No. 105.
Honderd en zevende jaargang.
1905.
DAGBLAD VOOR AT,OTA AR. EN OMSTREKEN.
WOENSDAG
Prijs der gewone advertentiën
23 AUGUSTUS.
BUITENLAND.
BINNEN LAND.
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80 franco door het geheele Rijk f I,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. Y. Boek- en Handelsdrukkerij
vh. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Algemeen Overzicht.
Gemengde Mededeel! n gen.
Uit de Pers.
Nieuwst ij dingen.
Hebt ge, waarde lezer, wel eens een Dnitscher hooren
spreken over de militaire kracbt van zjjne natie
Welk een zelfvertrouwen wordt dan tentoongespreid,
nietwaar. Hoe innig is de overtuiging van den Dnitscher,
dat het leger van zjjn land niet i» te overwinnenWat
gaat er een kracht van uit dat te kunnen en te mogen
meenenhoe begrijpelijk wordt 't daardoor, dat de Dnit
scher, hoe groot zjjn aanpassingsvermogen is, toch nergens
zjjn nationaliteitsgevoel verliest.
Wjj hadden nog onlangs het voorrecht een Dnitscher te
hooren roemen in de kracht van het machtige leger zijns
lands. Maar deze Dnitscher was niet tevreden met hetgeen
zjjne natie zelf kon presteeren, doch veroorloofde zich de
voortreffelijkheid van zjjn armee te illustreeren door een
opsomming van de tegenspoeden van de wapenen van andere
volken. Toen kwam over ons een dergeljjk gevoel als
een jongen beheerscht, wanneer hjj een speld prikt in
een strak gespannen blaas en kalm maar duidelijk brach
ten wjj in 't midden Wjj zullen ons wel wachten te
twjjfelen aan de macht van uw leger. Doch zekere be
scheidenheid past ook bij zooveel kracht. Te meer, waar
na 1870 alles meer berust op theoretischedan op
praotische gronden. Wie had b.v. ooit kunnen denken
dat de Duitschers zooveel morite zouden hebben om
dat handjevol Kaffers in Afrika ten onder te bren
gen? Wat zon men eenige jaren geleden gezegd hebben,
als men had voorspelddat in Dnitsch Zuidwest-
Afrika het Duitsche leger zjjne theorieën van humaan
oorlog-voeren zou te schande maken En toch is dit
gebeurdzonder dat nochtans een afdoende onderwer
ping der inboorlingen is verkregen, zonder dat de offers
in manschappen en geld behoorljjk zjjn beloond.
Onze Dnitscher deed na deze opmerking, wat de meeste
Duitschers in een dergeljjk geval doen hjj keek minder
vriendeljjk en bromde wat binnensmonds.
't Is den Duitschers een werkeljjke gruwel, dat nog
maar altjjd in DuitschZnidwes t-A f r i k a de
guerilla voortduurt, dat er voortdurend meer
troepen worden heengezonden en dat toch nog telkens,
dan hier dan daar, het verzet het hoofd opsteekt. En
wanneer dat den gewonen Dnitscher al ergert, hoe moet
't dan wel te moede zjjn aan den Keizer, wiens daden
geleid worden door het innige besef van Duitschland's
enorme weerkracht. De bladen verzekerden onlangs, dat
niemand in zjjn omgeving den moed had den naam van
Duitsch Zuidwest-Afrika te noemen, omdat daarop volg
den een fronsen der wenkbrauwen en een wrevelige
stemming. Hendrik Witbooi en zjjn kornuiten grieven
Wilhelm en zjjn volk meer dan zjj misschien zelf wel
vermoeden.
Nu wil men 't in het koloniale gebied weer eens over
een anderen boeg gooien. Is het civiel bestuur opper
machtig, dan wordt er gezegd, dat Duitschland onver-
antwoordeljjk handelt wanneer 't niet met den sterken
arm zijn gezag handhaaft; regeeren de militairen, dan
wordt er geklaagd, dat zij verbitteren door hun schneidig
optreden en veel te vlug met schieten erbij zjjn. Thans
is 't weer de beurt om het militairisme wat in te
krimpen.
