Kantongerecht te Alkmaar. BINNENLAND N ienwst ij dingen. kweekt. Hij had ook gezegd dat in de Eerste Kamer de oppositie met grof geschut werkte bedoelde hij daar mee dat het grof geschut hem treft, dan aanvaardde spr. dit als een hulde. Dit ontwerp is een zeer zonderling ontwerp. Het bevat goede punten, die algemeene toejaiching vinden, als daar zjjn de verbeteringen van de Polytechnische School en de instelling van bjjzondere leerstoelen. Dit laatste vooral juichte spr. toe. Ook in de sociale wetenschappen zal elke richting ver tegenwoordigd kunnen worden. Maar dan krjjgen wij den partijman, het hoofd der doleerenden. Met de veelzijdigheid der Universiteiten wordt eensklaps gebroken en gelijkstelling gevraagd voor een Universiteit en geld eveneens, waar een en al een zijdigheid zal heerschen. Waagt een student het iets te verkondigen buiten de gereformeerde beginselen en komt de curator het te weten, dan mag hij geen examen doen. En een professor, die een afwijkend standpunt inneemt, gaat er uit. Dat is geen fantasie 1 Er zijn voorbeelden van. Moet de Staat nu zulk een eenzijdige instelling met geld steunen een inrichting die geen veelzjjdige leering voorstaat. Geld geven voor drilscholen P Spr. betoogde verder dat dit wetsontwerp den weg voor Katholieke Universiteiten opent. 't Staatsbelang wordt door dat ontwerp allesbehalve bevorderd en spr.'s bezwaar was vooral, dat Staatsgeld wordt besteed aan een bepaalde soort scholen. Daar tegenover bepleitte spr. de meest absolute godsdienstvrijheid voor allen, welke niet beperkt moet worden door den dwang der kerkgenootschappen met haar stelsel van boy cotten. Hij wilde geen acadenrën in het gareel der kerkgenoot schappen, zooals met den effectus civilis gebeurt. De benoembaarheid mag alleen gogeven worden onder invloed van het publieke recht. Daarom behoort dat recht uit sluitend aan den Staat, die zijn souvereiniteit niet aan kleine kringen mag overdragen. De heer Van Houten ontkende inzonderheid, dat be vordering van eenzjjdigheid aan een Universiteit staats belang is. Hjj bestreed krachtig den eff ctus civilis aan de bjjzondere Universiteiten. Hij hoopte, dat na de ver- kieziigen een andere meerderheid zou komeD, die deze wet onuitgevoerd laat. De heer Woltjer bepleitte tegenover den heer Van Houten de vrijheid ook op Hooger Onderwjjs-gebied. De Minister nam dit amendement met een kleine redactie- wijziging over. Een drietal amendementen-Ter Laan werden door den Minister afgekeurd en na eenig debat ingetiokken. Een amendement op art. 8 (onderwerping vaD het reserve-personen aan het Crimineel Wetboek voor het krijgsvolk te lande) van den heer Van Sasse van IJsselt, strekkende om allen twijfel weg te nemen of een reservist onderworpen is aan het Crimineel Wetboek voor het krijgsvolk te lande ter voorkoming van quaesties, werd ofschoon door den Minister overbodig geacht, na aanbe veling van de Commissie van Rapporteurs zonder hoofde- ljjke stemming aangenomen. Bjj art. 9 (bepalende gelijkstelling van het reserve- personeel met dat in werkeljjken dienst), vroeg de heer Ter Laan of ook vergoeding voor huishnur wordt gegeven bjj het opkomen van het kader gedurende 72 dagen. Do Minister antwoordde ontkennend. Bjj art. 10 (verplichting om kennis te geven aan den Minister van Oorlog, bjj woonplaats verandering) wees de heer Verhey er op, dat hier weder eene verzwaring voor de reservisten wordt aarigebracht. Ook de bepaling om niet langer dan 4 weken buitenslands te mogen gaan zonder vergunning van den Minister, is eene beperking der vrgheid van het