Anna's huwelijk.
ALKMAARSCHE COURANT.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
Gemengde Mededeelingen,
No. 95. Honderd en Zevende Jaargang. 1905.
Woensdag O Aug. 1905.
De vredes-onderhandelaar Witte.
Het Handelsblad, van Antwerpen ontleent aan een
artikel in de Berlijnsche Zuhm/t de volgende belang
wekkende bijzonderheden over Witte:
Het is niet lang geleden, dat, onder en waarschijnlijk
door Plehwe, Witte onder bewaking werd gesteld, en
het zwarte kabinet brak zijne brieven open.
Sergej Joelewitsj Witte, zooals men allicht weet,
behoort niet tot de hoogere standen in Rusland. Het
gebeurt wel meer dat de ministers van den Czar van
huis uit niet tot den adel of tot de eerste familiën
behooren. Ook Witte is van nederige afkomst, maar
door groote bedrijvigheid had hij het gebracht tot
directeur van eene niet zeer belangrijke spoorweg
maatschappij. Hij schreef een werk over de spoorweg-
politiek, en aldus trok hij de aandacht der administratie,
en kreeg een betrekking aan het ministerie van
financiën.
Witte klom langzamerhand steeds hooger en hij was
verscheidene jaren de almachtige minister van den Czar.
Er waren er natuurlijk velen die dat spoedige avance-
ment zonderling vonden, en zoo werd van hem gezegd
dat hij den Czar hypnotiseerde. De schrijver van het
artikel in die Zukunft weet zelfs te vertellen van een
caricatuur die de Caritza zelf had geteekendhaar man
zittende, als een pop, op de knieën van den reusach-
tigen minister. Er was op zeker oogenblik nog een
ander caricatuur, die aan het Russische hof de ronde
deed en succes had: de Czar in de gedaante van een
poedel op zijn achterpooten zittende en pootjes gevende
aan Witte, den minister van financiën. Deze spotteeke-
ning was het werk van een hoveling.
Witte staat bekend als een man van karakter. Tevens
als een man van hooge bekwaamheden, die het ook weet,
en zijn talent steeds ter beschikking heeft van zijn
land. Hoe ernstig hij zijn taak opvatte, blijkt uit zijn
conferenties met den Czar, steeds op Vrijdag. Dan deed
hij den vorst zich zoozeer inspannen, dat de Czar tot
niets meer deugde, zoozeer had Witte hem vermoeid
met het bespreken van allerlei zware kwesties.
Witte is niet, wat men noemt, een beminnelijk man.
Neen, veeleer een man die zijn tijd niet verliest in
noodeloos gepraat; een streng werker. Hij heeft dan
ook vele vijanden. De Caritza houdt niet van hem, en
zij zag zeer ongaarne dat Witte, tijdens zijn minister
schap, eiken Vrijdag haar man zoo geheel in beslag
nam inet zijn vermoeiende discussies. Maar de Keizerin
verbergt tevens niet, dat zij voor Witte's bekwaam
heden den hoogsten eerbied heeft, en zelfs vast gelooft
dat Witte de man is die den Czar misschien een rustig
leven kan bezorgen, en het land tot vrede kan brengen.
De Keizerin-moeder heeft aan mevrouw Witte een
hekel; zij heeft haar nooit willen ontvangen. Wel Witte,
maar omdat zij er niet buiten kon den minister toe te
laten. En toch, ook de Keizerin-moeder, het centrum
om zoo te zeggen van de reactie, wijkt terug voor
Witte's bekwaamheid; hij kent de Westersche toestan
den, is toegelaten geweest in de tegenwoordigheid van
alle vorsten; hij is een autoriteit in de wereld der
financiers, en wordt door de Oost-Aziaten beschouwd
als iemand die hen begrijpt en met wien een woord
kan gewisseld worden.
Zelf is hij de persoonlijke vriend van Li-hoeng-tsjang
geweest, en men zegt dat deze hem een verstandigen
raad had gegeven: namelijk wel een spoorweg aan te
leggen naar Wladiwostock, maar niet naar Port Arthur,
daar men het anders te doen zou krijgen met Japan.
