No. 17 Honderd en zevende jaargang. Zaterdag li Nov. 1905. DAGBLAD VOOR .ALKMAAR EN OMSTREKEN. uil tmt W! lilHalt pmm mm. Amsterdamsche Brieven. FEUILLETON. MARKTBERICHTEN. E COURANT. V. Vier jaar geleden gaf het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap een boekjen nit, dat tot titel draagt Stedensehennis en geschreden werd door de heeren D. O. Meijer Jr. en Jan Veth, naar aanleiding van do Regnliersgracht-kwestie. Wot is de zaak De Utrechtschestraat is te smal, om er ten behoeve der electrische tram dobbel spoor aan te leggen. Vandaar dat de wagens vAa en rèèr den Dam op de bruggen over Heeren-, Keizers- en Prinsengracht, waar wèl dnbbol spoor ligt, meestal opontbood hebben, om elkaar te passeeren. Daar moest dos iets op gevonden worden. Niet waarAls we spreken van een electrische tram, denkt men aan iets. dat allerontzaggelijkst ganw gaat, b.v. aan den onderaardschen schietblaasbalg van onzen onsterfeljjken Hildebrend aan een bliksemtrein of aan welke afRtanden-verelindendo vervoermiddelen ge verder maar wilt. Een electrische tram, die n niet met adelaarssnelheid van den Dam naar ean der uithoeken van Amsterdam doet stuiven is een onding, een misken ning van onzen tjjdgeest, een beleediging van ons gevoel voor pbysic», een slag in 't aangezicht ®an Edison en de mannen der afdeeling Publiek' Werken in onze hoofdstad, die geen ondingen op hnn terrein dnlden, noch iemand of iets wenschen te miskennen, te belee- digen of in 't aangezicht te slaan, zjjn aan 'fc peinzen gegaan, om de electrische tram aan haar bestemming te doen beantwoorden. "Wat te doen, om den afstand van den Dam naar 't Weesperpoort station en naar de Wees- perzjjde in 2 A 3 minnten minder te doen afleggen dan in de hoidige omstandigheden Dit in-der-daad hoogst, belangrijk, om niet te zeggen wereldschokkend probleem scheen aanvankolijk maar niet zoo een, twee, drie op te lossen. Maar gelukkig ontbrak het niet aan een vernnftigen geest, die er raad op wist. »Eur»ka 1" De afdeeling P. W. spitste de ooren. »Hoe is 't mogeljjk, heeren, dat niemand van ons nog aan de Regnliersgracht heeft gedacht Twee, drie seconden van doodelijke stilte. Toen een spontaan en geestdriftig geroep: »Ja, ja; de Regnliersgracht 1 Dempen, dempen, dempen I Dichtgooien den boel. Weg met de levens gevaarlijke boogbruggenGeen belemmeringen meer voor h«t verkeer 't Was een onvergetelijk oogenblik eu de vernuftige geest pinkte een traan weg, huichelend dat hij verkonden was. (I) Niet lang daarna, 't was in 1901, las men als toelichting op de ingediende begrooting»Met het oog op de exploi tatie van de gemsentelijke tram zal spoedig een beslissing moeten genomen worden omtrent de demping van de Regnliersgracht." Nu zjjn er altijd lastige mensehen in de wereld geweest en dat zal wel immer zoo blijven ook. Daar hadt je bovengenoemden heer Mejjer. - Ja wel, ik wil onmiddelljjk toegeven, dat hjj een studie van Am sterdams verleden heeft gemaakt, zooals weinig anderen dat hij het Amsterdam van voorheen en van thans op zjjn duimpje kent; dat bij de vraagbaak is van velen, die moeüjjkheden ondervinden bjj het doorvorschen van de geschiedenis der hoofdstad en dat niemand ooit te vergeefs een beroep doet noch op zjjn welwillendheid, noch op zjjn historiekennis. Maar daarmee houdt ook mjjn lof op. Verbeeld u, nauweljjks heeft bij het woord demping gelezen, of hjj beweegt