reserveparsoneel. Spr. gaf in over weging de bepaling voor reservisten en andere dienst plichtigen geljjk te stellen. De minister was daartoe niet boreid. Het artikel werd goedgekeurd. Bjj art. 13 (bevordering) antwoordde de Minister op een vraag van den heer Verhey, dat eenige termijn ran werkeljjken dienst nooit zal geldon als maatstal voor be vordering tot len luitenant. Alleen geschiktheid zal als maatstaf gelden. Bp art. 39 (niet eervol ontslag van reserve-officieren) klaagde de he9r Ter Laan er over, dat voor de officieren alles is omschreven wat tot ontslag kan leiden en voor de onderofficieren niet. De moreele eischen voor officieren en onderofficieren moeten geigk zgn. Bg art. 47 (pensioenleeftpd) nam de Minister een amen dement over van den heer Röell, om den leeftijd, waarop recht op pensioen verkregen wordt, voor den officier te bepalen op 55, voor den onderofficier op 50 en voor de korporaals en minderen op 45 jaren. De overige artikelen werden goedgekeurd. De eind stemming zal op een later te bepalen dag geschieden. Zonder stemming werden daarna goedgekeurd het wets ontwerp tot regeling der bevordering enz. van militie- officieren en officieren bg de landweerhet wetsontwerp betreffeude verstrekking van Rgkspaarden aan de officieren verhooging van hoofdstuk oorlog tot aanschaffing van snelvuurgeschutrailing van grond te Woerden beschik baarstelling van gelden wegens verstrekkingen door 't departement van Oorlog gedaan. In de zitting van gisteren zette de heer Woltjer zyn bestrjjding van de tegenwoordige regeling van het Hooger Onderwgs voort. Tegenover den Heer Van Honten, die de vrge hoogescholen onwetenschappelgk noemde, ont wikkelde spreker, dat elke wetenschap critisch en dog matisch is. Daartegenover betoogde spr. het onvoldoende van het tegenwoordige Openbaar Universitair Onderwjjs, waarvan de fout is, dat het niet in eene bepaalde richting gaat. De heer Frantzen bestreed bepaaldelijk de bedenking, dat het Staatssouvereiniteitsrecht verbiedt de toekenning van den effectus civilis en de bewering van onvolkomen heid der B|jzondere Universiteiten voor gradentoekenning. Hg was ingenomen met het ontwerp, dat rechtsgelgk- heid geeft aan het bgzonder onderwgs, en breekt met het staatsmonopolie van wgsheid en wetenschap. De Heer Vermeulen verhief tegenover des Heeren Van Houtens neerzien op kerkgenootschappen en belgdenisÈen, den godsdienst als den stat en steun op het levenspad der armen en kleinen van geest. Wat het ontwerp zelf aangaat, het neemt vele grieven tegen het openbaar universitair onderwgs weg. Nationaal, maar ernstig bezwaar had echter spreker tegen de later ingevoegde invoering van Staatsexamens, als voorwaarde van benoembaarheid, en tegen reorganisatie van de Theologische Faculteit in eene Godgeleerde Faculteit. Daartegen protesteerde bjj, ofschoon vóór de wet stem mende met warme ingenomenheid. De heer Reekers was voor het ontwerp, omdat het beginsel van vrgheid er aan ten grondslag ligt. Spreker had echter ernstige bedenkingen tegen bepalingen die na de tweede behandeling er in zgn gebracht. De weuechelgkheid van Staats examens staat voor hem eerst dan vast, als er op practisch terrein verbetering van te verwachten is. Nadat de Minister van Binnerlandscbe Zaken de ver schillende sprekers had beantwoord werd de vergadering gesloten. Zitting 19 Mei 1905. H. B., J. S., Uitgeestdronkenschap, ieder f 1 boete of 1 dag hecht. W. K. Az., Egmond aan Zee, strooperg f 2 boete of 4 dagen hecht. J. d. H.. Alkmaar, S. S., Bergen G. v. E., C. S., Amsterdam, jachtwet-overtreding, de le vryspraak de 2e f 1,50 boete of 2 dagen hecht., de 3e 1 1 boete of 1 dag hecht., de 4e 2 maal f 0,50 boete of 2 maal 1 dag hecht. J. P., P. H, Alkmaar, J. K., G. v. d. O., St. Pancras, W. H., Rgp, overtreding Politie-verordening, de 2e, 3e en 4e ieder f 0,50 boete ol 1 dag hecht., de le en 5e ieder f 1 boete of 1 dag hecht. de heer tot wien hg sprak. »Bg al bet gebeurde is daartoe wel reden." »Acb, het is zoo verdrietig! Welk een troep De Keizer is er woedend over.