No. 194 Honderd en zevende jaargang. Donderdag 7 Dec. 1905. DAGBLAD V00E ALKMAAR EN OMSTREKEN. Zitting van den Gemeenteraad URANT. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alsmaar f 0.80; franco p. post i 1.—. Afzonder ijko nommera 3 cent. P'ijs der Advertennëo per r«sf t 0.10. B'ieven frsrco aan de N.V. Boek- en Han-Madr. HE'tM». COSTER ZOON. TAM ALKMAAR, op Woensdag, 6 llecember 190ft, 's namiddags te 1 uur. (Vervolg.) Aan de orde komt Art. 8. De werk- en de rusttijden worden door het hoofd van eiken tak van dienst gere eld, onder goed keuring van Burgemeester en Wethouders. De werktjjd bedraagt niet meer dau 10 uur per etmaal, daaronder niet begrepen de gebruikelijke rust- of schafttijden. Amendement van den heer Uitenbosch. In de tweede alinea het cyfer 10% te wijzigen in 10 en een 3e alinea toe te voegen, luidende: Voor stokers en machinisten der gasfabriek is de werktjjd niet langer dan 8 uur. Amendementen van den beer Vac Bujjsen. 2e lid. 10% te vervangen door 10. 3e lid (meuw). Wanneer de in het vorige lid bedoelde werktjjd pedurende een of enkele dagen per week korter is dan 10 nnr, kan op andere dagen der week die werktjjd op ten hoogste 11 nar gesteld worden. Amendementen van den heer Van den Bosch. »De werktjjd bedraagt niet neer dan 3120 nren per jaar en niet meer dan 11 nren per etmaal, daaronder niet begrepen de gsbrnikeljjke rust- of schafttijden.^ Voor stokers en machinisten der gasfabriek is de werktijd niet langer dan acht uur (amendement-Uiton- boscb)*. (Da heer De Groot vertrekt). De heer Van den Bosch, zjjn amendement toe lichtende, acht evenals de heer Uitenbosch een arbeidsdag van niet meer dan 10 uur over 't algemeen gewenscht dit bljjkt ook voldoende uit het maximum-aantal werk uren per jaar van 3120 in het voorstel genoemd. Hjj wenBcht echter de mogeljjkheid om gedurende 11 uur per etmaal te laten werken te behouden en wjjstdaarbjj op de arbeiders in de plantsoenen, voor wie in den zomer een arbeid-dag van 11 uur niet te zwaar is. 's Winters werken zij veel korter den 10 uur. Als de werktjjd over het geheele jaar voor iederen tak van dienst zoo geregeld wordt, dat nergens meer dan 11 uur per dag gewerkt wordt en het maximum-aantal uren pe. ja»r wordt gesteld op 3120, gelooft bij dat ook de heer Uitenbosch met zoodanige regaling wel genoe gen kan nemen. Houdt men vast aan de bepaling van 10 nur als maximum per etmaal, dan zal allicht in den zomer voor de plantsoenen een man meer noodig zjjn. De heer Van Bujjsen kan wat het eerste deel van het amendement betre't, wel met den heer Van den Bosch meegaan. Spr. heeft bjj zjjn amendement vooral gedacht aan het werk der gemeentereiniging. Wanneer in e n week een paar feestdagen vallen zal het wel noodig zjjn, dat men een of twee andere dagen bjjv. een unr meer werkt. Dat nu is ook mogeljjk bjj het voorstel van den heer Van den Bosch. De beer De Wit drukt zjjn spjjt uit over het amen dement Uitenbosch. De heer Uitenbosch had, meent bjj, B, en W. de uitdrukking in een der plaatseljjke bladen »het krenterig half uurtje van B. en W kunnen be sparen. Spr. heeft indertjjd den heer Uitenbosch ge vraagd, of bjj zich met een arbeidsdag van 10% nnr kon vereenigan. Deze heeft toen schouderophalend gezegd »och, wat zal ik zeggen, ik werk zelf 11% uur». Spr. was er toen vau overtn gd, dat, ofschoon de heer Uitenbosch wel gezegd beeft, dat hjj de