Van Week tot Week PARIJSCHE BRIEVEN. ALKMAARSCHE COURANT^ 13J NNENLAND."" Nieuwst ij dingen. No. 149. Honderd en Zesde Jaargang. 1904. Zondag II Dec. 1901= Ma het 8t.-Mlcolaas-feest. Een mooi feest is er weer gevierd in het begin van de afgeloopen week. Een feest, dat niet genoeg in eere kan woiden gehouden. Het leven van bijna eiken mensch heeft zoo weinig dagen, waarin hij zich geheel vermag te ontworstelen aan de ba- slommeringen, waarvan ons aardeche bestaan zoo rjjkelijk is voorzien. Steeds zijn er maar zorgen, steeds maar wordt men voortgedieven op den lang niet altjjd even gemakke- ljjken weg van den arbeid. Totdat daar bomt een avond als van den 5en Decembor, waarop bloeit de gezelligheid in den hniselijken kring; waarop men na eens niet behoeft fe den ken aan materiëele belangen maar zich mag vermeien in de vrengde, die men aan anderen heeft bereid; waaropmen even nitrnst van de vermoeienissen van den strijd voor het dagelijksch bestaan; waarop men zichzelf bekent, dat er toch ook veel poësie is in het leven en 't zoo heerlijk is, dat er zalk een gelegenheid bestaat om elkander blijk te geven van mede-gevcel, van waardeering, van har telijke toegenegenheid. Er zjjn meer dergelijke feestdagen. Maar wjj kennen er geen van zoo generale feestviering, geen waarbij men zoo diep beseft, dat 't goed is geschenken te ontvargen als tolken van vriecdeljjke gezindheid, maar zaliger nog geschenken te geven, omdat daardoor bljjdschap wordt gebracht in ons sympathieke kringen, omdat wij aldos knnnen niten de gevoelens van verteederinr, van vriend schap, ook van erkentelijkheid, die ons beheerschen. Wat men geeft, wat men afstaat van hetgeen men zelf vaak met moeite heeft gewonnen daarvan mag men eischen, dat 't voldoening ztl geven. Hoe waar dit ook is, toch wordt daarmee lang niet altjjd rekening gehouden. Er wordt veel gegeven met een zncht, omdat men de gave niet afstaat nit vrijen wil, maar omdat men ertoe geprest wordt. Iedereen kent zeker het verhaal van Isaëc van den Dam, ons beschre'. en door nu wijlen Justus van Manrik. 1st tic had, gebruik makend van de onbekendheid vaneen vreemdeling met Amsterdam, hem een kwartje laten be talen, waarop hij als eerljjk man eigenljjk geen recht had. Maar Isl&c bekreunde zich daarom we'nig. Hij had, zoo sprak hij, het kwartje tegen z'n oor gehouden en 't zei niks. Hoe hij eraan kwam deed er weinig toe voor een kwartje, dat je hebt gekregen door iemand te tedotten, krjjg je evengoed vjjf-en twintig centen als voor een kwartje, dat je rechtens toekomt. Aan IstSo's redeneering doen soms denken de pogingen van enkele besturen van vereenigingen en genootschappen om htn ledental te vergrooten of om zoogenaamd »vrij- willige" bijdragen in te zamelen. Natuurlijk, er is ver schil Isaac's theorie was voor eigen profijt en de bewuste besturen doen het voor een goed doe), waarvoor zjj hnn tjjd opofferen. Maar ook als men voor een ander zich inspant, zjjn er zekere eischen van discretie, die niet mogen worden nit het oog verloren. Willen wij eens een paar voorbeelden noemen, waarbij naar onze meening van te grooten ijver voor bestnnrders blijk wordt gegeven Iemand vestigt zich in een stad van middelbare grootte. Hg is er diep van doordrongen, dat het gemeenschaps leven in een kleinere stad veel meer ontwikkeld is dan in een groote en bij is dan ook geenszins van plan »zich bniten alles to honden". Vooral neemt bjj z'ch voor, niemand noodeloos voor het hoofd te stooten en allen, met wie hij zal kennis maken of die zich tot hem znllen wenden, met de uiterste beleefdheid en voorkomendheid te behandelen. Zoo iemand kan 't lastig genoeg gemaakt worden. Na verloop van eenige maanden heeft hij zich uit eigen beweging als lid opgegeven van de genootschappen en vereenigingen, die zijne sympathie hebben. Als goed huis vader, die in elk opzicht zijne verplichtingen wil nako men, die zijn leveranciers niet wil laten wachten op hun geld, die er in het algemeen prjjs op stelt de tering naar de nering te zetten, heeft hjj een zeker bedrag uitgetrok ken voor contributies aan vereenigingen en liefdadige instellingen. Al spoedig komt hij tot