bet bestuur van het K. O. G., om een vergadering nit te schrjjven, waar hij de zaak onder de aandacht der leden wensoht te brengen. En daar hoort men hem sproken van»een sieraad van Amsterdam"; van »het eigenaardig schoon van onze wel- beplante grachten''; van »de schoone lijnen van de half cirkelvormige bogen der bruggen en van het daarover ge- (1) De Alkmaarsche lezer, die den plattegrond van Amster dam niet duidelijk voor oogen heeft, moet weten, dat de Reguliersgracht evenwijdig loopt aan de Utrechtsche straat en dat de bedoeling van P. W. is, een deel van het verkeer over deze gracht te leiden, om daardoor de Utrechtsche straat te ontlasten. Naar het Fransch van Theodore Cahn. 18) Gedurende de reis spraken ze geen woord, ze waren beiden in gedachten verzonken, vooral mijnbeer Brunet scheen op niets om hem heen te letten. Hij was in gedachten voortdurend bij de markiezin, op reis naar Aix, hij vroeg zich af, hoe deze arme, beproefde moeder, die eindelijk licht had gekregen in ae verdwijning harer dochter, nog alles zou kunnen dragen wat Jean Leroux haar zou openbaren. Ze had den laatsten tijd zooveel moeten doormaken. Dan keek hij weer zijnen medereiziger aan en zuchtte «"Welk een slag zal het dan zijn voor dezen braven man.» Hij werd voortdurend gekweld door een chaos van gedachten. Hij vroeg zich zeiven af, of het misschien niet beter zou geweest zijn als de markiezin maar nooit Reijbaud gesproken had, dan zou ze ook nooit den naam van Leroux hebben hooren noemen. Maar dan zou ze ook nooit met overtuigende bewijzen de wettigheid van Lucie hebben kunnen constateeren en het was zooals Reijbaud gezegd had, daarvoor moest alles wijken. Maan als Leroux zijn vreeselijk geheim aan haar open baarde, dan was wel is-waar Lucie in eere hersteld, maar twee onschulligen zouden dan tegelijkertijd wreet worden ontgoocheld. Al deze gedachten hielden den notaris voortdurend bezig. Hij vermoedde reeds wat er moest gebeuren, vroeg of laat komt onrecht aan het licht, eindelijk moet de waarheid zegepralen. 8]agsn wulf, met de jjzeren leuningen, van eenvoudige ^ock schoon, omdat ze noch te licht, nech te lo{7 zijö* jjoor verder hoe de heer Meijer doordraaft»Qp elk der waar haar boomenreekseB der boofd(?rBcM„B kruisen, telkens pen drietal fraai gewelfde brngcen over schaduwend, roept zjj een t.afreel in het leven van fitille, rostige schnonbeid. en smelt do indrukken van de beha- geliikbeid eoner Hollandscbe gracht met die van de breed heid van aanleg eener groote stad, samen tot een welda dige stemming van kalmte en harmonie." Bepaald onuitstaanbaar pcbter wordt de heer Meijer, wnnreer bij smalend spreekt van bet grootsche werk. indertijd uitgevoerd, door bet dempen van den Nienwezflds Vonrbnrgwal»M*n berinnere zich den tiid, toen de N. Z. Voorburgwal tot demping werd veroordeeld. Wat is er toon niet geschetterd over »de eiscb"n van het verkeer'' tus- scben Dam en Centraal-Stat.'on En waar ziet men nu, tnsschen Nieuwe Kerk en Martelaarsgracht, de breedo scharen van voetgangers, die lange reeksen van rijtuigen Waar zijn nu die wakkere strijders voor de eipchen van bet verkeer? Aan de straatjongens laten zij bet. over, om nog wat levendigheid bij te zetten aan de ziellooze straatsteenen-vlaktp, die'zeonsin de plaats hebben gegeven van b«t vriendeljjke grachtje. Zelf loopen zjj den Nieu- wendijk Het zal n, geacbten lezer, nit