No. 168.
Honderd en zevende jaargang.
Zaterdag I Nov. 1905.
DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
DU iiir Maat uit 2 Maden
ïeaems.
Van Week tot Week.
FEUILLETON.
besloten werd dan ook een afgerond
subsidie aan te vragen.
COURANT.
IJlt den «e*eenternad.
Qui se fiche a tort.
't Was Woensdag een Raadsvergadering van zaken-af
doen in opgewekte stemming.
De heer 0. van Bugsen, het nieuwe lid, die voor het
eerst de zitting bgwoonde, moet wel den indrnk gekregen
hebben, dat er onaangenamer middelen zijn om den tgd
te passeeren dan mee te doen aan den arbeid van onze
edel-achtbaren. Wg zonden 't niet gaarne op onze ver
antwoording nemen deze illusie te verstoren en zeggen
dus maar alleendat er ook wel eens zittingen zjjn,
waar 't minder amusant en onderhoudend toegaat. Niet
elke Raadszitting brengt ons zulke leuke zetten als er
Woensdag vielen te be-lachenniet altjjd zjjn de heeren
zoo goed gemutst ja, zoolang wjj de zittingen bjj-
wonen steeg de gemoedelijkheid nog niet tot de hoogte,
dat door den heer Kraakman aan een discussie, die lang
dradig dreigde te worden, een einde werd gemaakt door
het aller onverwachtste voorstel om maar tot een ander
pont over te gaanen daarbjj een sigaar op te steken.
Zelden hebben wg nog in den Raad een voorstel zoo
met vlag en wimpel een victorie zien behalen de woorden
waren er amper uit, of de blauwe rook-kringen zweefden
boven de fauteuils, zich vermengende tot rookwolken, waar
tegen de onafgebroken malende ventilators maar slecht
waren opgewassen. De heer Kraakman was trouwens
gedurende deze geheele zitting opperbest te spreken en
wjj hebben daarbjj zjjn kunst bewonderd om geestige
dingen te zeggen zonder ze te sonligneeren, waardoor
juist zulk een onweerstaanbaar effect wordt verkregen.
Aan de perstafel, waar anders al heel weinig tijd is om
te lachen, ontkwam men niet aan dien invloed.
Nog in diep-ernstige stemming was de Raad, toen er
in den aanvang der zitting mededeeling werd gedaan van
de twee adressen van den heer Jan Pot, waarvan het
eens inhield e6n verzoek om een onpartijdig onderzoek
te doen instellen naar den toestand van het telefoon'net
hier ter stede en het andere de wenscheljjkheid betoogde
van de benoeming van een deskundige aan de gasfabriek,
die voor zijne adviezen wordt betaald. Hot eerste adtes
riep in onze herinnering terug de adressen, die een
RoUerdamsch oud-militair eenige jaren geleden bij den
Amsterdamsohen Raad placht in te dienen en ten aanzien
waarvan geregeld werd overgegaan tot do orde van den
dag. Over het tweede adres werd aog oven gedebatteerd,
doch op een wjjze, waarnit den hear Pot wel zal doideigk
zjjn geworden, dat hij zich vergist, wanneer hij meent
dat hjj den Raad kan gebruiken om hem te helpen in
zjjn aotie tegen den Burgemeester. Misschien zal dit den
heer Pot wat hard iu de ooren klinken, doch hij kan er
zich van overtnigd houden dat wij door aldus te spreken
hem grooter vriendschapsdienst bewgzen dan anderen,
die ham stjjven in zjjn manier van optreden. En uit
dezelfde overweging raden wij den heer Pot aan lot be
zinning te komen. Hjj heeft een conflict gehad met den
heer Ripping, let wel, niet met den Burgemeester.
De heer Pot voelt zich nu gegriefd, maar hjj doet daarbjj
dingen, dio niet zjjn te verdedigen. Wanneer men naast
elkaar legt de uiting van ongeduld des heeren Ripping
over een telefoon, die maar steeds balt zonder dat 't
duidelijk wordt gemaakt waarom da kalmste menech
komt daardoor in ergernis en de insinuaties, die de
beer Pot zich gedert heeft veroorloofd te bezigen, dan
heeft hg zeker tienmaal erger gedaan dan hem is ge
schied. Was dan ook niet de heer Pot de grooto aandeel
houder van de naamlooze vennootschap, die hier de
telefoon exploiteert, maar waren die aandeelen in ver-
Naar htt Framch van Theodore Cahn.
