No. 143. Honderd en zevende jaargang. 1905. DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. SCHOUW, VRIJDAG 6 OCTOBER. JAARLIJKSCHE SCHOUW BUITENLAND. BINNENLAND. Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaak f 0,80 franco door het geheele Rijk f I,—. Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N,|V. Boek- en Handelsdrukkerij vli. HERMs. COSTER ZOON, Yoordam C 9. Algemeen Overzicht. Gemengde Mededeelingen. Uit de Pers. ALKMAARSCHE COURANT BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Ai KMAAR brengen bg dezo t,er kounis van belangheb benden, dit op Woensdag 18 October dezes jaars, door den opzichter over den Hont en de Plantsoenen zal worden gehouden de over t De onde Zandersloot, beginnende bg het brug getje in den Kennemersingal tot aan de zoogenaamde Nienwe Plantage. Vervolgens de eloot loopende van ge noemd bruggetje langs den Kennemersingel tot de Ver- laatjesbrnggen en vandaar tot de tweede brng in de Lindenlaan. De sloot langs Egelenburgerlaan en Kopjeskuil lot den weg naar de begraafplaats. De ringsloot om de Cadettenschool. De Bleekersloot loopende van den Nienwlandersirgel tot daar waar die sloot zich vereenigt met de nienwe Zandersloot en verder deze Bloot geheel tot aan da ban- scheiding van Heiloo. De sloot, loopende van de baanhuizen, buiten de Nieuw- landerbrug, tot de brng buiten de voormalige Boompoort aan het Kanaal. Wordende alle eigenaars of gebruikers van perceelen, aan en langs die slooten liggende, aangemaand om van de gezegde slooten, en wel ieder voor zooverre zijn eigen dom zich daar langs uitstrekt, de kanten aftemaaien, het kroos en afgemaaide op te halen, alsmede die slooten nit te diepen en het zand, benevens den modder, te hnunen koste, ter weerszjjden daaruit op te balen, alles op zoo danige diepteen onder die boete en strafbepalingen, als bg de bestaande verordeningen zijn vastgesteld. Burgemeester en Wethouders voornoemd Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter. 4 Oct. 1905. DONATH, Secretaris. Toen Dr. A. Kuyper nog minister-president was kon er geen telegram verschijnen over een door Zijne Ex cellentie te ondernemen buitenlandsche reis, of in het land dat bezocht zou worden, zetten zich de redacteuren der 'voornaamste bladen schrap om 't tot een vraagge sprek met den minister te laten komen. En was Dr. Kuyper eenmaal gearriveerd, dan werd de man, die het typische woord «pers-muskieten" in omloop bracht, zoo lang omgonsd, totdat 't den een of ander gelukte vat op hem te krijgen. Er waren er in den lande, die dat interviewen niet goed konden zetten. Ze vonden daarvoor Dr. Kuyper een niet gewichtig genoeg personage. En hoewel 't hun heel goed bekend was, dat de buitenlandsche pers broeders geen interview zonder den noodigen zwier aan hun lezers voor-zetten, gingen zij alles napluizen met het resultaat, dat er bittere klachten werden ga- slaakt over de los-lippigheid van onzen Premier. Dit alles behoort nu tot het verledene. Dr. Kuyper reist Europa rond volgens de laatste berichten be vindt hij zich thans te Weenen -- maar van geen interviews, die «Nederland op de tong brengen" dat was destijds de geliefkoosde uitdrukking van Dr. Kuy- per's vijanden wordt meer vernomen. Water de oorzaak van is, kunnen wij niet beslissen. Een ander staatsman heeft daarentegen dezer dagen twee journalisten laten warm loopen. Het is niemand minder dan de D u i t s c h e R ij k s k a n s e 1 i e r, Prins von Bülow, die zich tijdens zijn verblijf te Baden-Baden de diensten van een medewerker van de Petit Parisien en een dito van de Temps heeft weten ten nutte te maken om Frankrijk de oogen te openen voor de nobele bedoelingen van het Duitsche Rijk. Die interviews worden thans druk in de internationale pers besproken. Met den