No. 73.
Honderd en zevende jaargang.
Zondag 18 Juni 1905.
Gevonden U oor werpen,
BIJTTE NLA ND.
BERLIJNSCHE BRIEVEN.
Zij, die zich met ingang van 1 Juli
1905 op dit blad abonneeren, ont
vangen de tot dien datnm verschijnende
nnmmers kosteloos.
ALKMAARSCHE COURANT.
Verkiezing van leden van den
Gemeeuteraad.
De Burgemeester van Alkmaar brengt ter algemeene
kennis, dat de tot invulling bestemde formulieren voor
de opgave van candldaten voor de verkiezing van
twee leden van den Gemeenteraad voor elk
der drie kiesdistricten, welke gebonden zal worden
op Dinsdag, den 37 Juni a.s ter secretarie dezer
gemeente kosteloos verkrijgbaar zijn gesteld van 13 Juni
e.k. af tot en raet den dag der verkiezing, op alle
werkdagen van 's morgens 9 tot 's namiddags 2 uur.
Alkmaar, De Burgemeester voornoemd
10 Juni 1905. JAN DE WIT Dz., lo Burg,
Te bevragen aan het bureau van politie op werkdagen
des morgens tusschen 9 en 12 nur
Een dop van een kinderwagen, twee zilveren broches,
een gemerkte postduif, twee gouden dasspelden, een pakje
kinderkousen, een kant van een japon, een beurs, drie
schuiers, een fietspomp, een R. 0. kerkboekje, een tien-
rittenboekje der H. IJ. S. M,, een oliekleed, oen sleutel,
een kruiwagen, een portemonnaie met eenig geld, een
vermoedelijk zilveren balletje, een zilveren dameshorloge,
een gouden dameshorloge, een zilveren dekseltje van een
dameshorloge, een zilveren rand van een dameshorloge,
een rozenkrans, een doublé kettinkje, een rood koralen
armband met zilveren dopje, een kruisje, een rolletje
bindtouw.
Alkmaar, De Commissaris van Politie,
15 Juni 1905. S. M. S. MODDERMAN Jr.
(Particuliere Correspondentie
Berlijn, 14 Juni 1905.
nutter, setz' den Garten raus
Hoe kon nu in de gemeenteraadszitting van den 8en
Juni het sociaal-democratische lid Singer zoo ouder-
wetsch zijn, de vrouw des huizes nog met deze edele
taak te belasten. Sedert jaren toch doet moeder dit werk
niet meer, doch heet het: „Fritze, trag' den Jarten raus"
Niet alleen hangende, ook draagbare tuinen kent do
Berlijuer. Terwijl gijlieden slechts één soort van tuin
kent, meer niets en ge op de vraagWat een tuin is,
misschien zult antwoordenja, een tuin is een tuin,
maakt de Berlijner onderscheid tusschen een Garteneen
Naturgarten, een Sommergarten en een Wintergarten.
Bij het woord Garten past het begrip dat wij, Neder
landers, ons van een tuin maken boomen, planten en
struiken staan met hunne wortels in de volle aarde en
hebben volop lucht en licht. Nu is in een Berlijnschen
tuin het laatste niet eens altijd het goval. Julius Stinde
Reeds vroeg schitterde het zonlicht door de gordijnen
voor mijn slaapkamer, dat kon een dagje geven voor de
Pinksterbloemetjes.
In Bergen was 't in vergelijking met andere dagen
bjjzonder druk en voor de aardigheid, misschien meer
uit gemakzucht, heb ik mij hoofdzakelijk bezig gehouden
met de illustre passage voormijn woning op deBreêlaan
vlak tegenover de vinkenkroft.
De vinkenkroft, door de ochtendzon beschenen, baadde
in schitterend zilverlicht, de lucht was blauw en effen,
de boomen waren vol en donzig en de door 't zonlicht
beschenen bladeren vertoonden hier en daar diepe sma
ragd-kleuren met helle glimlichten, terwijl de wind
voortdurend de takken heen en weer stoeide, als wilde
hij er nog meer schittering mee bereiken.
Het vinkenhuisje ligt verscholen aan den eenen kant,
aan den anderen zijn de puinhoopen der opgravingen
met de oude put die onze mijmerende gedachten naar
lang vervlogen tijden brengen.
De weg voor ons is droog, ietwat stoffig.
't ls stil, in de verte hooren wij 't kleppen van de
klok, die de menigte ter kerke roept. Enkele voorbij
gangers, waaronder ik er vast altijd een zie van 'n Paul
Kruger-type, die met groote waardigheid ter kerke stapt.
Dan nog een paar die lange beenen maken omdat ze
bang zijn te laat te komen. Weer wordt 't heel stil,
men ziet de kerkgangers eindelijk weer terug komen.