12)
De markiezin sloeg er evenwel geen acht op eri
hernam: «Ik voor mij geloof stellig, dat Marguerite
mijne dochter is, ik heb er haar evenwel nog niets van
laten blijken, ik wilde eerst meer zekerheid hebben.
Zij heeft mij verteld, dat ze zich nog iets herinnerde
van een kasteel, met een park waarin een kleine kapel.
Ze kan onmogelijk weten hoe er te komen, laten we
dus samen met haar in het park gaan, onwillekeurig
zal ze dan hare schreden er heen richten, en misschien
zal ze het Mariabeeld herkennen, waarvoor ze zoo dik
wijls haar gebed heeft uitgesproken, en als dat waar
mocht zijn. dan is geen twijfel meer mogelijk.'1
Julia volhardde woedend in haar zwijgen, de baron
evenwel beaamde geheel het plan zijner schoonmoeder.
«En daarna. sprak ze, «moeten we trachten dien Reij-
baud te vinden, om van hem te vernemen op welke
wijze hij mij mijn kind ontstolen heeft. O, eenmaal zal
dus nog de .tijd aanbreken, dat ik weer gelukkig kan zijn".
Een week later, gedurende welken tijd Guignol bezig
was geweest aan Gaston de behandeling der miniatuur-
marionetten te leeren, stelde de markiezin Marguérite voor
om eens met haar een bezoek in het park te brengen, zon
der iets over de kapel, noch over den weger heen te reppen.
Marguérite vermoedde niets, ze had de markiezin ver
teld wat ze wist en wachtte nu kalm den loop dei-
dingen af. Vincent, die van zijnen vader gehoord had,
welk vreeselijk verlies de markiezin ongeveer twintig
aar geleden getroffen had, had er kieschheidshalve niets
van aan zjjne vrouw verteld.
schillende handen, dan kannen wij verzekeren, dat de
aandeelhoudeis hem als dirrcteur al lang ter verant
woording zondsn hebben geroepen en hem onder het oog
hebben gebracht, dat hjj zjjne positie niet begreep. Tot
dusverre hebben wg ons niet over deze zaak uitgelaten,
zoo min als 't op den weg van een courant ligt erover
to schijjven, wanneer b.v. de beer Ripping onaangenaam
heden heeft met zjjn smid of zjjn sigaren-leverancier,
maar nn de heer Pot getrrcht heeft zijn zaak in den
Raad te doen bespreken en zjj dns publiek domein is
geworden, hebben wjj gemeend deze poging te moeten
doen om den beer Pot voor verdere overjjlde uitingen
te behoeden. Moge hij beseffen, dat er meer ka
rakter voor noodig is om te bekennen niet goed gehan
deld te hebben dan om voort te gaan op den verkeerden
weg.
Onder de ingekomen stukken was ook een vooi stel van
den heer Van Bujjsen in zake de reorganisatie van de
Meisjesschool en de Burgerschool. Het nieuwe Raadslid
neemt bljjkbaar zjjn taak niet licht op, terwijl cok in
deze Raadszitting ruimschoots bleek, dat bjj niet van
plan is zjjn kracht in zwjjgen te zoeken. Wjj zjjn zeer
benieuwd naar dit voorstel. Het staat er, dunkt ons,
goed voor, dat do dagen van bet Alkmaarsebe curiosum
8 onderwijzeressen voor 59 leerlingen geteld zjju.
Uit ons verslag heeft men kannen zien, dat over het
beroep van den heer J. Dorregeest op den Raad vaneen
beslissing van B. en W. met betrekking tot een ïooiljjn
uitvoerig is gediscussieerd, welke discussie echter niet te
veel tijd heeft gevraagd, waar zij tot uitkomst heeft ge
had, dat naar een bevredigende oplossing zal worden ge
zocht. Uit de bewoordingen van het voorstel van B. en
W. en nit de mondelinge toelichting van den Voorzitter,
waaruit bleek dat inderdaad de bonw-en woning-veror
dening wel eenige herziening van noode heeft, viel op te
maken, dat er van dezen kant alle neiging bestond om
niet onverzettelijk te zjjn. En waar de Raad met
denzelfden wensch was bezield, moest men wel tot een
compromis komen, al werd dan ook het bezwaar gevoeld
van een ontkomen aan de voorschriften Als zoo
vaak zette ook hierbjj de heer Boelmans ter Spill weer
de puntjes op de i's, doch naast eerbied voor de wet
heeft de wethouder ook een goed hart. Vooral de heeren
Uitenboseh en Kraakman hebben reden om over dezen
afloop voldaan te zjju. En dat er aldns in den geest
der burgerjj is gehandeld schijnt ons aan geen twjjfel
onderhevig.
