No. 17
Honderd en zevende jaargang. Zaterdag li Nov. 1905.
DAGBLAD VOOR .ALKMAAR EN OMSTREKEN.
uil tmt W! lilHalt
pmm
mm.
Amsterdamsche Brieven.
FEUILLETON.
MARKTBERICHTEN.
E COURANT.
V.
Vier jaar geleden gaf het Koninklijk Oudheidkundig
Genootschap een boekjen nit, dat tot titel draagt
Stedensehennis en geschreden werd door de
heeren D. O. Meijer Jr. en Jan Veth, naar aanleiding
van do Regnliersgracht-kwestie.
Wot is de zaak
De Utrechtschestraat is te smal, om er ten behoeve der
electrische tram dobbel spoor aan te leggen. Vandaar
dat de wagens vAa en rèèr den Dam op de bruggen
over Heeren-, Keizers- en Prinsengracht, waar wèl dnbbol
spoor ligt, meestal opontbood hebben, om elkaar te
passeeren.
Daar moest dos iets op gevonden worden.
Niet waarAls we spreken van een electrische
tram, denkt men aan iets. dat allerontzaggelijkst ganw
gaat, b.v. aan den onderaardschen schietblaasbalg van
onzen onsterfeljjken Hildebrend aan een bliksemtrein of
aan welke afRtanden-verelindendo vervoermiddelen ge
verder maar wilt. Een electrische tram, die n niet met
adelaarssnelheid van den Dam naar ean der uithoeken
van Amsterdam doet stuiven is een onding, een misken
ning van onzen tjjdgeest, een beleediging van ons gevoel
voor pbysic», een slag in 't aangezicht ®an Edison
en de mannen der afdeeling Publiek' Werken in onze
hoofdstad, die geen ondingen op hnn terrein dnlden,
noch iemand of iets wenschen te miskennen, te belee-
digen of in 't aangezicht te slaan, zjjn aan 'fc peinzen
gegaan, om de electrische tram aan haar bestemming te
doen beantwoorden. "Wat te doen, om den afstand van
den Dam naar 't Weesperpoort station en naar de Wees-
perzjjde in 2 A 3 minnten minder te doen afleggen dan
in de hoidige omstandigheden
Dit in-der-daad hoogst, belangrijk, om niet te zeggen
wereldschokkend probleem scheen aanvankolijk maar niet
zoo een, twee, drie op te lossen. Maar gelukkig ontbrak
het niet aan een vernnftigen geest, die er raad op wist.
»Eur»ka 1"
De afdeeling P. W. spitste de ooren.
»Hoe is 't mogeljjk, heeren, dat niemand van ons nog
aan de Regnliersgracht heeft gedacht
Twee, drie seconden van doodelijke stilte.
Toen een spontaan en geestdriftig geroep:
»Ja, ja; de Regnliersgracht 1 Dempen, dempen,
dempen I Dichtgooien den boel. Weg met de levens
gevaarlijke boogbruggenGeen belemmeringen meer
voor h«t verkeer
't Was een onvergetelijk oogenblik eu de vernuftige
geest pinkte een traan weg, huichelend dat hij verkonden
was. (I)
Niet lang daarna, 't was in 1901, las men als toelichting
op de ingediende begrooting»Met het oog op de exploi
tatie van de gemsentelijke tram zal spoedig een beslissing
moeten genomen worden omtrent de demping van de
Regnliersgracht."
Nu zjjn er altijd lastige mensehen in de wereld geweest
en dat zal wel immer zoo blijven ook.
Daar hadt je bovengenoemden heer Mejjer. - Ja wel,
ik wil onmiddelljjk toegeven, dat hjj een studie van Am
sterdams verleden heeft gemaakt, zooals weinig anderen
dat hij het Amsterdam van voorheen en van thans op
zjjn duimpje kent; dat bij de vraagbaak is van velen,
die moeüjjkheden ondervinden bjj het doorvorschen van
de geschiedenis der hoofdstad en dat niemand ooit te
vergeefs een beroep doet noch op zjjn welwillendheid,
noch op zjjn historiekennis. Maar daarmee houdt ook
mjjn lof op. Verbeeld u, nauweljjks heeft bij het woord
demping gelezen, of hjj beweegt bet bestuur van het K.
O. G., om een vergadering nit te schrjjven, waar hij de
zaak onder de aandacht der leden wensoht te brengen.