zaak nog niet goed had kunnen nagaan, zich met opd werkdag van 10J nnr wel kon vereeniger. Was de heer Uitenbosch toen dadeljjk geko en met het voorstel om er 10 uur van te maken, d.n gelooft spr. niet, dat dit bjj B. en W. veel bezwaar bad gevonden. De heer Glinderman verklaart gaarno mede t" gaan met het voorstel van den heer Van den Bosch, hij acht dat het meest billgk, maar levert de conti öle of er niet meer dan 3120 nren gewerkt wordt geen moeiljjk- heden op. De heer Van den Bosch gelooft van nietbjj de aanstelling kan de werktjjd gedurende de versohillende tjjden van het jaar worden geregeld. De Voorzitter doet opmerken dat ook nu gemid deld nog geen 10 nnr per dag gewerkt wordt en geen 3120 nur per jaar. De heer Van den Bosch vestigt er even de aan dacht op, dat dit getal bij zijn voorstel het maximum is. Verder gelooft hjj dat vooral de plantsoen»! beiders in den zomer niets tegen een werkdag van 11 uur zullen hebben. Da heer Boelmans ter Spill zegt, dat wat de heer Van den Bosch heeft aangevoerd voor de wenscbr- lijkbeid om voor de plantsoenaibeider» den werkdag des zomers op 11 nur te stellen, ook de reden is geweest voor B. en W. om dat half uurtje op te nemen. De heer Kraakman acht bet wenschelijk, dat de bevoegdheid er bljjft om den werkdag langer te doen duren. Den arbeiders geeft men daardoor de gelegenheid wat meer te verd.enen. Bovendien, het werk der plant- soenar beider 8 is prettig en gezond. De Voorzitter merkt op, dat het dan arbeiders niets meer geeft, of zij een uur meer of minder werken. Zjj hebben 's zomers eo 's winters een zelfde weekloon. De heer Uitenbosch bomt op tegen betgeen de heer de Wit heeft gezegd. Hij tart hem te bewjjzon, dat zich heeft uitgelaten als door den wethouder is mede gedeeld. 't, Is onmogeljjk dat spr. zou hebben gezegd dat dat hij lli uur werk'e. Toen de heer de Wit hem er over sprak bad hij het voorstel van B. ea W. nog maar een paar dagen in huis, toen heeft hij zijn oordeel niet kunnen zeggen. De heer De Wit zegt, niettegenstaande deze ontken ning, dat hjj geea woord terug neemt van 't geen hij heeft gezegd. De Voorzitter verklaart thans dat B. en W. geen bezwaar hebben tegen het le lid van het amendement van den heer Van den Bosch. De heer Uitenbosch is van mesning, dat de hoeren Van den Bosch en Van Bnyssn in dit opzicht hetzelfde willen. Ook hjj kan er wel in meegaan. De Voorzitter vraagt thans of het niet de bedoe ling is, dat B, en W. het lecht hebben den werktjjd lot 11 uur uit te breiden. De heer Van den Bosch wil gaarne zoo duidelijk mogeljjk zjjn. Hj bedoelt, dat waar en wanneer het mogeljjk is tot hoogstens 11 nnr per etmaal kan worden gewerkt. Na deze verklaring nemen B. en W. met Jiet amendement genoegen. De Voorzitter deelt vervolvecs m»de. dat. ten opzichte van de stokers der gasfabriek B. en W. niet aan b"t verlangen van de heeren Uitenbosch en Van den Bosch tegemoet kunnen komen. Het stuit op groote bezwaren. Door de invoering van het drieploegenstelsel is de toestand reeds veel verbeterd, maar nu nog verder te gaan is niet wel mogeljjk. De beer De Lange betoogt, dat joist, omdat men den stokers en maobinisten een vrjjen Zondag wilde ver zekeren het noodzakelijk was de verschillende ploeg-n een paar unr meer te laten werken. De heer Uitenbosch vra3gt of het bjj B. en W en de leden der gascommissie bekend is, dat in andere gemeenten is