De zon is gestegen, de dag bereikt zijn volle glorie,
blauw-paarsch vallen de schaduwen over den weg, het
gras op de kroft gloeit en tintelt van kleur, de boomen
wuiven, de wind is iets sterker. Er komen meer menschen,
fietsers die reeds vroeg op weg zijn gegaan en wandelaars,
die heel van Alkmaar zijn komen loopen met pakken
op den rug en boterhammen in de hand of in den
mond, kleine jongens met groote praatjes en met bloemen
in de handfamilies vadermoeder en kinderen, de
kinderen bek af van den loop en de vader nu en dan
brommend, jongelieden, militaireneen soldaat zag ik
met 'n boterham aan z'n sabel, vredelievender kan 't
al met.
Dan wordt de drukte grootereen Janpleizier be
groet mij met luide hoera'sik zit met m'n gezin
voor het huis in den tuin. Een zwerm fietsers, boeren-
heerenkomt schellenderammelende en snorrende
voorbij, allen een groote sigarenpijp met sigaar in den
mond, die bij 't wenden of keeren van de fiets iederen
keer de richting aangeeft, 't zijn overigens kranige
kerels, ze trappen er vlug van door.
beschrijft ons reeds, hoe in het tuintje van Wilhelmine
Buchholz een appelboom en een seringenstruik een
kwijnend bestaan voeren en de seringen zwart van
kolendamp zijn en meer roetlucht dan bloemengeur ver
spreiden. Ook is "Wilhelmine niet te spreken over het
gras dat ieder jaar opnieuw gezaaid wordt met
zoden legt men hier hoogst zelden gazons aan doch
in den loop van den zomer weder weg kwijnt.
Toch telt Berlijn ondanks hot gemis aan tuinen legio
„Gartenhauser". Stel u daarbij echter geheel iets anders
dan een Hollandsch tuinhuisje voor, 't is nog niet eens
eene zwakke parodie van onze gezellige, hoewel ietwat
verouderdo theekoepeltjes. Een Berlijnsch Gartenhaus
is in de meeste gevallen vijf verdiepingen hoog en
wordt door tien of meer families bewoond, die allen te
zamen het genoegen mogen deelen op een binnenplein
uit te kijken dat met eenige boompjes of struikjes is
beplant, gewoonlijk erg wordt verwaarloosd, desniet
tegenstaande toch den wijdschen naam van Garten
draagt.
De Berljjnsche straten zijn enorm broed, wat het
uiterlijk voorkomen van de stad zeer ten goede komt.
Het nadeel van dezen stedenaanleg is dat de bouw-
perceelen zeer diep worden. Doordat voor de verkeers
wegen reeds veel van het oppervlak moest worden
afgestaan, vraagt men voor het resteerende bouwterrein
hooge prijzen. Om nu op de kosten te komen, kan van
het terrein weinig worden vrijgelaten en moet men
daarenboven de hoogte in. Yandaar dat men dan ook
als regel twee huizen achter alkander bouwt, die zich
om een binnenplein groepeeren.
Dit binnenplein, deze hof, wordt in Garten omgedoopt,
en aan het achterste huis de wijdsche naam van
Gartenhaus gegeven. Beide huizenrijen hebben een
zelfden uitgangvan uit het Gartenhaus ziet men
echter niets van de straat, men woont in dit gebouw
dan ook veel goedkooper dan in het voorhuis dat op do
straat uitziet. Tusschen twee parallel loopende straten
heeft men hier dus feitelijk vier rijen woonhuizen
waarvan de binnenste rijen de Gartenhauser met de
achterwanden tegen elkander zijn gebouwd. Bij deze
bouworde is dus te veel aan den schijn geofferd de
breede straten geven den vlnchtigen bezoeker den indruk
van ruimte, lucht en licht, en maken het verkeer zeer
gemakkelijk, doch voor 't overige zijn do bewoners in
massale huurgebouwen dicht opeengepakt. En aangezien
op den Hof pardon, in de Garten wil ik zeggen
uit vreeze dat de aanleg bedorven zal worden niet
mag worden gespeeld, zijn de kinderen op de straat
aangewezen wanneer niet toevallig een openbaar park
in de nabijheid is. In de meeste van deze parken is
het aantal kinder-speelplaats -» dan nog gering.
Op werkdagen blijven ook de volwassenen, wanneer
ze 's avonds willen uitrusten, dicht bij huis en zoeken
eene gelegenheid waar zij in de open lucht een glas
bier kunnen krijgen.
