No. 168. Honderd en zevende jaargang. Zaterdag I Nov. 1905. DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. DU iiir Maat uit 2 Maden ïeaems. Van Week tot Week. FEUILLETON. besloten werd dan ook een afgerond subsidie aan te vragen. COURANT. IJlt den «e*eenternad. Qui se fiche a tort. 't Was Woensdag een Raadsvergadering van zaken-af doen in opgewekte stemming. De heer 0. van Bugsen, het nieuwe lid, die voor het eerst de zitting bgwoonde, moet wel den indrnk gekregen hebben, dat er onaangenamer middelen zijn om den tgd te passeeren dan mee te doen aan den arbeid van onze edel-achtbaren. Wg zonden 't niet gaarne op onze ver antwoording nemen deze illusie te verstoren en zeggen dus maar alleendat er ook wel eens zittingen zjjn, waar 't minder amusant en onderhoudend toegaat. Niet elke Raadszitting brengt ons zulke leuke zetten als er Woensdag vielen te be-lachenniet altjjd zjjn de heeren zoo goed gemutst ja, zoolang wjj de zittingen bjj- wonen steeg de gemoedelijkheid nog niet tot de hoogte, dat door den heer Kraakman aan een discussie, die lang dradig dreigde te worden, een einde werd gemaakt door het aller onverwachtste voorstel om maar tot een ander pont over te gaanen daarbjj een sigaar op te steken. Zelden hebben wg nog in den Raad een voorstel zoo met vlag en wimpel een victorie zien behalen de woorden waren er amper uit, of de blauwe rook-kringen zweefden boven de fauteuils, zich vermengende tot rookwolken, waar tegen de onafgebroken malende ventilators maar slecht waren opgewassen. De heer Kraakman was trouwens gedurende deze geheele zitting opperbest te spreken en wjj hebben daarbjj zjjn kunst bewonderd om geestige dingen te zeggen zonder ze te sonligneeren, waardoor juist zulk een onweerstaanbaar effect wordt verkregen. Aan de perstafel, waar anders al heel weinig tijd is om te lachen, ontkwam men niet aan dien invloed. Nog in diep-ernstige stemming was de Raad, toen er in den aanvang der zitting mededeeling werd gedaan van de twee adressen van den heer Jan Pot, waarvan het eens inhield e6n verzoek om een onpartijdig onderzoek te doen instellen naar den toestand van het telefoon'net hier ter stede en het andere de wenscheljjkheid betoogde van de benoeming van een deskundige aan de gasfabriek, die voor zijne adviezen wordt betaald. Hot eerste adtes riep in onze herinnering terug de adressen, die een RoUerdamsch oud-militair eenige jaren geleden bij den Amsterdamsohen Raad placht in te dienen en ten aanzien waarvan geregeld werd overgegaan tot do orde van den dag. Over het tweede adres werd aog oven gedebatteerd, doch op een wjjze, waarnit den hear Pot wel zal doideigk zjjn geworden, dat hij zich vergist, wanneer hij meent dat hjj den Raad kan gebruiken om hem te helpen in zjjn aotie tegen den Burgemeester. Misschien zal dit den heer Pot wat hard iu de ooren klinken, doch hij kan er zich van overtnigd houden dat wij door aldus te spreken hem grooter vriendschapsdienst bewgzen dan anderen, die ham stjjven in zjjn manier van optreden. En uit dezelfde overweging raden wij den heer Pot aan lot be zinning te komen. Hjj heeft een conflict gehad met den heer Ripping, let wel, niet met den Burgemeester. De heer Pot voelt zich nu gegriefd, maar hjj doet daarbjj dingen, dio niet zjjn te verdedigen. Wanneer men naast elkaar legt de uiting van ongeduld des heeren Ripping over een telefoon, die maar steeds balt zonder dat 't duidelijk wordt gemaakt waarom da kalmste menech komt daardoor in ergernis en de insinuaties, die de beer Pot zich gedert heeft veroorloofd te bezigen, dan heeft hg zeker tienmaal erger gedaan dan hem is ge schied. Was dan ook niet de heer Pot de grooto aandeel