gebleken, dat het zeer gemakke'jjk kan om voor deze werklieden den 8-nrigen arbeidsdag in te voeren. Het bezwaar van den heer De Lange is gemak- kei jjk te ondervangen door een man meer aan testellen. Óok de heer Van den Bosch meent, dat aan het bezwaar van den heer de Lange gamakkeljjk kan worden tegemoet gekomen. De Voorzitter belooft zoo aanstonds mede te deelen hoe de werktjjden voor stokers aan de gasfabriek zjjn geregeld. Da heer Kraakman "vindt 'het niet zoo erg, dat men desnoods 8j nnr moest laten werken. Da heer Van den Bosch stelt voor het amendement in stemming te brengen. De heer Cohen Stnar't vindt bet w«l wat moeilijk om thans over dit punt te beslissenmen kan desnoods het personeel wel uitbreiden, maar kan men altjjd goed personeel vinden De Voorzitter deeltthans mede, dat door de stokers deg Zondags 12 uur en andere dagen 8 A 9 uur gewerkt wordt, afgewisseld met behoorljjke rnattjjden. Hjj voegt er nog bjj dat de werklieden niet voortdurend doorwerken, doch nu en dan nogal eens rust hebben, als de retorten vol zjjn. De heer Uitenbosch geeft in overweging de zaak nog eens te onderzoeken, en ook de regeling in andere plaatsen eens na te gaan. De Voorzitter heeft daar niets op tegenmen komt heden met het reglement toch niet klaar. Daarna wordt goedgevonden dit amendement aan te honden. Men gaat thans over tot de behandeling van Art. 9. Voor eiken tak van dienst en voor elke soort van arbeid wordt door den gemeenteraad het minimum bedrag van de week-, dag- en nnrloonen vastgesteld. Met inachtneming hiervan wordt bet loon van iederen werkman vastgesteld door bet hoofd van den tak van dienst waarbjj bjj is aangesteld onder goedkeuring van Burgemeester en Wethouders. Indien het loon voor eenigen arbeid bjj stukwerk ge regeld wordt, ontvangt de werkman voi r eiken dag niet minder dan het minimam van het vastgestelde dagloon, na aftrek van het door verzuim verbeurde loon. Het loon wordt webelgks, en wel des Vrjjdags, uit betaald. Amendement van den beer Uitenbosch. De 3e alinea geheel te schrappen. De Voorzitter zegt, dat B. en W. tegen het amen- dement-Uitenbosch zjjn. De heer Uitenbosch verklaart zich er sterk tegen, dat de gemeente het werk regelt bjj stukwerk. Het stukwerk staat, zooals men weet, niet in goeden reuk 't is afmattend, maakt ook dat men veelal slecht werk levert. Het heeft sprekers aandacht getrokken, dat van de gemeenten, die een werklieden-reglement hebben, alleen Dordrecht de bepaling heeft opaenomen, dat het loon bij stukwerk kan worden geregeld, doch dat is daar alleen mogeljjk bjj hooge uitzondering. De beer D e W i t zegt, dat hij over dit punt een onder houd heeft gehad met den architect. Deze meende, dat hst stukwerk slechts sporadisch zou voorkomen, all-en zou het kunnen zjjn bij bet stratenmaken en daarom wilde de architect het niet geheel laten vervallen. De heer Cohen Stuart denkt ook, dat stukwerk slechts zelden zal voorkomen, maar is er ook niet voor het geheel te doen vervallen. De beer Uitenbosch weet, dat ook de heer Looman zeer tegen stukwerk is vooral bjj het bouwvak 't komt hem echter voor, datwaar het voor het eene werk afgekeurd wordthet ook voor het andere dient te vervallen. Daar op een vraag van den Voorzitter bljjkt, dat niemand bet, amendement van den heer Uitenbosch wenschi te steunen komt het niet voor stemming in aanmerking. De beer Uitenbosch wenscht nu in de