En daar hoort men hem sproken van»een sieraad van
Amsterdam"; van »het eigenaardig schoon van onze wel-
beplante grachten''; van »de schoone lijnen van de half
cirkelvormige bogen der bruggen en van het daarover ge-
(1) De Alkmaarsche lezer, die den plattegrond van Amster
dam niet duidelijk voor oogen heeft, moet weten, dat de
Reguliersgracht evenwijdig loopt aan de Utrechtsche straat
en dat de bedoeling van P. W. is, een deel van het verkeer
over deze gracht te leiden, om daardoor de Utrechtsche
straat te ontlasten.
Naar het Fransch van Theodore Cahn.
18)
Gedurende de reis spraken ze geen woord, ze waren
beiden in gedachten verzonken, vooral mijnbeer Brunet
scheen op niets om hem heen te letten. Hij was in
gedachten voortdurend bij de markiezin, op reis naar
Aix, hij vroeg zich af, hoe deze arme, beproefde moeder,
die eindelijk licht had gekregen in ae verdwijning
harer dochter, nog alles zou kunnen dragen wat Jean
Leroux haar zou openbaren. Ze had den laatsten tijd
zooveel moeten doormaken.
Dan keek hij weer zijnen medereiziger aan en zuchtte
«"Welk een slag zal het dan zijn voor dezen braven
man.» Hij werd voortdurend gekweld door een chaos
van gedachten.
Hij vroeg zich zeiven af, of het misschien niet beter
zou geweest zijn als de markiezin maar nooit Reijbaud
gesproken had, dan zou ze ook nooit den naam van
Leroux hebben hooren noemen. Maar dan zou ze ook
nooit met overtuigende bewijzen de wettigheid van
Lucie hebben kunnen constateeren en het was zooals
Reijbaud gezegd had, daarvoor moest alles wijken.
Maan als Leroux zijn vreeselijk geheim aan haar open
baarde, dan was wel is-waar Lucie in eere hersteld,
maar twee onschulligen zouden dan tegelijkertijd wreet
worden ontgoocheld.
Al deze gedachten hielden den notaris voortdurend
bezig.
Hij vermoedde reeds wat er moest gebeuren, vroeg
of laat komt onrecht aan het licht, eindelijk moet de
waarheid zegepralen.
8]agsn wulf, met de jjzeren leuningen, van eenvoudige
^ock schoon, omdat ze noch te licht, nech te
lo{7 zijö*
jjoor verder hoe de heer Meijer doordraaft»Qp elk
der waar haar boomenreekseB der boofd(?rBcM„B
kruisen, telkens pen drietal fraai gewelfde brngcen over
schaduwend, roept zjj een t.afreel in het leven van fitille,
rostige schnonbeid. en smelt do indrukken van de beha-
geliikbeid eoner Hollandscbe gracht met die van de breed
heid van aanleg eener groote stad, samen tot een welda
dige stemming van kalmte en harmonie."
Bepaald onuitstaanbaar pcbter wordt de heer Meijer,
wnnreer bij smalend spreekt van bet grootsche werk.
indertijd uitgevoerd, door bet dempen van den Nienwezflds
Vonrbnrgwal»M*n berinnere zich den tiid, toen de N.
Z. Voorburgwal tot demping werd veroordeeld. Wat is er
toon niet geschetterd over »de eiscb"n van het verkeer'' tus-
scben Dam en Centraal-Stat.'on En waar ziet men nu,
tnsschen Nieuwe Kerk en Martelaarsgracht, de breedo
scharen van voetgangers, die lange reeksen van rijtuigen
Waar zijn nu die wakkere strijders voor de eipchen van
bet verkeer? Aan de straatjongens laten zij bet. over,
om nog wat levendigheid bij te zetten aan de ziellooze
straatsteenen-vlaktp, die'zeonsin de plaats hebben gegeven
van b«t vriendeljjke grachtje. Zelf loopen zjj den Nieu-
wendijk
Het zal n, geacbten lezer, nit het bovenstaande dnideljjk
zijn, dat de heer Meijer een volbloed dealist is en
bjj moge dan doorkneed zjjn in de geschiedenis van Am
sterdam niet den minsten kijk heeft op de pract.isohe
eischen van het verkeer. En bovendien past het een
Amsterdanpch ingezetene, de besluiten, door onzen vroeden
raad na ampele discussie, rjjp overleer en met benijdens
waardige kennis van zaken genomen, op dusdanige wijze
te bespreken
En alsof dit alles nog niet genoeg was, daar kwam
ook een zekere beer Jan Veth van wien ik overigens
gaarne toegeef, dat bjj een hoogst verdienstelijk portret
schilder is ook nog een dnit in bet zakje doen. Hij
noodigde den heer Mejjer uit, diens rede te laten drnkken
en plaatste een lang en om der onpartijdigheid wille
zjj het gezegd zeer schoon gestyleerd stnk daarachter,
terwijl bet K. O. G. dat alles te zaaien, onder den titel
iStedensehennis de wereld inzond, voorzien van een drietal
foto-gravures, die een denkbeeld moeten geven van het
sehnone der Regnliersgracht.
