Gemeenteraad van Alkmaar.
nnHTzTNd¥n st~ükTën.
Nederlandsche Onderwjjzers", met verontwaardiging kennis
genomen hebbende van 't feit, dat in de ingediende onder-
wjjstiovelle geen enkel voorstel gedaan is om 't lot te
verzekeren van hen, die ten gevolge van de ruimere sub-
sidieering van de bijzondere school als openbaar onder
wijzer zullen ontslagen worden, spreekt de verwachting
uit, dat alsnog een wjjziging in 't wetsontwerp zal ge
bracht worden, waardoor bedoelde slachtoffers voldoende
znllen gebaat zjjn".
Zitting van Woensdag.
(Slot).
6. Wijziging verordening op het heffen van
haven- en kaalgelden.
Bjj schrijven van 30 November l.l, deelt de Voorzitter
van de Gedeputeerde Staten aan B. ea W. mede, dat er
bij den Minister van Binnenlandsche Zaken bezwaar bestaat
tegen het tarief van de bij raadsbesluit van 12 October
1.1. vastgestelde verordening op het heffen van haven- en
kaaigelden, berustende op den inhoud der vaartuigen in
kubieke meters, terwjjl bjj het in art. 4 dier verordening
aangehaald Koninklijk besinit het laadvermogen in kilo
grammen als maatstaf wordt aangewezen. Naar 's Mi
nisters oordeel moet het tarief naar dit laadvermogen
worden geregeld of wel worden aangegeven hoeveel kilogram
laadvermogen met een kubieken meter inhoud wordt gelijk
gesteld. Nadat de gewenschte wijziging zal zijn aangebracht
moet het besluit opnieuw in viervoud worden ingezonden,
vergezeld van eone verordening op de invordering in twee
voud.
In verband met het bovenstaande stellen B, en W. den
Raad voor te beslniten:
de bewuste Verordening te wijzigen als volgt:
in art. 4 wordt als 3de alinea eone nieuwe zinsnede
ingelaacht van den volgenden inhond:
»Elke kubieke meter inhoud van de vaartuigen wordt
»als 1000 kilogram laadvermogen aangemerkt.
De beer Glinderman maakt de opmerking, dat
100G K.G. laadvermogen niet geljjk staat met 1 M8. in
hond. Verder betoogt hjj naar wij mesnen, want de
spreker was aan da perstafel onmogelijk te verstaan,
dat de voorgestelde wijziging moeilijkheden zou scheppen
in verband met oude en nieuwe meting, en dat zij niet
in het voordeel der gemeente zou zjjn.
Daar er echter, naar de Voorzitter hem antwoordt
op een desbetreffende vraa?, haast is bjj de vaststelling der
verordening, zal bjj zich er thans bjj neerleggen, maar
beveelt bjj een nadere wjjziging in den loop van het volgend
jaar aan.
De Voorzitter zegt, dat men het resnltaat van deze
wijziging eerst kan afwachten, waarop conform het voor
stel van B. en W. wordt besloten.
7. Herziening der verordening op het heffen
en invorderen van een gemeentelijk
vergunningsrecht.
Voor de verschillende artikelen dezer verordening ver-
wjjzen wjj naar ons nnmmer van 18 Dec.
De beer Glinderman vraagt of het juist is, dat,
zooals uit artikel 6 te lezen is, bjj een reclams, de
raad ook bet recht kan verhoogen.
De Voorzitter: Dat staat in de drankwet
De heer Glinderman, die dit blijkbaar niet wist,
vraagt verder, of de verhooging dan alleen bij reclame
mogdjjk is en of de raad n et tengevolge van zoo'n reclame,
ook andere personen kan verhoogen.
De Voorzitter antwoordt, dat dat bij andere belas
tingen ook niet plaats heeft. Dat kan men wel doeu een vol
gend jaar, hetgeen verschillende leden met hem een3 zjjn.
Da heer Glinderman, die weer zeer moeieiijk was te
verstaan, zou toch meenea dat het wenscheljjk was dat
de raad dat recht had. Hjj maakt or geen voorstel vsn.