vertegenwoordiger van de Petit Parisien be handelde von Bülow de Marokko-conferentie, waarbij hij gelegenheid had de houding van Duitschland te ver dedigen. "Van vijandige stemming was daarbij evenwel geen sprake. Woordelijk verklaarde daaromtrent de Rijkskanselier »Om zooiets te durven beweren moet men met opzet vergeten dat de Duitsche politiek sinds lang er op zon, de verstandhouding met Frankrijk te verbeteren. Bewijzen de Marokko-onderhandelingen niet dat wij ons beperkt hebben tot het verzekeren in Ma rokko van het stelsel van de open deur, dat wij geen voordeelen van bij zonderen aard verlangden «"Wjj hebben de bijzondere positie van Frankrijk erkend. In vertrouwen op de loyaliteit van de Fransche regeering hebben wij toegegeven dat de conferentie zich niet bezig zou houden met de politie quaestie aan de Algiersch-Marokkaansche grens. «De onderhandelingen en de overeenkomst hebben den Duitschers getoond, dat er tegenover hen iets ver anderd is in Frankrijk, en dat men sinds eenigen tijd een loyale politiek volgt. «Dat is een gelukkige gebeurtenis voor beide volkeren Het doet mij genoegen dit toe te kunnen schrijven aan den heer Rouvier, die den toestand beoordeeld heeft van een hoog standpunt en werkelijk meewerkte om een eind te maken aan de spanning. »lk weet wel dat er ontevredenen zijn 1 Dat was vooruit te zien. Eenige Duitsche bladen hebben zich er over beklaagd dat Duitschland niet getracht heeft eenig voordeel te verkrijgen. Zij vergeten dat dit nooit het doel van de Duitsche politiek was. De Marokko-actie was van den beginne af een defensieve. «De beide regeeringen wenschen thans een weder- zijdsch gevoel van vertrouwen. Met een gerust gevoel van vreugde zal men de komende tijden kunnen be groeten, waarop zekere Franschen en zekere Duitschers elkaar niet meer als noodzakelijke traditioneele vijanden zullen beschouwen, wanneer zij' zien zullen dat de vrede tusschen twee groote volkeren vruchtdragend is. De reeds verkregen verbetering van de Franseh-Duitsche verstandhouding zal door onze schuld niet verloren gaan, want wij willen in Algeciras even oprecht zijn als in Parijs." Tegenover den medewerker van de Temps sprak de Rijkskanselier onder meer deze woorden «Indien er tusschen de Engelschen en Duitschers vooroordeelen zijn, kan Frankrijk die uit den weg helpen ruimen. Wat Rusland betreft, wij onderhouden met uwe bond- genooten opperbeste betrekkingen. Hou zoudt ge daar rouwig om kunnen zijn? Wij zijn niet ergdenkend ge weest ten aanzien van het Fransch-Russische Verbond, omdat dit nooit het aanvallende tegenover ons heeft gehad, dat men heeft toegeschreven aan zekere toe nadering, welke, zonder dat zij de waarde van een bondgenootschap heeft, voor ons veel verontrustender is. Een dubbel stel van vreedzame bondgenootschappen verzekert Europa's evenwicht. Gij zijt op goeden voet met Italië, niets meerwij zijn op goeden voet Rusland. Dat is mooi- Men moet alleen niet aan de Fransch- Italiaansche toenadering een anti-Duitsch karakter willen toeschrijven evenmin als aan de Russisch-Duitsche toe nadering een anti-Fransch karakter. Wat is er gemak kelijker dan zich aan die voorwaarde te houden?" Ten slotte sprak de heer Von Bülow den wensch uit, dat de overeenstemming tusschen Frankrijk en Duitschland in zake Marokko het voorspel zou zijn van een wederkeerig vertrouwen. De openbare meening in Duitschland zou daar gaarne voor te vinden zijn, zoodra zij zeker is, dat niemand te Parijs er meer aan denkt, om Duitschland te isoleeren Iedereen voelt, dat aan deze uitlatingen het Engelsch- Japansche verbond niet vreemd is. Zoo is ook blijkbaar de opvatting van de Times, die in een sarcastisch artikel zegt, dat niemand voortaan zal kunnen beweren, dat er in de Duitschers geen humor zit. De