No. 143.
Honderd en zevende jaargang.
1905.
DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
SCHOUW,
VRIJDAG
6 OCTOBER.
JAARLIJKSCHE SCHOUW
BUITENLAND.
BINNENLAND.
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaak f 0,80 franco door het geheele Rijk f I,—.
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N,|V. Boek- en Handelsdrukkerij
vli. HERMs. COSTER ZOON, Yoordam C 9.
Algemeen Overzicht.
Gemengde Mededeelingen.
Uit de Pers.
ALKMAARSCHE COURANT
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente
Ai KMAAR brengen bg dezo t,er kounis van belangheb
benden, dit op Woensdag 18 October dezes jaars,
door den opzichter over den Hont en de Plantsoenen zal
worden gehouden de
over t De onde Zandersloot, beginnende bg het brug
getje in den Kennemersingal tot aan de zoogenaamde
Nienwe Plantage. Vervolgens de eloot loopende van ge
noemd bruggetje langs den Kennemersingel tot de Ver-
laatjesbrnggen en vandaar tot de tweede brng in de
Lindenlaan.
De sloot langs Egelenburgerlaan en Kopjeskuil lot den
weg naar de begraafplaats.
De ringsloot om de Cadettenschool.
De Bleekersloot loopende van den Nienwlandersirgel
tot daar waar die sloot zich vereenigt met de nienwe
Zandersloot en verder deze Bloot geheel tot aan da ban-
scheiding van Heiloo.
De sloot, loopende van de baanhuizen, buiten de Nieuw-
landerbrug, tot de brng buiten de voormalige Boompoort
aan het Kanaal.
Wordende alle eigenaars of gebruikers van perceelen,
aan en langs die slooten liggende, aangemaand om van
de gezegde slooten, en wel ieder voor zooverre zijn eigen
dom zich daar langs uitstrekt, de kanten aftemaaien, het
kroos en afgemaaide op te halen, alsmede die slooten nit
te diepen en het zand, benevens den modder, te hnunen
koste, ter weerszjjden daaruit op te balen, alles op zoo
danige diepteen onder die boete en strafbepalingen, als
bg de bestaande verordeningen zijn vastgesteld.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter.
4 Oct. 1905. DONATH, Secretaris.
Toen Dr. A. Kuyper nog minister-president was kon
er geen telegram verschijnen over een door Zijne Ex
cellentie te ondernemen buitenlandsche reis, of in het
land dat bezocht zou worden, zetten zich de redacteuren
der 'voornaamste bladen schrap om 't tot een vraagge
sprek met den minister te laten komen. En was Dr.
Kuyper eenmaal gearriveerd, dan werd de man, die het
typische woord «pers-muskieten" in omloop bracht, zoo
lang omgonsd, totdat 't den een of ander gelukte vat
op hem te krijgen.
Er waren er in den lande, die dat interviewen niet
goed konden zetten. Ze vonden daarvoor Dr. Kuyper
een niet gewichtig genoeg personage. En hoewel 't hun
heel goed bekend was, dat de buitenlandsche pers
broeders geen interview zonder den noodigen zwier
aan hun lezers voor-zetten, gingen zij alles napluizen
met het resultaat, dat er bittere klachten werden ga-
slaakt over de los-lippigheid van onzen Premier.
Dit alles behoort nu tot het verledene. Dr. Kuyper
reist Europa rond volgens de laatste berichten be
vindt hij zich thans te Weenen -- maar van geen
interviews, die «Nederland op de tong brengen" dat
was destijds de geliefkoosde uitdrukking van Dr. Kuy-
per's vijanden wordt meer vernomen. Water de oorzaak
van is, kunnen wij niet beslissen.
Een ander staatsman heeft daarentegen dezer dagen
twee journalisten laten warm loopen. Het is niemand
minder dan de D u i t s c h e R ij k s k a n s e 1 i e r,
Prins von Bülow, die zich tijdens zijn verblijf
te Baden-Baden de diensten van een medewerker van
de Petit Parisien en een dito van de Temps heeft weten
ten nutte te maken om Frankrijk de oogen te openen
voor de nobele bedoelingen van het Duitsche Rijk. Die
interviews worden thans druk in de internationale pers
besproken.