De heer Uitenbosch zou het wenscheljjk vindendat
in de verordening werd opgenomen, dat dé reclamant voor
de commissie tot de belastingzaken kon worden geroepen.
De Voorzitter meent, dat de wjjze waarop de reclame
onderzocht wordtniet in de verordening moet worden
opgenomen.
Ook de heer Glinderman acht dat niet noodig, bjj
elke reclame kan men nagaan op welke wijze bet onderzoek
moet plaats hebbeD.
De verordening wordt daarna zonder hoofdelijke stem
ming goedgekeurd.
9. Verordeningen op het stedeiyk muziekkorps
en de stedeiyhe muziekschool.
De heer Uitenbosch stelt voor dit punt aan te
honden tot de volgende vergadering, daar de raad niet
den noodigen tjjd heeft gehad de beide verordeningen
behoorlijk na te gaan.
De Voorzitter heeft daar niota tegeu, waarna bet
punt duB van de agenda wordt afgevoerd,
De Voorzitter verzoekt reeds nu nota te willen
aemen van een noodzakelijke wjjziging in artikel 5 der
verordening op het stedeljjk muziekkorps, waar in plaats
van de »concorten in den Stads-Hont" moet worden ge-
ezen>de in artikel 9 bedoelde ooncerten.'
10. Begrootlng Burgerweeshuls dienst 190&.
Da oommissie tot de belastingzaken enz. stelt voor
e beslniten
de begrooting van het burgerweeshuis voor het jaar
.905, mat begeleidende memorie vau toelichtingaan
egenten van deze instelling terug te zenden, onder uit
:oodiging bij het opmaken eeuer opnieuw in te zeudou
egrooting met memorie van toelichting eu berekening
er verplegingskosten eu begrooting der schadeloosstelling,
akening te honden mot 's raads basluit van 18 November
903 No. 6.
Aangehouden.
11. Begrooting Huishoud- en Industrie
school, dienst 1BU3.
De begrooting sluit in ontvang en uitgaaf op een be-
rag van f 16305.
De commissie tot de belastingzaken enz. stelt voor
e begrooting voor kennisgeving aan te nemen en hier-
an aan het bestuur dier school modedesling te doen.
Conform besloten.
13. Voorstel van den heer Boelmans ter
Splll om op de Baangracht wederom
hoornen te planten.
Tot toelichting van zijn voorstel zegt de hoer Boelmans
s r S p i i 1dat in de vorige vergadering tegen het planten
van boomen aan deze gracht bezwaren zjjn gerezenin
verband met de bosten. Die kosten zijn echter weinig
van beteekenis; bet bedrag, dat voor aanplantingen is
bestemd, behoeft er niet door verhoogd te wordenkan
onveranderd bljjven.
De Voorzitter maakt bezwaar tegen het plan
zooals dat voorkomt in het rapport van den opzichter
Hoekstra. Hjj zou de groote boomen, die er nog staan,
niet willen doen vallen.
De heer Boelmans ter Spill zegt, dat do heer
Hoekstra dat had voorgesteld, om bjj nieuwe beplanting
een goed geheel te krjjgen. Men kan echter de groote
boomen er wel laten staan en dan geen jonge, maar wat
grooter boomen er bjj planten.
De heer van don Bosch zou willen wachten met
de groote boomen weg te nemen tot de nienwe een flinke
kruin hebben, wat de Voorzitter doet opmerken,
dat ze dan niet weggenomen behoeven te worden.
Op nog een bezwaar wordt door den Voorzitter
gewezen, namelijk op do weinige ruimte, die ar van de
straat overblijft voor de groote pakhuizen die daar staan.
De heer Uitenbosch acht dat geou bezwaar. Er
hebben altijd boomen gestaan en er is nooit geklaagd dat
er te weinig ruimte war.
Da heer Cohen Stuart is het daarmede eensbjj
merkt echter op, dat hjj zooveel conservatisme bjj den
vorigen spreker niet bad verwacht.