In den geest der burgerjj gehandeld dat heeft zeer
zeker ook de heer Kraakman gedaan, toen hij bij de
Algemeene Beschouwingen over de Begrooting voor 1906
aandrong op zuinigheid. B. en W. en de Raad znllen
ons moeten zien te bshoeden voor hoogere belasting en
daarvoor de tering naar do nering moeten zetten. Die
wensch staat bovenaan op hetgeen de groote meerderheid
der ingezetenen van hare vertegenwoordigers begeert.
Overigens pleegt men bier te Alkmaar niet veel te doen
aan Algemeene Beschouwingen bjj de Begroeting. Waar
zjj vaak ontaarden in eoa toursooi tnsschen Dagelijksch
Bestuur en Raad kan meu daarvoor dankbaar zjjn
ook al bljjft een gezonde oppositie nattig en noodig.
Doch aan den anderen kant is 't wel jammer, dat deze
gelegenheid ongebruikt wordt gelaten om eens den stand
van zaken in onze gemeente in zijn gebeal te overzien.
Wjj znllen niet komen op het terrein van het verslag
en dus niet bij allo discussies stilstaan. Slechts enkele
(1) Niet alleen hier, maar overal hebben de Bouwver
ordeningen, in den laatsten tijd krachtens art. 1 van de
Woningwet aan de orde gekomen, strijd doen ontstaan
tusschen hetgeen wenschelijk en hetgeen bereikbaar wordt
geacht, een strijd, die ook elders meestal door een compromis
is beslecht. Een belangrijk artikel daarover vindt men in
het eerste nummer van het onlangs opgerichte tijdschrift
„Gemeentebelangen".
Marguérite nam dus ook met genoegen het voorstel
aan, waar ze niets bijzonders achter vermoedde. Zooals
was afgesproken, vergezelden de baron en Julia haar op
de wandeling.
Om den goeden weg naar de kapel in te slaan moest
men bijna eerst het heerlijke, eeuwenoude park door
wandelen, om daarna een voetpad in te slaan, dat nu
in den vollen zomertijd door het dichte gebladerte bijna
geheel aan het oog onttrokken was.
Het gezelschap liep ongedwongen naast elkaar, nu en
dan stil staande in bewondering voor de heerlijke boom
groepen. Ongemerkt lieten ze Marguérite een paar passen
voorloopen, terwijl men haar aandachtig gadesloeg,
alleen Julia was niet op haar gemak. Marguérite be
schouwde alles met bijna kinderlijke vreugde, soms
bleef ze even staan, dan liep ze weer wat sneller.
»Ik schijn hier meer geweest te zijn, waak ik of
droom ik'r" mompelde ze bij zich zelve. «Maar neen,
alles is toch werkelijkheid."
Toen, zonder te aarzelen, sloeg ze het voetpad in,
dat naar de kapel leidde en dat men van uit de groote
laan niet had kunnen zien. Marguérite verhaastte nu
hare schreden en liep voort als in een droom, zij
naderde de kapel en trad binnen. Ze ging naar het
wijwaterbakje en maakte een kruis; alle kleur was uit
haar gelaat geweken, ze beefde over al hare leden. Toen,
alsof eene sluier werd opgelicht, alsof ze ontwaakte uit
een jarenlangen droom ging ze naar de markiezin, greep
hare hand en zei»nu weet ik alles weer, nu herinner
ik me alles, kijk daar is het Mariabeeld, waar ik zoo
dikwijls naast mijne moeder mijn gebedje heb uitge
sproken, o, mevrouw het is toch niet mogelijk, het kan
immers niet waar zijn, dat gij die moeder zijt
«Misschien «hernam de markiezin zeer ernstig," spoedig
hoop ik je te bezoeken als mijne Lucie, maar laten we
eerst God danken voor dit alles."