het bovenstaande dnideljjk zijn, dat de heer Meijer een volbloed dealist is en bjj moge dan doorkneed zjjn in de geschiedenis van Am sterdam niet den minsten kijk heeft op de pract.isohe eischen van het verkeer. En bovendien past het een Amsterdanpch ingezetene, de besluiten, door onzen vroeden raad na ampele discussie, rjjp overleer en met benijdens waardige kennis van zaken genomen, op dusdanige wijze te bespreken En alsof dit alles nog niet genoeg was, daar kwam ook een zekere beer Jan Veth van wien ik overigens gaarne toegeef, dat bjj een hoogst verdienstelijk portret schilder is ook nog een dnit in bet zakje doen. Hij noodigde den heer Mejjer uit, diens rede te laten drnkken en plaatste een lang en om der onpartijdigheid wille zjj het gezegd zeer schoon gestyleerd stnk daarachter, terwijl bet K. O. G. dat alles te zaaien, onder den titel iStedensehennis de wereld inzond, voorzien van een drietal foto-gravures, die een denkbeeld moeten geven van het sehnone der Regnliersgracht. Nu, om schrijvers en uitgever recht te doen: de plaatjes zjju in stsat, een onnoozel lezer van het boekje te ver schalken. Ik liet ze b.v. onlangs een mijnor vrienden zien, een volbloed Amsterdammer, maar ook alweer zoo'n idealist, die niet wil weten van da eischen van het ver keer en wien het eveneens onverschillig is, of bjj in 20, dan wel in 23 minnten van den Dam het Weesperpoort station bereikt »Hemel, hemel 1» riep bü uit. »Wat, een pracht 1 'k Heb nooit geweten, dat de Regnliersgracht zoo'n juweel was 1 En dat juweel willen ze dempen 1» Vriend,» zei ik kalm, »je geestdrift doet je valsohe beelden kiezen. Juweelen dempt men niet.» »Dat 's Hchoolvosserjjriep hjj verholgen. »Ik zeg je, dat het ronduit een schandaal zou zijn, zoo'n prachtstuk te schenden 1 Hoor je, te schenden 1 Stedensehennis 1 Ja, dat 's het juiste woord. Wat zjjn dat voor lui, daar aan Publieke Werken I Kruideniers, koekbakkers....» Nu liep ik toch ook een beetje warm. »Hoor eens, amice,» zei ik, »kruideniers en koekbak kers, die de eischen van het verkeer begrjjpen, zjjn in mjjn oog practisch bruikbaarder dan menschen als Mejjer en Veth, die een armzalig grachtje hooger stellen dan mime verkeerswegen en die zoo weinig de waarde van den tjjd kennen, dat ze liever twee, ja zelfs drie minnten langer in de tram zitten, dan zoo'n simpele gracht tot een boulevard te maken Maar mjjn vriend luisterde al niet meer en bladerde opgewonden in het hatelijke boekje. »Uit mjjn ziel gegrepenhoorde ik hem eensklaps losbarsten. »Hoor, hoort» en met ean geestdrift, een betere zaak waardig, las bjj met luide stem «Dezelfde generatie, die waarljjk op het punt van stedenbouw nog niet veel tot stand heeft gebracht, wat wjj met eenigen schjju van gerustheid aan het oordeel van het nageslacht kunnen overleveren, diezelfde gene ratie weet bjj bet zoeken naar nienwe wegen voor haar twijfelachtig bedrijf, het onde, klassieke niet eenmaal ongemoeid te laten. Als men ooit, ook maar in één enkel «Hoe ellendig voor baron de Candolle,« dacht hij verder, «haar heb ik den moed niet te beklagen, eindelijk dan zal de geest van den overleden markies rust kunnen vinden.