Nu, om schrijvers en uitgever recht te doen: de plaatjes
zjju in stsat, een onnoozel lezer van het boekje te ver
schalken. Ik liet ze b.v. onlangs een mijnor vrienden
zien, een volbloed Amsterdammer, maar ook alweer zoo'n
idealist, die niet wil weten van da eischen van het ver
keer en wien het eveneens onverschillig is, of bjj in 20,
dan wel in 23 minnten van den Dam het Weesperpoort
station bereikt
»Hemel, hemel 1» riep bü uit. »Wat, een pracht 1 'k
Heb nooit geweten, dat de Regnliersgracht zoo'n juweel
was 1 En dat juweel willen ze dempen 1»
Vriend,» zei ik kalm, »je geestdrift doet je valsohe
beelden kiezen. Juweelen dempt men niet.»
»Dat 's Hchoolvosserjjriep hjj verholgen. »Ik zeg je,
dat het ronduit een schandaal zou zijn, zoo'n prachtstuk
te schenden 1 Hoor je, te schenden 1 Stedensehennis 1 Ja,
dat 's het juiste woord. Wat zjjn dat voor lui, daar aan
Publieke Werken I Kruideniers, koekbakkers....»
Nu liep ik toch ook een beetje warm.
»Hoor eens, amice,» zei ik, »kruideniers en koekbak
kers, die de eischen van het verkeer begrjjpen, zjjn in
mjjn oog practisch bruikbaarder dan menschen als Mejjer
en Veth, die een armzalig grachtje hooger stellen dan
mime verkeerswegen en die zoo weinig de waarde van
den tjjd kennen, dat ze liever twee, ja zelfs drie minnten
langer in de tram zitten, dan zoo'n simpele gracht tot
een boulevard te maken
Maar mjjn vriend luisterde al niet meer en bladerde
opgewonden in het hatelijke boekje.
»Uit mjjn ziel gegrepenhoorde ik hem eensklaps
losbarsten. »Hoor, hoort» en met ean geestdrift, een
betere zaak waardig, las bjj met luide stem
«Dezelfde generatie, die waarljjk op het punt van
stedenbouw nog niet veel tot stand heeft gebracht, wat
wjj met eenigen schjju van gerustheid aan het oordeel
van het nageslacht kunnen overleveren, diezelfde gene
ratie weet bjj bet zoeken naar nienwe wegen voor haar
twijfelachtig bedrijf, het onde, klassieke niet eenmaal
ongemoeid te laten. Als men ooit, ook maar in één enkel
«Hoe ellendig voor baron de Candolle,« dacht hij
verder, «haar heb ik den moed niet te beklagen, eindelijk
dan zal de geest van den overleden markies rust kunnen
vinden.®
De baron, even weinig spraakzaam, dacht er voort
durend over na, welk nieuw drama die Leroux aifn
zijne schoonmoeder ontsluieren zou en hjj kon zich
niet ontveinzen, dat hij zich niet op zijn gemak ge
voelde. Die reis der markiezin voorspelde hem niets
goeds, hij had er een voorgevoel van, dat er iets ver
schrikkelijks moest gebeuren.
Eindelijk kwamen ze te Saint-Tropez aan.
De notaris haastte zich naar huis, en de baron, die
zijne vrouw van zijne komst verwittigd had, werd
opgewacht door haar en zijn zoontje.
Ze reden huiswaarts.