Komt de Meimaand in het land dan verschijnen
overal plakkaten, ja zelfs worden advertenties geplaatst,
die u mededeelen dat de Naturgarten, in de meeste ge
vallen echter de Garten, geopend is. Iedere „Wirt", die
de beschikking over een snippertje trottoir of stoep voor
zijn lokaal heeft, is tevens de gelukkige bezitter van
Na een oogenblik stilte verschijnt langzaam een man
met vioollust en even daarna weer een die vriendelijk
groet en dan in eens drie Duitschers heel druk pratend
met bierbolle gezichtjes heel netjes gekleed en vlug
voortwandelende. Een treurig contrast hiermede maken
eenige jongelieden die uit hun leeftijd op te maken
waarschijnlijk niets dan koffie hebben kunnen krijgen,
maar die 't erg aardig vinden om dronken te doen en
voorbijgangers te plagen.
't Wordt al drukker en drukker, nog meer fietsen
nu komen de dames uit de stad en uit 't dorp aange
reden en 't is een getoeter en geschel alsof men in
Amsterdam in de Leidschestraat loopt.
Heel mooi was werkelijk een stoet jongedames uit
Alkmaar, die op glanzende wielen in luchtig zomerge-
waad en in elegante houding als sylphiden voorbij
zweefden, terwijl de wind hare blouses deed opwapperen
en hier en daar de schoon-vrouwelijke vormen lichtelijk
markeerde.
Bij meisjes uit den boerenstand, die met tentwagens
vol voorbijreden, bestond zeker een goede eetlust, want
er is mij haast geen enkel rijtuig gepasseerd dat niet
vol met etende menschen zat. Wat men vooral bij
stadslieden aantreft is de overgroote vroolijkheid en
zanglust; menigeen die op een dorp woont vindt dat
dan aanstellerig en toch is dit niet zoo. Menschen die
niet altijd de frissche buitenlucht en vooral niet de
heerlijke boschlucht genieten, worden er zoo op eens
te oververzadigd van en uiten zich dan dikwijls wel
een beetje vreemd, vooral door prachtig zingen, ten
minste dat schijnt het te moeten voorstellen.
Erg veel pleizier had ik in een panier die verhuurd
werd en die 'n keer of vier met andere lui voorbij
gingdie er in zaten alsof de panier van hen was
en met echte paniergezichten. Alles komt voorbij loopend
of rijdend, de melkboer met zijn bruid groet mij vrien
delijk alsof hij zeggen wilwat 'n Pinksterfeest
De zon heeft haar hoogste punt verlaten en de middag
begint met steeds meer drukte. In 't dorp hoor ik
muziekboem l boem. Een groote Jan-pleizier nadert,
's jongens, 's jongens, wat 'n pret, vol met dienstmeisjes
en haar vrijers zingende »o wat 'n parel 1" De jool
kringde over al die gezichten, terwijl ze met het bovenlijf
zwaaiden, arm aan arm in het propvol rijtuig op gevaar
af van er een uit te duwen.
Terwijl ik nog lach komt er in eens een jongen voor
m'n neus «meneer wil U 'n boekje of'n krant koopen."
Ik kijk hem eerst met een gezicht aan alsof ik zeggen
wilmoet jelui met die socialerij vandaag weer.de boel
bederven, toen hij, 't waarschijnlijk begrijpende, opeens
zegt«geheelonthouders, meneer",Jwaarna ik hem vrien-
eenige oleanders en conifeeren in kuipen. Tegen het voor
jaar duikt Fritze (het kellnertje) in den kelder en haalt
den tuin naar boven. Het beschikbare terrein wordt
door deze planten afgezet, bakken met klimop dienen
voor verbinding. Over dit vrije terrein wordt een reus
achtig zeil gespannen, hier en daar door ijzers gesteund,
waaraan korven met geraniums hangen te bengelen.
Thans worden tafeltjes en stoelen in legio aangedragen.
Met behulp van Fritze, som sook van Mutter, krijgt
alles opnieuw een streekje rood of groen. En nog voor
dat deze verf behoorlijk gedroogd is, wacht de gelukkige
eigenaar van dezen „Kunstgarten" zijne klanten op.
Zulke kooien zijn gewoonlijk druk bezocht, ofschoon
het zitten in zoo'n kunsttuin een denkbeeldig genot is.
Zonnestralen of versche lucht dringen maar zelden door
het zeildoek heen, destemeer geniet men van de men
schen- en etensgeuren, die weinig gelegenheid hebben
te ontsnappen. Toch hangt van het exploiteeren van
zulk een namaak-tuin dikwijls het welslagen van een
restaurant of koffiehuis af. Zoo althans denkt een deel
der Berlijnsche magistraten. Even als Bremen, Frank
fort en München heeft ook Berlijn zijn Ratskeller. Sedert
jaren kwijnt echter deze inrichting. Onze burgemeester
Reicke gat daarom voor eenigen tijd den restauratour
verlof op het plein voor het raadhuis een kunsttuin
aanteleggen. Het pleintje aan de Königstrasse grenzende
kreeg dientengevolge veel overeenkomst met het Plein
voor de Witte in den Haagmet dit onderscheid dat
hier tusschen de zittenden en de voorbijgangers een
muurtje van kuipplanten is gebouwd en de tram geen
scheiding tusschen tuin en kelder brengt.
