Een Familievloek.
Nationale Militie.
PARIJSCHE BRIEVEN.
Mo. 143. Honderd en zesde jaargang. Zondag 27 November 1904.
"BUITENLAND.
FEUILLETON.
R. o
Enfemia Gravin van Adlersfeld--Ballestrem
47)
ALKMAABSCHE COURANT.
Zitting van den militieraad.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente
Alkmaar brengen ter kennis van de )oteling*n dezer ge
meente van de lichting 1905, dat de zitting van den
Militieraad in het 3e district van Noord-Holland zal
worden gehonden ten Raadhaize te Hoorn en wel voor
zooveel de gemeente Alkmaar betreft, op maandag 13
December 1904, des voormiddags te 11 ure.
Volgens art. 74 der Militiewet 1901 noet in die
zitting verschijnen
de loteling, die vrijstelling verlangt wegens ziekeljjke
gesteldheid of gebreken, of wegens gemis van de gevor
derde lengte.
De loteling, die wegens ziekte of gebreken buiten staat
is voor den Militieraad te verschijnen, wordt onderzocht
op de plaats waar hjj zich bevindt, mits deze binnen het
Rijk gelegen zjj.
Elk loteling moet verscbjjnen voor den Militieraad
binnen wiens rechtsgebied hij voor de militie heeft ge
loot, tenzjj op zjjn verzoek, de heer Commissaris der
Koningin in de provincie, waarin hjj heeft geloot, het
verschenen voor een anderen militieraad heeft toegestaan.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar G. RIPPING, Voorzitter.
23 Nov. 1904. DONATH, Secretaris.
(Particuliere Correspondentie.)
Parijs8 November 1904.
Door 'o ongesteldheid moeSi. ik m'n brieven 'n week
uitstellen. Thans kan ik echter weer wat gaan vertellen
van wat er hier zooal gebenrt en te zien is.
De .Salon i.' Antomne" is afgeloopen, en deze, bjj uit
stek belangrijke tentoonstelling behoort dus alweer tot't
verleden. Wel was 't interessant, want de meeste, groote
artisten van Frankrjjk en ook vele buitenlanders waren er
vertegenwoordigd.
Van velen, die er waren, zijn er op 't oogenblik tee-
kenmgen te zien, zooals ik nit de kranten vernam, in het
Stedelijk Museum te Amsterdam. Dat moet 'n zeer in
teressante tentoonstelling zijn Tonlouse Lantrec, Steinlen,
alsmede Willette, Guillaume, Abel Panre en anderen zjjn
er vertegenwoordigd.
Steinlen zal U geen vreemdeling zjjn zjjn werken o. a.
»dans la Vie" is bekend genoeg. Zjjn groote breed on
derwerpen in enkele ljjnen uitgedrukt, er nit gesmeten,
zon ik willen zeggen, zjjn meer en beter, dan honderd
brochures of preeken over levens-misère en hulp voor de
armen. Touloose Luntrec is over 't algemeen in Holland
minder bekend. Zijne felle uitingen, z'n haat tegen 't
ellendige in 't menschbestaan, tegen alles wat décadent
en moreel neerhalend is, Hitst door al z'n werk. 't Is
'n sche'pe afschuw van 'tleelijke, die verbergen moet de
liefde, die hjj intens voor de menschheid koestert. Want
hjj heeft ze lief, hjj wil ze allen mooi zien en omdat
ze dat niet zjjn, niet kannen zjjn in 'n maa»sehappjj als
de tegenwoordige, geeft hg hnn al hnn perfiditeit, al hnn
gemeenheid terng, wreed en hard laat hjj z'n verwjjt,
dat hem sohrjjnt en pijn doet, snerpen in iedere haal, in
iedere lijn, waarmee hjj zjjne fignren opbonwt.