Met den vertegenwoordiger van de Petit Parisien be
handelde von Bülow de Marokko-conferentie, waarbij
hij gelegenheid had de houding van Duitschland te ver
dedigen. "Van vijandige stemming was daarbij evenwel
geen sprake. Woordelijk verklaarde daaromtrent de
Rijkskanselier »Om zooiets te durven beweren moet
men met opzet vergeten dat de Duitsche politiek sinds
lang er op zon, de verstandhouding met Frankrijk te
verbeteren. Bewijzen de Marokko-onderhandelingen niet
dat wij ons beperkt hebben tot het verzekeren in Ma
rokko van het stelsel van de open deur, dat wij geen
voordeelen van bij zonderen aard verlangden
«"Wjj hebben de bijzondere positie van Frankrijk
erkend. In vertrouwen op de loyaliteit van de Fransche
regeering hebben wij toegegeven dat de conferentie zich
niet bezig zou houden met de politie quaestie aan de
Algiersch-Marokkaansche grens.
«De onderhandelingen en de overeenkomst hebben
den Duitschers getoond, dat er tegenover hen iets ver
anderd is in Frankrijk, en dat men sinds eenigen tijd
een loyale politiek volgt.
«Dat is een gelukkige gebeurtenis voor beide volkeren
Het doet mij genoegen dit toe te kunnen schrijven aan
den heer Rouvier, die den toestand beoordeeld heeft
van een hoog standpunt en werkelijk meewerkte om
een eind te maken aan de spanning.
»lk weet wel dat er ontevredenen zijn 1 Dat was
vooruit te zien. Eenige Duitsche bladen hebben zich er
over beklaagd dat Duitschland niet getracht heeft
eenig voordeel te verkrijgen. Zij vergeten dat dit nooit
het doel van de Duitsche politiek was. De Marokko-actie
was van den beginne af een defensieve.
«De beide regeeringen wenschen thans een weder-
zijdsch gevoel van vertrouwen. Met een gerust gevoel
van vreugde zal men de komende tijden kunnen be
groeten, waarop zekere Franschen en zekere Duitschers
elkaar niet meer als noodzakelijke traditioneele vijanden
zullen beschouwen, wanneer zij' zien zullen dat de vrede
tusschen twee groote volkeren vruchtdragend is.
De reeds verkregen verbetering van de Franseh-Duitsche
verstandhouding zal door onze schuld niet verloren
gaan, want wij willen in Algeciras even oprecht zijn
als in Parijs."
Tegenover den medewerker van de Temps sprak de
Rijkskanselier onder meer deze woorden «Indien er
tusschen de Engelschen en Duitschers vooroordeelen
zijn, kan Frankrijk die uit den weg helpen ruimen.
Wat Rusland betreft, wij onderhouden met uwe bond-
genooten opperbeste betrekkingen. Hou zoudt ge daar
rouwig om kunnen zijn? Wij zijn niet ergdenkend ge
weest ten aanzien van het Fransch-Russische Verbond,
omdat dit nooit het aanvallende tegenover ons heeft
gehad, dat men heeft toegeschreven aan zekere toe
nadering, welke, zonder dat zij de waarde van een
bondgenootschap heeft, voor ons veel verontrustender
is. Een dubbel stel van vreedzame bondgenootschappen
verzekert Europa's evenwicht. Gij zijt op goeden voet
met Italië, niets meerwij zijn op goeden voet Rusland.
Dat is mooi- Men moet alleen niet aan de Fransch-
Italiaansche toenadering een anti-Duitsch karakter willen
toeschrijven evenmin als aan de Russisch-Duitsche toe
nadering een anti-Fransch karakter. Wat is er gemak
kelijker dan zich aan die voorwaarde te houden?"
Ten slotte sprak de heer Von Bülow den wensch
uit, dat de overeenstemming tusschen Frankrijk en
Duitschland in zake Marokko het voorspel zou zijn van
een wederkeerig vertrouwen. De openbare meening in
Duitschland zou daar gaarne voor te vinden zijn, zoodra
zij zeker is, dat niemand te Parijs er meer aan denkt,
om Duitschland te isoleeren
Iedereen voelt, dat aan deze uitlatingen het Engelsch-
Japansche verbond niet vreemd is. Zoo is ook blijkbaar
de opvatting van de Times, die in een sarcastisch artikel
zegt, dat niemand voortaan zal kunnen beweren, dat
er in de Duitschers geen humor zit.