houder van de naamlooze vennootschap, die hier de telefoon exploiteert, maar waren die aandeelen in ver- Naar htt Framch van Theodore Cahn. 12) De markiezin sloeg er evenwel geen acht op eri hernam: «Ik voor mij geloof stellig, dat Marguerite mijne dochter is, ik heb er haar evenwel nog niets van laten blijken, ik wilde eerst meer zekerheid hebben. Zij heeft mij verteld, dat ze zich nog iets herinnerde van een kasteel, met een park waarin een kleine kapel. Ze kan onmogelijk weten hoe er te komen, laten we dus samen met haar in het park gaan, onwillekeurig zal ze dan hare schreden er heen richten, en misschien zal ze het Mariabeeld herkennen, waarvoor ze zoo dik wijls haar gebed heeft uitgesproken, en als dat waar mocht zijn. dan is geen twijfel meer mogelijk.'1 Julia volhardde woedend in haar zwijgen, de baron evenwel beaamde geheel het plan zijner schoonmoeder. «En daarna. sprak ze, «moeten we trachten dien Reij- baud te vinden, om van hem te vernemen op welke wijze hij mij mijn kind ontstolen heeft. O, eenmaal zal dus nog de .tijd aanbreken, dat ik weer gelukkig kan zijn". Een week later, gedurende welken tijd Guignol bezig was geweest aan Gaston de behandeling der miniatuur- marionetten te leeren, stelde de markiezin Marguérite voor om eens met haar een bezoek in het park te brengen, zon der iets over de kapel, noch over den weger heen te reppen. Marguérite vermoedde niets, ze had de markiezin ver teld wat ze wist en wachtte nu kalm den loop dei- dingen af. Vincent, die van zijnen vader gehoord had, welk vreeselijk verlies de markiezin ongeveer twintig aar geleden getroffen had, had er kieschheidshalve niets van aan zjjne vrouw verteld. schillende handen, dan kannen wij verzekeren, dat de aandeelhoudeis hem als dirrcteur al lang ter verant woording zondsn hebben geroepen en hem onder het oog hebben gebracht, dat hjj zjjne positie niet begreep. Tot dusverre hebben wg ons niet over deze zaak uitgelaten, zoo min als 't op den weg van een courant ligt erover to schijjven, wanneer b.v. de beer Ripping onaangenaam heden heeft met zjjn smid of zjjn sigaren-leverancier, maar nn de heer Pot getrrcht heeft zijn zaak in den Raad te doen bespreken en zjj dns publiek domein is geworden, hebben wjj gemeend deze poging te moeten doen om den beer Pot voor verdere overjjlde uitingen te behoeden. Moge hij beseffen, dat er meer ka rakter voor noodig is om te bekennen niet goed gehan deld te hebben dan om voort te gaan op den verkeerden weg. Onder de ingekomen stukken was ook een vooi stel van den heer Van Bujjsen in zake de reorganisatie van de Meisjesschool en de Burgerschool. Het nieuwe Raadslid neemt bljjkbaar zjjn taak niet licht op, terwijl cok in deze Raadszitting ruimschoots bleek, dat bjj niet van plan is zjjn kracht in zwjjgen te zoeken. Wjj zjjn zeer benieuwd naar dit voorstel. Het staat er, dunkt ons, goed voor, dat do dagen van bet Alkmaarsebe curiosum 8 onderwijzeressen voor 59 leerlingen geteld zjju. Uit ons verslag heeft men kannen zien, dat over het beroep van den heer J. Dorregeest op den Raad vaneen beslissing van B. en W. met betrekking tot een ïooiljjn uitvoerig is gediscussieerd, welke discussie echter niet te veel tijd heeft gevraagd, waar zij tot uitkomst heeft ge had, dat naar een bevredigende oplossing zal worden ge zocht. Uit de bewoordingen van het voorstel van B. en W. en nit de mondelinge toelichting van den Voorzitter, waaruit bleek dat inderdaad de bonw-en woning-veror dening wel eenige herziening van noode heeft, viel op te maken, dat er van dezen kant alle neiging bestond om niet onverzettelijk te zjjn. En waar de Raad met denzelfden wensch was bezield, moest