bepaling op te namen, dat het stukwerk slechts bij hooge u tzon dering mag voorkomen. De hoer Glinderman acht ook deze toevoeging niet noodig nu men weet, hie de architect over stukwerk denkt. Ook dit voorstel van den heer Uitenbosch vindt geen steun. Aan de orde is thans: Art. 10 Indien da werkman, ingevolge daartoe be komen opdracht, arbeid verricht: a. buiten den vastgestelden maximum-werktjjd, wordt hem daarvoor toegekend: voor het eerBte en tweede unr 10%, voor het derde en vierde uur 30% en voor de verdere uren 50°/0 boven het uurloon; b. op Zondagen of algemeen erkende cbristeljjke en op hiermede door Burgemeester en Wotbouders geljjk te stellen feestdagen, wordt zjjn uurloon met 100verhoogd. Voor werk, verricht tussehen 10 uur 's avonds on 5 uur 's nachts, ook al wordt hierdoor de maximale werktijd niet overschreden, wordt steeds 50% boven het uurloon beta ld. Voor wachtdiensten wordt, in afwjjking van het sub b bepaalde, op Zondagen en algemeen erkende christelijke feestda. ea en daarmsde door Burgemeester en Wethouders gelijkgestelde dagen, een verhoogicg van het uurloon met 50% toegekend. Deze bepalingen gelden niet voor werklieden, tot wier taak het verrichten van arbeid des uaobis of op Z n- en feestdagen behoort, dan voor zoover zij arbeid ver richten buiten hun gewonen werkjjd. Onder arbeid, in dit artikel bedoeld, worden niet be grepen werkzaamheden voor do brandweer. De belooning hiervoor geschiedt volgens de daaiomtrent vastgestelde bepalingen. Amendement van den heer Uitenbosch. Onder letter b, 2a lid Voor 50% te lezen 100°/o. Amendement van den beer Van Bujjsen: 5e lid. Het verrichten van arbeid buiten den vastge stelden maximum-werktijd mag niet dan in zeer dringende gevallen worden opgedragen. 6e ftd. Het bestaande 5e lid. De Voorzitter zegt dat B. en W. het amende ment van don heer Uitenbosch niet kunnen over nemen. De heer Uitenbosch acht het niet meer dan biUrjk, dat bjj nachtarbeid de werkman recht heeft op een zelfde belooning als voor a»b«id op Zondag. Daar het amendement geen stenn vindt, vervalt het. Aangaande het, amendement van den heer van Bujjsen deelt de Voorzitter made, dat B en W. gear bezwaar hebben het over te nemen. Hot is echter nogal logisch, dat slechts bjj uitzondering boven den maximum werktijd arbeid zal worden verricht, daar er ook hooger loon voor moet worden betaald. De hea' Glinderman gelooft, zelfs, dat vele arbei ders wel graag overuren willen maken. De beer Portuin vraagt, ot het wel noodig is dat de bepaling wordt opgenomen. Da Voorzitter meent dat het niet schaadt. Het araendement wordt daarna goedgekeurd, evenals bet volgende, dat een gevolg is van het vorige. Aan de orde is thans Art. 11. Bjj verzuim wordt het loon over den tjjd waarin de werkman arbeid had moeten verrichten, niet, uitbetaald, onverminderd de straf, die hem bovendien krachtens aTt. 21 kan worden opgelegd. Indien voor het verzuim gegronde reden bestaat en vooraf verlof verleend is, of het plotseling ontstaan dier reden het vooraf vragen van verlof onmogeljjk maakte, een en ander ter beoordeeling van het hoofd van den tak van dienst, waarbjj de werkman is aangesteld, wordt het vaste loon uitbetaald, behoudens het bepaalde bjj art. 13, tweede lid. De Voorzitter merkt op, dat op dit artikel geen amendementen zjjn ingediend. De heer van Bujjsen acht het noodig een drukfout te verbeteren. In den