De Amsterdamsche correspondent van de Kölnische
Zeitung heeft aan zijn blad geschreven, dat de behande
ling, die Domela Nieuwenhuis van overheids
wege te Keulen ondervonden heeft, het openbare rechts
gevoel ten onzent zeer geschokt heeft, zoodat men zelfs
in kringen, die hem volstrekt niet genegen zijn, thans
onvoorwaardelijk voor hem partij trekt.
De correspondent somt dan de bijzonderheden van de
beide arrestaties op en komt tot de conclusie, dat 't te
betreuren is, dat Domela Nieuwenhuis zoodoende een
soort van martelaarsaureool ontvangen heeft en nog
meer te betreuren, dat dit geval, gevoegd bij andere in
den laatsten tijd door de Pruisische politie gelaste ver
wijderingen van Nederlanders, het nationale gevoel in
Nederland zeer bitter gestemd heeft.
De redactie van de Kölnische Zeitung is natuurlijk in
het idee, dat op hetgeen haar correspondent schrijft
niets valt af te dingen en zij stelt zien waarschijnlijk
de Nederlanders op het oogenblik voor als ziedende
tegen de Duitschers. Wellicht heeft dat het conservatieve
blad aanleiding gegeven om een pleister op de wond te
leggen. Het heeft 't onderstaan een bekentenis af te
leggen, die inderdaad nog al teekenend is. De redactie
begint met te verklaren, dat de politie gerechtigd is,
ter voldoening aan politieverordeningen arrestaties te
doen. Met name bij het over de grenzen zetten van
vreemde anarchisten komt dit recht der politie in prac-
tijk. Zij houdt den betrokken persoon in bewa
ring, totdat de buitenlandsche Staat de nationaliteit
van dien persoon erkend en zich bereid verklaard heeft,
hem op te nemen. In deze opzichten ziet het Keulsche
blad niet in, dat er iets tegen de handelwijze der politie is
aan te voeren. Maar 't is zeer zeker een andere vraag
dit wil het blad erkennen of de geheele zaak in
't algemeen belang niet veel sneller had kunnen worden
afgedaan. En nu komt de Kölnische tot een slotsom, die
hare pas geuite verontschuldingen van de politie geheel
omverwerpt, want zegt zij«In elk geval toont het
gebeurde opnieuw aan, hoe dringend vereischt wettelijke
beperking en zuivere omlijning van de bevoegdheden
der Pruisische politie zijn, die zich feitelijk nog tegen
woordig, ten spijt van alle grondwettelijke bepalingen,
verheugt in een schier onbeperkte, willekeurige macht
over de persoonlijke vrijheid niet alleen van de vreem
delingen, maar ook van de ingezetenen."
Of de Kölnische geen berouw zal hebben van deze
krasse uitlating, wanneer zij naderhand verneemt, dat
't met al die verontwaardiging over hetgeen Domela
Nieuwenhuis is overkomen hier volstrekt niet zoo'n
vaart is geloopen. De groote bladen, die er nog wat
over geschreven hebben, deden dat op vrij schuchteren
toon en andere bladen, die bij binnenlandsche aange
legenheden haantje-de-voorste plegen te zijn, hebben
erover gezwegen.
De Amsterdamsche correspondent van de Kölnische
moet afleeren om datgene, wat verklaarbaar zou zijn
maar inderdaad niet bestaat, aan zijn redactie als waar
heid op de mouw te spelden.
Een regiment witte tunica's zien we op hun gemak
naar Bakoe marcheoren. Wij hebben verscheidene officie
ren bij ons, die bevel hebben ontvangen, wel wat laat,
om te letten op de verschrikkelijke moorden. Men zegt,
dat er nog brand is in de omstreken van de stad en
volgens de laatste berichten jheeft men 's nachts nog
een kanonschot in de straten gehoord.
Den volgenden dag zien we een onverwacht sehouw-
pel. De steppe is niet meer zijdeachtig en verguld.
De strook gronds is al nauwer eu nauwer geworden
tusschen de bergen en de zee. 't Is hier vuil en stoffig,
zonder een enkelen boom. Links, de Kaspische Zee
met een blauwen horizon, rechts de bergen. Mijn hemel,
wat een stilte en dat bij deze stad, zoo geheel in opstand.