men wel tot een compromis komen, al werd dan ook het bezwaar gevoeld van een ontkomen aan de voorschriften Als zoo vaak zette ook hierbjj de heer Boelmans ter Spill weer de puntjes op de i's, doch naast eerbied voor de wet heeft de wethouder ook een goed hart. Vooral de heeren Uitenboseh en Kraakman hebben reden om over dezen afloop voldaan te zjju. En dat er aldns in den geest der burgerjj is gehandeld schijnt ons aan geen twjjfel onderhevig. In den geest der burgerjj gehandeld dat heeft zeer zeker ook de heer Kraakman gedaan, toen hij bij de Algemeene Beschouwingen over de Begrooting voor 1906 aandrong op zuinigheid. B. en W. en de Raad znllen ons moeten zien te bshoeden voor hoogere belasting en daarvoor de tering naar do nering moeten zetten. Die wensch staat bovenaan op hetgeen de groote meerderheid der ingezetenen van hare vertegenwoordigers begeert. Overigens pleegt men bier te Alkmaar niet veel te doen aan Algemeene Beschouwingen bjj de Begroeting. Waar zjj vaak ontaarden in eoa toursooi tnsschen Dagelijksch Bestuur en Raad kan meu daarvoor dankbaar zjjn ook al bljjft een gezonde oppositie nattig en noodig. Doch aan den anderen kant is 't wel jammer, dat deze gelegenheid ongebruikt wordt gelaten om eens den stand van zaken in onze gemeente in zijn gebeal te overzien. Wjj znllen niet komen op het terrein van het verslag en dus niet bij allo discussies stilstaan. Slechts enkele (1) Niet alleen hier, maar overal hebben de Bouwver ordeningen, in den laatsten tijd krachtens art. 1 van de Woningwet aan de orde gekomen, strijd doen ontstaan tusschen hetgeen wenschelijk en hetgeen bereikbaar wordt geacht, een strijd, die ook elders meestal door een compromis is beslecht. Een belangrijk artikel daarover vindt men in het eerste nummer van het onlangs opgerichte tijdschrift „Gemeentebelangen". Marguérite nam dus ook met genoegen het voorstel aan, waar ze niets bijzonders achter vermoedde. Zooals was afgesproken, vergezelden de baron en Julia haar op de wandeling. Om den goeden weg naar de kapel in te slaan moest men bijna eerst het heerlijke, eeuwenoude park door wandelen, om daarna een voetpad in te slaan, dat nu in den vollen zomertijd door het dichte gebladerte bijna geheel aan het oog onttrokken was. Het gezelschap liep ongedwongen naast elkaar, nu en dan stil staande in bewondering voor de heerlijke boom groepen. Ongemerkt lieten ze Marguérite een paar passen voorloopen, terwijl men haar aandachtig gadesloeg, alleen Julia was niet op haar gemak. Marguérite be schouwde alles met bijna kinderlijke vreugde, soms bleef ze even staan, dan liep ze weer wat sneller. »Ik schijn hier meer geweest te zijn, waak ik of droom ik'r" mompelde ze bij zich zelve. «Maar neen, alles is toch werkelijkheid." Toen, zonder te aarzelen, sloeg ze het voetpad in, dat naar de kapel leidde en dat men van uit de groote laan niet had kunnen zien. Marguérite verhaastte nu hare schreden en liep voort als in een droom, zij naderde de kapel en trad binnen. Ze ging naar het wijwaterbakje en maakte een kruis; alle kleur was uit haar gelaat geweken, ze beefde over al hare leden. Toen, alsof eene sluier werd opgelicht, alsof ze ontwaakte uit een jarenlangen droom ging ze naar de markiezin, greep hare hand en zei»nu weet ik alles weer, nu herinner ik me alles, kijk daar is het Mariabeeld, waar ik zoo dikwijls naast mijne moeder mijn gebedje heb uitge sproken, o, mevrouw het is toch niet mogelijk, het kan immers niet waar zijn, dat gij die moeder zijt «Misschien «hernam de markiezin zeer ernstig," spoedig hoop ik je te bezoeken als mijne Lucie, maar laten we eerst God danken voor dit alles." Julia bleef als door den bliksem getroffen staan Deze kapel, die alleen op bijzondere feestdagen ge bruikt werd, was zelfs niet eens bij alle ondergeschikten van het kasteel bekend. Zij naderde hare moeder en sprak met verbeten woede«deze vrouw is eene schan- debatten willen wij meer naar voren brecgan. De belangiijkste discussie werd wel gevoerd naar aan leiding van bet voorstel van B. eu W. om aan de ver eeniging «Kinderkleedirg en Kindervoedirg", irgevolge art. 35 der Leerpl'cblwet, een subsidie voor 19C6 toe te staan van f 300.