No. 150.
Honderd en zevende jaargang.
Zaterdag 1 iOct. 1905
DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Anna's huwelijk.
Openbare Verkooping
Openbare Verkooping
1 IBHf
Amsterdamsche Brieven.
FEUILLETON.
5T.S. 1 d™ i™8'" h«
Openbare Verkooping.
BOERENPLAATS
te HEER HÜGOWAARD,
Woensdag 18 October 1905,
Woensdag 25 October 1905,
AD V ERTENTIEN.
Rentenierswoning
HEER HÜGOWAARD.
Een perceel Bouwland,
Mr. A. P. H. DE LANGE te Alkmaar
en H. DE BOER te Hoogwoud,
Vijf perceelen nitmnntend Weiland,
Winkelhuis met Erf en Schuur aan
den Middenweg in de kom van het dorp,
groot 2 A. 70 c.abehoorende aan den
heer J. Boekestein.
Te aanvaarden 1 Januari 1906.
ALKMAARSCHE COURANT
ii.
«Meneer, de sneeuwschepper wenscht u een gelukkig
na]ydus mijn dienstmeisje, dat op het geluid van het
metalen roffeltje der electrische bel de huisdeur heeft
geopend.
«JFW zegje/
)>De sneeuwschepper, meneer.
«De sneeuwschepper? Wie is dat?"
Groote oogen van mijn dienstmeisje.
«Dit is de man, die sneeuw schept, meneer I"
Dit laat aan duidelijkheid en logica niets te wenschen
over, maar 't maakt me nog niet veel wijzer. Wel
weet ik, als geboren Amsterdammer, dat een gelukkig
najaar wenschen synoniem is met het vragen om een fooi,
doch aangezien ik niet de eer heb, ook maar met één
van de honderden «losse" en «vaste" sneeuwscheppers,
die Amsterdam's straten 's winters van haar morsige
sneeuwsprei verlossen, in persoonlijke relatie te staan
en mij wegens de groote hoeveelheid dezer nuttige
beambten de benaming van «den" sneeuwschepper
wat ongemotiveerd toeschijnt, komt mij de zaak wat
duister voor.
Ik ga dus zelf naar de voordeur.
«Wel, vrind
De vrind tikt eens aan zijn pet, schuift zekere bruine
versnapering van de linker wang naar de rechter, waar
ze in den vorm van een grooten stuiter voorloopig
voor anker blijft liggen en vertrekt zijn gelaat, scheef
vanwege den bruinen stuiter, tot een aanminnigen
glimlach
»'k See al teuge uwes meissie, asdat de sneeuwskep-
per u een gelukkig najaar wenscht."
«Dat vind ik erg vrindelijk van je, maar
«Maar u ken me niet, sal u segge
«Precies."
«Nou meheer, 't geloof ken ik u natuurlijk niet geefe,
maar as u d'r op gelet had, had u van 't winter kenne
sien, asdat ik heel netjes de straat voor uwes deur héb
skoongemaakt. "Weet u nog wel, op die dag dat 'tsoo
hard sneeuwde U hêt me toe sellevers nog een segaar
gegeefe, u weet wel, zoo'n lekkere sware, met soo'n
mooi pampieretje d'r om".
»'k Geloof toch heusch, dat je in de war bent, vrind
«In de war Nee meheer heelemaal niet in de
war Ik weet het nog heel goed en toe 'k thuis kwam,
heb ik 'm wét lekkertjes opgerookt en 'k see nog teuge
me frouw: Wijf, see ik, soo rook ik se niet alle dage;
da's d'r seker een van twee centeje kan toch wei
sien, asdat er nog goeie mense in de wereld benne
De vent zet een gezicht, of hij een rotsvast geloof
heeft in zijn eigen verdichtselen en aangezien ik geen
kans zie rotsen omver te werpen en ik in stilte de too-
neelspelersgaven van mijn sneeuwschepper moet bewon
deren, ruil ik zijn oprecht gemeenden heilwensch in
tegen een blinkend kwartje, dat hij met een onnavolg
bare tongbeweging, die den bruinen stuiter weer van
rechts naar links verplaatst in een van zijn enorme
broekzakken laat verdwijnen.
«Dank je frindelijk, meheir; 'k sal van 't winter
uwes straat weer 'n knap beurtje geefe
En met zijn gezicht nog steeds in den plooi van
rotsvast geloof, schelt de oolijkert reeds bij mijn buur
man aan.
