er visites in aflegde.
In een artikel, aan alle Indische bladen verzonden
verzocht ik den heer K. Wijbrands o. a. beleefd mij eens'
de beteekenis van die aanhalingsteekens bij z'n prullio-
«geillustreerd» blaadje uit te leggen! Niemand van z'n
vele lezers, die ik sprak, heeft 't fijne van die ironie
begrepen en ik noodigde hem tevens uit mij een tijd
schrift in Indië te noemen, dat betere, mooier afge
werkte illustraties geeft.
Kan hij dit laatste niet, dan heeft hij zich met die
aanhalingsteekens toch wel een beetje kinderachtig aan
gesteld, zou ik meenen. Ook het woord «blaadje» nu
weer door den heer G. Wijbrands in zijn Telegraafartikel
neergeschreven, heeft geen zin, wanneer men 't heeft
over een periodiek, dat met zijn 2den jaargang in op
laag en aantal abonnés met reuzenschreden was°vooruit-
gegaan.
De heer K. Wijbrands kan soms zeer sympathiek zijn
in zijn schrijveneen welwillende beoordeeld over
ons Tijdschrift had polemiek ten gevolge kunnen hebben
en misschien hadden wij, jonge redacteuren, nog wel
iets kunnen leeren van dezen zeer zeker talent vollen
journalist.
Nooit had hij echter mogen schelden
Ook had hij zich zeker moeten wachten voor het in
circulatie brengen van lasterpraatjes
Be leiders der publieke opinie hebben een zeer ver
antwoordelijke, een zeer hooge roeping te vervullen
t Scheen mij toe, dat de heer II. Wijbrands zich daar
waarschijnlijk nog niet goed van bewust was.
Is t nu wonder, dat die aanvallen zoo op mijn per
soon als op het tijdschrift «Bintang Hindia" mij eindelijk
verdroten en op 't denkbeeld brachten dien 'redacteur
eens een lesje te geven
Men vergete niet, dat die leugencorrespondentie uit
Solo mij zeer had verbitterd, eene correspondentie, eerst
geplaatst in de Semarang courant en later tegen beter
weten in, met opzet dus, moet ik' wel denken, geheel door
Het Niéuws van den Dag voor N. I. overgenomen.
Ik zeg ,y>tegen beter weten in" ytmet opzeten doe dit
werkelijk niet op losse gronden.
De Nieuwe Vorstenlanden te Solo toch had in een kort
verslag de zuivere waarheid medegedeeld en wel, dat
ik een van z'n paard gevallen officier bij 'n zoon' van
Z. H. den Soesoehoenan had binnengebracht, die toen
op mijn verzoek verder voor sublimaat, watten en spuit
water met ijs zorgde. Voila tout
Hoe men nu van zoo'n dood-eenvoudig feitje een
bericht fantaiseeren kon, als in de Semarang-courant
voorkwam, hoe de correspondent aan z'n verhaaltje is
gekomen van een op mijn last mishandeldenja zelfs ge-
steenigden luitenant, verklaar ik niet te begrijpen
Niettegenstaande nu de heer K. Wijbrands, volgens
z'n eigen mededeeling toch, 't stukje in de Nieuwe
Vorstenlanden gelezen had, beliefde hij meer geloof te
hechten aan de dwaze sensatie-mededeeling in de
Semarang courant en nam hij dat verhaaltje over, er nog
eenige min of meer onwelwillende beschouwingen aan
vastknoopende
Was dat nobel gehandeld van den heer K. Wijbrands f
Mag een leider der publieke opinie zoo met opzet
Pyreneeën profeteerde, dat zij voor korten tijd de mach-
tigste vrouw van de wereld zou worden
»Ik beken gaarne, dat t mij onmogelyk is deze dingen
te verklaren," hernam Hans Ulrieh, terwijl hij als in een
droom verloren naar het sehoone gelaat der dame
keek.
"Dat zegt ieder, die niet onmiddellijk een looche
naar is van het bovennatuurlijke,antwoordde zij.