De gouverneur der kolonie, Leutwein heeft namelijk,
zooals wjj in ons nummer van gisterenavond reeds hebben
gemeld, weldra zjjn ontslag gekregen en keert naar Duitsch
land terug. De Duitsche consul-generaal te Kaapstad, Von
Lindequist, wordt opvolger van Leutwein. En in nauw ver
band daarmede staat de terugroeping van den generaal Von
Trotha, commandant der Duitsche troepen in Zuidwest-
Afrika. Het Berliner Tageblatt verneemt tenminste: Bjj de
ontmoeting tnsschen den keizer en den kanselier, onlangs
te Wilhelmshöhe, zjjn de Afrikaansche gebeurtenissen
breedvoerig besproken. Als gevolg daarvan is de terug
keer van generaal Von Trotha te verwachten. De generaal
zal, voor den vorm, niet officieel worden teruggeroepen;
hjj zal op zjjn verzoek verlof naar Duitschland krjjgen,
op grond van de vermoeienissen van den krjjgstooht, en
dan niet naar Afrika terugkeeren. Dat verlof zal eerst
over twee maanden beginnen. Von Trotha is thans
bezig met den veldtocht tegen de Witboois. en moet dien
eerst ten einde brengen. Als opvolger van generaal Von
Trotha wordt een officier zonder generaalsrang genoemd,
die met gouverneur Von Lindequist in overleg zal moe
ten treden, en dus aan den civielen gonverneur onder
geschikt zal zjjn.
Wanneer men aldus leest over de tobbsrjjen van de
Duitschers, dan moet men onwillekeurig denken aan de
verstandige politiek, altjjd in de Boeren-republieken ge
volgd, ten opzichte van de naturellen. Vooral na de
eerste trekken waren er in Transvaal en Vrjjstaat zoo
weinig blanken tegenover de kleurlingen, maar de Boer,
de on-baas, wist niettemin zjjn gezag te handhaven. Vaak
hebben onverstandige, sentimenteele Engelschen er bitter
over gejammerd, dat de Afrikaner zjjn Kaffer een »skepsel"
noemde en hem niet beschouwde als een vol, hoogstens
als een drie-kwart menech, doch wreeder is 't zeker door
onverstand den Kaffer eerst »parmantig" te maken en
hem dan met moderne, geraffineerde wapenen het jak der
zoogenaamde beschaving op te leggen. Nn de Engelschen
zelf tegenover Kaffers staan in Transvaal en Orangia
komt bjj hen langzamerhand het besef, dat die »domme"
Boeren toch nog lang zoo dom niet waren.
Er is nog iets, waarin de Afrikaners schjjnen in het
geljjk te zullen worden gesteld.
Wanneer wij eens het »Gedenkboek van den Oorlog in
Zuid-Afrika" opslaan, dan zien wjj daarin, hoe in het
begin van 1904 zich veertien der eerste voormannen van
de Boeren zich wendden tot den HoogEdelen Alfred Lyt-
telton, secretaris van staat voor de koloniën, te Landen,
om hem te waarschuwen voor den invoer van Azia
tische arbeiders in Transvaal. Het zou
dus schreven zjj een noodlottige fout zjjn, Aziatischen
arbeid hier in te voeren, een belemmering voor dit land
om ooit te kunnen worden een land van blanken. En
aan het slot van hun verzoekschrift spraken de voormannen
van »een publieke ramp van het grootste gewicht." Doch
wederom werd de stem der mannen, die 't wisten, ge
smoord door het geluid der Mjjn-magnaten, die met meer
haast het kostbare goud aan den bodem wilden onttrok
ken zien.
En wat wordt thans uit Znid-Afrika gemeld? Men leze
De Chineezen van den Rand bljjken nog meer last te
veroorzaken dan men aanvankelijk wel meende. Zoo meldt
de Times, naar aanleiding van den moord op een Afri
kaander Boer te Bronkhorstsprnit, dat deze moord door
een Chinees is gepleegd; de dader is aangehouden. Tevens
vermeldt het blad, dat in het afgeloopen jaar het aantal
veroordeelingen, uitgesproken tegen Chineezen wegens
«ergrjjpen tegen de Transvaaleche wetten 487 bedroeg,
waarvan 219 wegens samenspanning en 155 wegens aan
slagen op personen. In hetzelfde tjjdperk werden 1432
veroordeelingen uitgesproken op grond der Chinese labour
Ordinance", meestal wegens desertie.
De regeering is nu voornemens ernstige maatregelen
te nemen om de Chineesche deserteurs weer naar de
mijnen terug te jagen, ten einde hun te beletten het veld
af te loopen en daar roof of moord te plegen.