Amsterdamsche correspondent van de Kölnische Zeitung heeft aan zijn blad geschreven, dat de behande ling, die Domela Nieuwenhuis van overheids wege te Keulen ondervonden heeft, het openbare rechts gevoel ten onzent zeer geschokt heeft, zoodat men zelfs in kringen, die hem volstrekt niet genegen zijn, thans onvoorwaardelijk voor hem partij trekt. De correspondent somt dan de bijzonderheden van de beide arrestaties op en komt tot de conclusie, dat 't te betreuren is, dat Domela Nieuwenhuis zoodoende een soort van martelaarsaureool ontvangen heeft en nog meer te betreuren, dat dit geval, gevoegd bij andere in den laatsten tijd door de Pruisische politie gelaste ver wijderingen van Nederlanders, het nationale gevoel in Nederland zeer bitter gestemd heeft. De redactie van de Kölnische Zeitung is natuurlijk in het idee, dat op hetgeen haar correspondent schrijft niets valt af te dingen en zij stelt zien waarschijnlijk de Nederlanders op het oogenblik voor als ziedende tegen de Duitschers. Wellicht heeft dat het conservatieve blad aanleiding gegeven om een pleister op de wond te leggen. Het heeft 't onderstaan een bekentenis af te leggen, die inderdaad nog al teekenend is. De redactie begint met te verklaren, dat de politie gerechtigd is, ter voldoening aan politieverordeningen arrestaties te doen. Met name bij het over de grenzen zetten van vreemde anarchisten komt dit recht der politie in prac- tijk. Zij houdt den betrokken persoon in bewa ring, totdat de buitenlandsche Staat de nationaliteit van dien persoon erkend en zich bereid verklaard heeft, hem op te nemen. In deze opzichten ziet het Keulsche blad niet in, dat er iets tegen de handelwijze der politie is aan te voeren. Maar 't is zeer zeker een andere vraag dit wil het blad erkennen of de geheele zaak in 't algemeen belang niet veel sneller had kunnen worden afgedaan. En nu komt de Kölnische tot een slotsom, die hare pas geuite verontschuldingen van de politie geheel omverwerpt, want zegt zij«In elk geval toont het gebeurde opnieuw aan, hoe dringend vereischt wettelijke beperking en zuivere omlijning van de bevoegdheden der Pruisische politie zijn, die zich feitelijk nog tegen woordig, ten spijt van alle grondwettelijke bepalingen, verheugt in een schier onbeperkte, willekeurige macht over de persoonlijke vrijheid niet alleen van de vreem delingen, maar ook van de ingezetenen." Of de Kölnische geen berouw zal hebben van deze krasse uitlating, wanneer zij naderhand verneemt, dat 't met al die verontwaardiging over hetgeen Domela Nieuwenhuis is overkomen hier volstrekt niet zoo'n vaart is geloopen. De groote bladen, die er nog wat over geschreven hebben, deden dat op vrij schuchteren toon en andere bladen, die bij binnenlandsche aange legenheden haantje-de-voorste plegen te zijn, hebben erover gezwegen. De Amsterdamsche correspondent van de Kölnische moet afleeren om datgene, wat verklaarbaar zou zijn maar inderdaad niet bestaat, aan zijn redactie als waar heid op de mouw te spelden. Een regiment witte tunica's zien we op hun gemak naar Bakoe marcheoren. Wij hebben verscheidene officie ren bij ons, die bevel hebben ontvangen, wel wat laat, om te letten op de verschrikkelijke moorden. Men zegt, dat er nog brand is in de omstreken van de stad en volgens de laatste berichten jheeft men 's nachts nog een kanonschot in de straten gehoord. Den volgenden dag zien we een onverwacht sehouw- pel. De steppe is niet meer zijdeachtig en verguld. De strook gronds is al nauwer eu nauwer geworden tusschen de bergen en de zee. 