De komst van een gezelschap vreemdelingen onder
geleide van een gids met een on verdragelij k Napolitaansch
accent, onderbrak dit gOBprek en de jonker trok zich met
eene buiging terug.
Geheel in zich zelf gekeerd nam hij den terugtocht aan,
naar het hotel, den beroemden Albergo Pagans, boven de
Marine, waar heerlijke palmen hun bladerdak uitbreidden,
waar het zoo bnitengewoon mooi is en waar Schoffel zijn
«Trompeter von Sackingen" heeft gedicht. Hans Ulrich
merkte de natuurschoonheden niet op, hij dacht aan zijne
ontmoeting met de vreemdelinge boven de villa van
Tiberius, en daarby kreeg hjj weer diezelfde huivering,
als hij ondervonden had, toen zij onverwachts achter hem
stond. Hij zag haar groote, zwarte oojen met hunne
zeldzamo uitdrukking voor zich, waar bij ook keek, als
een donker raadsel der sphinx, hetwelk hjj niet in staat
was op te lossen en hij kon dien indruk niet van zich
zetten. Hg zag het glanzende, lichte, koperkleurige haar
voor zich, heï haar van Lucretia Borgia, en hij moest
aan de draagster ervan denken, bjjna zijns ondanks, en
zoozeer was hij in deze gedachten verdiept, dat hij bijna
twee h8ersn was voorbygeloopen, die niet ver van den
Albergo op een steen zaten, den jongste, met een prettig,
open en vrooïijk, baardeloos gezicht, in een schetsboek
teekenend, den andere, oudere, met een grijzen, vollen
baard, een grooten geranden hoed op het deftige kaal
geschoren hoofd, gedaehtenloos zjjn stok in de lucht
zwaaiend.
«Hola, waar gaat dat heen, zoo in gedachten verdiept
riep du jongste hem lachend toe hjj was schilder en
heette Gottfried Lindner.
«Ge hadt ons bijna onderstboven geloopen, zonder ons
misleiden
Ik laat den lezer het oordeel
Mijn geduld was toen uitgeput en ik verzon iets om
dien redacteur er te laten inloopen, een kleine wraak
neming dus, die wellicht door velen zal worden veroor
deeld, omdat 't edeler is kwaad met goed te vergelden,
maar lezers, de ondergeteekende is ook maar een rnensch
En zoo komen we dan langzamerhand op de verschrik
kelijke bedreiging met moord, waarvoor ik bijna twee
jaar had moeten brommen(sic)
Overtuigd, dat de heer K. Wijbrands, hetzij uit 'n
mij geheel onverklaarbaren persoonlijken haat, hetzij
misschien om andere redenen, geen gelegenheid onbenut
zou laten, om op me te sabelen, besloot ik, boosaardig
als ik ben, daar gebruik van te maken en dien redacteur
eens te foppen
Ik schreef hem daarom een verschrikkelijk verhaal
over mijn eigen persoon en tevens een parodie op de
sombere prangsabilphantasieën van die dagen (prang-
sabilheilige oorlog.)
Er werden de meest dwaze dingen in verteld, zoo
dwaas, dat geen enkel Hollandsch of Maleisch blad in
Indië er ingeloopen is. Het Kantoor Bintang Hindia
was, volgens dat verhaal, het centrum der bekende
swijdvertakte samenzwering Er werden geheime kom-
poelan's (.vergaderingen) gehouden, waar o. a. ook
Sentots vloekzang door mij in het Maleisch voorgedragen
werd
Uit Holland werden vele kisten aangevoerd, z. g. met
Bintang Hindia's gevuld, doch in waarheid vol Mauser
patronen, die dan door onze zorgen over geheel Java
werden verspreid! Ik was verder naar de Vorstenlanden
afgereisd om er de vaan van den opstand te ontrollen
Ik zou later Minister van Oorlog worden in een nieuw
te stichten Keizerrijk Java onder protectie natuurlijk
van Japan, geheel up to date dus
Na de poeasa (vasten) zou het spelletje beginnen en
dan (let op de bedreiging met moord dan zou de
heer K. Wijbrands gevangen genomen worden, aan den
folterpaal gebonden en levend worden verbrand
De mop was nog al doorzichtig, zooals ge ziet
De heer K. Wijbrands liep er echter inHij plaatste
waarlijk dat artikel onder het .sensatieopschrift Ken
heilige Nederlander"Het stuk was door mij geteekend
met een gefingeerden naam L. W. C. Timmermans, geg.
onderofficier, employé bij de S. S.