Het geeft een koude rilling, die doodsche stilte, zoo nu
en dan afgewisseld door knallen. De huizen zijn overal
gesloten. Wij komen nu in 't centrum van de stad. De
soldaten zitten, 't geweer tusschen de knieën, op de
stoepen sigaretten te rooken. Een onderofficier snelt op
ms toe, maar een valies ziende begrijpt hij, dat we
van 't station komen en laat ons doorgaan. Op 't zelfde
oogenblik klinkt een schot en wordt de straat schoon
geveegd. Door een slecht gesloten luik bemerk ik een
verlichten winkel, waarin bleeke, angstige gezichten.
Eindelijk bereik ik m'n hotel en verlang naar bed.
Spoedig begeef ik mij naar boven, terwijl me wordt
toegevoegd«Goeden nacht, mijnheer, mocht ge soms
door geweerschoten ontwaken, bekommer u maar om
niets
Den volgenden morgen zag ik in de straten de over
blijfselen van de plundering, die in den heeten stofwind
omhoog warrelden. De voetgangers hadden een ver
schrikkelijke haast, want iedere minuut kon hun 't leven
kosten. Er is, helaasnog geen einde aan de moorden.
Den vorigen dag waren er nog 10 Armeniërs gedood
en wie weet, hoeveel Tataren men heden zal overvallen?
Het vreemdste van alles, is de onverschilligheid, die
men aan [den dag legt te midden van al deze ellende.
Men laat de stervenden maar liggen en men ziet ze
den laatsten adem uitblazen met het hoofd op een drem
pel, wanneer tenminste niet een Armeniër of Tataar
tian voor dien tijd afmaakt.
Maar wat is dit alles nog, vergeleken bij Balakhany
Toen niemand het durfde naderen, zijn wij er heen
gegaan, naar 't brandende puin van deze verwoeste
stad. De lijken der strijdenden zijn verdwenen, de Ar
meniërs zijn gestorven of gevlucht, de Tataren hebben
zich in hunne dorpen achter den bergketen teruggetrok
ken. Er is geen soldaat te zien
Men herkent niets meer. De vlammen hebben alles
verteerd en overal stijgt een rosse rook op met een
lucht van petroleum en verbrand hout. Honderden lijken
liggen onder de asch bedolven. Al de Armeniërs, die
de Tataren tegenkwamen, hebben zij aan de staarten
hunner paarden gebonden en medegenomen, om ze
daarna op brandstapels den marteldood te doen ondergaan
na ze vooraf met benzine te hebben overgoten.
De Tataren zijn bij honderdtallen den heuvel afgerend
en spoedig zag men één groote vlam, die dreigend ten
hemel opsteeg.
De Tataren zijn niet alleen schuldig, de Armeniërs
hebben ook wel wat op hun geweten.
Wanneer men absoluut de schuldigen zou willen
opzoeken, zouden deze te vinden zijn bij hen, die deze
twee krachten kenden en niets gedaan hebben om de
verschrikkelijke botsing tegen te gaan En die schuldige
is Het Russische Gouvernement.
zgn oudsten zoon. Maar dat zou dan toestand sleohts
verergeren, want wat men van don kroonprins weet,
stemt het volk niet gunstig voor hem. Zjjn regoering
zon waarschijnlijk kort zjjn en groote kans hebben oven
blordig te eindigen als die van koning Alexander.
De Hongaarsche schatkist. Men heeft
zich lang afgevraagd, hoe de Hongaarsche regeering aan
het noodige gol-1 kwam voor 's lauds zaken, terwjjl de
weigering van belastingbetaling haar do gewone middelen
onthield. Nu is het uitgelekt, dat de regeering de groote
brouwers in don lande verzocht heeft hnn accijns ten
minste een half jaar vooruit te betalen, met 5 pot. lente,
welke dadeljjk van het bedrag afgetrokken werd. De
brouwers namen het aanbod gretig aan en zoo kwam
de regaering aan geld.
De oogst in Japan. In Japan, waar men ver
leden jaar een buitengewoon overvloedigen oogst heeft
gehad, laat de oogst van dit jaar zich ook goed aanzien.
Men had aanvankeljjk scbrjjft een correspondent van
de Parjjscha Temps het tegendeel gevreesd, om het
regenachtige en gare weder. Maar hst weer is juist in
tjjds verbeterd en nu komen van alle kanten berichten
vol goede verwachtingen.