't Is hier vuil en stoffig, zonder een enkelen boom. Links, de Kaspische Zee met een blauwen horizon, rechts de bergen. Mijn hemel, wat een stilte en dat bij deze stad, zoo geheel in opstand. Het geeft een koude rilling, die doodsche stilte, zoo nu en dan afgewisseld door knallen. De huizen zijn overal gesloten. Wij komen nu in 't centrum van de stad. De soldaten zitten, 't geweer tusschen de knieën, op de stoepen sigaretten te rooken. Een onderofficier snelt op ms toe, maar een valies ziende begrijpt hij, dat we van 't station komen en laat ons doorgaan. Op 't zelfde oogenblik klinkt een schot en wordt de straat schoon geveegd. Door een slecht gesloten luik bemerk ik een verlichten winkel, waarin bleeke, angstige gezichten. Eindelijk bereik ik m'n hotel en verlang naar bed. Spoedig begeef ik mij naar boven, terwijl me wordt toegevoegd«Goeden nacht, mijnheer, mocht ge soms door geweerschoten ontwaken, bekommer u maar om niets Den volgenden morgen zag ik in de straten de over blijfselen van de plundering, die in den heeten stofwind omhoog warrelden. De voetgangers hadden een ver schrikkelijke haast, want iedere minuut kon hun 't leven kosten. Er is, helaasnog geen einde aan de moorden. Den vorigen dag waren er nog 10 Armeniërs gedood en wie weet, hoeveel Tataren men heden zal overvallen? Het vreemdste van alles, is de onverschilligheid, die men aan [den dag legt te midden van al deze ellende. Men laat de stervenden maar liggen en men ziet ze den laatsten adem uitblazen met het hoofd op een drem pel, wanneer tenminste niet een Armeniër of Tataar tian voor dien tijd afmaakt. Maar wat is dit alles nog, vergeleken bij Balakhany Toen niemand het durfde naderen, zijn wij er heen gegaan, naar 't brandende puin van deze verwoeste stad. De lijken der strijdenden zijn verdwenen, de Ar meniërs zijn gestorven of gevlucht, de Tataren hebben zich in hunne dorpen achter den bergketen teruggetrok ken. Er is geen soldaat te zien Men herkent niets meer. De vlammen hebben alles verteerd en overal stijgt een rosse rook op met een lucht van petroleum en verbrand hout. Honderden lijken liggen onder de asch bedolven. Al de Armeniërs, die de Tataren tegenkwamen, hebben zij aan de staarten hunner paarden gebonden en medegenomen, om ze daarna op brandstapels den marteldood te doen ondergaan na ze vooraf met benzine te hebben overgoten. De Tataren zijn bij honderdtallen den heuvel afgerend en spoedig zag men één groote vlam, die dreigend ten hemel opsteeg. De Tataren zijn niet alleen schuldig, de Armeniërs hebben ook wel wat op hun geweten. Wanneer men absoluut de schuldigen zou willen opzoeken, zouden deze te vinden zijn bij hen, die deze twee krachten kenden en niets gedaan hebben om de verschrikkelijke botsing tegen te gaan En die schuldige is Het Russische Gouvernement. zgn oudsten zoon. Maar dat zou dan toestand sleohts verergeren, want wat men van don kroonprins weet, stemt het volk niet gunstig voor hem. Zjjn regoering zon waarschijnlijk kort zjjn en groote kans hebben oven blordig te eindigen als die van koning Alexander. De Hongaarsche schatkist. Men heeft zich lang afgevraagd, hoe de Hongaarsche regeering aan het noodige gol-1 kwam voor 's lauds zaken, terwjjl de weigering van belastingbetaling haar do gewone middelen onthield. Nu is het uitgelekt, dat de regeering de groote brouwers in don lande verzocht heeft hnn accijns ten minste een half jaar vooruit te betalen, met 5 pot. lente, welke dadeljjk van het bedrag afgetrokken werd. De brouwers namen het aanbod gretig aan en zoo kwam de regaering aan geld. De oogst in Japan. In Japan, waar men ver leden jaar een buitengewoon overvloedigen oogst heeft gehad, laat de oogst van dit jaar zich ook goed aanzien. Men had aanvankeljjk scbrjjft een correspondent van de Parjjscha Temps het tegendeel gevreesd, om het regenachtige en gare weder. Maar hst weer is juist in tjjds verbeterd en nu komen van alle kanten berichten vol goede verwachtingen. Een middel ter genezing van long tering. Professor Behring