® De baron, even weinig spraakzaam, dacht er voort durend over na, welk nieuw drama die Leroux aifn zijne schoonmoeder ontsluieren zou en hjj kon zich niet ontveinzen, dat hij zich niet op zijn gemak ge voelde. Die reis der markiezin voorspelde hem niets goeds, hij had er een voorgevoel van, dat er iets ver schrikkelijks moest gebeuren. Eindelijk kwamen ze te Saint-Tropez aan. De notaris haastte zich naar huis, en de baron, die zijne vrouw van zijne komst verwittigd had, werd opgewacht door haar en zijn zoontje. Ze reden huiswaarts. De markiezin had hem verzocht nog niets over hunne wederwaardigheden uit te laten en tot innerlijke woede van Julia werd ze dan ook niets bijzonders gewaar. Ze vermoedde wel, dat al die reizen in verband stonden met die «oplichters,® zooals zij ze noemde, maar daar ze van hen geen enkelen brief meer had kunnen onderscheppen, om de eenvoudige reden, dat ze niet meer geschreven hadden en daar hare moeder sedert haar vertrek ook niets had laten hooren, werd ze niet veel wijzer. Zjj wilde tenminste uitvorschen, wat ze te Marseille hadden gedaan, maar ze was bij haren man aan het slechte kantoor, deze bleef kalm, onbewogen, maar in nerlijk ontevreden op haar, wegens de beleedigingen, die ze hare zuster had aangedaan. Hij wilde evenwel zooveel mogelijk scènes vermijden, daar hij maar ai te goed het driftige karakter zijner vrouw kende, hij bleef daarom uiterlijk zeer kalm. Toen ze eindelijk alleen waren vroeg ze hem eerst op quasi-vriendelij ken toon «Wat beteekent toch al die geheimzinnigheid, hoor ik dan onk niet tot de fa milie, dat men voor mij alles zoo angstvallig verzwegen houdt? Wat moest moeder toch te Parijs en te Marseille doen P Waarom heeft ze me al dien tijd niet geschreven Men weet toch nooit wat iemand kan overkomen, ik was me bijna ongerust gaan maken.» geval, voor wat er om- of volceworpen werd, iets beters had in de plaats gekregen! Maar ook daarin zou men weder Potgieters verzachting bjj het aanzien van de scheeve ontwikkeling zijner stad >Waar rees hoe vaak de moker klonk, >Ieta schooners op dan wat er zonk?» helaas moeten laten gelden. En toch de hartelijke vaderlander had het zjjn tjjd- genooten zoo wèl herinnerd >Oud Amsterdam was 'tkjjkjen waard, »Ge vondt, al deedt ge een reis om de aard, >Geen land en liën zoo wel gepaard 1 »Hon huis zoo stemmig als hun hemel, »Het water dier als welvaartsbron »En langs de gracht wat loofgewemel, >01 men ratnnr niet missen kon Maar tegenwoordig: natunr en water en stemmigheid, men scbjjnt ze al den drommel graag te willen missen, en intussohen, wat voor een laat het leeljjke woord er éénmaal uitmogen wat voor een parvennstad wordt er ons in de plaats voor opgodrongen »Is 'tuit?" vroeg ik kalm. »Nog lang nietlc was 't antwoord. »Hoor, wat Veth verd»r zegt!® »Dank je,« riep ik, geërgerd door zooveel geestdrift voor een streep vuil water met wat boomen er langs. »Ik hoor het m: ook jjj hebt niet de flauwste notie van de eischen van het moderne verkeer en Maar de man sprong op en greep zjjn hoed. Adieu I" riep bjj, »ik ga nog even de Reguliersgracht bekjjken, eer de vandalen 'm dichtgooien I" Sedert heb ik hem niet weergezien Stedensehennis zoo krjjscht men. Maar had ik wat te zeggen, ik liet den Singel, de Heeren-, de Keizers- en de Prinsengracht over haar heele breedte dichtgooien en bestraten en dan met ean aardig plantsoentje in 't midden, knusjes beplant met geranium en fuchsia kregen we vier praoht-boulevards waar menigeen ons om zon benjjden. Ik twjjfel dan ook niet, of een voor- Btel in dien geest zal mettertjjd den Raad bereiken en er grif