Een middel ter genezing van long
tering. Professor Behring heeft aan een medewerker
van de Matin verklaard, overtuigd te zijn dat hrj oen
geneesmiddel heeft gevonden tegen tuberculose. In
Augustus van het volgende jaar, op zija laatet, zal bij
er mee voor den dag komen.. Aan de bacteriologea
Roux en Metchnikofl heelt hij nu reeds zjjn methode
uitgelegd. Het is een geneesmiddel niet alleen preventief,
doch ook curatief, geen serum of vaccine. Hg zal, evenals
hij met zjjn diphtheria serum deed, het geheim een tjjd
lang bewaren.
De kapitalist Bebel. De Vörwarts deelt
aangaande het vergelgk in het erfenisgeding vau don
sociaal-democraat Bebel mede, dat het legaat van den
Beierschen officier Hollman in twoe gelijke deelen, elk
ongeveer 400,000 mk., wordt gedeeld. Van zjjne
portie keert Bebol's medeërfgenaam 60,000 mk. aan zijn
bloedverwanten uit. Bebel is van zgn kant bereid 132,000
mk. op de zuster van den erflater vast te zetten. De
successierechten voor dit gedeelte komen ook ten laste
van Bebel, zoodat hjj daarvoor nog eens 81,000 mk.
moet afstaan. Dan krijgt de sociaal-democratische partij
van Bebel 45,000 mk., de rest, altijd nog een kleine
200,000 uk., houdt Bebel voor zichzelf.
Brutale roovers. Dinsdagnacht is nabjj Seattle
in den staat Washington weer een brutale trein roof ge
pleegd. Na door signalen een expresstrein tot stilstand
gebracht te hebben, hebben de roovers twee wagons af
gehaakt, die zich onmiddelljjk achter de locomotief be
vonden, en waarin zich een aanzienlgk bedrag aan geld
bevond. Daarna dwongen zg den machinist nog eenige
honderden meters voort te rgden, waarna zij de brand
kast, die zich in een der wagons bevond, met dynamiet
lieten springen en zioh van den inhoud van 50.000
dollars meester maakten. Met een honderdtal agenten
werden de dieven nagezet. Nadere berichten zijn nog
niet bekend.
Gaston Leroux, de bekende medewerker van de Matin,
die zich thans in de Kaukasus-landen bevindt, schrijft
van daar
Vier dagen, nadat ge Sint-Petersburg hebt verlaten
bevindt ge u midden in Kaukasië. Den vorigen dag
ademt gjj de zee-lucht in van de Zee van Azof, den
volgenden dag zijn het de bergen, die u hun zachte
koelte toezenden, Men kan duidelijk den berg Elbroes
in het Zuiden onderscheiden. Het schijnt een geduchte
helm, die daar boven op een reus geplaatst is, om den
hemel te beklimmen. Na deze rotsen bevinden we ons
in een vruchtbare steppe, die dit jaar veel heeft opge
bracht. Iedere [boerderij is hier een klein fort. Overal
kozakken-kolonies en een paardenmarkt, die een groote
massa van deze zwervende dieren op één punt van die
onmetelijke vlakte samenbrengt.
De morgen breekt aan, verguldt en verwarmt de
vlakte, die hier, verderop, nauwer wordt. Wij hooren
plotseling oen geluid, dat de aanwezigheid van de zee
aanduidt. En inderdaad, de Kaspische Zee is bereikt.
Duitschland en de Vredesconferentie.
Dnitschlands antwoord op de uitnoodiging tot de nienwe
Vredesconferentie te 's-Gravenhage zal, volgens een be
richt, nit Berljjn, binnen een paar dagen worden gezonden.
De Duitsche regeering zal daarin verklaren, gaarne deel
te willen nemen aan de Conferentie, maar onder voor
waarde dat daar niet beraadslaagd wordt over algemeene
ontwapening of vermindering van strijdkrachten te land
en ter zee. Het programma der conferentie zal ver
schillende vraagstukken omvatten, welke den oorlog in
het Verre Oosten deed rijzen; vooruameljjk betreffende het
internationaal zeerecht in oorlogstgd, de behandeling van
onzjjdige schepen en de quaestis van oorlogscontrabandr.
De staking in de electrische n ij verheid
te Berlijn. Met de werkstaking aan de electriciteits
fabrieken te Berljjn gaat het voorloopig volkomen kalm
toe. De politiepatrouilles zjjn dientengevolge ingekrompen.