De markiezin had hem verzocht nog niets over hunne
wederwaardigheden uit te laten en tot innerlijke woede
van Julia werd ze dan ook niets bijzonders gewaar.
Ze vermoedde wel, dat al die reizen in verband
stonden met die «oplichters,® zooals zij ze noemde,
maar daar ze van hen geen enkelen brief meer had
kunnen onderscheppen, om de eenvoudige reden, dat
ze niet meer geschreven hadden en daar hare moeder
sedert haar vertrek ook niets had laten hooren, werd
ze niet veel wijzer.
Zjj wilde tenminste uitvorschen, wat ze te Marseille
hadden gedaan, maar ze was bij haren man aan het
slechte kantoor, deze bleef kalm, onbewogen, maar in
nerlijk ontevreden op haar, wegens de beleedigingen,
die ze hare zuster had aangedaan. Hij wilde evenwel
zooveel mogelijk scènes vermijden, daar hij maar ai te
goed het driftige karakter zijner vrouw kende, hij bleef
daarom uiterlijk zeer kalm.
Toen ze eindelijk alleen waren vroeg ze hem eerst
op quasi-vriendelij ken toon «Wat beteekent toch al
die geheimzinnigheid, hoor ik dan onk niet tot de fa
milie, dat men voor mij alles zoo angstvallig verzwegen
houdt? Wat moest moeder toch te Parijs en te Marseille
doen P Waarom heeft ze me al dien tijd niet geschreven
Men weet toch nooit wat iemand kan overkomen, ik
was me bijna ongerust gaan maken.»
geval, voor wat er om- of volceworpen werd, iets beters
had in de plaats gekregen! Maar ook daarin zou men
weder Potgieters verzachting bjj het aanzien van de scheeve
ontwikkeling zijner stad
>Waar rees hoe vaak de moker klonk,
>Ieta schooners op dan wat er zonk?»
helaas moeten laten gelden.
En toch de hartelijke vaderlander had het zjjn tjjd-
genooten zoo wèl herinnerd
>Oud Amsterdam was 'tkjjkjen waard,
»Ge vondt, al deedt ge een reis om de aard,
>Geen land en liën zoo wel gepaard 1
»Hon huis zoo stemmig als hun hemel,
»Het water dier als welvaartsbron
»En langs de gracht wat loofgewemel,
>01 men ratnnr niet missen kon
Maar tegenwoordig: natunr en water en stemmigheid,
men scbjjnt ze al den drommel graag te willen missen,
en intussohen, wat voor een laat het leeljjke woord
er éénmaal uitmogen wat voor een parvennstad wordt
er ons in de plaats voor opgodrongen
»Is 'tuit?" vroeg ik kalm.
»Nog lang nietlc was 't antwoord. »Hoor, wat Veth
verd»r zegt!®
»Dank je,« riep ik, geërgerd door zooveel geestdrift
voor een streep vuil water met wat boomen er langs.
»Ik hoor het m: ook jjj hebt niet de flauwste notie van
de eischen van het moderne verkeer en
Maar de man sprong op en greep zjjn hoed.
Adieu I" riep bjj, »ik ga nog even de Reguliersgracht
bekjjken, eer de vandalen 'm dichtgooien I"
Sedert heb ik hem niet weergezien
Stedensehennis zoo krjjscht men. Maar had ik wat
te zeggen, ik liet den Singel, de Heeren-, de Keizers-
en de Prinsengracht over haar heele breedte dichtgooien
en bestraten en dan met ean aardig plantsoentje in
't midden, knusjes beplant met geranium en fuchsia
kregen we vier praoht-boulevards waar menigeen ons
om zon benjjden. Ik twjjfel dan ook niet, of een voor-
Btel in dien geest zal mettertjjd den Raad bereiken en
er grif doorgaan. En daarmee zullen onze wjjze be
stuurders toonen te weten wat een wereldstad toekomt.
Vijf maal honderdduizend zielen hebben ruime verkeers
wegen noodig.
Bjj het onderzoek der kortelings ingediende begrooting
werd de Reguliersgracbt-kwestie, dia eenige jaren ge
sluimerd had, weer opgerakeld.
»Mooi», daeht ik, »jetzt wird's los geben, al wordt er
nog geen bepaald voorstel tot dempen ingediend». Eu
ik droomde al van elec'risctio trams, die vliegensvlug
over den Boulevard Publieke Werken zonden snorren
want dien naam had ik reeds voor onzen nienwen verkeers
weg gekozen als een gepaste hnlde aan dezen gewiebtigen
en onwaardeerbaren tak van dienst.