doorgaan. En daarmee zullen onze wjjze be stuurders toonen te weten wat een wereldstad toekomt. Vijf maal honderdduizend zielen hebben ruime verkeers wegen noodig. Bjj het onderzoek der kortelings ingediende begrooting werd de Reguliersgracbt-kwestie, dia eenige jaren ge sluimerd had, weer opgerakeld. »Mooi», daeht ik, »jetzt wird's los geben, al wordt er nog geen bepaald voorstel tot dempen ingediend». Eu ik droomde al van elec'risctio trams, die vliegensvlug over den Boulevard Publieke Werken zonden snorren want dien naam had ik reeds voor onzen nienwen verkeers weg gekozen als een gepaste hnlde aan dezen gewiebtigen en onwaardeerbaren tak van dienst. En hoe 'is 't in den Raad gegaan, toen de zaak zoo ter loops even werd besproken De heer Tak, een bekend anti-grachten dampings- gezind raadslid, beweert me daar met een stalen gezicht, dat de Utrechtsche straat voor 't verkeer ruim voldoende is, verklaart zich vierkant tegen demping van de Regn liersgracht en spreekt natuurljjk van stedensehennis. Maar 't meest ergerde ik mjj aan den heer Simons, dien ik onlangs in deze correspondentie nog wal een pluimpje gaf. Dit jonge raadslid zegt, met schrik gelezen te heb ben van demping der Regnliersgracht en voelt zich zeer teleurgesteld. Hjj had n.l. gedacht, dat er den laatsten tjjd een andere geest over Amsterdam zou zjjn gekomen. »Maar wacht,» dacht ik. »Als de burgemeester straks aan 't woord komt 1 Die zal meneer Tak en meneer Simons wel eens netjes aan hun vorstand brengen, wat stedensehennis is en wat drie minuteu beteekenen in het leven van een wereldstadbewoner. En de Burgemeester kwam aan 't woord on zei Lezer, de pen trilt in mjjn hand van ergernis en verontwaardigingdat er in het college van B. en W. een strooming bestaat, om het oude mooi te behou den en dat ook bij de noodzakelijkheid van de demping der Reguliersgracht niet uitziet 1 En daarmee was de zaak afgeloopen en, vrees ik, van de baan! Immers bjj de heerBchende »strooming« in het college van B. en W. is het niet te verwachten, dat er ooit een voorstel tot demping door B. en W. zal worden gedaan. Het K. O. G. zal juichen en de heeren Mejjer en Veth --aucae&neiBU «Uwe moeder behoeft mjj geen rekenschap te geven en dat heeft ze ook niet gedaan, dat is alles, wat ik zeggen kan. Vraag dus maar niet langer, t zou toch nutteloos zjjn. Wanneer ze hier terug is, vraag haar dan zooveel als je wilt.® »Maar je kunt me toch in elk geval wel zeggen, wat ze te Marseille moest doen,« hernam Julia al e~" weinig scherp. «Dat zal je later allemaal wel hooren, wanneer de tjjd daarvoor gekomen is, ik mag daarover niet oordeelen.® Julia fronste hare wenkbrauwen^ »Je wilt me niets zeggen,riep ze uit, «maar ik begrjjp er al genoeg van ondanks al je geheimzinnigheid. Alles betreft alleen die kermismenschen, die mijne moeder willen beetnemen, en die ondanks mjjn optreden nog niet van hun plan schijnen te hebben afgezien. «Maar Julia, nu je toch over die avonturiers spreekt, zooals jjj ze noemt, wil ik je toch wel vertellen, dat je oordeel over Vincent en zjjne vrouw geheel verkeerd is, ik heb ze beter leeren kennen en ik zal met vreugde den dag begroeten, waarop ik Marguérite mijne zuster mag noemen. Bovendien twijfel ik geen oogenblik meer aan hare wettige geboorte. Ze is je zuster.» »Dus,« viel Julia woedend in, «zal je het maar zoo kalm aanzien, dat je zoon de helft van zijn erfdeel moet missen?