Julia bleef als door den bliksem getroffen staan
Deze kapel, die alleen op bijzondere feestdagen ge
bruikt werd, was zelfs niet eens bij alle ondergeschikten
van het kasteel bekend. Zij naderde hare moeder en
sprak met verbeten woede«deze vrouw is eene schan-
debatten willen wij meer naar voren brecgan.
De belangiijkste discussie werd wel gevoerd naar aan
leiding van bet voorstel van B. eu W. om aan de ver
eeniging «Kinderkleedirg en Kindervoedirg", irgevolge
art. 35 der Leerpl'cblwet, een subsidie voor 19C6 toe
te staan van f 300.— Over dit onderwerp is in den loop
der jaren een omvangrjjko literatuar ontstaan, doch ge
lukkig bleven wg in den Raad behoed voor alles wat
geleek op Printipienreüerei. Er waren twee stroomingen
de eene, vertegenwoordigd door den heer Uitenboscb,
wilde alle particuliere liefdadigheid, waar deze ontoe
reikend was gebleken, overboord werpen en het financieels
deel door de gemeente laten opknappen do andere, waarvoor
als vurig en welsprekend advocaat da heer van den Bosch
optrad, wilde juist, dat de particulieren zich dit werk
van menschenmin, zelfs niet gedeelteljjk, door de ge
meenschap nit de banden zonden laten nemen. De heer
Uitenboseh werd spoedig schaakmat gezet door den wet
houder, den beer Boelmans Ier Spill, die met dccnmec-
ton gewapend naar de Raadszaal was getogen. De heer
ter Spill schetste de geschiedenis van het hierboven
genoemde art. 35, herinnerde eraan hoe het bjj amen
dement in de wet was gebracht, na verwerping door de
Twsede Kamer van een amendement der sooialistisohe
Kamerleden, dat tot strekking had de gemeenten te ver
plichten te voorzien in die gevallen, waarin gebrek aan
kleeding en voeding een geregeld schoolbezoek onmoge
lijk maakte. In de Eerste Kamer werd ten over
vloede nog door den minister gezegd, dat de bedoe
ling van art. 35 was, dat de gemeente zon helpen en
steunen, waar het particulier initiatief te kort schoot.
Wg znllen hierop voorshands niet verder ingaan, doch
onze aandacht vestigen op hetgeen de andere richting
aanvoerde.
Geheel aan de zjjde van den heer Van den Bosoh
stond de heer Bosman, die 't ook niet goed kon hebben,
dat in een welvarende gemeente als Alkmaar voor znlk
een betrekkelgk gering bedrag de gemeente moest bjj-
springen. De heer Bosman ging verder en deed, als
practisch man, aanstonds een middel aan de band om
dat tekort nit de wereld te helpen. Daarover echter
aanstonds.
Er was voor ons iu dit gedeelte van het debat iets
bevreemdends.
Een kleine herinnering aan de voorgeschiedenis sohjjnt
ons hier op haar plaats. In de Raadszitting van den 8en
Februari werd behandeld een voorstel van B. en W, om
een verordening vast te stellen tot wering van school
verzuim, waarin o.a. de politie-agenten gemachtigd
werden een kind, dat zij onder schooltjjd zonder verlof-
bewgs op straat aantroffen naar school te brengen. De
heer Uitenboseh maakte toen bezwaar, omdat de ouders
zich wel konden geneeren een slecht gekleed kind naar
school te zenden en hg gaf te kennen, dat als B. enW.
niet kwamen met een voorstel tot verstrekking van
voedsel en kleeding aan het arme schoolkind, hjj dit
voor de begrooting van 1906 zon doen. Er werd toen
door eenige loden aangevoerd, dat de bestaande Vereeniging
voor Kinderkleeding tot dusverre nog altijd in de behoeften
had kunnen voorzien en msn eerst nit de gemeentekas
zon helpen, wanneer zjj verklaarde niet alles meer alleen
af te kunnen. We kregen in deze Raadsvergadering den
indrnk, dat er voor bekommering in deze materie geen
reden bestond.