Het voorstel wordt daarna zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De Voorzitter stelt nog voor thans ook te behandelen
het voorstelK r a a k m a n, in de vorige zitting gedaan,
in zake de publicatie der belastingkohieren.
De heer Boelmans ter Spill, die gaarne inlich
tingen zou willen vragen te Groningen, en dat nn niet
heeft gedaan, omdat het punt niet op de agenda stond,
zag de behandeling liever uitgesteld.
Ook de heer Glinderman is voor uitstel, waarna
de behandeling tot de volgende vergadering wordt ver
daagd.
Na de rondvraag, waarbij niemand het woord verlangt,
wordt de openhare vergadering geschorst en gaat men
over tot eeu geheime zitting Ier behandeling van belas
tingreclames en tot bespreking van punt 2 der agenda:
de brug over den Singel.
Na heropening der deuren wordt medegedeeld, dat de
beslissing in zake de brag tot de volgende vergadering
is aangehouden.
Verder wordt op voorstel van B. en W. besloten te
benoemen
Ben commissie van bijstand voor het abattoir.
Deze' commissie zal bestaan uit 3 leden, waaraan het
Dag. Bestuur een voorzitter zal toevoegen.
Bjj eerste stemming werden met 12 stemmen benoemd
de heeren Vonk en Luitiog, en na een vrije stemming,
bij herstemming met den heer de Groot, de heer Glin
derman met 7 stemmen tegen 6 op den heer De Groot.
Niets meer aan de orde zjjnde, wordt daarna de ver
gadering gesloten.
(Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie).
Ben debat over een debat.
Sneek, 26 December 1904.
Mijnheer de Redakleur,
Naar aanleiding van het door de Heer Oosten en onder
getekende gebonden debat over: »de aanhangige Onderwijs-
novelle" verschenen in Uw blad meerdere ingezondon
stukken. Ten zeerste /.alt Gij mjj verplichten, indien Gjj
ook rag in de gelegenheid wilt st.elleu, hierover een en
ander in bet midden te brengen.
De loop der zaak is reeds door de Heer Aukes in Uw
nnmmer vun 25 Dec. dnidelik uiteengezet Toen ik '20
December in Alkmaar aankwam, boorde ik voor 't eerst
de getroffen regeling. Door uitstedigheid had een schrjjven
van de Heer A waarin hjj mij de loop der onderhande
lingen meldde, mij niet bereikt. In een schrjjven vóór
mjja op reis gaan aan de Heer A., schreef ik o.a.: Bij
een goed geregeld debat heeft ieder spreker evenveel tijd. Wtl
Ds. Oosten zyn stellingen ontwikkelen, dan is dit een deel
van het debat. Verder is het natuurlik, dal deze stellingen
moeten verdedigd, verklaard, uitgelegd worden, (hoe men 't
noemt is mij 't zelfde), door Ds Oosten, en dat daarna
eerst van bestrijding sprake kan zijn. Als de Heeren niet
toestaan volkomen gelijke tijd voor Ds. Oosten en mij, maar
hem een half uurtje extra voor verklarinq willen geven, dan
is dat geen gelijk debat, en dan is er geen sprake van dat
ik kom. Ik verzocht de Heer Aukes, als secr. der afdeeling
Volksonder wijs, de zaak verder te regelen, eu verzocht
hem mjj te schrijven adres: Vloardingen, waar ik Maandag
19 moest spreken. Deze spreekbeurt verviel echter door
dat meu onverwacht die avond te Vlaardingen de zaal
niet kon krjjgen van daar dat het schrijven van de Heer
A. mjj eerst na te huis komst uit Alkmaar iu handen kwam.
In Alkmaar gekomen vertelde de heer A. mjj de
loop der onderhandelingen, en ofschoon een slotwoord
van' een der debaters, m. i. niet te pas kwam, besloot ik,
mjju geestverwanten niet te leur te stellen, en ging ter
vergadering.