En "Witte, die ook Japan kent, begreep dat zulke
moeilijkheden niet gering moesten worden geacht;
want hij had den militairen geest van dit volk in het
land zelf aan het werk gezien, en wist dat het groote
hulpbronnen bezat. Daarom was hij steeds tegen den
oorlog.
Bij den Czar heeft Witte op dit punt de nederlaag
geledenwel raadde hij Nikolaas den oorlog te vermijden,
doch zijn macht over den Czar was niet zoo groot
dat hij dezen kon beletten te luisteren naar eene
andere, zeer machtige partij, die van den oorlog. De
Czar is trouwens eene zwakkeling, heelemaal zonder
vasten wil.
Toen Plehwe minister werd, kwam het dikwijls tot
hevige tooneelen in den ministerraadW itte wilde zus,
en Plehwe zoo. Plehwe zeide maar altijdnu wij den
eersten stap hebben gedaan, moeten we ook verder.
Toen Witte de zienswijze uitsprak dat men de regeling
der Oostersche zaken aan de diplomatie moest over
laten, schreeuwde Plehwe dat Rusland groot geworden
was door zijne bajonetten, niet door het gebabbel zijner
diplomaten. Plehwe was als 't ware de belichaming van
de minachting welke voor eenige jaren nog algemeen
was in Rusland tegenover den «kleinen" Japanner: maar
Witte heeft meer dan eens gezegd dat men dien
«kleinen" Japanner niet kende, en dat men van hem
nog zonderlinge dingen zou beleven.
Na vele intriges bracht men Witte ten valPlehwe
had onder andere aan den Czar willen doen begrijpen
dat Witte hem (den Czar) tyranniseerde, en dat men
hem voor veel bekwamer hield dan hij eigenlijk was
Zoo triomfeerde Plehwe maar hij werd, zooals men
weet, het slachtoffer van een aanslag en de gebeurte
nissen in 't Verre Oosten gaven Witte gelijk. Dit
wordt zeer openhartig bekend door de Czaritza, en ook
door de Keizerin-moeder, die, thans nog meer dan
vroeger, spreken van zijn hooge bekwaamheid.
Zoo heeft men zich, met het oog op de vredesonder
handelingen weer gewend tot Witte. Zijne vijanden
en zij zijn velen zagen zijn vertrek met genoegen.
«Vooreerst, zeggen zij, zijn wij hem hier een poosje
kwijtdan is het waarschijnlijk dat hij van zijne zen
ding geen eer zal halen. De zaken staan zeer slecht
voor Rusland; en Witte, aldus redeneeren zij, zal al
een heele bol wezen als hij gunstige voorwaarden los
krijgt. Komt hij terug zonder deze gunstige voorwaar
den, zoo is 't voor goed uit met hem.
Hun redeneering is logisch. En niet onmogelijk is het
dat Witte van het geheele avontuur de zondebok
wordt. Toch heeft hij niet geaarzeldhij zou veel doen
voor den Czar, maar alles heeft hij ter beschikking
voor zijn land Aldus is Witte.
Keizer Wilhelm en Koning Edward. In
een bericht uit Weenen aan de Evening Standard wordt
gezegd, dat in Mariënbad wordt verteld, dat koning
Edward op zjjn reis naar die plaats met keizer Wilhelm
een ontmoeting zal hebben, misschien in Frankfurt
a. M. Het doel van het onderhoud tusachen de beide
vorsten zou zijn, te bewijzen, dat 's keizers jongste samen
komsten met de vorsten uit Noord-Europa niet tegen
Engeland gericht waren, en dat de betrekkingen tusseben
het Duitsche en het Engelsche hof niet verstoord zijn.
De Duitsche bladen begroeten dit bericht met vreugde.
In Dnitschland niet goed gezinde Engelsche kringen is
men er op uit, een breuk met Duitschland in het leven
te roepen. Zoolang het den schjjn heeft, dat de betrek
kingen tusschen de hoven der beide landen minder goed
zjjn, vinden dergeljjke ophitsingen altijd nog een pubiiek
en daarom vooral zouden de Duitsche bladen zoo gaarne
zien, dat het bericht van de Evening Standard waar
heid bevatte.