Maar enkele weken later warden wij dat andera ge
waar. Den 28en Maart werd ten Stadbuize een vergadering
gehouden van de Vereeniging «Kiuderkleeding en Kin
dervoeding* en daarin werd meegedeeld, dat de ontvangsten
wasen verminderd van f 592.75 in 1903 tot f 536.35 in
1904. Om voort te kunnen gaan op denzelfden voet
achtte men steun van gemeentewege noodzakelijk en
delijke comediespeelster, ze heeft natuurlijk iemand van
deze kapel hooren spreken."
«Zwijg, kind. Uwe zuster heeft alleen den weg naar
deze verborgen plek teruggevonden, niemand heeft haar
daarover kunnen inlichtenKom, laten we
terugkeeren.ee
Op het kasteel teruggekeerd, richtte Marguérite hare
schreden plotseling naar eene deur, die toegang gat tot
een trap.
«Die deur ken ik®, sprak ze«, daar is een trap achter,
en men kon er ook mee komen in de slaapkamer mijner
moeder.Zij opende de deur, trad de slaapkamer binnen
en bleef staan voor het schilderij van eene nog zeer
jeugdige vrouw.
«Dat is het portret van mijne moeder,sprak ze
droomend. Maar al deze aandoeningen waren te veel
voor haar geweest, ze duizelde, en viel bewusteloos op
den grond neer.
Inderdaad het was het portret van mevrouw de
Montgrand op twintigjarigen leeftijd.
De markiezin haastte zich naar haar toe.
«Vlug, vlug, roep Marie,riep ze den baron toe.
«Schandelijke comedie,« riep Julia uit, die onbewe
gelijk bleef staan.
«Ga heen, ongevoelig kind, laat tnij alleen met haar,
riep de markiezin buiten zich zelve. Julia ging heen,
in hare woede niet kunnende nalaten eenige minder
goed gemeende woorden tegen hare zuster te uiten.
IX.
Toen Marguérite eindelijk na eene langdurige bezwij
ming hare oogen opende, zag ze de markiezin naast
zich zitten,
«Eindelijk, eindelijk heb ik je dus weer gevonden,
mijn arm kind®, sprak de gravin innig gelukkig". Je
arme vader, die een jaar na je geheimzinnige verdwijning
overleden is, had het me altijd wel voorspeld, dat dat
nog eens zou gebeuren, en goddank, kind, zijn voorge
voel heeft hem niet bedrogen. O, al mijn verdriet is
vergeten, al die jaren van droefheid zijn nu voorbjj.
Was dat besluit overijld Dat willen wg niet zeggen,
maar toch meenen wg, dat bettr ware gedaan, indien
vooraf een niterst beroep tot do burgerjj ware gericht.
Wanneer de Vereeniging eeu oprotping in de wereld
had gezonden, waarin zjj van haar benarden toestand
aan de ingezetenen had mededeeling gedaan, wanneer
zjj de lokale pers had gevraagd haar daarbjj van dienst
te zjja en wanneer dan de bgdragen niet milder waren
gaan vloeien ons dunkt, het beslnit ware bsler ge
motiveerd geweest. En als dat ware geschied, dan was
't het juiste moment geweest om zich de medewerking
van de heeren Bosman, van den Bosch en van hen, die
in deze zaak met hen één van gedachte zij», te verzekeren.
Het beroep van den heer Van den Bosch op hulp van
den kant der ingezetenon is te laat gekomen, de Vereeniging
heeft immers haar subsidie gekregen en wie nu nog
iets extra's wil offeren op het altaar der liefdadigheid
kan daarvoor werkeljjk wel beter bestemming vinden.
Mocht de Vereeniging een volgend jaar nog meer geld
te kort komen, welnn, zóó exorbitant is het bedrag nog
niet, dat haar is verleend. Op denzelfden middag, waarop
de Alkmaarsche Raad deze zaak behandelde, besloot de
Gemeenteraad van Middelbnrg (waar de uitgaven eu
outvangsten werden vastgesteld op rnitn f 640.000 tege n
ongeveer f 470.000 te Alkmaar) aan de vereeniging
«Kindervoeding* wederom f 700 subsidie toe te kennen,
d. i. das meer dan het dubbele van hier.