Renoir, de groote Pransche schilder, is op de gewezen
Salon ook met 'n groot aantal stnkken tegenwoordig ge
weest. Hjj is Pran8chman, en bljjft dat in z'n knnst;
iets wat mjjns inziens al 'n font is Voor mjj kent knnst
geen grenzen, en 'n schilder of wie ook die iets maakt,
waarin 't eigen land praedomineeren blijft, houdt in z'n
werk iets beperkts. Als colorist bljjft hij subliem, 't
gloeit en is rjjk z'n werk, maar de kleuren overstemmen
't snjetmet andere woorden ieder onderwerp bljjft voor
hem alleen 'n model, waarop hjj z'n zucht naar weelde
en rjjkheid kan botvieren zoodoende maakt hjj van 'n
levend sujet 'n »geval'', terwjjl mjjns inziens 't »geval"
door 't oog van den schilder tot iets levends worden
moet. 't Wordt bjj deznlken 'n soort vèr-ontwikkeid
kleurinstinct, dat niet door liefde voor het sajet tot 'n
kleurrjjkheid komtdoch omgekeerd, 't Komt me voor
als iemand, die veel van wjjn hondt en 'n fijnen wjjn-
kelder bezit, en die nu van ieder mogeljjke en on
mogelijke gelegenheid gebruik maakt, om zich daaraan
te goed te doen. De onbeduidendheid der onderwerpen in
de werken van Renoir bewjjst me dit ten volle.
Pavis de Chavannes was eveneons vertegenwoordigd.
Deze, met de decoratieve opvatting van z'n werk, dat in
het Pantheon reeds groote trinmten heeft eevierd, had
ïn geheele zaal tot z'n dispositie. Over 't algemeen be
wonder ik 't meoBt z'n kennis van mythologie en z'n tech
niek, als wel z'n breedheid van werken. Wat ik in het
Pantheon en ook op deze tentoonstelling zag, en verder
bjj diverse knnst-koopers, bleel, wat idee betreft, tameljjk
laag bjj den grond, meer 't werk van 'n professor, dan
van 'n hevig en breed voelend artist.
Heel vreemd was 't werk van Odilon Radon. Deze
schjjnt 'n groote voorliefde voor het Baddhisme te heb
ben in »la Jennesse de Baddha" vind ik het mystieke
in den persoon heel mooi nitjedrnkt. Heel goed, breed
van opvatting, en scherp van afschuw is ook vcouple
pervers." »Vision" is ook prachtig, even vreemd als soms
door 't bont gewemel van je gadaohten als je met je
oogen geslaten ergens aan te denken zit, plots 'n beeld
kan breken komen, héél éven in 'n witte vlek van licht.
Zoo is ook »Vierge d' Aarore" heel mooi en licht van
expressie, zooals 'n jonge dag wordt geboren uit 'n naeht
van nevelen, in juichenden kleurengloed dan ook >Pé^ase
captif" (lithografi 't reusachtige paard, breed zwart sil
houet, heel groot boven het kleine menschpoppetje dat
'm leidt. Deze zaal behoort tot de mooiste die 'k er zag.