Wel wordt door enkele Dnitsche bladen gezegd dat,
van een aanstaande ontmoeting tusschen koning en keizer
niets bekend ismaar, voegen zjj er aan toe, dat sluit niet
uit, dat het denkbeeld eener ontmoeting toch bestaat en
misschien ook wel tot uitvoering komt.
Straf voor Russische zeeofficieren.
Uit St.-Petersburg wordt gemeld dat de overgave van
den schout-bij-nacht Nebogatof in den zeeslag bjj Tsoe-
sjima, gestreng en zonder dagvaarding voor een krijgs
raad geboet zal worden. Birilef, de minister van Marine,
staat daarop. Hjj heeft ook doorgezet dat Nebogatof niet
tot verweer zal worden toegelaten. Nebogatof en de andere
officieren die zich over hebben gegeven, mogen niet naar
Rusland terugkeeren. Zjj allen worden van de ljjst ge
schrapt, van hun rang vervallen verklaard en uitgestooten
uit de standen, waartoe zjj behooren.
Steeds meer knoeiergen in Engeland.
Een thans openbaar gemaakt rapport der Engelsche
Rekenkamer brengt schier ongeloofljjke dingen omtrent
de verspillingen aan het Ministerie van Marine aan het
licht. Zoo werd in 1904 aan versohillende levoranoiers
eene som van 6 millioen gulden betaald nog vóór zjj
oenig contract hadden geteekend. Men gaf 2 millioen
guldon uit voor het herstellen van schepen, die buiten
dienst waren gesteld en verkocht zouden woideu. Voorts
is het crediet voor -de vergrooting van de dokken te
Chatham dat in een tweede-rangs wérl is geworden!
overschreden met f 240.000, zonder dat daartoe eenige
machtiging werd gegeven.
Karakteristiek voor de toestandeniu
Marokko. De Engelsche vice-consul te Dar el Boeda
wierp bjj ongeluk bjj het oversteken van de markt te
Tanger een Marokkaansch kind omver. Nadat hjj zich
had verzekerd dat het kind zich niet had bezeerd en na
het een klein geschenk te hebben gegeven, begaf hij zich
naar het Britsche gezantschap. Een oogenblik later kwam
een soldaat van Raisoeli in het gezantschapsgebouw en
eischte dat de vice-consul zich met hem naar den adjunkt
van Raisoeli zou begeven om dezen uitlegging te geven
van het gebeurde. De Britsche zaakgelastigde diende
onmiddelljjk een protest in bij den commissaris van den
Saltan en hjj kreeg de geëischte voldoening, want een
afgezant van Raisoeli kwam zjjne verontschuldigingen
aanbieden. Dit incident, hoe weinig belangrgk overigens,
is karakteristiek voor de houding, die de volgelingen
van Raisoeli tegenover de Europeanen aannemen.
Een nieuwe wereldtentoonstelling te
P a r jj s. Do Fransche minister van koophandel heeft een
commissie benoemd, om wegen en middelen te beramen
voor een wereldtentoonstelling, in 1909 te Paijjs te
honden. De tentoonstelling zal gewjjd worden aan het
leven van de werkende klassen. Léon Bourgeois is voor
zitter van de commissie.
De val van JulesJaluzot. Zoodra te Parjjs
het faillissement van den suikerspccu ant Jaluzot bekeud
was, liep het publiek storm op de spaarbank van de
magazjjnen du Printemps, van welke de bankroofler
directeur is, maar die, naar hjj volhoudt, door zgn val
op de suikermarkt niet getroffen worden. Ieder wilds
zgn inleg terug hebben. De spaarbank doorstond
den storm eerst flink en betaalde alleen Woensdag
reeds 750 000 francs uit. Maar eergister werden de
loketten plotseling gesloten en het verontruste publiek
las op een aanplakbiljet, dat de uitbetalingen voor eenige
dagen gestaakt werden, doch dat ieder zgn geld zou
terugkrijgen.