— Over dit onderwerp is in den loop der jaren een omvangrjjko literatuar ontstaan, doch ge lukkig bleven wg in den Raad behoed voor alles wat geleek op Printipienreüerei. Er waren twee stroomingen de eene, vertegenwoordigd door den heer Uitenboscb, wilde alle particuliere liefdadigheid, waar deze ontoe reikend was gebleken, overboord werpen en het financieels deel door de gemeente laten opknappen do andere, waarvoor als vurig en welsprekend advocaat da heer van den Bosch optrad, wilde juist, dat de particulieren zich dit werk van menschenmin, zelfs niet gedeelteljjk, door de ge meenschap nit de banden zonden laten nemen. De heer Uitenboseh werd spoedig schaakmat gezet door den wet houder, den beer Boelmans Ier Spill, die met dccnmec- ton gewapend naar de Raadszaal was getogen. De heer ter Spill schetste de geschiedenis van het hierboven genoemde art. 35, herinnerde eraan hoe het bjj amen dement in de wet was gebracht, na verwerping door de Twsede Kamer van een amendement der sooialistisohe Kamerleden, dat tot strekking had de gemeenten te ver plichten te voorzien in die gevallen, waarin gebrek aan kleeding en voeding een geregeld schoolbezoek onmoge lijk maakte. In de Eerste Kamer werd ten over vloede nog door den minister gezegd, dat de bedoe ling van art. 35 was, dat de gemeente zon helpen en steunen, waar het particulier initiatief te kort schoot. Wg znllen hierop voorshands niet verder ingaan, doch onze aandacht vestigen op hetgeen de andere richting aanvoerde. Geheel aan de zjjde van den heer Van den Bosoh stond de heer Bosman, die 't ook niet goed kon hebben, dat in een welvarende gemeente als Alkmaar voor znlk een betrekkelgk gering bedrag de gemeente moest bjj- springen. De heer Bosman ging verder en deed, als practisch man, aanstonds een middel aan de band om dat tekort nit de wereld te helpen. Daarover echter aanstonds. Er was voor ons iu dit gedeelte van het debat iets bevreemdends. Een kleine herinnering aan de voorgeschiedenis sohjjnt ons hier op haar plaats. In de Raadszitting van den 8en Februari werd behandeld een voorstel van B. en W, om een verordening vast te stellen tot wering van school verzuim, waarin o.a. de politie-agenten gemachtigd werden een kind, dat zij onder schooltjjd zonder verlof- bewgs op straat aantroffen naar school te brengen. De heer Uitenboseh maakte toen bezwaar, omdat de ouders zich wel konden geneeren een slecht gekleed kind naar school te zenden en hg gaf te kennen, dat als B. enW. niet kwamen met een voorstel tot verstrekking van voedsel en kleeding aan het arme schoolkind, hjj dit voor de begrooting van 1906 zon doen. Er werd toen door eenige loden aangevoerd, dat de bestaande Vereeniging voor Kinderkleeding tot dusverre nog altijd in de behoeften had kunnen voorzien en msn eerst nit de gemeentekas zon helpen, wanneer zjj verklaarde niet alles meer alleen af te kunnen. We kregen in deze Raadsvergadering den indrnk, dat er voor bekommering in deze materie geen reden bestond. Maar enkele weken later warden wij dat andera ge waar. Den 28en Maart werd ten Stadbuize een vergadering gehouden van de Vereeniging «Kiuderkleeding en Kin