Een uur later.
Rrrrrtroffelt weer de huisbel.
«Meneerdaar is de nachtwakerdie wenscht u een
gelukkig najaar."
«Wat nu weer? De nachtwaker? Wat weet ik
van een nachtwaker? Zoo iemand houd ik er niet
op na
«Hij zegt tochdat hij de nachtwaker is
«Hij zegt, hq zegt Hij kan wel zooveel zeggen
Zeg jij maar, dat ik van geen nachtwaker weet."
Dienstmeisje af.
Na een oogenblik
«Meneer, hij zegt, dat hij alle nachten hier in de
buurt waakt en dat hij u een plezierig najaar wenscht."
«Zeg hem, dat ik hem vooral niets minder wensch
Nog een oogenblik later
«Meneer, hij wil niet weg; hij zegt dat hij
«Wel drommels! Dat zullen we eens zien
Ik naar voren.
Een groote kaerel staat in de gangtype-Jordaner
bruinen kinbaard sik zeggen de Amsterdamsche
jongens geschoren hals, wangen en bovenlip, kolos
sale versnapering links.
«Morrege, meneir!" klinkt 's mans kalme basstem.
«Jij bent hier nachtwaker in de buurt, zeg je?"
«Om u te diene, meneir parteklier
«Zoo, particulier? Maar voor mijn woning hoef je
niet te wakendaar zorgt hier de nachtpolitie voor."
De verachtelijkste glimlach, die ooit het gelaat
van een particulieren nachtwaker heeft versierd of ont
sierd, krult 's mans dikke lippen.
«Dejnachtpelisie Nou, meheir, as je 't van de pelisie
hebbe most,'dan konne se je huis wel leegstele, sonder
dat je d'r ies van morkVan de pelisie benne se ook
liever lui dan moei."
Liever lui dan moeEn ik denk zoo bij me zelf
O'est la pelle"qui se moque du fourgonals tenminste
mijn indruk juist is, dat mijn goede vrind tot dat slag
van nachtwakers behoort, wier nachtelijke diensten zich
hoofdzaak bepalen tot een gezellig praatje bij den
bakker op den hoek of een nog gezelliger dutje bij diens
warmen oven.
«In elk geval moest je je over mij maar niet bezorgd
maken, vrind; de inbrekers zullen bij mij niet komen."
«Ja dat zégt u nou we], meheirmaar as d'r eentje
komt met een gelaje refollever of die u 't mes op uwes
keel zet, dan sal u wel anders prate, U hêt toe'1 zeker
wel in de krante gelese van die fent, die kwam in"
breke bij meneert och) hoe heet ie ook weer
Kijk, anders kan ik z'n naam wel honderdmaal noemen
d'r kwam zoo wat van Dijk in voorDijkstra,
Dijkman, van Dijk, DijkhuisNou, affijn, de naam
komt 'r niet op anmaar 't is gebeurd, 't hêt in de
krante gestaannou, d'r kwam dan 'n fent bij meneer
Van Dijk, sal ik dan maar zegge, in de slaapkamer
en die hield 'm een gelaje refollever voor z'n mond en
riepAls je me de'sleutel van je brandkast niet geeft,
dan ga je d'r an Zoo'n schavuitMaar net dat
ie uitgesproken hêt, komt er 'n partekliere nachtwaker
voorbijdie ziet de straatdeur opestaan. Wacht, denkt
ie, dat 's niet pluis! Hij schelt an en loopt meteen na
binne. Daar hoort ie geschreeuw. Hij na bove, na de
slaapkamer, En net op 't goeie oogenblik. Hij pakt de
kerel |in z'n kraag en brengt 'm heel netjes na 't bero
Siet u, meheir, dat doen nou je partekliere nacht
wakers En waar was de pelisie? Natuurlijk nerregens
te fmden
En na een heldhaftigen veeg met den rug van zijn
behaarde hand langs zijn wijnkleurigen neus herhaalt
hij «Natuurlijk nerreges te flnde
Ik sta natuurlijk verstomd over zooveel particuliere-
nachtwakers-activiteit en zooveel onzichtbaarheid der
Amsterdamsche politie.