® «Zeker, ik leg me geheel neer bj] wat recht en billijk is, dat gebiedt mjj mijne eer.® «Je bent gek «Neen Julia, ik redeneer,® hernam de baron nog kalm, «zoo ik vermoedde, dat Marguérite eene oplichster was, eene comedian te, dan zou ik zeer zeker de eerste zjjn, die voor onze rechten zou optreden. Maar ik weet anders. Ik heb liever in de toekomst wat minder, dan mijne zielerust op te offeren aan dat ellendige geld.® «Rust opofferen? Wat eene overdrijving «Volstrekt niet. 't Is eene misdaad iemand, wie dan ook, het hem toekomende te onthouden, te ontfutselen, neen hier zal recht geschieden.® «Welnu, ik denk daar anders over dan jij. en ik zweer, dat die avonturierster hier den drempel niet meer zal overschrijden. zie ik al op audiëntie bjj den Burgemeester, om hem te bedanken. Misschien zullen ze nog pedant genoeg zjjn te meenen, dat zjj met hnn onnoozel boekje tot die nienwe strooming hebben bijgedragen I Nu ik hoop, dat de heeren dezen brief onder de oogen krjjgen, dan zal 't bnn dnideljjk zjjn, dat er nog Amsterdammers zjjn want ik weet nit naam van velen te spreken die met al het grachtwater en onze burgwallen niets op hebben en die den keizer willen geven, wat des keizers is! Amsteeda* 10 Nov. Do prjjzen der Aardappelen «aren sedea als volgt Andjjker muizen f 0 a 0.—, id. kleine f 0.— a 0 id, blauwe f 0.— a 0.—, Franscbe Bals f 0. 0.Friesche gieltjes f 0.a 0.id. bonten f 2 50 a f 3.70, id. Borgers f 2.60 a 2.90, id. blauwen f 3.25 a 3.10, Zeeu^sche bonte0 2.20 a 2.40. id. blaanwen f 2.20 e 2 30> oooters 1-40 8 Hillegummer kralen f 0. a 0.—, Hilleeum. graafjes f 0._ a 0.—, Duitsche Ham burgers f 8.30 a 4.—, id. rooden f 2.a 2.20, Saksische jammen f 3.— a 3 30, Zand Eigenheimers f 1.60 a 2.20. Zeenwsche Eigenheimers f 3.50. a f4, Fr. bl,p. 10.—a0' Aanvoer 13 ladincon. Leeuwarden, 10 Nov Ter veemarkt werden aantoioerd 4613 stuks, 79 stieren f 80 a 250, 62 ossen f 180 a 190, 248 vette koeien f 185 a 250, 1138 melkkoeien f 140 a 240, 67 pinken f 60 a 70, 124 vette kalveren f 20 a 40, 613 graskalveren' f 40 a 70, 57 nucht. di. f 8.— a f 10.—, 173 vette schapen fa 24.— a 26.—190 weide dito f21.— a 28—, 579 lammeren f 19.—a 22.—183 vette varkens a f 70 a 80 of 25' a 26 ct. per Kg., voor Londen 23 a 24 ct., 64 magere varkens f 40 a 50, 733 vette biggen f 20 a 30, 277 speenvarkens f 4 a 8, bokken en geiten f 0 a 0. 26 paarden f 75 a 100. Leeuwabdbn, 10 Nov. Boter. Aangev. 10.4, 10.8 en 316 vaten. Prgs f a 0.—. Fabriekboter aangev. 49 8 en 102.6 vaten f 50.— a 53.50. commissie f 53.— Kaas. 15717 Kg. Nagel f 25.— a 42.-. Leiden, 10 Nov. Aangev. 1190 runderen, 63 kalveren, 472 schapen, 0 paarden f a 0—, veulens f a 4 stieren f 115 a 209, 321 kalf- en melkkoeien f 175 a 287, 411 varekoeien f 104 a 203, 238 vette ossen en koeien f 153 a 313 en 62 a 76 ct. per Kg., 216 graskalveren f 27 a 76. 43 vette kalveren f 41 a 123, f 0.80 a 0.98 per Kg., 20 nuchtere kalveren f 8 a 14, 472 vette schapen f 30 a 85, 55 a 65 ct. per Kg., weidesohapen f a lammeren fa 172 magere varkens f 19 a 40, 48 a 50 ot. per Kg., 196 biggen f 5.50 a 11. Leiden. Kaas. Aangevoerd 60 partjjen. Goudsche f 25 a f 81.per 50 K.G. Laidsche f 69 a 75 per 160 KG. Schiedam, 10 Nov. Rnwe spiritus f 8®/,, Moutwjjn kalm, Distillateurs f 10.Beurscommissie f 9.50 Jenever f 14. Spoeling f 1.90. Amst. proef f ""Zwolle, 10 Nov. Op de heden gehouden Veemarkt, zjjn aangev. 