Een vertegenwoordiger van de Figaro, die Jaluzot in
diens prachtig hotel opzocht, kreeg van hem 't volgende
te hooron
»Ik ben geruïneerd. Al wat ik heb, laat ik mgu
schuldeischers. Mjjn persoonlgk actief zal niet voldoende
zgn om mjjn koersverschillen op de suikermarkt te dek
ken. Ik had voor meer dan 10 000 000 francs commissie
op de markt. Men heeft mg niet het geringste uitstel
willen toestaan. Een geheel syndicaat had zich gevormd
om mijn ondergang te bewerken, t Is er maar al te
goed in geslaagd. Ik ben 72 jaar ging Jaluzot voort.
Ik zal dit hotel verkoopen. Met mjjn ongelukkige en
toch zoo moedige vrouw zal ik in armoede leven. Mjjn
zoon en dochter zullen arbtiden. Ik ga mjjn eigen
dommen in La Nièvre te geide maken en mjjue twee
couranten, de Patrie en de Preset verkoopen. Al mgn
bezit behoort voortaan aan mjjne schuldeischers."
Moezel-wijn. In verschillende vergaderingen van
wjjngaardeniers in het Moezeldal is het gevoelen uitge
sproken, dat, tengevolge van het slechte weer en ziekte
in het loof, aan de Midden- en Boven-Moezel geen
wjjnoogst te verwachten is. Langs de Moezel raamt men
de schade op een millioen Mark.
Een hoede-praatje. De onde, specifiek Britsche'
ruige grijs-beverhoed, zoo wordt aan de Westminster
Gazette geschreven, is nog niet geheel en al in onbruik.
I Hjj wordt nog gedragen door een lid van het Lagerhuis,
Sir Edwin Durning Lawrence. Die volksvertegenwoordi
ger verhaalt met trots, dat hij dien kostbaren hoed ruim
dertig jaren geleden te Parjjs heeft gekocht, dat hjj hem
van toen af eiken zomer heeft gedragen, dat de hoed
nog zoo goed als nieuw is en dat hjj om de schaarschte
Naar het Duitsch van IDA BOY-ED.
DOOR
13) ED. VAN DEN GHEYN.
»Nu, Ursje dat is dus afgesproken in 't voorjaar
kom je met Wolf," zei Anna.
Buiten in de gang ging het luid toe. Meneer van Pallau
klapte in de handen en riep
Hallo hallo haasten haasten 'tIs hoog tgd 1
De sleö staat vóór
Anna was eindeljjk klaar. Ze maakte haar grijs castoren
hoed met grauwe veeren op haar blond hoofdhaar vast.
Buiten wachtte graaf Leopold haar op. Een gelukkige
glimlach vorhelderdo zgn gelaat. Anna zag er zoo lief
uit in haar eenvoudig toilet. En ook zjj glimlachte ver
genoegd. Hjj bood haar zgn arm en drukte haar,terwjjl
zjj naar de slede liepen, zacht tegen zich aan.
Het geheele gezelschap was buiten bjjeen. De heer en
mevrouw van Pallau en de predikantsvrouw waren aan
gedaan. Nadine, barones van Hammers, stond vol nieuws
gierigheid en afgunst te kjjken, de heer Lindenberg zag
er bedrukt uit. De heer Wolf had hartklopping. Het deed
hem nu toch bizonder leed, dat Anna wegging, ofschoon
hij in de laatste jaren vaak een gevoel had, alsof Anna
zich ver boven Ursula en zgn persoon verheven waande
en min of meer een hooge borst opzette tegen beiden.
De huisdeur stond, wjjd open. De felle winterkou
stroomde naar binnen. De laatste stralen der bleeke
winterzon beschenen de witte balustrade van het bordes en
den besneeuwden tuin. De paarden voor de slede trappel
den onrustig, boven hun kruis lag een wit-blauw gezoomde
deken, die met 'jen slip afhing van hun staarten. De
zilveren klokjes van hun harnachement lieten bij de minste
beweging hunner halzen zachte, heldere klanken hooren,
Anna die allen omhelsde, deed de koude die van buiten
kwam, aangenaam aan.