-
Zjj, die met ons in spanning waren over hetgeen beden
bekend zou worden aangaande de hervatte conferentie van
de Russische en Japansche vredes-onder-
han delaren te Portsmouth, zullen met zekere
onbevredigdheid vernemen, dat de vergadering niet is
doorgegaan, doch tot heden is verdaagd. De reden hiervan
is, dat de heer Witte nog definitieve lastgevingen uit
Petersburg afwacht. Er zjjn sterke aanwjjzingen, dns
wordt verder geseind, dat de Japanners heden zich bereid
zullen verklaren af te zien van de eischen in de artikelen
tien en elf gesteld (dus die betreffende de overgave der
geïnterneerde schepen en de beperking der Rnssiscbe zee
macht in het Verre Oosten), maar men meent dat zij
niets zullen toegeven op de artikelen vjjf en negen (be
treffende den afstand van Sachalin en de betaling van
een vergoeding der oorlogskosten).
Zweden en Noorwegen. Maandag is, na een
korte vacantie, de Noorsche Storthing bijeengekomen.
De regeering beraadslaagde druk over wat nu, na de
volkstemming, te doen staat. Natuurlijk zal zij eerst de
Zweedsche regeering in kennis brengen met den uitslag
en daarna Zweden vragen nu ook zijnerzijds de Rijks-
akte te ontbinden. Daarnaast zal Noorwegen te kennen
geven dat het bereid is over de ontbinding der Unie
met Zweden nader te onderhandelen. Heel vlug zullen
deze onderhandelingen wel niet gaan. De stemming in
Zweden rechtvaardigt zoo'n optimisme niet.
De vraag blijft dan of Noorwegen geneigd is den
einduitslag dezer onderhandelingen kalm af te wachten.
Deze provisioneele regeering wordt bezwaarlijk en het
volk heeft er recht op dat spoedig vaste en normale
toestanden komen. De Noorsche regeering zal spoedig
zonder te letten op de Zweedsche houding de
mogendheden officieel in kennis stellen met den uitslag
der stemming. Bovendien is zij van plan buitengewone
gezantschappen te zenden; als leiders voor Berlijn,
Londen, Parijs en New-York worden reeds genoemd de
vroegere staatsraad Benjamin Vogt, Fridtjof Nansen,
professor Hagerup en generaal Thaulow.
Het Presidentschap van de Franse he
Republiek. Het Parijsche blad Gil Bias deelt op
gezag van een «zeer welingelicht en hooggeplaatst per-
soon« de namen mede der drie voorname candidaten
voor het Presidentschap der Fransche Republiek, na het
aftreden van Emile Loubet, wiens zevenjarig mandaat
ten einde loopt en die niet herkozen wenscht te worden.
Het zijn de heeren Doumer, President der Kamer;
Faillières en de oud-Minister Léon Bourgeois, zoo pas
tot lid van den Senaat gekozen.
Doumer wil gaarne, volgens den zegsman van Gil Bias.
Faillières neemt een lijdelijke en Bourgeois een onver
schillige houding aan. Faillières zoude stemmen krijgen
van het geheele Republikeinsche bloc, Bourgeois die der
radicale linkerzijde, eenige stemmen van het Centrum
en vele stemmen van andere zijden, uit persoonlijke
achting en sympathie. Voor Doumer zouden de gemach
tigde linkerzijde, het Centrum, de progressisten, de
rechterzijde en de Nationalisten stemmen.
De toestand in Spanje. Naar men uit San
Sebastian meldt, is de Spaansche Regeering, na onder
zoek van den staat der werkloosheid in de landbou
wende gewesten, met name in Andalusië en Aragon,
tot de slotsom gekomen, dat het noodig zal zijn in
October de Cortes credieten te vragen ten bedrage van
18 millioen gulden tot onderstand en voor publieke
werken. De onlangs bij koninklijk besluit toegestane
6 millioen zijn ter bevrediging van de dringendste
eischen nauwelijks voldoende. De regeering vertrouwt,
dat de toestand in 't najaar door hervatting van den
arbeid op het land beter zal worden en ook door daling
van de graanprijzen, tengevolge van den gestadig toe-
nemenden invoer uit het buitenland en den goeden
oogst in 't noorden, westen en midden des lands. Boven
dien verwacht men een goeden wijnoogst.