En hoe 'is 't in den Raad gegaan, toen de zaak zoo
ter loops even werd besproken
De heer Tak, een bekend anti-grachten dampings-
gezind raadslid, beweert me daar met een stalen gezicht,
dat de Utrechtsche straat voor 't verkeer ruim voldoende
is, verklaart zich vierkant tegen demping van de Regn
liersgracht en spreekt natuurljjk van stedensehennis.
Maar 't meest ergerde ik mjj aan den heer Simons, dien
ik onlangs in deze correspondentie nog wal een pluimpje
gaf. Dit jonge raadslid zegt, met schrik gelezen te heb
ben van demping der Regnliersgracht en voelt zich zeer
teleurgesteld. Hjj had n.l. gedacht, dat er den laatsten
tjjd een andere geest over Amsterdam zou zjjn gekomen.
»Maar wacht,» dacht ik. »Als de burgemeester straks
aan 't woord komt 1 Die zal meneer Tak en meneer
Simons wel eens netjes aan hun vorstand brengen, wat
stedensehennis is en wat drie minuteu beteekenen in het
leven van een wereldstadbewoner.
En de Burgemeester kwam aan 't woord on zei
Lezer, de pen trilt in mjjn hand van ergernis en
verontwaardigingdat er in het college van B. en
W. een strooming bestaat, om het oude mooi te behou
den en dat ook bij de noodzakelijkheid van de demping
der Reguliersgracht niet uitziet 1
En daarmee was de zaak afgeloopen en, vrees ik, van
de baan! Immers bjj de heerBchende »strooming« in het
college van B. en W. is het niet te verwachten, dat er
ooit een voorstel tot demping door B. en W. zal worden
gedaan.
Het K. O. G. zal juichen en de heeren Mejjer en Veth
--aucae&neiBU
«Uwe moeder behoeft mjj geen rekenschap te geven
en dat heeft ze ook niet gedaan, dat is alles, wat ik
zeggen kan. Vraag dus maar niet langer, t zou toch
nutteloos zjjn. Wanneer ze hier terug is, vraag haar
dan zooveel als je wilt.®
»Maar je kunt me toch in elk geval wel zeggen, wat
ze te Marseille moest doen,« hernam Julia al e~"
weinig scherp.
«Dat zal je later allemaal wel hooren, wanneer de
tjjd daarvoor gekomen is, ik mag daarover niet oordeelen.®
Julia fronste hare wenkbrauwen^ »Je wilt me niets
zeggen,riep ze uit, «maar ik begrjjp er al genoeg van
ondanks al je geheimzinnigheid. Alles betreft alleen die
kermismenschen, die mijne moeder willen beetnemen,
en die ondanks mjjn optreden nog niet van hun plan
schijnen te hebben afgezien.
«Maar Julia, nu je toch over die avonturiers spreekt,
zooals jjj ze noemt, wil ik je toch wel vertellen, dat
je oordeel over Vincent en zjjne vrouw geheel verkeerd
is, ik heb ze beter leeren kennen en ik zal met vreugde
den dag begroeten, waarop ik Marguérite mijne zuster
mag noemen. Bovendien twijfel ik geen oogenblik meer
aan hare wettige geboorte. Ze is je zuster.»
»Dus,« viel Julia woedend in, «zal je het maar zoo
kalm aanzien, dat je zoon de helft van zijn erfdeel moet
missen?®
«Zeker, ik leg me geheel neer bj] wat recht en billijk
is, dat gebiedt mjj mijne eer.®
«Je bent gek
«Neen Julia, ik redeneer,® hernam de baron nog
kalm, «zoo ik vermoedde, dat Marguérite eene oplichster
was, eene comedian te, dan zou ik zeer zeker de eerste
zjjn, die voor onze rechten zou optreden. Maar ik weet
anders. Ik heb liever in de toekomst wat minder, dan
mijne zielerust op te offeren aan dat ellendige geld.®
«Rust opofferen? Wat eene overdrijving
«Volstrekt niet. 't Is eene misdaad iemand, wie dan
ook, het hem toekomende te onthouden, te ontfutselen,
neen hier zal recht geschieden.®
«Welnu, ik denk daar anders over dan jij. en ik zweer,
dat die avonturierster hier den drempel niet meer zal
overschrijden.