«En nou mot u werachtig niet op 'n kleinigheidje
zien, meheir. Vóór wat, hoort wat en ik heb een zware
huishouding't is een toer, meheir, om zes kindere de
mond ope te hou we
Nu is 't merkwaardig, dat als in Amsterdam je me
delijden wordt ingeroepen door een beroep op kinderen,
dit aantal steeds vast en zeker zes bedraagt. «Een vader
met zes onnoozele kinderen», «een huisgezin met zes
schapen van kinderen» «een arme vrouw met m jonge
kinderen» het zijn stereotiepe uitdrukkingen. Ver
ander zes in zeven, of in welk getal ge maar wilt, de
zelfde uitdrukkingen krijgen een vreemden klank.
Intusschen sta ik leelijk op den tocht en ik acht het
de wijste partij een verkoudheid te voorkomen door de
«sware huishouwing» van mijn nachtwaker met een
kleinigheid te steunenwat ik dan ook maar doe
evenwel met het beleefd, doch dringend verzoek, mij
voortaan niet meer lastig te vallen.
«Dat meent u niet, meheir», is 't slotbescheid, »u
vindt het maar wat sekuur dat u op zoo'n goeie nacht
waker rekene kan. Dienaar, meheir
De lezer, die niet geheel onbekend is met Amster
damsche toestanden, heeft reeds geraden, dat ik hier
een paar September-herinneringen neerschreef.
September was eertijds de vreugdemaand voor zeker
deel van Amstels burgerij't was de maand der Amster
damsche kermis.
't Moet er toen soms ruw en rauw zijn toegegaan, naar
ouderen dan ik mij vaak hebben verzekerd en 't was
naar veler wensch, dat de Raad van Amsterdam, onder
presidium van burgemeester Den Tex, een kleine dertig
jaar geleden besloot, de kermis af te schaffenevenwel
niet naar den wenseh van Amsterdam's gepeupel. In
dichte drommen trok het door de straten der oude stad
tierende en brullende, met steenen gewapend, waarmee
het de kostbare spiegelruiten der magazijnen verbrij
zelde razend tegen de politie, schimpend op den burger
vader totdat een behoorlijk aantal huzaren werd
gerequireerd, die met hun blinkende „latten een eind
aan 't schandaal maakten. Er vloeide bloed; ook van
nieuwsgierigen, 't meest van nieuwsgierigen wellicht
de Amsterdammer is zeer nieuwsgierig, waarde Lezer!
Natuurlijk was Amsterdam in die benauwde dagen
rijk aan stuurlui, ge weet welde bekende stuurlui
wal; maar de belhamels hadden gauw genoeg van
't schelden en razen en steenen smijten en de kermis
bleef afgeschaft, zoodat wij, Amsterdammers, het er nog
September
nog steeds
Dienstboden krijgen in September haar
steeds zonder moeten doen En toch
heet bij een groot deel der kleine burgerij
de kermismaand
«kermisdag", al of niet met een „kermisfooi
In de
wordt
in
volksschouwburgen worden,, kermisstukken gegeven,
die de goede Amsterdammers beurtelings doen schreien
en lachen— fen schoon u door knechts en meiden, door
sneeuw- en putjesscheppers (dit laatste is ook een speci
aal Amsterdamsch emplooi), nachtwakers en waldiepers,
bakkers- en slagersknechts, postbode en vuilnisman en
wie verder in Septembermaand een aanval op uw geduld
en uw beurs doen, geen „plezierige kermis meer wordt
gewenscht, het „gelukkig|najaar", dat u mondeling of
schriftelijk docr al deze gedienstige geesten
toegeroepen, is er de verbastering van.
En hoe Overmaakt zich thans de Amsterdammer
September
Ik sprak reeds van de volkstheaters die goede recettes
maken, gevuld als ze zijn op alle rangen, van de stalles
af tot den engelenbak toemaar kom in September in
ArtisDaar kunt ge zien, hoe de Amsterdammer zijn
geld verteert. Ik hoop er later breeder op terug te
komeneen „kwartjesdag" toch in Artis is de inkt
voor een beschrijving ruimschoots waardmaar reeds
nu toover ik ze u voor de oogen, de schare burger
luidjes, vergezelschapt van hun talrijk kroostde vaders
in zwart laken en niet zelden zwoegende onder een
»hooge-zije" en moeders met kleurige „blommenhoeden'
en even 'kleurige blouses, hevig transpireerende onder
den last van een harer telgen, die al beter loopen kan
dan moeder zelf, maar in gedragen toestand belastingvrij
is vaders en moeders beiden gewapend met een uiterst
omvangrijke hengselmand, tot barstens toe gevuld met
krentebroodjes, versche kadetjes, harde eieren, kure-
sausies (alias „apenneutjes"), wijnperen, zure appelen
flesch melk en maar dit slechts een heel enkelen
keer een kleiner fleschje, gevuld met zeker vocht
dat een heilzaam middel is tegen koude voeten en zich
zeer gemakkelijk gebruiken laat uit een wijnglaasje
zonder voet, in de wandeling „diendersglaassie ge-
heeten.