2150 stuks als: 1300 runderen, 79 kalveren, 48 schapen, 48 lammeren, 675 varkens en biggen. Men besteedde voor neurende en versoh gekalfde koeien f 105 a 260, di. Vaarzen en Schotten f 100 a 210, Guat- koeien voor de vetweide of stal f 85 a 180, di. Vaarzen f 70 a 160, voorjaarkalveren Koeien f 85 a 160, Ossen voor de vetweide f 90 a 170, l1/» jarige Springstieren f 80 f 185, 1 Vj jarige Pinken f 55 140, jonge Fokkalverenf 80 a 60, nuchtere Kalveren f 6 a 15, vette Koeien Ossen aan bouten f 0.60 a 0.70 per K.G., dito Stieren f 0,50 a 0,59, dito kalveren f 0.64 a 0.88. dito Schapen f 0.40 a 0.60, Lammeren f 12 a 24, 6-weekeche Biggen f7 a 11, 10 weeksche id. f 12 a 20, drachtige Varkens f45 a 70, magere idem f 25 a 45 per stak, vette di. f 0,49 a 0,52, dito voor Londen f 0.43 a 0,45 per K.G. Zwolle, 10 Nov. Boter. 8929 Kg., waarvan 8451/, en 14L&. v. en 1370 stukken. Prjjs per kg. f 1.15 a 1.25, per 1.8 vat van 20 kg. prima f 26 a 26.50, af- wjjkendo f 25.— a 25,50. 2e soort f 24,a 24.50, per vat f 12.a 18.Handel ving. 10 Nov. Groentemarkt te Bkoek op Langedduk. Wortelen f 0.40 a 0.50 100 bos, bloemkool le soort f 0 a 0. bloemkool 2e soort f 1— a 2,roodekool f 4.50 a 11.50, gelekool f 4.— a 9.—, wittekool f 4.a 9.50, koolrapen f 2.50 a 3,nep f 0.a 0.—, uien f 1.80 a 1.90 renzenbloemkool f 5.— a 9.—, Bieten f 4 a 6. rammenas f 0.a 0.—. «Laat ik je even doen opmerken, dat je moeder hier meesteres is. Ik zal je zuster, wanneer ze hier terug komt, begroeten zooals ze het van mjj mag verwachten. Denk er eens over na, en besef, dat je bovenal aan je moeder dat verschuldigd bent.« «Nooit!'' riep Julia buiten zichzelve uit. «Zooveel te erger voor jou l Maar al bljjf je ook nog zoo hardvochtig voor je zuster, die toch al genoeg ver driet heelt gehad, het zou je niets helpen, aaar is nog altijd de wet die haar de plaats zal geven, die haar toekomt. Maar ik wil over dat onverkwikkelijke onder werp niet langer met je redetwisten. Laten we dus er verder over zwijgen, of waarljjk ik zou nog gaan ge- looven, dat in jou aderen niet het edele bloed der Montgrands stroomt.« Julia, die eindelijk toch ook inzag, dat ze niet verder zou komen op die manier, zweeg, maar inwendig broedde ze op een boosaardig plan. Ze wilde trachten door middel van eenen valschen sleutel het bureau harer moeder te openen. Daarin was het testament van haren overleden vader, een paar jaren voor zijnen dood gemaakt. Ze wist, dat ze benoemd was tot universeele erfgename, en daar Lucie toen reeds langen tjjd verdwenen was, en men haar reeds dood waande, meende zij hierin een bewijsstuk te hebben harer rechten, in geval ze gedwongen zou zjjn met Lucie te deelen. Bjj mijnheer Brunet berustte een afschrift van het testament. Twee dagen later verscheen de markiezin, zonder eenige voorafgaande waarschuwing plotseling op haar kasteel. Ze waren beide verbaasd haar zoo onverwacht te zien. Zij scheen uitgeput van vermoeienis, ze zag bleek en scheen innig bedroefd. Hare oogen met diep blauwe kringen toonden, dat ze veel geweend had. Zij sprak geen woord over haar reis naar Aix. Elke zin speling daarop vermeed ze. Ze was zeer vriendelijk voor aen baron, maar behandelde Julia eenigszins koud en scheen zooveel mogeljjk hare nabjjheid te vermeden. {Wordt vervolgd.) x

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1905 | | pagina 5