Wat ook heel bijzonder mooi was, de teekoningen van
Rodin. Deze groote kunstenaar heeft 'n reeks dessinB die
één weeklacht zjjn om de verloren schoonheid, 't Zgn
als treurende verzen, door de simpelheid van lijn, wiar
achter iedere hardheid je voelt het treurende schoonheids
ideaal. Zie die vrouw, een gevallene, met de béte wreed
vertrokken gezichtsexpressie en bet weelderige lichaam;
zie de vronw, met de van onbednidendheid leege uit
drukking, en 't lichaam dat geheel door de slenr van
iederen dag vervormd schjjnt te zgn tot 'n leeljjk fatloos
voorwerp. Zie je, ook dat doet pijn, 't weten hoeveel
moois er in de waereld zou kunnen zijn en hoeveel Le
lijks er is, dan komt 'n vage triestheid, als'n najaars-
nevei over je denken, en huiver je om de kille levens,
die geen licht van schoonheid in zich hebben en geen
warmte van liefde
Is er geen reden dat er 'n holle leegte bomt in m'n
denken, en 'n droeve smartljjn m'n voorhoofd rimpelt
Van de Hollanders is er Kees van Dongen, die heeft
bovendien op 't moment 'n expositie bg Vollard in de
Rne Lafitte 6. Hier op den Salon was 'n portret van hem
en 'n werk »Cbevaux". Dit laatste vooral vond ik zeer
mooi. 't Is 'n vroege najaarsavo! d in een der wjjKen van
Montmartre. Twee karren bespannen ieder met eenige
paarden, staan te wachten in den vallenden schemer, 't
Grijs-wit van de dieren vloeit weg in de n»jaarsstem-
m ng. 't Is een van die avonden, waarin je voelt, dat
de winter komen gaat. Dat 'n grauwe miso door de
straten doolt en der menschen vale schaduwen, als zwarte
vlekken langs omwaasde winkellichten nit deu donkerte
voorschijn komen. Van die avonden, waarin het geroep
der venters eenzaam klaagt door de donkere huizen-
geulen waar 'n vroege lantaarn alleen 'n valsch groen
schjjnsel werpt, waarin de mansehen samen leving terug-,
weggetrokken rchjjnt achter de zwarte gevelmuren, de
lieldelooze koude straten, die droef en koud en gaar zgn,
overlatend aan de armen. En die stemming slaat je teizen
uit dat werk die paarden, die stram, met de blindstarende
oogkleppen eenzaam in d' avond staan, 't Werk van Van
Dongen is triest en gevoeld. Op de expositie in de Ruo
Lafitte zgn z'n platen, z'n hevig impressieve teekeningen,
die vol en wreed, 'n groote deernis opwekken, 'n wjjd
meevoelen met de armen, die in 't leven rondzwerven,
gesleurd en gerokt door de wreedheid van "n menschen-
maafschappjj. Wat het verschil tussehen van Dongen is
en Tonlouse Lantrec, dat de eerste meevoelt en z'n sujet
ten liefheeft, waardoor hjj ze als mensch geeft onder
mede-mensehen, terwijl T. L. ze ieder afzonderlijk mee-
doogenloos carricatnriseert, waardoor ze door hem door
z'n haat aan het groote publiok ter bespotting worden
overgegeven.
't Weik van Kees van Dongen bij Vollard loopt van
1892 af. Steeds wordt 't lichter. Zgn eerste doeken zjjn
sinister, donker, pessimistisch. Dan komt er steeds meer
lichtheid in, nevelig, steeds heel fijn van atmosfeer. Doch
het triestige, het gevoileerde is gebleven in al zjjn werk
tot op heden toe. Er ligt 'n berusting in, van 't. hoogere,
van 't idee, dat er bniten de menscben-samenleving nog
zoo heel veel moois is, dat je daarmee genoegen moet
nemen. Z'n laatste w°rk is dan ook allemaal buiten, of
stemmenkjes van de Batte Montmartre af over Parijs,
die zeer fjjn in buitengewoon teere tinten prachtig
stemmingsvol zijn Heel wjjl zjjn z'n zeeën, die hij dezen
zomer in Havre maakte, zeeën zonder eenige bjj-omstan-
digbeden, de zee die zichzelf wjjd genoeg is. »Mist op
zee" en 'n ander heel wjjd en ver, dat gewoon heet »La
mer (temps gris)" vind ik de mooiste.
De teekeningen nit dien tjjd zijn eenvoudig en groot
van expressie. Allen op een na zjjn 't »Moaillères", die
tegen de wijde grootheid van de zee haast wegkruipen.
De eene uitzondering is »Ronen, la Ca'hedrale" bjj avond,
waar geweldig 't grjjze kerk-silhonet uit de zwarte
omljjsting van de lucht treedt.
Zeker is 't dat tot nog toe Van Dongen's expositie 'n
succes voor hem is, moge dat zoo bljjven!