Doch ook in het Panopticum en het Panorama trett
ge de uitgaande Amsterdammers in dichte scholen aan r
ddar ijzende van de griezeligheden in de gruwelkamer
h:er met een „hoe-is 't-mogeljjk dat ze-'t soo-make-ken-
ne" op 't gelaat.
En 's avonds in de electrische tram naar huis
„'s Jonges, 's jonges dat gaat er van deur En
wat rij je 'n end met je passie (Tweeritten-kaartje)
van 'n stooter (12 j cent) Ja, de elektriek teuges-
woordig dat 's een mooi ding, al begrijp 'k er geen
cent van Nou 't hoeft ook niet as je maar rijdt
Kondelteur 'n sigaartje? 'n Fijne, hoor! Havana
met Braziel Niet te danken, vrind't is je gegund,
hoor van harte
Naar het Duitsch van IDA B O T - K I),
DOOK
G8) ED. VAN DEN GHEYN.
Graaf Eberhard was opgestaan. Da pendule op den
schoorsteen sloeg drie uur.
«Het is laat. Laten we nu gaan slapen, Wolf!"
Ook Wolf stond op. Dralend met neergeslagen oogon
bleef bjj staanhij had een zwaren tweestrjjd
men kon het hem aanzien.
Nu sloeg hjj de oogen op. Toen ontmoette hjj den
doordringenden en toch goedigeu blik van den ander
die hem met zekere verwachting aanzag. Dit oog scheen
•if1^ ze8Ken Wat ge mjj ook wilt toevertrouwen,
1 178 menscheljjfe leed en tnenscheljjke zwakheid.
n n?e ee? P'otselingen niet in te honden aandrang
TrTeTd man zich in de armen van zijn vaderlijken
«Anna is toch gelukkig fluisterde Wolf.
i uf- et" g6V0' ,daï, 20 het wordt," zei de graaf
Des anderen daags kon graaf Eberhard'in'het mor
genuur slechts enkele minuten wjjden aan zijn herstelde
echtgenoote. Toen ze hem zag binnenkomen, overtoog
een schaamteblos haar gelaat. Deze schaamte bekoorde
hem, doch hy deed alsof hjj het niet zag. Hjj vroeg
haar vluchtig hoe ze zich gevoelde.
Toen moest hjj zich met de logés bezig te honden,
hun vragen beantwoorden en van hun vertrek getuige
zijn.
Karei Lindenberg en Ursje Weber werden alleen voor
een afscheid bjj Anna toegelaten. Deze stortte tranen
Op Ursje maakte dit ongewoon schouwspel een hovigen
indruk. Ook haar schokte dit afscheid uitermate en Karei
was zeer aangedaan.
Geen dezer drie jonge menschen zou een reden hebben
kunnen aanvoeren voor deze ontroering.
Ursula vervoegde zich daarop bjj haar mede-logés, met
de tjjding dat Anna vreeselijk bleek en zeer zenuwachtig
was, doch overigens weinig of niets had van een zieke,
dat ze ook niet te bad, maar op een chaise longue lag
uitgestrekt. Ursula verstond onder ziek zjjn heel wat
anders men diende koorts te hebben en medicjjnen in
te nemen. Da oudere logé3 evenwel vermeden zorgvuldig
over het bulletin van Urania in gedachtewisseling te treden
Graaf Eberhard trouwens was bjj het vertrek tegen
woordig,
Met duizend goede wenschen en de verzekering, het
thans afgebroken bezoek in het najaar te zullen hervatten
reden allen naar het spoorwegstation. Wolf, Ursula en
Karei in het eene, Greta Wenderoth met haar mooien
man en de Reinbecks in het andere rjjtuig.
Leonore on Regina stonden op den drempel en wuifden
hun vele groeten na, totdat de twee voertuigen den hoek
omdraaiden.
»Nu," begon Regina, «dank zij de onpasaeljjkheid onzer
genadigde slotvrouw, kuunen we hier tot nader orde
leeljjke gezichten trekken."