Wanneer nu ooit gebleken is dat een dergelijk slot
woord, bjj een goed geregeld debat niet te huis behoort,
dan zeer zeker blijkt dit nu ten daideljjkste uit het
ingezouden stukje van Ds. Oosten in Uw nummer vau
23 Decernbor.
De heer Oosten BChrjjft daar toch dat z'n plan was
geweest aan het slot eea 3 tal conclusies te geven over
hetgeen de heer Z. had gesproken.
De heer A. schreef mjjdit slot kwartiertje voor Ds.
Oosten is toegestaan met de uitdrukkelike bepaling dat
dit slot het karakter van algemeen betoog bljjve behouden."
De door de heer Oosten nu gepubliceerde conclusies,
lijken al zeer weinig op een algemeen betoog, maar zijn
slechts een zeer eonzjjdige, kort saamgevatte, bestrijding
van hetgeen ik gezegd heb. Wanneer het publiek, dat niet
bekend is met de finesses van hetgeen vooraf is gegaan,
onder den indruk van deze conclusies, ware naar buis
gegaan, dan zon dit zeker een zonderlinge indruk ge
kregen beboen vau een eerlik debat, ea van de stum
perige debater Z., die niet daarna ook zjjn conclusies
mededeelde. Gelukkig ia dit vooikomea en was nu het
slotwoord slechts een aaneenkoppeling van zeer vage
algemeenheden.
Wanneer bii een goed geregeld debat beide sprekers de
stellingen hebben verdedigd en bestreden, dan moet het
pnbliek daarnit z'n conclusies zelf trekken, of wil men
zelf conclusies geven, dan moeten beide debaters hunne
conclusies aan de vergadering ter beoordeling laten.
Maar nu genoeg hierover.
De heer Oosten spreekt- nu over de illiberale bandel-
wjjze van en de unfaire bejegening door de heer Z.
Wat was het geval
Aan het slot van m'n spreken die avond, wees ik er
op, dat eigenlik voor een goed geordend debat, beide
sprekers evenveel tjjd had moeten gegeven zjju; dat nn
echter, eigenlik baiten mjj om, de zaak zo was geregeld,
en ik daarin nn wel had moeten berusten. Ik voegde'
daaraan toe dat door dit stellen van zich zelf op een zo
hoog standpunt men de ware nederigheid van de Christen
weer leerde kennen.
De Heer Aukes zegt in zjjn ingezonden stukje»Het
2e gedeelte had m.i. gevoegelik achterwege kunnen bljjven."
Ja, dit had ook wel gekund Maar wanneer men zich
herinnert dat Da. Oosten even te voren had verklaard:
„Ja, wij hebben de waarheidDoor de Genade Gods
dan is toeh, dankt mjj, mijne toevoeging das begrjjpelik
eu gerechtvaardigd. Eindelik een enkel woord over de
conclusies van Ds. Oosten.
I. De Heer Oosten begon het debat met de verklaring
»een leek te zijn op onderwgs-gebied, maar als dilettant
de hoge betekenis van 't onderwjjs te gevoelen." Hjj
heeft dan ook do versohillende voorstellen tot wets
wijziging niet verdedigd, ja bgna niet aangeroerd.
Vandaar dat de Heer Z,, die zijn betoog moest weer
leggen, ook de eigenlike voorstellen niet kon verde
digen.
II. Wanneer de Heer Z. allerlei futile dingen heeft aan
gehaald, enz., dan was dit alweer een natunriik gevolg
van do lntiliteiten door de Heer O. te berde gebracht.
Bovendien, ik moet het helaas herhalen, zijn dergelike
uitdrukkingen «futiliteiten", «armoede aan dengdelike
en gegronde argumenten weflr in zonderlinge tegen
spraak met de nederigheid van harte die de Christus
predikte.