zie ik al op audiëntie bjj den Burgemeester, om hem te
bedanken. Misschien zullen ze nog pedant genoeg zjjn te
meenen, dat zjj met hnn onnoozel boekje tot die nienwe
strooming hebben bijgedragen I
Nu ik hoop, dat de heeren dezen brief onder de
oogen krjjgen, dan zal 't bnn dnideljjk zjjn, dat er nog
Amsterdammers zjjn want ik weet nit naam van
velen te spreken die met al het grachtwater en onze
burgwallen niets op hebben en die den keizer willen
geven, wat des keizers is!
Amsteeda* 10 Nov. Do prjjzen der Aardappelen
«aren sedea als volgt
Andjjker muizen f 0 a 0.—, id. kleine f 0.— a
0 id, blauwe f 0.— a 0.—, Franscbe Bals f 0.
0.Friesche gieltjes f 0.a 0.id. bonten f 2 50 a
f 3.70, id. Borgers f 2.60 a 2.90, id. blauwen f 3.25 a 3.10,
Zeeu^sche bonte0 2.20 a 2.40. id. blaanwen f 2.20 e
2 30> oooters 1-40 8 Hillegummer kralen f 0.
a 0.—, Hilleeum. graafjes f 0._ a 0.—, Duitsche Ham
burgers f 8.30 a 4.—, id. rooden f 2.a 2.20, Saksische
jammen f 3.— a 3 30, Zand Eigenheimers f 1.60 a 2.20.
Zeenwsche Eigenheimers f 3.50. a f4, Fr. bl,p. 10.—a0'
Aanvoer 13 ladincon.
Leeuwarden, 10 Nov Ter veemarkt werden aantoioerd
4613 stuks, 79 stieren f 80 a 250, 62 ossen f 180 a 190,
248 vette koeien f 185 a 250, 1138 melkkoeien f 140 a 240,
67 pinken f 60 a 70, 124 vette kalveren f 20 a 40, 613
graskalveren' f 40 a 70, 57 nucht. di. f 8.— a f 10.—,
173 vette schapen fa 24.— a 26.—190 weide dito f21.—
a 28—, 579 lammeren f 19.—a 22.—183 vette varkens
a f 70 a 80 of 25' a 26 ct. per Kg., voor Londen
23 a 24 ct., 64 magere varkens f 40 a 50, 733
vette biggen f 20 a 30, 277 speenvarkens f 4 a 8,
bokken en geiten f 0 a 0. 26 paarden f 75 a 100.
Leeuwabdbn, 10 Nov. Boter. Aangev. 10.4, 10.8 en
316 vaten. Prgs f a 0.—. Fabriekboter aangev.
49 8 en 102.6 vaten f 50.— a 53.50. commissie f 53.—
Kaas. 15717 Kg. Nagel f 25.— a 42.-.
Leiden, 10 Nov. Aangev. 1190 runderen, 63 kalveren,
472 schapen, 0 paarden f a 0—, veulens f a
4 stieren f 115 a 209, 321 kalf- en melkkoeien
f 175 a 287, 411 varekoeien f 104 a 203, 238 vette
ossen en koeien f 153 a 313 en 62 a 76 ct. per Kg.,
216 graskalveren f 27 a 76. 43 vette kalveren f 41 a
123, f 0.80 a 0.98 per Kg., 20 nuchtere kalveren f 8 a
14, 472 vette schapen f 30 a 85, 55 a 65 ct. per Kg.,
weidesohapen f a lammeren fa
172 magere varkens f 19 a 40, 48 a 50 ot. per Kg.,
196 biggen f 5.50 a 11.
Leiden. Kaas. Aangevoerd 60 partjjen. Goudsche f 25
a f 81.per 50 K.G. Laidsche f 69 a 75 per 160 KG.
Schiedam, 10 Nov. Rnwe spiritus f 8®/,, Moutwjjn kalm,
Distillateurs f 10.Beurscommissie f 9.50 Jenever f 14.
Spoeling f 1.90. Amst. proef f
""Zwolle, 10 Nov. Op de heden gehouden Veemarkt,
zjjn aangev. 2150 stuks als: 1300 runderen, 79 kalveren,
48 schapen, 48 lammeren, 675 varkens en biggen.