«Dat is een opmerking, die men van een egoïste kan
verwachten," antwoordde Leonore, aan wier adres ze was
gericht.
Maar ook graaf Eberhard had het gehoord, en de nsïeve
onbevangenheid ervan ging hem toch te ver.
Hjj had nog eeu laak af te doen, alvorens hg zich ge
heel aan zjjne vrouw kon wjjdeD. Wat hem op het hart
lag, wilde bjj niten.
Broeder en zusters kwamen terug in de hal, Regina
maakte een beweging naar de deur van het trappenhuis
Notaris C. L. VAN DEN BERGH te Schageu.zal op
Dinsdag 17 October 1905, in bet Koffiehuis van
den Heer P. SCHERINGA te Barsingerhorn, bjj
iuzet en op Donderdag 26 October 1905, in het
«Noord-Hollandsch Koffiehuis* te Schagen, bjj afslag,
telkens des voormiddags ten 11 ure, in publieke veiling
breag-n
A. Voor de Erven van den Heer DIRK RAAT
De zeer gunstig gelegen
aan de Hoogebieren, gem. Barsingerhorn, bestaande uit
goed onderhouden huismanewoning met boef, erf, boom
gaarden, arbeiderswoning, diverse perceelen uitmuntend
Weiland en een perceel Bouwland, kad. bekend
gemeente BarsiDgerhorn, sectie D, Nos. 215, 216, 76,
'258, 258a, 259 tot en met 270, 156, 407 en 406, samen
groot 22.76.90 H.A.
B. Voor het Weezen Armenbestuur te Barsin
gerhorn
genaamd «De Franschman*. te Hoogebieren voormeld,
kad. bekend als boven, sectie D No. 272, groot I 25 50 H.A.
Alles breeder bjj biljetten omschreven.
Betalinglderjjkooppe' ningen 7 December 1905.
Aanvaarding der landerjjen op 25 December 1905, dei-
gebouwen erftuin en boomgaarden op 1 Mei^ 1906.
Belastingen voor koopers rekening vanaf 1 Januari 1906.
Inlichtingen worden verstrekt en notitiëa en kaarten
zjjn verkrjjgbaar ten kantore van genoemden Notaris.
op
bjj opbod en alslag, en op
bjj combinatiën,
telkens des morgens 10 uur, in de herberg «DE
ZWAAN", ten overstaan van de Notarissen
van
(1) Amsterdammise voor Ouracaosche amandelen.
te Heidei in Café «Central", op Woensdag *5
October 1905, des avonds 7'/j uur, ten overstaan
van 1». J. C. VAN TOORMHÏÏBIJRGH, notaris te
Alkmaar, van
te Helder, in den Helderschen polder en in don Huis-
duinerpolder samen groot 4 H. A. 64 A. 50 c. A. Breeder
op billetten en kaarten vermeld. Aanvaarding 25 Decem
ber 1905. Meerdere inlichtingen geven de heer J. SE-
VENHUIJZEN te Helder en voornoemde notaris.
«Wacht eens even, Regina ik heb je wat te zeg
gen riep Eberhard.
«Kan ik er bij zjjn vraagde Leonore.
«Ik weet niet of Regina dat goed vindt," antwoordde
Eberhard.
«Neen maar, dan verzoek ik erom," zei Regina. «Je
stem, Leopold, klonk als een signaal voor een strafpre-
dicatie. Dat interesseert Leonore altjjd" en met majes
tueuze houding nam zo op een stoel plaats. Haar spot
achtige toon was niet geheel echt. Ze wist bovendien
zeer goed, dat ze mot het bjjzjjn van Leonore, in ernstige
gevallen op bescherming van deze kon rekenen. Leopold
kon bjjwjjlen spijkers mot koppen slaan. En near zjjn
gezicht te oordealen, zou er een hartig woordje gesproken
worden. Waarom Ja, dat mag Joost weten. Nu, men
zon bot wel hooren
Leonore legde haar hand op haar broeders arm.
«Je ziet er zoo boos uit, Leopold. Sedert eeu paar dagen ben
je zoo opgewonden bleek en vreeseljjk ernstig. Zal ik
eindeljjk eens te weten komen wat er aan de hand is
«Voor het oogenblik is alleen aan de hand mjjn plicht,
om mjjne vrouw aan de naspeuringen van Regina te ont
trekken," riep hij met opwellende drift, want de hoadirg
van Regina en haar gemarkeerde «onwetendheid" prik
kelden hom bovenmate.