Tom. Sch.
Ken aanval op Port Arthur.
De Novi Krü van den 22en September geeft een
levendige beschrijving van een stormaanval der Japan
ners op Port-Arthur. Het blad schrijft: Elk oogenblik
wordt een aanval op de forten, versterkingen en redou-
ten verwacht. Door een artillerie-vuur dat twee dagen
aanhield hebben de Japanners onze vooruitgeschoven
stellingen vernield. Alles wat gedurende den nacht her
steld wordt als het vijandelijk vuur iets vermindert
wordt tegen het aanbreken van den dag vernield.
De vijand heeft gelegenheid gehad zich te overtuigen
van de uitwerking zijner schoten en zal waarschijnlijk
niet lang met den aanval talmen. Wij treffen de noo-
dige voorbereidende maatregelen. Kisten met patronen
worden snel geopend, de kanonnen en maxims op de
stellingen gebracht. De bediening begeeft zich op post.
Een donkere nacht, angstig en onaangenaam. Alles
wacht in spanning en diepe stilte. «Vuurpijlen!" com
mandeert de compagniechef. Een oogenblik nog en in
de achterste rijen ontstaat beweging en dadelijk daarop
slingert een streep van vuur door de lucht. De streep
wordt langer en langer en lost zich op in een vuurre
gen van duizende vallende vonken. Aan den voet van
den berg is thans een groote beweging waar te nemen.
Het wemelt daar van menschen. In kleine groepen, in
grootere kolonnes ziet men den vijand vallend, kruipend,
dan weer zich oprichtend om tegen de hellingen op te
klauteren. Het hart klopt sneller. Nog een oogenblik
en de lucht is vervuld van een oorverdoovend lawaai.
Het knetteren der geweerschoten, het donderen van de
in de gevangenis gezet. Vrjj gekomen, was het weder
dezelfde geschiedenis. Weet gjj, wie mij toen hielp De
markiezin de la Bragère. Hebt gij Traviata wel eens
gezien
Ik was zulk een Traviata. Wie zon mij nog werk ge
geven hebben Wie zou mjj zijne kamer bebben laten
reinigen, laat staan zjjn kinderen hebben toevertrouwd.
En de zonde gat mjj kleederen, voeding, diamanten,
iqnipages en alles, alles. Ik echter was verstoord op mjj
zelve en rusteloos dwaalde ik rond om rast te vinden
zoo kwam ik ook op Capri en zag n, n zei ven, niet
uw droombeeld.
Mijn noodlot heeft zich vervuld, zoo moest het ge
schieden, op deze wijze heb ik 't gedroomd, zoo werd de
vloek vervuld die op de blonde vronwen van Ulmenried
rnst. Kismet 1" S ueekend hief zjj hare beide handen tot
hBm op, hij echter schrikte terug alsof hjj op een adder
getrapt had.
»Weg I" zeide hjj heesch, en toen zjj door zjjn harde
woorden als vernietigd ineenzonk, jjlde hg nit de kamer,
den dood in het hart, gebroken door het gewicht van zijn
ellende, schande en jammer.
En hjj had haar zoo liefgehad hjj had kannen
weenen wanneer hjj daaraan dacht en hoe zij zjjne
edelste, beste gevoelens met voeten had getreden en hem
in het stof had nedergeworpen.
Het was hem alsof hg waanzinnig werd, toen de avond
eindeljjk inviel en de schaduw des nach's alles in het
duister begon te hullen. Strak keek hjj naar bniten in
de steeds dichter wordende donkerheid, die voor zijne
oogen overal vuurrood de letters T. P. deed gloeien in
een rood licht. En daartusicben klonk hem het tikken
van zjjn horloge als donderslagen in de ooren en voort
durend hoorde hjj
>Kismet Kismet Athe-naïs Bagno Bagno
blonde vrouwen
Slot volgt.
TAN
»Ik bid je, antwoord toch", bad Athenaïs.