laatsten regel moet inplaats van art. 13 gelezen worden art. 15. Artikrl 13 toch handelt over het geven van ontslag en de zinsnede in dit artikel be treft verzuim, dat een gevolg kau zijn van ziekte, daarom is er hier wel verband met art. 15. De Voorzitter geeft dit nog niet dadeljjk toe, doch na lezing en herlezing van het artikel wordt de heer van Bujjsen ten slotte in 't geljjk gesteld. Alsnu gaat men over tot Art, 12. Jaarljjks zal desverlangd aan iederen werk man die ten minste 6 maanden onafgebroken in ge meentedienst is geweesteen verlof van ten hoogste 3 werkdagen en aan hem, die ten minste een jaar onafge broken in gemeentedienst is geweest, een verlof van ten hoogste 6 werkdagen, met behoud van het loon verleend worden. Aan hen, tot wier taak het verrichten van arbeid op Zon- of feestdagen of des nachts behoort, zal desverlun-d een verlof van ten hoogste 7 werkdagen, met behoud van het loon, verleend worden. Het verlof moet, behalve in buitengewone omstandig heden, ten minste 8 dagen te voren aan het hoofd van den tak van dienst worden aangevraagd en wordt door dezen verleendtenzjj naar zjjn oordeel de werkzaam heden of de reeds aan anderen verleende verloven dit niet toelaten. Bedoeld hoofd kan, met het oog op de belangen van den dienst, een anderen tjjd voor het verlof bepalen dan waarvoor dit gevraagd is. Amendementen van den heer Van Bujjsen: le lid. Achter de woorden »een verlof van ten boocste 6 werkdagen" in te lasschen desverlangd achtereenvol gende. 2a lid. Een geljjke tusschenvoegiog als in het le lid. Verder toe te voegen de woorden De dag volgend- op een nachtdienst telt niet mede voor het verlof. 5e lid (nieuw). In bjjzondere gevallen kan buitenge woon verlof verleend worden. Heeft de werkman in den loop van een jaar een buitengewoon verlof gehad, dan b-slist het hoofd van den tak van dienst of verdere buitengewone verloven gedurende hetzelfde jsar van het jaarljjksch verlof zullen worden afgetrokken. De heer Van den Bosch stelt voor hieraan toe te voegen »Het zal deu werklieden onder geen omstan digheden geo rloofd zjjn geduimde dan verloftjjd voor anderen arbeid te verrichten. Ovet treding van dit gebod heeft onmiddellijke intrekking van het verlof ten gevolge." De Voorzitter zegt, dat B. en W. de wijzigingen van den heer Van Buijsen aangaande het le en 2e lid overnemen. Van het nieuwe 5e lid nemen zij over de woorden: In bijzondere gevallen kan buitengewoon verlof verleend worden. Met het overige kunnen zij niet meegaan De heer Cohen Stuart zou in het le lid zoo als het door den heer Van Buijsen is geamendeerd na het woord desverlangd nog willen opnemen „zoo moge lijk De Voorzitter meent dat zulks van zelf spreekt, als 't niet kan houdt alles op. De heer Cohen Stuart merkt echter op. dat zonder die woorden het geven van zoodanig verlof een verplichting zou kunnen worden Na deze toelichting verklaren B. en W. zich er niet tegen om ook dit amendement van den heer Cohen Stuart over te nemen. Op een vraag van den heer Cohen Stuart of met jaarlijks wordt bedoeld een kalenderjaar, antwoordt de Voorzitter bevestigend. Ter toelichting van het overige gedeelte van zijn amendement zegt de heer Van Buijsen dat het kan voorkomen dat een werkman al een zeker aantal buitengewone verlofdagen heeft gehad, dan is het wen schelijk, dat verdere buitengewone verlofdagen van het gewone verlof kunnen worden