«Wat voor naspeuringen?" vraagde Leonore.
Regina gaf schouderophalend te kennen, dat ze er
niets van begreep.
«En daar mjjne vrouw het buis niet kan verlaten, om
zich te vrjjwaren tegen Regina's bespieding en gevolg
trekkingen, zal Regina wel het veld moeten rnimea,"
was zijn besluit.
Leonore liet een onderdrukten gil hooren van schrik,
Regina kroop aanvankelijk in haar schulp, maar wierp
vervolgens het hoofd in den'nek, zooals een kalkoensche
haan.
«Wat wil je daarmee zeggen? Voor den dag ermee!»
tartte de geïnterpelleerde zuster.
«Nu dat is ongehoord I» hernam Eberhard, en hjj
hield op met zjjn heen-en-weerloopen, «houdt je nu maar
bestaande uit flinke hulsuu»n»wentng met boet
tuin, booMgaard en erf en 84 perceelen uitmuntend
wel-' en bouwland, allergunstigst gelegen aan de
Oostzijde, bij de Spoorweghalte Middenweg, uabg kerk
en school te HEER HÜGOWAARD, samen groot
13,46,30 H.A.
Verhuurd aan den heer Jb. GEEL.
g. Hen goed onderhouden
met tuin, tegenover de Protestantsche Kerk, aau den
Middenweg te HEER HÜGOWAARD, groot 12 A. 20 c.A.
Verhuurd aan deu heer Jb. SWAAG.
Alles nagelaten door wjjlen den heer «J. SWAAm.
Aanvaarding bet land Kerstlgd 1905 en de huizon,
schuur en erven 1 Mei 1906.
Betaaldag 20 December 1905.
Inlichtingen worden gegeven door voornoemde No anssen*
Notaris GOTTMER te Obdam, zal op Woensdag 35
October 1905, 's avonds O nar, in het koffiehuis
van PIJPER te Heer Hugowaard, verkoopon
niet alsof je van niets weet Heb je me Igisteren-
middag niet': een lange opsomming gegeven van dingen
die je meende opgemerkt te hebben en die je als bewijzen
deedt- gelden heb je me niet ingefluisterd, dat mjjne
vrouw van Stephan heeft gehouden, nog van hem houdt
en jaloersch op hem is?*
«Om 's hemels wilHeb je dat gedaan, Regina
Hoe zondig hoe afschnweljjkriep Leonora handen
wringend.
«Zoo.» begon Regina. «Jongens wat eeu bombarie om
niets. Jullie hebt er zeker ruzie om gehad een scène?
En dat zal wel Anna's geheimzinnig ziekte zijn. Het lag
natourljjk niet in mjjn bedoeling, dat je haar dit onmid
dellijk zoudt overbrieven. Maar getrouwde tuannen
Ja, ben jjj dan zoo'n onnoazel schaap en denk js som1»,
dat eoa meisje als Aura twintig jaar is geworden, zonder
eeD of andere «charme» te hebben gehad, wiins aan
denken ze ook in haar howeigk niet heelemaal over
boord werpt Maar|j over zóó Iets maakt men toch
zoo'n beweging niet!"
Volstrekt niet bekennen dat men een fout heeft be
gaan daarncö» houdt men het veld dat wasR-sgina's
grondbeginsel. Ze begreep dan ook wezenljjk niet geheel
en al, wat Leopold als treurig beschouwde in doze aan
gelegenheid. Ze was in haar leven zoo dikwijls een beet je
verliefd geweest, dat ze deze gevoelens als de grootst
mogelijke bjjzaken en nietigheden beschouwde ter wereld.
Het kwam alleen maar aan op eer en fatsoen. En had
ze wel een woord gekikt, dat Anna daartegen had ge
zondigd Neen, ia de verste verte niet. Dus waarom
zoo boos
Es Leonore stelde zich aan, alsof Regina een misdaad
had begaan, ze stond met gevouwen handen en prevelde
«O God o God
«Natuurlijk," hernam de graaf, «heb ik met Anna
hierna van gedachten gewisseld en je daarbjj gespaard,
want js naam is niet genoemd. Ik kan je echter mau-
deelan daf al je veronderstellingen onjuist waren. Anna
denkt niet aan Stephan en hoeft nooit aan hem gedaoht."
Wordt vervolgd)