* »Maar zon Uwe Hoogheid niet denken dat de troepen, die bg hnn terugtocht zooveel dapperheid betoonden toch nog wel in staat zonden zgn »Maar gg begrgpt m|j verkeerd!* viel hier de Groot vorst den heer in de rede »Ik sprak niet over het leger maar over het gezelschap van den Michaël-schonwburg." Nationaal costnnm in Lotharingen. De Dnitsche Keizer zon dezer dagen op oen kasteel te Remelfiugen, in Lotharingen, komen, waar hem eenige meisjes in ond-nationaal kostnnm moesten opwachten. De kasteelvronwe, van zich zelf een freule de Mon- tognac, was op dit bericht naar Pargs gereisd en een nationaal costnnm bestond er niet. Dooh geen van beide was een bezwaar. Een vader van een lid van deD Ryks- dag verklaarde zich bereid den keizer te ontvangen/een costumier «ontwierp" een oud-nationaal costnnm, dat aan een of ander opera-koor deed denken, dochters van beambten en dienstmeisjes van hoogere ambtenaren werden bereid bevonden dit fantaslecostnnm aan te trekken en ...de Keizer nam alles voor goede munt op en Lotha ringen was ineens oen nieuw en schilderachtig «historisch" costnnm rijk. De Schiller-feesten. Overal werden in Dnitsch land Schiller-feesten gevierd de vorige week. Ook te Sankt Gallen ging de dag niet onopgemeikt «oorby. Er zon een Schillerlinde geplant worden en de schooljeugd zon daarbg een hoofdrol spelen. Alleen het gymnasium kreeg niet vrg. Dat was niet naar den zin dezer jeugdige Schiller bewonderaars. Flnks was een samenzwering op tonw gezet om het werk te Btaken en 's morgens van den feestdag om 7 nnr kwamen de heeren samen voor het gebouw hunner school. Mnziek voorop daar ging he naar het feestterrein, waar de heeren van het comité^ meenend dat dit »de" schooljengd was, onmiddellgk be-, gonnen de linde te planten. Toen dit geschied was, kwam de eigeDlgke schooljengd, die rry had gekregen, maar het was te laat. Eerste Kamer. Donderdagmiddag vergaderde de Eerste Kamer onder voorzitterschap van baron Schimmelpenninek. Besloten werd tot toelating van het nieuw benoemde lid voor Noord-Holland, den heer J. A. Laan. Daarna kwam aan de orde de beraadslaging over het wetsontwerp tot wgziging van de wet op het Hooger Onderwgs. De heer Van der Feltz besprak artikel 3 van het ontwerp, waarbg is bepaald om bg algemeenen maatregel van bestnnr aan de Polytechnische School afdeelingen toe te voegen of afdeelingen te splitsen. Hij had daar tegen bezwaar. Als een afdeeling aan een school wordt toegevoegd, zullen er meer professoren noodig zgn. Spr. zag bezwaren in het verkrggen van bet geld voor de be zoldiging van die professoren. Voorts hield spr. een beschouwing over bet karakter van een algemeenen maatregel van bestnnr in verband met de bepalingen onzer Grondwet ten betooge dat een zoodanige maatregel uitvoering moet geven aan de algemeene bepalingen eoner wettelijke regeling. Het is niet scherp belgnd in hoeverre de wetgevende macht de uitvoering mag overlaten aan de uitvoerende macht. Daarom moet de algemeene maat regel van bestuur getoetst worden aan de doelmatigheid. De voorgestelde bepaling moet als ongrondwettig worden