afgetrokken. De heer Glinderman meent, dat zoo iets niet gaat; de man heeft volgens hem vóór het buitengewoon verlof, zijn gewone verlof al gehad. De V oorzitter is dat met den heer Glinderman niet een-. Het buitengewoon verlof is bijv. het verlof wegens sterfgeval in de familie en zulk oen verlof kan men moeilijk van het gewone verlof aftrekken. Waarom niet vraagt de heer Glinderman, waarop de Voorzitter antwoordt, dat men onder gewoon verlof verstaat, verlof dat men geeft tot ontspanning, wat een begrafenis toch zeker niet is. Voorts merkt hij op, dat het artikel van B en W. zijns inziens geen moeilijkheden zal opleveren. De heer Cohen Stuart ziet geen bezwaar in de toevoeging van den heer Van Buijsen; er is wel iets voor te zeggen. De heer Van Buijsen zegt nog, dat de een wat gemakkelijker een buitengewoon verlof vraagt dan de ander, en daarom vooral zou hij als de reden niet zeer dringend is het willen beschouwen als gewoon verlof, a is het dan niet 8 dagen te voren aangevraagd en dan is er reden om het van het gewone verlof af te trekken. Na nog eenige discussie stelt de heer Kraakman voor, dat de heer Van Buijsen dit gedeelte van het amendement maar laat vervallen en de zaak verder maar overlaat aan B. en W. De heer van Buysenis daartoe bereid, waarna het amendement van den Bosch in behandeling komt. De heer Van den Bosch zegt dit amendement te hebb n ingediend, om te voorkomen dat een arbeider verlof vraagt met het doei gedurende dien verloftijd voor anderen te werken. De heer Glinderman is niet voor dit amende ment, waardoor men z. i. den werkman wil laten Zondag houden en kersmis bovendien. De heer Cohen Stuart meentdat de weg dien deu heer Van den Bosch wil gaan, is a'gesnedeu door de aanneming van artikel 4, waarbij B. en W. vergunning kunnen verleenen om voor anderen loon arbeid te verrichten gedurende den tijd, waarin de ge meente zijn diensten niet behoeft. Waarom kan het dan ook niet worden toegestaan in het verlof. En stel dat het aanging het te verbieden, zou dan bij overtreding de Btraf, waarschijnlijk bestaande in intrekking van het verlof, niet te zwaar zjjn. De heer Kraakman vraagt of het voorstel onder steund is. De Voorzitter merkt hem op, dat men pas aan de behandeling is begonnen. De heer Uitenbosch is voor het verbod, waar men vrijaf geeft met behoud van loon, verliest de vrije dag het gewone cachet, als de werkman dien weer in dienst van anderen kan besteden. De heer Cohen Stuart wijst nogmaals op artikel 4 waarin staat dat B. en W vergunning kunnen geven als de gemeente de diensten niet behoeft en dat is tooh het geval bij verlof. De heer Glinderman maakt de opmerking, dat de heer Van den Bosch allen arbeid wil verbieden, dus ook den arbeid voor zioh zelf. De heer Van den Bosch zegt dat hij bedoelt loonarbeid. De heer Boelmans ter Spill is het met den heer Cohen Stuart niet eens, dat de gemeente tijdens het verlof de diensten van den werkman niet behoeft. De diensten worden dan toch door een ander waarge nomen. De heer Cohen Stuart bestrijdt die opvatting, doch al ware dit zoo, dan nog zou hij er tegen zijn. De heer Kraakman stelt ook voor den arbeider tijdens zijn verlof geheel vrij te laten. Het voorstel Van den Bosch, daarna in stemming gebracht, wordt met 9 tegen 5 stemmen verworpen. Aan de orde komt nn Art. 13 Indien aan een vasten werkman, zonder dat dit door hem vei zocht is, eervol