De Wirt van de Berliner Ratskeller wreef zich reeds
in de handen over zijn grooter debiet, doch te vroeg,
want het zitten en bierdrinken voor het raadhuis beviel
eenigen sociaal democratischen gemeenteraadsleden niet.
Deze meenden dat de waardigheid van Berlijn door een
raadhuis van kunsttuinen omringd geschaad zou worden.
Het heeft hier in bevoegde kringen nog al de aan
dacht getrokken dat tot juryleden voor het concours
van militaire muziekkorpsen te Tilburg (17,18, 19 Juni)
de kapelmeesters van het 1ste garde-regiment te voet
uit Potsdam en van het 1ste garde-grenadier-regiment,
uit Berlijn, gekozen zijn. Noch de heer Fr. Möller, noch
de heer Ernst Neumann worden hier onder de eersten
onder hun vakgenooten gerekend en geen van beide
zijn ook zelfs maar eventjes genoemd geworden als
opvolger van den binnenkort den dienst verlatenden
inspecteur der militaire muziekkorpsen, professor
Rossberg.
De moest geliefde militaire kapellen zijn hier die der
Augustaner (4e Garde-grenadier regiment) en der Franzer
(2de Garde-grenadier-regiment). Dan komen de kapellen
van het éde Garde-regiment te voet, de Garde-, Füsiliere
en de Elisabether (3de Garde-grenadier-regiment). Nu
moet ik er echter aan toevoegen dat alle Berlijnsche
militaire muziekkorpsen goed vóór fanfare, in het bij
zonder voor marschmuziek zelfs zeer goed zijn.
Doch indien men voor de groote jury buitenlanders
kiest, dan neemt men van het laken en niet van den
zelfkant.
delijk verzeker dat ik niet eens water drink, laat staan
bier of iets anders en hij afmarcheert.
Hij wordt gevolgd door 'n ander wien ik verzeker,
dat ik enkel Franciskaner gebruik als ik in Amsterdam
kom. Na hem kwamen nog meerdere doodmoe achter
elkaar aansjouwende, ten slotte drie met een man int
midden, die een blauw vaandel droeg met gouden
letters geborduurdhet geheel had veel van Doré's
teekening uit de Kruistochten, genaamd «het overschot
van Peter's leger." De man die het vaandel droeg was
zoo moe, dat hij den stok voor zijn borst hield en het
vaandel op zijn rug liet hangen, zoo wat als een zak die
men aan een stok over den schouder draagt. Het vaandel
leek van achter precies op een kasuifel van een geestelijke
(alleen niet zoo mooi) en een boer leek dat ook te
vinden en nam eerbiedig z'n hoed af.
Daar kwam 'n auto die bedaard en netjes voorbijreed
wat ik als wonder even aanstip. Als de man soms 'n
gouden medalje verdient, ik heb 't nummer opgeschreven.
Nog 'n tuf en nog 'n paar bederven voor 'n oogenblik
de frissche lucht.
De omnibus van Bergen, hier bijgenaamd de vlooien-
kar, gaat propvol met vriendelijke, lachende jongedames
voorbij, een laddertje is op het achterbalkon getimmerd
om ze er niet af te laten vallen.
Weer rijden af en aan paren, die ter dans gaan in
mooie boerenkarretjesnetjes opgetuigd wandelaars
gaan voorbij, matrozen met hun meisjes, fietsende paren
uit Alkmaar. Soms zie ik jongedames met opgetrokken
neuzen en boerenvrouwen met eigenwijze gezichten,
karren vol met zingende menschen, die 't voornamelijk
op 't schutterslied begrepen hebben en in de verte
wegrijdend galmen van het bitter met het plichtsbesef.
Ook de Bergers komen voorbij, kalm groetend, doch
ook vroolijk«dag Blais 1" Zoo gaat het af en aan tot
naar Duinvermaak, naar Schoorl, naar «De rustende 9
Jager", tot eindelijk als de zo'n daalt en de schaduwen
lang worden, de stilte weer komt, nu en dan nog on
derbroken door ten dans gaande paren en naar huis gaande
rijtuigen, langzaam rijdend met zingende menschen.
En 't wordt al stiller, het landschap begint heerlijk
te worden en een aangename geur komt van 't bosch.
De zon daalt zacht en duikt eindelijk weg achter de
duinen, terwijl ze nog een roes van kleur en licht aan
de lucht achterlaat als wilde ze van den mooien dag
niet scheiden.
JAN BLEIJS.