beschouwd de grens der doelmatigheid is bg deze wet verre overschreden. Voor de doelmatigheid, byv. om aan de uitvoerende macht de bevoegdheid te geven de Tech nische Hoogeschool met een afdeeling uit te breiden, be staat geen enkele aanwyzing. De heer Van Houten vroeg den Minister rekenschap van zgn niting in de Tweede Kamer, dat er een kunst matige oppositie tegen zgn onderwgs-politiek wordt ge- zooals wij Alkmaarders sedert des goeden Koning Willems dagen vrij varen door gansch Holland?" «Dat moge u baten" antwoordt de Sutfenaar, «omdat gij zeker poorter uwer stede zijt. Dat ben ik ten mijnent nog niet. Ik heb het poorterrecht nog niet, zoodat op mi] en mijns gelijken de tollen met dubbele zwaarte drukken. De onevenredigheid, hierdoor tusschen poorters en louter ingezetenen, die nog buiten 't poorterschap zittenin het dragen der lasten bestaande laat geen behoorlijke ruimte voor den onderlingen wedijver en zal alzoo nog lang oorzaak zijn, dat de binnenlandsche handel van gering belang blijft." «Over binnenlandschen handel gesproken", zegt de Alkmaarder, zelden kom ik buiten de palen van mijn zoet Holland, want daar binnen vind ik alles, wat ik tot het drijven van mijn nering behoef. Ik ben dus op 't punt van tollen niet bijster ingelicht en wijs «Maar hier in Holland is toch niet zoo bizonder veel handel", valt hem een Groninger koopman in de rede, die tot hiertoe gezwegen heeft. «Och", antwoordt de Alkmaarder op een toon van nederigheid, die echtef* wel wat ironisch klinkt, «dat kan wel zijnmaar 't kan ook wel zijn, dat mijn Kenne- merland alleen, buiten de andere gewesten van Holland om, tegen het draaiende Groningen opweegt." De Groninger ook niet van gisteren heeft reeds een scherp antwoord op de lippen, doch daar wordt voor een oogenblik de aandacht van allen afgeleid door «klingende schellen." Voorbij de groep gaat niet een schalknar met schellendie klingelen maar »een hoofsch Edelman, den niet zeer langen mantel slechts ter helft over den nauwsluitenden, prachtig bestikten, tot halverwege de dij strekkenden lijfrok. Deze is de klingelende man. Aan zijn gordel heeft hij ronde bij anderen ook wel peervormige bellekens, welker ge klingel de poorters ter zijde doet gaan als ging er een voornaam personaadje voorbij. Eigenaardige dracht, nietwaar En toch is het in deze tweede helft der veertiende eeuw de dracht der aanzienlijken. Deze bellen worden nu eens aan eenig halssieraad, dan aan een schouderriem of maagband, dan en dat het meest aan den gordel, soms aan de mutsen, en ook wel aan de kovels, of zelfs aan de punten van die soort van schoenen gehecht, welke men nebschoenen heet. Wilt gij deze laatste in de meest dwaze soort leeren kennen let dan slechts op gindschen Edelman, die daar juist om den hoek van die zijstraat aankomt. Zijn schoenpunten zijn minstens anderhalven voet lang en naar boven als een horen omgekromd en aan den tip daarvan zit een bel, die bij eiken stap luid klingelt." Deze, in ons oog bespottelijke dracht, werd toen heel serieus door alle aanzienlijken gedragen, zelfs door stedelijke oversten, als b.v. de twee burgemeesters van Utrecht. De roode kovel, naar de bellen de zilveren kovel genoemd, was zelfs hun ambtsgewaad. En zoo zien we, dat bellen later een teeken der dwaasheid nu dat der achtbaarheid is. Enfin, de zeden naar de tijden. Vandaar dat niet alleen de edellieden deze klin gelende achtbaarheidsteekenen droegen, maar ook voor name, aanzienlijke poorters, hoog bewust van hun stands waarde. Ook onder de burgemeesteren en schepenen van onze kloeke steden