Hoe heerljjk, dat ze nu in een arreslede door het
heldersohjjnend zonlicht kon wegvliegen haar toekomst
tegemoetde toekomst, die voor haar het leven was 1
Graaf Leopold bedankte den predikant nogmaals har
teljjk voor de roerende toespraak bjj de inzegening van
zjjn huwelijk. En na van alle aanwezigen afscheid te
hebben genomen, en ook Leonore en Regina omhelsd te
hebben, sprak bjj nog Anna's vader toe. Hjj meende hem
de plechtige belofte te moeten doen Anna zoo gelukkig
te zullen maken, als maar voor menschelgke krachten
mogeljjk was.
Anna trad ongeduldig naar voren. Het liefst zou ze de
armen hebben uitgebreid en geroepen Wereld met al
uw genoegens ik kom
De koetsier had zijn plaats achter de slede nog met
ingenomen. Hjj stond met de teugels in de hand ernaast
en nam nu zgn hoed af. Ursula, die niet bjj Anna was
weg te slaan, en altjjd door afecheidstranen in haren
saamgefrommelden zakdoek vergoot, hielp haar vriendin
in de slede stjjgen.
Juist schudde graaf Eberhard, op den drempel der
huisdeur, zgn schoonvader voor het laatst de hand, toen
een hevige knal weerklonk in hun naaste omgeving
gevolgd door een jjseljjken kreet.
De van schrik dol geworden rossen vlogen er vandoor
de verblufte koetsier kon ze niet houden hjj sloeg
tegen den grond en werd een eind door de sneeuw mee
gesleept toen liet hg, uit gebrek aan tegenwoordigheid
van geest of wellicht half verdoofd, de tengels los.
Langs het jjzeren hek van het erf snelden de paarden
voort de slede werd heen en weer geslingerd.
Anna klemde zich vastberaden aan de rugleuning vast.
>Anna 1" schreeuwde graaf Eberhard. Met den angst
der wanhoop, bjj het zien van het gevaar waarin de
jonge vrouw verkeerde, stormde hjj recht vooruit dol
in den blinde voort. Hjj wist niet, dat de witte sneeuw--
laag, die op het lange erf nu zoo hoog lag opgestapeld,
in het midden van het terrein een kleinen, kunstig aan-
gelegden vjjver met een rand van klinkers omzoomd, voor
het oog verborg.
Maar met den blik en de lichaamslenigheid van een
tjjger legde Wolf van Pallau, de zoon, met groote spron
gen rechts den weg af en stoof voorbg den rampzaligen
Karei, die met bloedend gezicht naast het gebarsten
mortier stond.
Als de paarden eens de poort mochten uitsnellen I
Maar ze galoppeerden in de rondte langs den ellip-
tischen weg op het erf
Nu kantelde de slede tegen een steenklomp
De rossen stjjgerden, en schuimbekkend van schrik,
woest springend van angst, kwamen ze naderbij.
Wolf stond als een beeld, uit graniet gehouwen
seconden lang... juist in den weg, die de dieron namen.
Hjj pakte het eene paard met gzeren greep bjj den teugel,
en bracht het tot staan al zijn jeugdige kracht lag
in zgn vuist.
Zgn vader was er aanstonds bjj en greep toe
De sidderende dieren stonden Btil.
Ginds, te midden van de wit besneeuwde vlakte, werkte
graaf Leopold zich overeind en kwam nu aanzetten. Wolf
was evenwel reeds bjj de slede.
Hjj tilde Anna eruit. Ze was niet bewusteloos. Maar
doodsbleek was haar gelaat. Van haar voorhoofd sgpelde
een dunne straal bloed.
Met groote oogen zag ze in het gezicht van den man
die haar droeg; diens trekken verraadden hartstochteljjke
bekommernis en innig medeljjden.
Hjj klemde de jonge vrouw vast, heel vast tegen
zich aan.
>Anna 1" riep graaf Leopold, haro hand gigpeud.
»Laat me los, Wolf 1 laat ik kan loopen,"
fluisterde ze.
Haar echtgenoot nam haar over en hielp haar, want
ze wilde staan Door zjjn arm omkneld, trad zo
waggelend voort het werd haar nu evenwel wat wazig
voor de oogen.
Maar zo wilde staan bljjvon.
Wordt vervolgd.)