Inplaats van nu, na ontvangst van een zóó dwaas stuk,
toegezonden door een hem geheel onbekend persoon (die
trouwens niet bestond) eerst eens te onderzoeken, per
brief of telegram, b.v. wie of wel die Timmermans te
Bandoeng was, werd het artikel klakkeloos geplaatst en
had ik dus duidelijk bewezen, dat de kolommen van het
N. v. d. D. v. N. I. gastvrijheid verleenen aan eiken
lasteraar, die door een valschen naam gedekt, met vuil
zou willen gooien naar iemand, die toevallig bij den
heer K. Wijbrands niet in den pas staat.
Dit is een gevaar van niet geringe beteekenis, want
velen hier in Indië hebben het bij dien redacteur
verbruid I
Toen nu mijn mystificatie zoo magnifiek geslaagd was,
tot groot genoegen ook van de gasten in het Hotel Slier
te Solo, waaronder eenige abonnés van het Nieuws, die
niet gedacht hadden, dat «de slimme vos" er in'zou
loopen, werd er besloten het zaakje nog een weinio- te
rekken en werden aan den heer K. Wijbrands twee
telegrammen gezonden, ook al met een z. g. bedreiging
van moord, welke telegrammen door hem in ernst wer
den opgenomen, zoodat hij bescherming zocht bij de
justitie tegen de giftige krissen van Midden-Java
Dit telegrafeeren verhaastte natuurlijk de ontknooping.
Men kwam nu te weten wie Timmermans" eigenlijk
was en de klacht wegens bedreiging met moord te^en het
leven van den heer K. Wijbrands ging in zee!
ta zien," voegde da oudste, professor Lndwig Hiidesheim,
de beroemde portretschilder, er aan toe.
Hans Ulrich beantwoordde bun woorden door harte
lijk te lachen, zolider hnn evenwel te vertellen, wat hem
zoo had beziggehouden daarop ging hij zitten zonder
verder op de beide heeren te letten en keek Lindner's
schetsboek eens in.
«De vrucht van hetgeen ik heden heb opgemerkt,"
zeide deze, den jonker het boek toereikende, waarin hij
juist een groep kostelijke toeristen-caricaturen bad ge
teekend, waarop een zwarte kator met een ontzettend
komischen blik neerkeek.
«Wat gij over een humor beschikt!" riep Hans Ulrich
opgewekt uit, «en hoe geweldig werkt dit portret van
den philosophischen kater."
«Noem het liever galgenhumor, wat mij de teekenstift
in de hand gaf," zuchtte de jonge schilder.
«Zij hebben mij weer den geheelen dag vergald, die
toeristen met hunne vervelende gezichtenmet roode
Baedeker's in de handen, waarin zij voortdurend zitten
te bladereu, om hot historiBche of aesthetieche ondarwijs
op te doen, dat zij thnis te lni waren om te genieten.
Dat zjj daarbij voortdurend met dingen in de war zijn,
die in hncne boeken niet staan en die zij ten gevolge
daarvan niet opmerkenis de hnmor van de geheele
geschiedenis.''
«Maar ziet gij ginder die dame aankomen?"
Het was de sehoone vreemdelinge van de villa Tibe-
riana, die de professor meende en die juist voorbijging.
De jonker stond op en groette haar in het voorbijgaan,
evenzoo deed Lindner, die, toen zy buiten het gehoor
was, bijna ademloos zeide
«Ge kent deze godin der schoonheid, gelnkkige
Hans Ulrich vertelde nu, hoe hij met haar kennis ge
maakt had en waar, maar bekende overigens zyn on
wetendheid omtrent haren naam, haar nationaliteit en
dergelijke algemeene vragen meer.
Wordt vervolgd.