zijn geestverwanten te vinden van Simon van Eertrijcke, van welken men verhaalt, dat hij als Burgemeester van het rijke Brugge met eenige der Schepenen hun Grave Lodewijk naar Frankrijk vergezelde. En dat zij, aan 's konings tafel met edellieden van den hoogsten rang aangezeten, op hunne zitplaatsen misten het teeken der eere het kussen. Zij ontdeden zich toen van hun kostbare, rijk bestikte en gevoerde mantels, en vouwden die samen tot kussens, waarop zij zich neerzetten. Toen het maal was afgeloopen, en zij uit de zaal vertrokken, lieten zij die mantels liggen, 's Konings dienaars, in de natuurlijke meening verkee- rendedat dit eene vergissing was, riepen hun na, dat de mantels waren achtergebleven. Toen wendde Simon van Eertrijcke zich om; en met al dè zelfbewuste fier heid, die zich van een Burgemeester van Brugge denken laat, sprak hij«Wanneer Vlamingen ter maaltijd zijn onthaald, is het hunne gewoonte niet om de kussens, waarop zij hebben gezeten, met zich te nemen." Ziedaar dan, de type van de gegoeden uit den derden stand in de laatste helft der 14e eeuw. Hoe langer hoe meer daalt dan ook de macht der édelen en klimt die der poorters In de 14e eeuw zijn reeds voor een goed deel bewaarheid de droombeelden van de vroegere eigenhoo- rigen en lijfeigenen, als persoonlijke vrijheid, en de ge lijkheid van allen voor de wet. «Neergeworpen is de macht der Rijksgroóten en ook de zuilendie haar schraagden, liggen in het stof. Vrij verheft de mensch zich uit zijne vernederingvervuld van het bewustzijn zijner waarde, heeft hij de kluisters, de ketenen zijner slavernij, verre van zich geworpen." Kortom, er is ontstaan een krachtige, zelfbewuste derde stand, wiens kern ver tegenwoordigd is in de poorters der Hollandsche steden en wiens uitbreiding voortdurend wordt bewonderd door den vorst, e n in diens eigen belang, e n in 't belang van de geheele gemeenschap. Gelukkige dageraad van een vrij volk en land E. a. d. H. J. M. S. 1. Om misverstand of eventuëele opmerkingen over „plagiaat plegen" te voorkomen, ben ik zoo vrij het volgende op te merken In deze gesohiedkundige „studietjes", die geschreven worden met dé bedoeling de geschiedenis, vooral de kuituur-geschiedenis, van Alkmaar en zijne environs te populariseeren, heb ik en zal ik hier en daar letterlijk citeeren uit verschillende bronnen als„Ons Voorgeslacht" van W. J. Hofdijk; „Vade-mecum" van De Vigne; Verhaal over* de Bellen van Van Wijn „Alkmaar" van Ekkelenberg en anderen. Ter voorkoming echter van een moeizaam lezen door het voortdurende aangeven van de verschillende bronnen heb ik de wellicht verouderde, maar voor dit doel populariseering zeer ie verkiezen methode toegepast van het z.g. impliciet of zwijgend citeeren. Daardoor wordt de lezer, die zich wellicht niet zoozeer om al die namen der geciteerde geschiedschrijvers bekommert, niet telkens afgeleid en blijft het lezen dezer studietjes, wat ze bedoelen te zijnlichte, geschiedkundige ontspanningslectuur." 2. Willem V, uit het Huis van Beieren, voerde oorlog tegen zijne moeder Margaretha om het oppergezag in 't Graafschap Holland- In de dagen, waarin deze schets speelt, woedde er een hardnek kige strijd tusschen de Hoekschen en de Kabeljauwschen, zoodat het vreedzame marktbedrjjf te Hoorn een gunstige uitzondering op den algemeenen toestand maakt. 3. Vier duizend vier honderd en één gulden voor dien tijd een kolossale som. 4. Een Kovel is een kort huifmanteltje, veelal van tweeërlei kleur half zwart, half rood.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1905 | | pagina 10