ontslag wordt verleend, wordt hem hiervan ten minste 6 weken te «oren schrifte lijk. met redenen omkleed, mededeeling gedaan. Bij het niet, in acht nemen van d-ze termjjnen wordt over zooveel dagen als daaraan ontbreken het vaste loon uitbetaald. Geljjke termijnen gelden voor opzegging van de zjjde der werklieden. Bjj hst rrot naleven van deze bepaling kan niet eervol on'Blag worden verleend Amendement van den heer Uitenbosch. Hieraan toe te voegen: Van niet eevraagd ontslag kan de werkman in beroep komen bjj het in art. 23 emoemde scheidsgerecht. De Voorzitter zegt, dat B. en W. het amende ment van den heer Uitenbosch overnemen. De heer Van Buijsen voelt er niet veel voor, maar zou er mee kunnen meegaan als deze restrictie werd opgenomen, dat het scheidsgerecht alleen zal hebben te oordeelen over de billijkheid der redenen, die tot het ontslag hebben geleid. Dan moet het aan B. en W. worden overgelaten om op het ontslag terug te komen. Daarover mag het scheidsgei echt geen beslissing nemen. De heer Glinderman is dat met den vorigen SDreker geheel eens. Hoe zou het scheidsgerecht ook over den werkman kunnen oordeelen De Voorzitter merkt op, dat alle tekortkomingen enz. van den werkman in zijn boekje worden aange- teekend De heer Glinderman blijft toch de zaak bedenke lijk achten en vraagt nog, of B. en W. indien het scheids gerecht het ontslag ongerechtvaardigd acht verplicht zijn den werkman weer in dienst te nemen. De heer Uitenbosch meent, dat men de zaak een beetje te zwaar opneemt. Dat ongevraagd ontslag komt zoo ineens maar niet op, daar gaat natuurlek wel een en ander aan vooraf. Het kan ook voorkomen, dat een werkman ontslagen wordt bij vermindering van werk of opheffing van een tak van dienst. Dan zaï de zaak niet voor het scheidsgerecht worden gebracht, dan trekt niemand de billijkheid in twijfel. De heer Glinderman blijft de zaak gevaarlijk achten en kan zich niet voorstellen dat B. en W. on gegronde motieven ontslag geven. De Voorzitter: Als dat zoo is, dan moet men ook de beoordeeling der redenen niet aan het scheidsgerecht laten. De heer Glinderman wil dat ook blijkbaar niet en wjjst hierbij op de rijksambtenaren, die bij ontslag ook geen beroep hebben op een scheidsgerecht of zoo iets. De heer Cohen Stuart gelooft, dat de heer Glinderman uit het oog verliest, dat hier sprake is van een eervol ontslag en voegt er nog bij, dat ook bij op heffing van een tak van dienst ot vermindering van werk toch ook wel verschil van gevoelen kan bestaan, en de werkman kan vragen, waarom ik en niet de ander, die korter in dienst is. De lieer Glinderman: Dat is de kwestie niet, er staat: niet gevraagd ontslag. De Voorzitter merkt op, dat de bedoeling van den heer Uitenbosch is eervol ontslagl De heer Uitenbosch beaamt dit. De heer Van Buijsen zegt, dat hij ook daarom meent, daijjhet scheidsgerecht geen uitspraak moet doen over het ontslag zelve. De heer Boelmans ter Spill voert nog aan, dat als B. en W. vooistellen een werkman te ontslaan omdat hij te oud is en het dus in het belang der ge meente is, dat hij op pensioen gesteld wordt, zulks dan toch ook wel een reden kan zijn, om aan het scheids gerecht te onderwerpen. De heer Glinderman gelooft dat niet. De heer d e W i t vraagtAls het scheidsgerecht de redenen niet billjjk vindt, wat dan l

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1905 | | pagina 1