III. «Daghelder is uitgekomen dat 't bezwaar tegenover
dit wetsontwerp niet is gelegen in do ongrondwettig
heid of in het gemis aan de nodige waarbjrgen,
maar omdat men de Christelike levensbeschouwing
niet wil erkennen en daarom rechtsgelijkheid op school
gebied niet aan wil noch aan durft". Voor deze
derde conclusie van Ds. Oosten stel ik deze in de
plaats
IV. De heer Z. heeft zo dnidelik mogelik aangetoond
a. dat deze wetsvoorstellen in strjjd zjjn met de geest
van art. 192 der grondwet waar gezegd wordt:
«Het openbaar onderwjjs is een voorwerp van de
aanhoudende zorg der regeering"terwijl de ken-
nelike bedoeling van deze regering is met dit wets
ontwerp een eerste stap te zetten in do richting die
tot einddoel heeft to komen tot een toestand als
stond er «Het bizonder onderwijs is een voorwerp
der aanhoudende zorg der regering."
b. Rechtsgelijkheid tussen deze beide takken vau on-
derwgs is met art. 192 in strgd. «Dat tassen de
openbare school een gemeentelike inrichting
en de bizondere school geen rechtsgelijkheid bestaan
kan, werd onzerzyds erkend, enz. zie Lohmans
Brochure: «de Pacificatie' bladz. 27.
c. de opleiding voor onderwjjzers zal in gehalte minder
worden1. door gebrekkige lokaliteit, 2. te veel
leerlingen per klas, 3. te weinig onderwjjzers, 4.
een te gering aarrtal te onderwjjzen vakken, 5, ge
brekkig ingerichte leerschool enz.
d. daardoor, en door de onzedelike samenkoppeling van
de beloning der onderwjjzers en het aantal behaalde
akten, zal het onderwjjs slechter worden aan die
inrichtingen, een govolg hiervan 'n minder ontwik
kelde onderwijzer en dns tevens minder ontwikkelend
onderwjjs voor het kind des volks.
e. tal van kleine schooltjes znllen worden opgericht,
ingericht naar de kerkelike klenr der ouders. Daar
door zullen onze 512 jarige kinderen reeds op die
jonge leeftjjd gescheiden worden in Ned. Herv.R,
Kath.Gereformeerde A. en B., Israëlieten, Modernen,
enz., enz. Reeds op die jeugdige leeftjjd zal dus die
kinderen worden ingeprent dat zij beter zjjn dan
hun buurtjes, die niet tot hun kerk behoren en dus
hot ware geloof iet hebben in stede van bij alle
kinderen van ons volk de overtuiging te doen wortel
vatten Wjj zijn één volk, en moeten als broeders
te zamen leven.
f. Tal vau openbare onderwijzers zullen hnune betrekking
verliezen; terwjjl niets wordt voorgesteld ter verbete
ring hunner positie, indien zg dientengevolge op
wachtgeld worden gesteld.
g. De salariëring der hooiden van scholen is een zeer
onbiliike regeling.
h. Voor schoolbouw te platte landen zullen de besturen
der biz. scholen meer subsidie ontvangen dan de ge
meenten. Dit is een door nietB gerechtvaardigde
regehng, en in flagranten strgd met het beginsel van
de Grondwet.
i. Door het uitbetalen der volle salarissen van de be
sturen der bizondere scholen, terwjjl de gemeenten
niets meer zullen ontvangen dan zjj tot nu toe kregen,
wordt de met zo veel ophef verlangde rechtsgelijk
heid hier een onverautwoordalike bevoorrechting van
Het bizonder onderwjjs.
Ik moet echter eindigen met het opnoemen der grieven
tegen dit ontwerp. Dnidelik werden ze door mjj trouwens
uiteengezet in de vergadering van 7 Nov. waar de Heer
O. tegenwoordig was, en waarvan de debatavond slechts
een voortzetting had moeten ziju. Als dilettant-leek ging
echter de Heer O. niet in op het toen gesprokene. Misschien
was dit ook maar het verstandigste, maar dan is het ook
te meer onbillik mjj te verwjjten dat ik den 20en niet nog
eens bemaalde wat ik de vorige vergadering reeds uit
voerig had gesproken.
U, M. d. Redaktenr, dankzeggende voor de plaatsing
van dit antwoord, dat ouwillekemig larger is geworden
dan mjjn plan was, heb ia de eer
Hoogachtend te zjjn
U.Ed.
ZELVELDER.