het inzicht, dat het bediag te laag is en hg beslnit 't te vethoogen. Dan neemt hij zich vast voor aan allen verderen aandrang om lidmaatschappen te aanvaarden weerstand te bieden hij voor z'ch mag de overtuiging koesteren, dat hjj een vol doend aandeel heeft genomen in het vereenigingsleven der stad. Wil hg aan dit beslnit uitvoering geven, dan zal hem dit komen te staan op verkeerde beoordeeling van stad- genooten, hetgeen hij juist zoo graag had willen vei mijden. Want voortdurend woidt er nienwe pressie op hem uit geoefend. Hij ontvangt oen dringenden brief van een aan tal zeer bekende stadgenooten, die hem aansporen lid te worden van eene vereenigirg, waarvan zij deel uitmaken van het bestuur. Een postzegel voor antwoord 's er bij ingesloten bij weet vooruit, dat als hjj dien ge brnikt om te antwoordendat bij geen vrijheid kan vinden om aan de nitnoodiging te voldoen, dit hem envsl zal worden gednid. Met een verweneching op de lippen treedt bjj toe. Als hjj den brief gepost heeft en thuis komt, vindt hjj een nienwo missive. Wederom is 't te doen om contribntie en ditmaal is de missive door een zestal van de allereerste ingezetenen persoonljjk onderteekend. No wordt 't hem toch al te machtig en 't kost hem moeite om beleefde we'geringstermen te vinden. Een dag later komt er een vleiend schrjjven van dames, ook alweer om geld. Zjjne hnisgenooten ont stellen, wanneer hjj den brief met een smak op de tafel neerwerpt. Er wordt andermaal gescheld, er is weder een vereeniging, die geld te kort komt en een der be stuursleden zal persoonljjk komen vernemen, hoeveel onze veel-geplaagde ingezetene wenscht te storten. De drie volgende dagen brengen nog weer drie nienwe aan zoeken Dan wordt de conclusie getrokken, dat, om met iedereen op een goeden voet te komen, men meer zou moeten doen dan waartoe men in staat is. Het slot is, dat wrevelig verder alles geweigerd wordt. Vereenigingen, die in stand moeten gehouden worden met geld, dat onder zoo zware pressie wordt verkregen, hebben toch eigenlijk geen raison d' être en 't zal niet moge jjk wezen daarvan groote levenskraeht naar buiten te doen uitgaan. Er moet liefde wezen voor haar streven. Die liefde kan men aanwakkeren door op baar worken do aandacht te vestigen, door te doen uitkomen hoe noodzakelijk 't is, dat gelijkgezinden steunen naar hun vermogen, maar daarbjj moet 't bljjven men moet den menschen het leven in een stad niet veronaangenamen door hnn telkens weer het mes op de keel te zetter. Geven moet zjjn tot vrengde moet niet leiden tot ergernis. Er is nog een ander nadeelig gevolg van het opdringen van lidmaatschappen. Daaronder lijdt de opgewektheid om ia eigen omgeving licht te brengen in de woningen, waar 't maar al te vaak duister is. De beste liefdadigheid is in ons oog nog altjjd die, welke gaat van gezin tot gezin. Een liefdadigheid, die zich jnist zoo mooi ontwikkelen kan en hier komen wij terng tot ons putt van uitgang in de St.-Nico- 1 aas-dagen. Ziet men bjj contributies voor vereenigingen, voor wier doel men niet warm loopt, met zorg naar het bedrag, dat daarvoor wordt vereischt in de ware St.-Nicolaas- stemming, die men ook wil overbrengen bjj minder be gunstigden, doet zich jnist het omgekeerde voor: mee betrapt er zich op, dat men zoo licht meer uitgeeft dan men van plan was en met bijjdechap vindt men wel een middel om dit tekort te dekken. Daarvoor zal men zich gaarne eenige opcfferingen getroosten. Jnist dat is het mooie van het St.-Nicolaasfeestmeer dan anders gevoelt men, dat men niet als mensch-alleen op de wereld is, dat er mede-menschen zjjn, over wie het een vreugde is bljjdrchap te brengen. Op den 6en December zjjn de levensomstandigheden nog dezelfde ge bleven als een maand te voren, maar 't is of men met vroo- ljjker moed het werk weer aanvaarde, of men z'n hart heeft verwarmd aan den gloed, die kleur geeft aan ons bestaansympathie van en vriendeljjkheid jegens den naaste, liefde voor en met elkander. Particuliere Correspondentie. Parijs, 6 December. Toen ik vroeger eens schreef over de Cabarets op den boulevard de Olichy, had ik wel kannen vragen of ge ze kent, de »Oabarets" 1 Ze zjjn veel, heel veel veranderd, van brandpnnton van artistiek leven zjjn ze geworden, verworden tot carica- tnren, zjjn ze in hoofdzaak vreemd'ling-trekkende café- chantants, die wdl van programma verschillen met de gewone als overal, die wel hebben gehonden het cachet van iets hoogers, maar rèr boven dat iets komen zo niet. Opgenomen zjjn ze geworden in de draa'ïng van het leven van pleizier, bedwelmd neergednizold in de vaart van het mondaine leven van de Lichtstadhet karakter dat vroeger zich verhief nit de warreling van scbjjn en klenrbegoccheling, is schuil gegaan in den nevel, die lichte ljjk opsteeg nit de voortjagende zucht naar zinsgenot. Wat ons is overgebleven van het karakter van vrorger zjjn namen, en ook verzen, liederen, die als zwervers dolen sedert bnnne burchten van vroeger, waar ze gezongen, gejuicht, en meegeleden werden, verdwenen zjjn in de groote hoop van gewone publieke vermakelijkhedenwaar ze soms even te voorscbjjn komen, in 'n lichtglimp van 'n roemrijk verleden, doch ze komen en vertrekken weer,, als iedere voorbjjganger. Aristide Bruant, de bekende chansonnier van de Gabaret op den Boulevard de Olichy, zingt niet meer, z'n cabaret- is overgegaan in handen van 'n exploitenr, zijn liederen worden er nog gezongen, maar tiet zooals vroeger, dat alles is kwjjoenddood haast, op de vroegere geboorte plaatsen verspreid door de wereld, als een verdoemde schoonheid. Ik kreeg dezer dagen jnist de verzen van Joban Richus in handen, las er in, en toen ik dat las, die harde, de wereld-ingeslingerde waarheden, toen rees die magere, trieste, armoeds-fignnr op in mijn denken, zag ik:'m g;oot worden en breed, zag ik hem als een dondergod, zijn bliksems slingeren in de donkere menigte, werd me de kracht dnideljjk van de onde Cabarets"', zag ik heel het voorafgegane tjjdperk van glorie en jonge ontlmkende krachten robust dringen door de vagende lauwheid van nu. Boven op de batte Montmartre is ook zoo'n cabaret, 'n klein gemoedelijk landhuisje, »le Cabaret du lapin agile", 't Is niet groot, och nee, 't is klein en bescheiden, weggescholen in de bescherming van hooge grjjze tuin- maren, ligt het gernst te dommelen op de hel ing van de me des Sanies. En in dat kleine aCabaret artist;que" is, zooal niet de hooge kunst, dan toch wel de intimiteit gebleven, de huiselijkheid, de plaats waar de cosmopoli- tische kunst-bevolking van Montmartre dikwjjls's avonds samenkomt, na in grooteren getale dan straks, maar toch steeds een rénnion voor de vele onbehnisden. En de avonden zjjn er heel genoeglijk soms; binnen komend door het kleine deurtje, sta je in 'n ruimte, vol van 't enkele bnöet en toonbank achter is de keaken, en er tasschen in treedt men *n paar trapjes op het kleine zaaltje in. 'n Vage helderheid van licht droomt binnen de onde brningeverfde mareD, de steenen vloer, do bminhonten tafels en matten krnkjes, vloeien in 'n donkere schaduw onder saam 'n enkele gloeüichtpit, zonder glas, staart triest rondom. Recnts in den hoek, 'n hooge witte beschorste schouw, waaronder fel-rood hontklompen gloeien. En 's avonds als 't kond is, dan komen velen nit hnn kille kamertjes geloopen over de batte naar »Lapin", om zich om 't vnnr daar te warmen, dan wordt er gekout om het vuar in verschillende talen, in 'n bont woordengeklenr en achter in 'n hoek zit do man zelf, de »barde de la batte Montmartre'' Piédéric, de goede Fiédéric, mot zjjn bljje, klare oogen in z'n open blozend gezicht; in z'n flaweelen pak en met z'n rnite wintermats op; met z'n onafscheidelijke gaitaar droomt-ie zachte acccorden op z'n instrument, die lang« zaam als blauwig-teere rookwolkjes drjjven door de zaal, over de hoofden van de kameraden om de schouw. 