Middelerwijl zijn naar het oordeel der ministers van
Publieke werken en van Binnenlandsche Zaken, socia
listische en anarchistische stokebranden doende om den
nood en de ontevredenheid der plattelandsbevolking tot
het aanstichten van ongeregeldheden te misbruiken,
zoodat krachtige maatregelen noodig zullen zijn, te
meer omdat de gemeentelijke overheden, de landheeren
en hunne rentmeesters ongezind zijn om der Regeering
tot leniging van den nood en het ondernemen van
publieke werken de behulpzame hand te bieden, ofschoon
alle standen zich opofferingen behoorden te getroosten,
zal de rust bewaard blijven en het tot duurzame ver
beteringen komen.
Het groote Duitschland. De bevolking van
het Duitsche rijk heeft, volgens de schatting van het
keizerlijke statistische bureau, in het loopende jaar de
60 millioen overschreden. Volgens het Statistisches Jahr-
buch is de bevolking van het jaar 1905 geschat op
60,164,000 hoofden, tegen 59,364,000 in 1904 en 58,569,000
in 1903- Van 1903 tot 1904 is dus de bevolking toe
genomen met 795,000 en van 1904 tot 1905 met 800,000
zielen. De op 1 December te houden volkstelling zal
aan*oónen, in hoever deze berekening klopt met de werke
lijkheid. Aanzienlijk zal het verschil volgens de ervaringen
b'ij de vroegere volkstellingen in ieder geval niet zijn.
De 50 millioen overschreed de bevolking van Duitsch
land in 1892; in 1870 bedroeg de bevolking van het
tegenwoordige Duitsche rijk 40,8 millioen, 185o 36,1,
1816 24,8 millioen. Men kan ongeveer aannemen, dat
de bevolking van het rijk in 72 jaren verdubbeld is.
De toestand der Russen in M a n t s j o e r ij e.
Een stafofficier van generaal Linjewitsj wegens ziekte
te Odessa teruggekeerd, heeft alles behalve bemoe
digende dingen verteld over den toestand waarin het
Russische leger in Mantsjoerije zich bevindt, niettegen
staande het optimisme van den opperbevelhebber. Het
front van de tegenover elkaar staande legermachten is,
zegt hij, [zoo uitgestrekt, dat de Russen onmogelijk de
opstelling der vijandelijke troepen goed kunnen te weten
komen, en de Japanners hebben gelegenheid genoeg, op
verscheiden punten plotseling heen te breken door de
Russen. De wegen zijn nu opgedroogd en goed begaan
baar, de Amoer is zoo laag, dat de scheepvaart tusschen
Stretinsk, Ohabarofsk en Nikolajefsk voor 't oogenblik
gestaakt is. Al deze omstandigheden zijn in 't voordeel
van de Japanners, en, naar de Russische officier gelooft,
is maarschalk Oyama sedert lang gereed om het Rus
sische leger den genadeslag toe te brengenhij wacht
slechts op den uitslag der onderhandelingen te Ports
mouth.
Russisch. Zaterdagnacht zijn in de voorstad Baloety
(Lodz) 248 Israëlieten in hechtenis genomenzij werden
ten deele zonder kleeren aan hun lijf uit bed gehaald.
De oudste volksvertegenwoordiger.
David Wark, lid van den Canadeeschen Senaat, mocht
wel de oudste volksvertegenwoordiger heeten. Maandag
is hij te Halifax overleden. Hij was 101 jaar en 6 maan;
den oud. De vergaderingen van den Senaat woonde hij
't laatst bij op zijn honderdsten verjaardag. Maar zijn
geest bleef helder tot zijn dood.
Een zonderling. Een malle Engelschman op de
Rigi wilde zijn schoenen uitgetrokken hebben, maar
door niemand anders dan den eigenaar van het hotel.
Deze werd op aandringen van den zonderling (of aan
steller) geroepen en verklaarde zich bereid zijn gast te
helpen, maar eischte 1000 francs vergoeding wegens
het kostbaar tijdverlies. De Brit betaalde ze kalmweg
en had de voldoening, dat de hotelhouder hem van zijn
schoeisel ontdeed.
Een verbod van het dragen van slepen.
De overheid in verschillende Oostenrijksche steden heeft
sedert eenigen tijd een verbod tot het dragen van slepen
uitgevaardigd, welk voorbeeld thans door het gemeente
bestuur van een voorstad van Weenen, is gevolgd. De
reden van het verbod is de schadelijke invloed van het
stof, dat de sleep bij het gaan opjaagt. Deze zorg voor
de openbare gezondheid ondervindt overigens weinig
tegenstand bij de dames, en naar sommiger meening
wint de «fesche Wienerin" nog in gratie door de ver
plichte niet-sleepende rok.