Noch aan de straatverlichting noch aan het tramverkeer
is de werkstaking erg te merkenbeide diensten worden
voldoende onderhonden. Voor hef oogenblik is het nog
niet duideljjk, hoeveel werklieden er nog door de uit
sluiting, waarmede het Verbond van Berljjnsehe Metaal-
indastrieeleu gedreigd heeft, getrofien zullen worden.
Het verbond omvat ongeveer 130 machine- en andere
fabrieken met 46,000 werklieden. Daarnaast bestaat er
nog een Verseuigiug van Berljjnsehe Metaalfabrikanten
met 13,000 werklieden, die brons, tin enz. bewerken au,
naar 't schijnt, van de uitsluiting varsc'noond zullen
blijven. Slaat de staking over naar alle metaalbedrijven,
geljjk men hier en daar vreest, dan zullen er nog andere
vakken ingesleept worden. Bovendien roert zien in ver
scheiden groepen der arbeiders wereld een krijgshaftige
lust tot een solidariteitsstaking. Buiten de arbeiderskringen
is er tot nog toe bij het publiek slechts matige sympathie
voor de uitgesloten electriciteitsworklieden, daar zij over
het algemeen goed betaald worden.
Uit het land der Koning s-m oordenaars.
Een telegram in een Engelsch blad maakt melding van
een brief, te Odessa van een ond Servisch minister
ontvangen en handelende over de positie van koning
Peter. Het heet daarin: De trom van koning Peter
waggelt. Er zjjn ondergrondsehe krachten aan het werk,
Da koning kent het gevaar, dat hem dreigt. Hjj denkt
er aan alstand van da kroon te doain ten behoeve van
Roet dat de lenze zijn van onzen tjjdl
In het tijdschrift De XXe Eeuw komt een artikel voor
van den heer W. Meyer over de verhouding tusschen
Kerk en Staat. Aan het slot daarvan betoogt de sohrjjver
het navolgende
De vraag, die de staatkunde beheerschen moet, is
niet meer welke godsdienst de Staat als de zjjne er
kennen zalzjj is ook niet hoe zullen wjj ons zooveel
mogeljjk vrij maken van alle bemoeienis met Kerken
en Kerkgenootschappen l'impossible nul n'est tenu
de vraag is thans alleen aan wie van beide komt do
voorrang in het staatsleven toe, aan de Openbaring of
aan de Rede? Zal de Kerk praedomineeren of de Staat?
En dan is het antwoord van de XXate eeuw de Staat
zg Souverein. Ook tegenover de Kerk komt hem de
oppermacht tos.
En dat wol omdat wjj in één opzicht weer tot het
heidendom of beter het voor-Christeljjk standpunt zijn
teruggekeerd, dat wjj nameljjk ons leven hier op aarde
als het hoogste beschouwen en dus ook aan de hoogste
ordening daarvan den Staat de hoogste macht toe
kennen. Als zoodanig zgn wjj wel paganisten of beiden-
genooten.
Maar aan den anderen kant zjjn wjj boven het
Heidendom uitgegroeid en wel door onze overtuiging,
dat ons t taatsleven niets meer met openbaringen te
maken heeft, maar alleen op de R->de moet rusten.
In het Isersteil.ge (in theorie) moeten de kindoren
dezer eeuw dus onderscheiden worden in gdoovigeu
en vrjjdenkers in geschiedkundigen zin als revolution-
n iiren en anti-ievolutioanairenen ;n bet staatkundige
als Kerkelijkgezinden en Smatsgeziaden.
Dit zijn de ware »antithesen." De tegenstelling, door
de liberalen uitgevonden, die cameljjk van clericalen
en anci-clericalon, was min of meer boosiardig, klein
geestig en onwaar. In België had zij nog oenigon zin,
want da moerderhaid aldaar was Roomsch en in de
R.-K Kerk hoeft de geestelijkheid een erkend overwicht.
Toch was het een oneerljjke strjjdleus om alleen de
geestelijkheid aan te vallen, terwjjl het op de Kerk
zelfs wa3 gemunt.
Waar echter, zooals bjj ons, Roomschen i Protes
tanten de Ghristeljjke Kerk vertegenwoordigen is do
tegenstelling onzinnig, omdat bjj da kerkordening der
Gereformeerden allo heorschappjj der geestelijkheid
opzetteljjk is uitgesloten. Als men cloricaal in 't Hoi-
landsch wil overbrengen, dan muet man zeggen paaps-
gezind eu nn zal het toch een zeker ernstig man niet