'n Paar guitaartonen, wat harder, doen allen even om- kjjken en luisteren wat komen zal gaan. Richepin, Musset-, Richns, Mnrger, Verlaine, van al deze zingt-i6 liedjes; nog 'n paar akkoorden, raischend als orgeltonen na door de kalmte van luisteren, dan zacht, even trillend soms, z'n heldere stem il plent dans mon coear comme il pleat sar la ville. En er is stilte gekomen, droomend vloeien z'n woorden door de kleine ruimte; alles Inistert, de vanden staan roerloos, wegvloeiend in den schemer, 'fc vunr in den grooten haard dofgloeiend lekt zachtkens als 'n spinnende kat aan de groote hontstronk, de gloeiende witte pit, aan den enkelen zwarten honder, staat als 'n onde gebogen man in de weeke vibreering van do mnziek-mijmering. Dan worden de memchen van allerlei natiën aan 't vnnr als 'n groote tamilie, die allen zachtkens, ib gepeins mee-neuriën, bezield door ééne gedachte, die geen taal kent, één in 'n voelen, dat niets met vaderland of afkomst heeft ait te staan. Zoo ontstaat verbroedering, 'n één zjjn in gedachten, gevoel, dat het onde zaaltje in zich voelt uitdijen en 't vertrouwelijk koestert in haar schoot als 'n goede moeder. Als het liedje nit is, dan 'n nieuw, 'n ander, in de volgende stilte; tot 'n lied gecommandeerd wordt voor allen en het donderend refrein het groenige licht opschrikken doet: la gaai re. c'est la mkère. pont' les palais etles ohanmières plns de fnsils, plas.de... canons... la guerre, c'est... la.,. mïsèr...e. En wakker geschud ook wordt daarmee de levens vreugde, wordt vergeten het leveneer varen en leed, de instrumenten komen voor den dag, mandoline's, banjo's en gnitaars, en soms ook viool, en met 'n glas wjjn en maziek wordt de avond in geljjkstömmige gezelligheid doorgebraoht. Zoo kan 't gaaa en gaat het dikwijls, niet altjjd; als zorgen kwellen, en leed knasgt, dan kan 't niet altjjd tot 't krachtige lied komendan gaat men wel eens vroeg ait elkaar, slapen, gauw, om te vergeten den boozen dag, om te verhaasten de komst van een nienwe, die onbekend en duB in ieder geval beter zal zjjn. Of ook is de luimig heid verjaagd, is 'n heftig dispuut aan 't woeden taesohen de maren, die afgetrokken, als ontstemd dan staren. Men scheidt vroeg, gaat weg doch den volgenden dag is alles vergeten en zingt men weer, davert 't onde zaaltje van de kracht van die jonge zoekers. Zoo is 't in de »Lapin", de vcabaret dn Lapin agile", en de platen, teekeningen, croqas, foto's, die rondom door de bruine muren geëncadreerd worden, blijven als herinneringen daar aan velen die kwamen en weer heen gingen na eenigen tijd. Zoo is 't na ook, de Spanjaarden znllen mettertjjd naar hnn schoon zonnig land terngkee- ren, de Oostenrjjkers evenzeer, de Italianen znllen aan hnn macaroni-zncht haast kannen voldoen onder ban eigen blaawen hemel, en anderen znllen bljjven dolen eenwigljjk door de landen der aarde. Maar »Lipin" heeft ze aan zich verbonden en »Lapin" zullen ze zicb bljjven herinneren, als 'n deel van ban jong zoekersleven, als 't eerste station op den langen levenstocht. Tom Sch. In hare vergadering van 8 December werd door de afdeeling Schagen van het Nederl. Onderw. Genootschap tot bestnnrslid gekozen de heer W. de Boer te Kolhorn in de plaats van den aftredenden en vertrokken vice- voorzitter, den heer G. Holle. De door de afdeeling uit gegeven scheurkalender voor 1904- bracht een batig saldo van pl. m. f400 op voor het herstellingsoord, het onder steuningsfonds en de ondersteuningskas. De afdeeling beschikt volgens de rekening en verantwoording over een batig saldo van f 65,87. In do plaats van den heer E. Mejjer Drees, die als zoodanig bedankte, weid tot voorzitter gekozen de heer W. de Boer. Naar gemeld wordt is een wetsontwerp in voorberei ding tegen den clandestienen invoer van gonden en zil veren werken door middel van verzending als brief. Post- en Telefoonkantoor te Warntenhnlzen. Gedurende de maand November j 1. werdin aan het post-telffoonkantoor ie Warasenhnizen behandeld 44 in lagen spaarbank, tot een gezamenlijk bedrag van f 5300,30; 4 terugbetalingen tot een bedrag van f401,34; 141 pak ketten en 42 telegrammen. De Vrije Vrouwen-vereeniging. Donderdagavond vierde de Vrjje Vrouwen-vereeniging te Amsterdam haar 15-jarig bestaan. De presidente, mtvr. W. Drncker, opende de gezellige samenkomst en herin nerde aan den invloed, dien de vereeniging, zoo direct als indirect, heeft uitgeoefend. Zjj riep verschillende andere vereenigingen in het leven en was zoo beweerde zjj

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1904 | | pagina 9