heeft aan een medewerker van de Matin verklaard, overtuigd te zijn dat hrj oen geneesmiddel heeft gevonden tegen tuberculose. In Augustus van het volgende jaar, op zija laatet, zal bij er mee voor den dag komen.. Aan de bacteriologea Roux en Metchnikofl heelt hij nu reeds zjjn methode uitgelegd. Het is een geneesmiddel niet alleen preventief, doch ook curatief, geen serum of vaccine. Hg zal, evenals hij met zjjn diphtheria serum deed, het geheim een tjjd lang bewaren. De kapitalist Bebel. De Vörwarts deelt aangaande het vergelgk in het erfenisgeding vau don sociaal-democraat Bebel mede, dat het legaat van den Beierschen officier Hollman in twoe gelijke deelen, elk ongeveer 400,000 mk., wordt gedeeld. Van zjjne portie keert Bebol's medeërfgenaam 60,000 mk. aan zijn bloedverwanten uit. Bebel is van zgn kant bereid 132,000 mk. op de zuster van den erflater vast te zetten. De successierechten voor dit gedeelte komen ook ten laste van Bebel, zoodat hjj daarvoor nog eens 81,000 mk. moet afstaan. Dan krijgt de sociaal-democratische partij van Bebel 45,000 mk., de rest, altijd nog een kleine 200,000 uk., houdt Bebel voor zichzelf. Brutale roovers. Dinsdagnacht is nabjj Seattle in den staat Washington weer een brutale trein roof ge pleegd. Na door signalen een expresstrein tot stilstand gebracht te hebben, hebben de roovers twee wagons af gehaakt, die zich onmiddelljjk achter de locomotief be vonden, en waarin zich een aanzienlgk bedrag aan geld bevond. Daarna dwongen zg den machinist nog eenige honderden meters voort te rgden, waarna zij de brand kast, die zich in een der wagons bevond, met dynamiet lieten springen en zioh van den inhoud van 50.000 dollars meester maakten. Met een honderdtal agenten werden de dieven nagezet. Nadere berichten zijn nog niet bekend. Gaston Leroux, de bekende medewerker van de Matin, die zich thans in de Kaukasus-landen bevindt, schrijft van daar Vier dagen, nadat ge Sint-Petersburg hebt verlaten bevindt ge u midden in Kaukasië. Den vorigen dag ademt gjj de zee-lucht in van de Zee van Azof, den volgenden dag zijn het de bergen, die u hun zachte koelte toezenden, Men kan duidelijk den berg Elbroes in het Zuiden onderscheiden. Het schijnt een geduchte helm, die daar boven op een reus geplaatst is, om den hemel te beklimmen. Na deze rotsen bevinden we ons in een vruchtbare steppe, die dit jaar veel heeft opge bracht. Iedere [boerderij is hier een klein fort. Overal kozakken-kolonies en een paardenmarkt, die een groote massa van deze zwervende dieren op één punt van die onmetelijke vlakte samenbrengt. De morgen breekt aan, verguldt en verwarmt de vlakte, die hier, verderop, nauwer wordt. Wij hooren plotseling oen geluid, dat de aanwezigheid van de zee aanduidt. En inderdaad, de Kaspische Zee is bereikt. Duitschland en de Vredesconferentie. Dnitschlands antwoord op de uitnoodiging tot de nienwe Vredesconferentie te 's-Gravenhage zal, volgens een be richt, nit Berljjn, binnen een paar dagen worden gezonden. De Duitsche regeering zal daarin verklaren, gaarne deel te willen nemen aan de Conferentie, maar onder voor waarde dat daar niet beraadslaagd wordt over algemeene ontwapening of vermindering van strijdkrachten te land en ter zee. Het programma der conferentie zal ver schillende vraagstukken omvatten, welke den oorlog in het Verre Oosten deed rijzen; vooruameljjk betreffende het internationaal zeerecht in oorlogstgd, de behandeling van onzjjdige schepen en de quaestis van oorlogscontrabandr. De staking in de electrische n ij verheid te Berlijn. Met de werkstaking aan de electriciteits fabrieken te Berljjn gaat het voorloopig volkomen kalm toe. De politiepatrouilles zjjn dientengevolge ingekrompen. Noch aan de straatverlichting noch aan het tramverkeer is de werkstaking erg