Men besteedde voor neurende en versoh gekalfde koeien
f 105 a 260, di. Vaarzen en Schotten f 100 a 210, Guat-
koeien voor de vetweide of stal f 85 a 180, di. Vaarzen
f 70 a 160, voorjaarkalveren Koeien f 85 a 160, Ossen
voor de vetweide f 90 a 170, l1/» jarige Springstieren f 80
f 185, 1 Vj jarige Pinken f 55 140, jonge Fokkalverenf 80
a 60, nuchtere Kalveren f 6 a 15, vette Koeien Ossen aan
bouten f 0.60 a 0.70 per K.G., dito Stieren f 0,50 a 0,59,
dito kalveren f 0.64 a 0.88. dito Schapen f 0.40 a 0.60,
Lammeren f 12 a 24, 6-weekeche Biggen f7 a 11, 10
weeksche id. f 12 a 20, drachtige Varkens f45 a 70,
magere idem f 25 a 45 per stak, vette di. f 0,49 a 0,52,
dito voor Londen f 0.43 a 0,45 per K.G.
Zwolle, 10 Nov. Boter. 8929 Kg., waarvan 8451/,
en 14L&. v. en 1370 stukken. Prjjs per kg. f 1.15 a
1.25, per 1.8 vat van 20 kg. prima f 26 a 26.50, af-
wjjkendo f 25.— a 25,50. 2e soort f 24,a 24.50, per
vat f 12.a 18.Handel ving.
10 Nov. Groentemarkt te Bkoek op Langedduk.
Wortelen f 0.40 a 0.50 100 bos, bloemkool le soort f 0 a 0.
bloemkool 2e soort f 1— a 2,roodekool f 4.50 a 11.50,
gelekool f 4.— a 9.—, wittekool f 4.a 9.50, koolrapen
f 2.50 a 3,nep f 0.a 0.—, uien f 1.80 a 1.90
renzenbloemkool f 5.— a 9.—, Bieten f 4 a 6.
rammenas f 0.a 0.—.
«Laat ik je even doen opmerken, dat je moeder hier
meesteres is. Ik zal je zuster, wanneer ze hier terug
komt, begroeten zooals ze het van mjj mag verwachten.
Denk er eens over na, en besef, dat je bovenal aan je
moeder dat verschuldigd bent.«
«Nooit!'' riep Julia buiten zichzelve uit.
«Zooveel te erger voor jou l Maar al bljjf je ook nog
zoo hardvochtig voor je zuster, die toch al genoeg ver
driet heelt gehad, het zou je niets helpen, aaar is nog
altijd de wet die haar de plaats zal geven, die haar
toekomt. Maar ik wil over dat onverkwikkelijke onder
werp niet langer met je redetwisten. Laten we dus er
verder over zwijgen, of waarljjk ik zou nog gaan ge-
looven, dat in jou aderen niet het edele bloed der
Montgrands stroomt.«
Julia, die eindelijk toch ook inzag, dat ze niet verder
zou komen op die manier, zweeg, maar inwendig broedde
ze op een boosaardig plan.
Ze wilde trachten door middel van eenen valschen
sleutel het bureau harer moeder te openen. Daarin was
het testament van haren overleden vader, een paar
jaren voor zijnen dood gemaakt. Ze wist, dat ze benoemd
was tot universeele erfgename, en daar Lucie toen
reeds langen tjjd verdwenen was, en men haar reeds
dood waande, meende zij hierin een bewijsstuk te
hebben harer rechten, in geval ze gedwongen zou zjjn
met Lucie te deelen. Bjj mijnheer Brunet berustte een
afschrift van het testament.
Twee dagen later verscheen de markiezin, zonder
eenige voorafgaande waarschuwing plotseling op haar
kasteel. Ze waren beide verbaasd haar zoo onverwacht
te zien. Zij scheen uitgeput van vermoeienis, ze zag
bleek en scheen innig bedroefd. Hare oogen met diep
blauwe kringen toonden, dat ze veel geweend had. Zij
sprak geen woord over haar reis naar Aix. Elke zin
speling daarop vermeed ze. Ze was zeer vriendelijk
voor aen baron, maar behandelde Julia eenigszins koud
en scheen zooveel mogeljjk hare nabjjheid te vermeden.
{Wordt vervolgd.)
x