dervoeding* en daarin werd meegedeeld, dat de ontvangsten wasen verminderd van f 592.75 in 1903 tot f 536.35 in 1904. Om voort te kunnen gaan op denzelfden voet achtte men steun van gemeentewege noodzakelijk en delijke comediespeelster, ze heeft natuurlijk iemand van deze kapel hooren spreken." «Zwijg, kind. Uwe zuster heeft alleen den weg naar deze verborgen plek teruggevonden, niemand heeft haar daarover kunnen inlichtenKom, laten we terugkeeren.ee Op het kasteel teruggekeerd, richtte Marguérite hare schreden plotseling naar eene deur, die toegang gat tot een trap. «Die deur ken ik®, sprak ze«, daar is een trap achter, en men kon er ook mee komen in de slaapkamer mijner moeder.Zij opende de deur, trad de slaapkamer binnen en bleef staan voor het schilderij van eene nog zeer jeugdige vrouw. «Dat is het portret van mijne moeder,sprak ze droomend. Maar al deze aandoeningen waren te veel voor haar geweest, ze duizelde, en viel bewusteloos op den grond neer. Inderdaad het was het portret van mevrouw de Montgrand op twintigjarigen leeftijd. De markiezin haastte zich naar haar toe. «Vlug, vlug, roep Marie,riep ze den baron toe. «Schandelijke comedie,« riep Julia uit, die onbewe gelijk bleef staan. «Ga heen, ongevoelig kind, laat tnij alleen met haar, riep de markiezin buiten zich zelve. Julia ging heen, in hare woede niet kunnende nalaten eenige minder goed gemeende woorden tegen hare zuster te uiten. IX. Toen Marguérite eindelijk na eene langdurige bezwij ming hare oogen opende, zag ze de markiezin naast zich zitten, «Eindelijk, eindelijk heb ik je dus weer gevonden, mijn arm kind®, sprak de gravin innig gelukkig". Je arme vader, die een jaar na je geheimzinnige verdwijning overleden is, had het me altijd wel voorspeld, dat dat nog eens zou gebeuren, en goddank, kind, zijn voorge voel heeft hem niet bedrogen. O, al mijn verdriet is vergeten, al die jaren van droefheid zijn nu voorbjj. Was dat besluit overijld Dat willen wg niet zeggen, maar toch meenen wg, dat bettr ware gedaan, indien vooraf een niterst beroep tot do burgerjj ware gericht. Wanneer de Vereeniging eeu oprotping in de wereld had gezonden, waarin zjj van haar benarden toestand aan de ingezetenen had mededeeling gedaan, wanneer zjj de lokale pers had gevraagd haar daarbjj van dienst te zjja en wanneer dan de bgdragen niet milder waren gaan vloeien ons dunkt, het beslnit ware bsler ge motiveerd geweest. En als dat ware geschied, dan was 't het juiste moment geweest om zich de medewerking van de heeren Bosman, van den Bosch en van hen, die in deze zaak met hen één van gedachte zij», te verzekeren. Het beroep van den heer Van den Bosch op hulp van den kant der ingezetenon is te laat gekomen, de Vereeniging heeft immers haar subsidie gekregen en wie nu nog iets extra's wil offeren op het altaar der liefdadigheid kan daarvoor werkeljjk wel beter bestemming vinden. Mocht de Vereeniging een volgend jaar nog meer geld te kort komen, welnn, zóó exorbitant is het bedrag nog niet, dat haar is verleend. Op denzelfden middag, waarop de Alkmaarsche Raad deze zaak behandelde, besloot de Gemeenteraad van Middelbnrg (waar de uitgaven eu outvangsten werden vastgesteld op rnitn f 640.000 tege n ongeveer f 470.000 te Alkmaar) aan de vereeniging «Kindervoeding* wederom f 700 subsidie toe te kennen, d. i. das meer dan het dubbele van hier. Wanneer nu nog de burgerij eenige voldoening zou hebben van een extra financieel offer voor deze zaak, dan had men zich moeten vereenigen met het idee van den heer van Buijsen om alleen aan de Vereeniging f 300 toe te staan als zij die noodig bleek te hebben en anders zooveel minder. Dan was 't voor de inge