De Jon ker bleef echter zwjjgen greep een schaar, die onder
zgn bereik lig op een tafeltje, schudde het hoofd, wierp de
schaar weer weg, en toen de viagendo blik van Atheuaïs
hem trof, vatte hg eensklaps haar rechterarm en scheurde
hare kanten japon tot haren schonder in tweeën.
Met een stennen, dat als het gereutel van een stervende
klonk, tnimelde hij terug, want op haar blanken schouder
stond met roote, onnitwischbare letters ingebrand: T. F.
Travanx Porcés.
Zyne vrouw, zjjne aangebeden Athenaïs, de jonkvrouw
van Ulmenried, zjj was gebrandmerkt zij was in het
Bagno geweest.
Ontzet, bleek als een lijk stond Athenaïs, den arm tot
tegenweer opgeheven, als vreesde zjj een doodelijken slag.
Dien slag had Hans Ulrich evenwel ontvangen, die steeds
nog zonder een woord te kannen zeggen tegen den wand
stond geleund, de oogen strak op het vreeseljjke teeken
gericht.
Plotseling lag zjj voor hem op de knieën.
»Vergifienis, vergiffenis", bad zjj weenend. »Of wan
neer gjj mij geen vergeving knnt schenken, veroordeel
mg dan ten minste niet ongehoord."
»Zwjjg", zeide hjj heesob. »Dat teeken daar op uwe
arm zegt mjj alles. Lieg ten minste niet, zooals gjj van
plan waart te doen."
Snikkend liet zjj haar hoofd zakken.
»Het zjj zoo", zeide /g moedeloos; »het is mjjn nood-
tot zoo moest het gebeuren, maar heb ik u niet
vooruit gewaarschuwd Gjj zult den man, dien gjj liet-
hebt, beliegen, bedriegen en met schimp overladen, werd
mij geprofeteerd. En ik had u lief, en ter wille van die
liefde mocht ik u met bekennen wie ik was een ver
lorene, een gebrandmerkte. Gjj moogt het ergste van mg
denken, ik, die mij van den gevonden pas meester maakte,
en daarop reisde doch uw vriend, de schilder daar
op Capri, hjj heeft mjj wel weder herkend, mjj, de be uchte
Oonperosée, het bernehte model. Neen, ik wil mjj niet
verdedigen, wees kalm. Wat ben ik, wat was ik? Niets
dan een losgescheurd blad, aan den storm prijsgegeven, die
machtiger was dan ik, een arm jong, verlaten meisje,
van wier schoonheid een gewetenlooze vader, nadat hg
mij een zoogenaamde opvoeding had gegeven, misbruik
maakte om geld te verdienen, geld, niets dan geld. Van
hem eisch ik mjjn verloren leven op, mjjn verloren ziel,
van hem alleen. Hg deed mg eene betrekking aannemen
bjj het tooneel, hjj verhaarde mjj als model aan schilders,
hjj dwong mjj hem bij te staan, toen hjj valrch geid
maakte en ik moest het uitgeven, en ik moest oorkonden
vervalschen en wissels veranderen, ik, met mjjne heillooze
gave om goed vreemde handschriften te kannen namaken.
Wjj kwamen beiden in het Bagno. Op den dag, dat zjj mjj
letters de op den arm brandden onder ontzettende pijnen,
toen had ik dien droom, in welken ik u voor den eers'en
keer zag en van dat uur af hoopte ik op u en had ik a lief.
Gedurende vier jaren heb ik dwangarbeid verricht,
vier jaren lang deed ik boete, en toen ik ontslagen werd,
had ik niets.
Niemand zou mg bggestaan hebben en ik schaamde
mij weder naar de ateliers terng te gaan met een brand
merk, dat ik meende, dat men steeds door mjjn grove
kleederen heen kon zien. Maar honger, konde en ellende
van allerlei soort doet pjjn ik nam bjj een bakker
een brood weg en werd daarvoor opnieuw eenige weken