Wanneer nu nog de burgerij eenige voldoening
zou hebben van een extra financieel offer voor deze
zaak, dan had men zich moeten vereenigen met het idee
van den heer van Buijsen om alleen aan de Vereeniging
f 300 toe te staan als zij die noodig bleek te hebben
en anders zooveel minder. Dan was 't voor de inge
zetenen een eere-zaak geworden om een Hink bedrag
bijeen te brengen, zoodat de Vereeniging 't wel kon
stellen buiten steun uit de gemeentekas. Maar evenmin
als in de zooeven vermelde vergadering op den 28en
Maart ten Stadhuize, kon de heer Van Buijsen thans
in den Raad voor zijn denkbeeld steun vinden. Blijkbaar
schrikte men terug voor het in de-luebt-hangende ervan,
daarbjj de werkelijke mérites uit het oog verliezend. (2).
Er deed zich bij de discussies over dit subsidie een
incident voor, dat wij even moeten releveeren. Wij
zagen reeds, dat de heer Bosman het steunen der ver
eeniging «Kinderkleeding® liever aan particulieren
had overgelaten. Nu is de heer Bosman iemand, die,
als hij zulke dingen zegt, gaarne een middel ter berei
king aan de hand doet en daarbjj zijn eigen financiën
allerminst spaart. Reeds in de secties had hij zich
bereid verklaard een Hink aandeel van de f 300 voor
zjjne rekening te nemen en nu voegde hij daaraan in
den Raad op zijn bekenden gemoedelijken toon toe, dat
als de heeren voor het goede doel van hun presentie
geld afstand wilden doen, men heelemaal klaar was.
Het idee werd met eenige hilariteit begroet. Maar de
heer Uitenboseh, die zijn presentiegeld bedreigd meende
te zien, ontstak er over in toorn. Het pas dien morgen
benoemde lid van den militieraad was militant als de
beste milicien; hij sprak van een bespottelijk voorstel
van den kant van een der hoogst-aangeslagenen enz.
't Was jammer, want hij had zooveel fijner kunnen
antwoorden. Wanneer hij b.v. gezegd had, dat hij in
(2) Te Rotterdam is de regeling, dat jaarlijks op de
begrooting een vaste som wordt uitgetrokken als maximum,
dat de gemeente voor subsidie beschikbaar stelt. Blijft dit
bedrag boven de helft van wat de gesubsidieerde vereeni-
gingen uit particuliere bijdragen uitdeelen, dan wordt het
overschietende niet uitgegeven; is het minder, dan wordt
het pondspondsgewijze onder de vereenigingen verdeeld
naar evenredigheid van de eindcijfers harer rekeningen,
doch zoo, dat het nimmer meer bedraagt dat het nadeelig
saldo.
Bij onze eerste ontmoeting kon ik me bijna al niet
inhouden, maar ik moest me bedwingen, ik moest meer
zekerheid hebben. Nu, kind, zal ik trachten te vergoeden
wat je al die droeve jaren hebt moeten missen®.
«O, goede moeder, wat ben ik gelukkig u eindelijk
te hebben weergevonden, en mijn goede man, wat zal
die zich met mjj verheugen, want niet waar, moeder,
u zult van hem toch ook wel gaan houden?®
Onwillekeurig betrok het gelaat van mevrouw de
Montgrand.
«Ach®, riep Marguérite uit voor wie dat niet onop
gemerkt wds gebleven, «maar hoe zal men mijn goeden
man ontvangen, hij, die niet geboortig is uit adellijke
kringen
«Domme menschen alleen trekken den neus op voor
eenen eenvoudigen, maar braven man, mijn kind. Men
heeft geen adellijk bloed noodig om een edel mensch
te zijn.«
Dat gezegde gaf Marguérite hoop.
«Jullie huwelijk is altijd gelukkig geweest, de plaats
van je man en kinderen is voortaan hier, niemand
zal inbreuk op je rechten durven maken.®
Nadat Marguérite nog een uurtje innig gelukkig bij
hare moeder had doorgebracht, moest ze eindelijk ver
trekken om haren man deelgenoot te maken van haar
groot geluk.
De markiezin gal order voor haar in te spannen en
deed haar beloven, dat ze tegen het diner met haren
man zou terug komen, om dan gezamenlijk voor den
eersten keer het middagmaal te gebruiken.
Vincent ziende, dat zijne vrouw langer bij de markie
zin bleef dan hij met haar had afgesproken, had niet
langer kunnen wachten en was reeds begonnen de
toebereidselen voor de voorstelling te maken.
Wordt vervolgd.)