Een verstootene. De gewezen Keizerin der
Sahara, Madame Du Dion, treedt te Berlijn in een
variété-schouwburg op. Z. M. Jakob I verstiet haar
onlangs, omdat zij weigerachtig bleef aan zijn verlangen,
om bovenop een kameel gezeten, haren intocht binnen
Triest te houden.
Het nieuwe Departement van Arbeid.
Er was gisteravond niet veel te oogsten voor deze
rubriek. En wjj waren dan ook aanvankeljjk van plan
haar in dit nummer maar eens weg te laten. Doch daar
viel ons oog op een artikel in het weekblad De Amsterdam
mer, dat nog steeds geredigeerd wordt door den man,
in wien velen Nederlund'e eersten journalist zien, door
den heer J. de Koo, wiens haren zjjn vergrjjsd in het vak
dor critische jonrnalistiek, maar wiens pen nog even
goed is als in de dagen van het ontstaan der radicale
beweging, waarvoor het dagblad De Amsterdammer destjjds
in de bres sprong. De heer De Koo heeft 't deze week
over het nieuwe Departement van Arbeid en als altjjd
is ook nu lezenswaardig wat hjj daarover zegt.
Een aangename verrassing was voor ons aldus
De Amst. het bericht aangaande de vestiging van
een nieuw Departemant. Daar komt dan een negende
Ministerop wiens aanstelling wjj zoovele jareu reeds
bij herhaling hebben aangedrongen. Niet dat daarmode
onze wensoh geheel vervuld is. Wjj mogen het echter
beschouwen als een stap in de goede richtingeea
begin van vooruitgang.
De Staat toch behoort naar de eischen van den
modernen tjjd, in gestadige, steeds leller, mededinging
met de nabaren op stoffeljjk gebied, zich te hervormen
tot een zoo krachtig mogeljjk bevorderaar van de
ontwikkeling der bronnen van welvaart, en daarbjj
zich te wjjden niet alleen aan de belangen van de
werkgevers in de verschillende tukken van Handel, Land
bouw en Njjverheid, maar cok aan die der arbeiders,
die der werknemers. Zoo waren wjj sedert vele jaren
er van overtuigd, dat noch Handel en Njjverheid, noch
Landbouw tot hun recht kunnen komen z&olang er
niet een afzonderljjk Departement voor beide bestaat,
aan het hooid waarvan een man is gesteld, die uit
sluitend over dat deel van 's lands belangen waakt, het
terrein voortdurend overziet, het buitenland bestudeert,
om op elk punt, waar wjj aohterljjk zjjn, den stoot tot
vooruitgang te kunnen geven. Zoo is hier dus noodig
een Departement van Handel en Njjverheid, waaronder
het Consulaatwezen tevens ressorteert, een Departement
van Landbouw èn een van Arbeid, even zeker als dat
het Departement van Buitenlandsche Zaken, èn dat
van Marine te eenigertijd behoort te verdwjjnen.
Dit alles zal komen, al is het ook heden niet.
Maar daar scheurt dan toch de jjskorst van onwil
en onverschilligheid, van traagheid en bekrompenheid
ze begint te verschuiven en dit verheugt ons zeer.
Bjj den burgemeester van Harlingen is officieel bericht
ingekomen, dat H. M. de Koningin en Prins Hendrik
die stad op 27 September zullen bezoeken. Een uitge
breide feestcommissie wordt aldaar geconstitueerd.
Den len October zal aan het post- en telegraafkantoor
te Schagen de spreekcel voor interlocale gesprekken voor
het publiek worden opengesteld.
den Mederlandsch journalist In denbangedaan.
Er is een sensationeel pers-nieuwtje: de correspon
dent te Berlijn van het Handelsblad, de heer L. Catz
van Aalten, heeft van de politie aldaar aanzegging ge
kregen, dat hij binnen veertien dagen als lastiger Aus-
lander het grondgebied van den Pruisischen Staat heeft
te verlaten.
De redactie van het Handelsblad betuigt hierover
zoowel haar leedwezen als haar verbazing. Wat te
begrijpen is!