zetenen een eere-zaak geworden om een Hink bedrag bijeen te brengen, zoodat de Vereeniging 't wel kon stellen buiten steun uit de gemeentekas. Maar evenmin als in de zooeven vermelde vergadering op den 28en Maart ten Stadhuize, kon de heer Van Buijsen thans in den Raad voor zijn denkbeeld steun vinden. Blijkbaar schrikte men terug voor het in de-luebt-hangende ervan, daarbjj de werkelijke mérites uit het oog verliezend. (2). Er deed zich bij de discussies over dit subsidie een incident voor, dat wij even moeten releveeren. Wij zagen reeds, dat de heer Bosman het steunen der ver eeniging «Kinderkleeding® liever aan particulieren had overgelaten. Nu is de heer Bosman iemand, die, als hij zulke dingen zegt, gaarne een middel ter berei king aan de hand doet en daarbjj zijn eigen financiën allerminst spaart. Reeds in de secties had hij zich bereid verklaard een Hink aandeel van de f 300 voor zjjne rekening te nemen en nu voegde hij daaraan in den Raad op zijn bekenden gemoedelijken toon toe, dat als de heeren voor het goede doel van hun presentie geld afstand wilden doen, men heelemaal klaar was. Het idee werd met eenige hilariteit begroet. Maar de heer Uitenboseh, die zijn presentiegeld bedreigd meende te zien, ontstak er over in toorn. Het pas dien morgen benoemde lid van den militieraad was militant als de beste milicien; hij sprak van een bespottelijk voorstel van den kant van een der hoogst-aangeslagenen enz. 't Was jammer, want hij had zooveel fijner kunnen antwoorden. Wanneer hij b.v. gezegd had, dat hij in (2) Te Rotterdam is de regeling, dat jaarlijks op de begrooting een vaste som wordt uitgetrokken als maximum, dat de gemeente voor subsidie beschikbaar stelt. Blijft dit bedrag boven de helft van wat de gesubsidieerde vereeni- gingen uit particuliere bijdragen uitdeelen, dan wordt het overschietende niet uitgegeven; is het minder, dan wordt het pondspondsgewijze onder de vereenigingen verdeeld naar evenredigheid van de eindcijfers harer rekeningen, doch zoo, dat het nimmer meer bedraagt dat het nadeelig saldo. Bij onze eerste ontmoeting kon ik me bijna al niet inhouden, maar ik moest me bedwingen, ik moest meer zekerheid hebben. Nu, kind, zal ik trachten te vergoeden wat je al die droeve jaren hebt moeten missen®. «O, goede moeder, wat ben ik gelukkig u eindelijk te hebben weergevonden, en mijn goede man, wat zal die zich met mjj verheugen, want niet waar, moeder, u zult van hem toch ook wel gaan houden?® Onwillekeurig betrok het gelaat van mevrouw de Montgrand. «Ach®, riep Marguérite uit voor wie dat niet onop gemerkt wds gebleven, «maar hoe zal men mijn goeden man ontvangen, hij, die niet geboortig is uit adellijke kringen «Domme menschen alleen trekken den neus op voor eenen eenvoudigen, maar braven man, mijn kind. Men heeft geen adellijk bloed noodig om een edel mensch te zijn.« Dat gezegde gaf Marguérite hoop. «Jullie huwelijk is altijd gelukkig geweest, de plaats van je man en kinderen is voortaan hier, niemand zal inbreuk op je rechten durven maken.® Nadat Marguérite nog een uurtje innig gelukkig bij hare moeder had doorgebracht, moest ze eindelijk ver trekken om haren man deelgenoot te maken van haar groot geluk. De markiezin gal order voor haar in te spannen en deed haar beloven, dat ze tegen het diner met haren man zou terug komen, om dan gezamenlijk voor den eersten keer het middagmaal te gebruiken. Vincent ziende, dat zijne vrouw langer bij de markie zin bleef dan hij met haar had afgesproken, had niet langer kunnen wachten en was reeds begonnen de toebereidselen voor de voorstelling te maken. Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1905 | | pagina 1