te merkenbeide diensten worden voldoende onderhonden. Voor hef oogenblik is het nog niet duideljjk, hoeveel werklieden er nog door de uit sluiting, waarmede het Verbond van Berljjnsehe Metaal- indastrieeleu gedreigd heeft, getrofien zullen worden. Het verbond omvat ongeveer 130 machine- en andere fabrieken met 46,000 werklieden. Daarnaast bestaat er nog een Verseuigiug van Berljjnsehe Metaalfabrikanten met 13,000 werklieden, die brons, tin enz. bewerken au, naar 't schijnt, van de uitsluiting varsc'noond zullen blijven. Slaat de staking over naar alle metaalbedrijven, geljjk men hier en daar vreest, dan zullen er nog andere vakken ingesleept worden. Bovendien roert zien in ver scheiden groepen der arbeiders wereld een krijgshaftige lust tot een solidariteitsstaking. Buiten de arbeiderskringen is er tot nog toe bij het publiek slechts matige sympathie voor de uitgesloten electriciteitsworklieden, daar zij over het algemeen goed betaald worden. Uit het land der Koning s-m oordenaars. Een telegram in een Engelsch blad maakt melding van een brief, te Odessa van een ond Servisch minister ontvangen en handelende over de positie van koning Peter. Het heet daarin: De trom van koning Peter waggelt. Er zjjn ondergrondsehe krachten aan het werk, Da koning kent het gevaar, dat hem dreigt. Hjj denkt er aan alstand van da kroon te doain ten behoeve van Roet dat de lenze zijn van onzen tjjdl In het tijdschrift De XXe Eeuw komt een artikel voor van den heer W. Meyer over de verhouding tusschen Kerk en Staat. Aan het slot daarvan betoogt de sohrjjver het navolgende De vraag, die de staatkunde beheerschen moet, is niet meer welke godsdienst de Staat als de zjjne er kennen zalzjj is ook niet hoe zullen wjj ons zooveel mogeljjk vrij maken van alle bemoeienis met Kerken en Kerkgenootschappen l'impossible nul n'est tenu de vraag is thans alleen aan wie van beide komt do voorrang in het staatsleven toe, aan de Openbaring of aan de Rede? Zal de Kerk praedomineeren of de Staat? En dan is het antwoord van de XXate eeuw de Staat zg Souverein. Ook tegenover de Kerk komt hem de oppermacht tos. En dat wol omdat wjj in één opzicht weer tot het heidendom of beter het voor-Christeljjk standpunt zijn teruggekeerd, dat wjj nameljjk ons leven hier op aarde als het hoogste beschouwen en dus ook aan de hoogste ordening daarvan den Staat de hoogste macht toe kennen. Als zoodanig zgn wjj wel paganisten of beiden- genooten. Maar aan den anderen kant zjjn wjj boven het Heidendom uitgegroeid en wel door onze overtuiging, dat ons t taatsleven niets meer met openbaringen te maken heeft, maar alleen op de R->de moet rusten. In het Isersteil.ge (in theorie) moeten de kindoren dezer eeuw dus onderscheiden worden in gdoovigeu en vrjjdenkers in geschiedkundigen zin als revolution- n iiren en anti-ievolutioanairenen ;n bet staatkundige als Kerkelijkgezinden en Smatsgeziaden. Dit zijn de ware »antithesen." De tegenstelling, door de liberalen uitgevonden, die cameljjk van clericalen en anci-clericalon, was min of meer boosiardig, klein geestig en onwaar. In België had zij nog oenigon zin, want da moerderhaid aldaar was Roomsch en in de R.-K Kerk hoeft de geestelijkheid een erkend overwicht. Toch was het een oneerljjke strjjdleus om alleen de geestelijkheid aan te vallen, terwjjl het op de Kerk zelfs wa3 gemunt. Waar echter, zooals bjj ons, Roomschen i Protes tanten de Ghristeljjke Kerk vertegenwoordigen is do tegenstelling onzinnig, omdat bjj da kerkordening der Gereformeerden allo heorschappjj der geestelijkheid opzetteljjk is uitgesloten. Als men cloricaal in 't Hoi- landsch wil overbrengen, dan muet man zeggen paaps- gezind eu nn zal het toch een zeker ernstig man niet

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1905 | | pagina 1