Er zijn wel bladen, die een dergelijke verbanning
zouden beschouwen als een soort reclame, maar daartoe
behoort het Handelsblad niet: 't is niets voor haar om
een correspondent te hebben, die over de grenzen
gezet wordt!
Aan den anderen kant is er echter ook reden voor
verbazing. Hier moet een misverstand in het spel zijn,
om nog maar niet te denken aan het on-nobel bedrijf,
dat iemand uitdrukkingen yan den correspondent tegen
over de Pruisische regeering onjuist zal hebben ver
taald ot voorgesteld. Wij kunnen dat zeggen, omdat wij
vrij geregeld de Berlijnsche brieven in het Handelsblad
gevolgd hebben nu ja, de correspondent deed wel
eens wat aan critiek, maar daarvoor is hij nu eenmaal
journalist. En de perken ging hij nooit te buiten,
trouwens, op het bureau van het Handelsblad aan de
Amsterdamsche Pijpenmarkt zitten censoren, die menig
blauw potlood per jaar aan kunnen.
De correspondent moet zich maar troosten met de
bekende waarheid, dat geen ongeluk zoo groot is, of
er is nog wel een gelukje bjj. Hij is van heden de
man, wiens naam op de lippen van honderden en nog
eens honderden zal zijn; hij vestigt op zijn correspon
denties meer de aandacht dan de inhoud daarvan tot
dusverre in staat was. Aan zijn reputatie als dagblad
schrijver kan 't geen kwaad doen dat hij is geworden
de held van zulk een cause célebre!
Ken Dultscher over leger en vloot van
Nederland.
Generaal-majoor Keim, de bekende militaire deskun
dige die ook in de Vlootvereeniging totdusver een groote
rol heeft gespeeld, maakt dus meldt de Berlijnsche
correspondent der N. R. Ct. in de Tag een opstel
openbaar over de militaire weerkracht van kleine staten.
Hij stelt daarin in het licht dat België zoo min als
Nederland op de hoogte van hun militaire taak zijn.
Het Belgische veldleger telt ten hoogste 100,000 man,
het Nederlandsche maar 36,000 man en 15,000 bezet
tingstroepen. Naar de maatstaven van Roemenië of
Zwitserland gemeten, die een hoogst eerbiedwekkende
militaire macht bezitten, zouden België en Nederland
samen, al naar zij het Roemeensche of het Zwitsersche
stelsel invoerden, 600,000 tot 800,000 man met 900 tot
1200 veldstukken in het veld kunnen brengen. Duitsch
land zal, uit hoofde van zijne geheele politieke samen
stel, wel nooit eraan denken, de zelfstandigheid van
België of Nederland op de een of andere wijze aan te
tasten, maar heeft er een algemeen staatkundig belang
bij dat beide naburige staten België en Nederland meer
praesteeren op militair gebied.
In het begin van zijn opstel zegt Keim nog dat het
eenige afdoende middel tegen politieke inlijvingsneigin
gen van anderen is de eigen militaire kracht van een
land. Ouder de Skandinaafsche staten staat Zweden met
250,000 man aan het hoofd en is zoodoende Noorwegen
vele malen de baas.
Ten slotte komt Keim nog over de zeemacht van
kleine staten te spreken, die in zulk een wanverhouding
tot die van groote mogendheden staat, dat het er bijna
naar uitziet, alsot onder de kleine staten de fictie heerscht
dat de vijand in geval het meenens wordt als het ware
de fmancieele verontschuldiging zou hebben te eerbie
digen, welke het aan die staten onmogelijk maakt vol
slagen schepen te bouwen. De Amerikanen hebben
tegenover Spanje zulk een consideratie niet gebruikt
en deszelts weinig beteekenende vloot weerloos stuk
geschoten. En toen men indertijd las dat Nederland
zijn «eskader pantserschepen" naar Indische wateren
had gezonden, terwijl ieder weet dat een enkel Japansch
linieschip een grootere gevechtswaarde heeft dan vier
Nederlandsche zoogenaamde linieschepen tezamen, moest
men zich afvragen welke rol wel zulk een eskader in
geval van ernst zou spelen. Er zit dus niets anders op
voor de kleinen dan werkelijk bruikbare oorlogsschepen
te bouwen al zij het dan ook in geringen getale
of door vaste afspraken in verdragen met de grooten
zich tegen anders onvermijdelijke verrassingen in een
oorlog te vrijwaren.