No. 206. Honderd en zevende jaargang. Donderdag 21 Dec. 1905. DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Zitting van den Gemeenteraad BUITENLAND. Algemeen Overzicht. Van allerlei wordt in de nu bijna overal vergaderd zijnde Parlementen in Europa ter sprake gebra ht, maar aan Spanje bleef het twijfelachtige voorrecht beschoren van een unicum, dat er de gemoederen in heftige beweging brengt. Abonnementsprijs per 8 maanden voor Alkmaar f 0.80j franco p. post f 1.—. Afzonder jjko nnramers 3 cent. Prijs der Advertentiëa per rngHlfo.10 Brieven franco aan de N V. Boek. en Handelsdr. HERMs. COSTER ZOON. VAM ALKMAAR, op Woensdag, 80 December 1905, 's namiddags te 1 nar. Vervolg.) Aan da orde is de verdere behandeling van het W erb Sledenreglement. Op voorstel van den beer Glinderman wordt echter eerst overgegaan tot de behandeling van het vol gende pont der agenda 6. Voorstel In zake Weezenverpleglng. Door B. en W. wordt voorgesteld heeren regenten van bet Burgerweeshuis te machtigen om met het Roomsch- Katboliek Parochiaal Arm- en Weesb«stnnr eene over eenkomst aan te gaan als door hen in ontwerp is overgelegd, met dien verstande, dat worde bepaald, dat die overeenkomst wordt aangegaan voor den tjjd van 10 jaren, in plaats van voor 40 jaren zooals het ontwerp lnidt. De Voorzitter herinnert er aan, dat hierbij tevens aan de orde is het adres van het R. C. Parochiaal Arm en Weesbestunr, waarin verzocht wordt, de termjjn van 40 jaar te handhaven. Na voorlezing van dit adres, stelt de Voorzitter voor, om de verschillende artikelen der ontwerp-over- eenkomst te behandelen, dan komt bij art. 6, waarop het adres betrekking heeft, de zaak van zelf ter sprake. De heer Van den Bosch zon echfer liever bij wjjze van algemeene beschouwing zjjn opinie ia dezen willen zeggen. De Voorzitter heeft daartegen geen bezwaar en verleent den heer Van den Bosch het woord. Da heer Van den Bosch begint met te zeggen, dat hjj bij het ontvangen van dit voorstel van B. en W. zeer verbaasd heeft gestaan. Hg had gehoopt, dat B. en W. geheel zonden zijn meegegaan met hetgeen door de beide contractanten is voorgesteld en zeer zeker geeft ook het ingediende verzoek nog geenszins weer geheel het leedwezen van het R. O. Parochiaal Armbestuur over het voorstel van B. en W. 't Is niet voor de eerste maal, dat deze zaak in den raad ter sprake wordt gebrachtook vroeger is herhaal delijk over de verhouding tasichen het R. Katholieke en bet Algemeene Burgerweeshuis gesproken. Spr. herinnert ter verduidelijking der quaestie aan hst met overgroote meerderheid genomen besluit van den gemeenteraad, d d. 8 Maart 1854, dat de administratie van het Burger Wees- en Armenhui» uitsluitend bestemd zou zijn tot verzorging van ouderlooze kinderen beboo- rende tot eene der Christelijke ProtestaDtsche gezindten, doch dat uit die fondsen een vaste jaarlijksche bjjdrage zou worden verleend aan het R. C. Weeshuis, of wel dat ten name van dat weeshuis een kapitaal zon worden af- ca overg'schreven tot ocdersteaoiEg van da -«sa- kinderen aldaar verzorgd wordende. Een en ander leest spr. voor uit een adres door het R. C. Parochiaal Wees- en Armbestuur in 1861 tot den raad gericht. Nog bljjkt daaruit, volgens rapport der in 1851 be noemde commissie, welk rapport werd behandeld in Juni 1852, dat naar billijkheid en recht de gelden dezer stedelijke instelling niet uitsluitend mochten worden besteed voor kinderen van Gereformeerde ouders, maar ook bestemd waren voor de verzorging van weezen van andere gezindten. Voorts werd dan ook in Doe. 1854 voorgesteld, dat een kapitaal van f76000, N. W. S. 21/a pCt. ten be hoeve van het R. K. Weeshuis uit de fondsen van het Burgerweeshuis zon worden af- en overgeschreven. Daartoe werd besloten bjj raadsbesluit van 8 Maart 1854, doch dat besluit is nooit uitgevoerd. Men kwam er op terug 28 Nov. 1855. In 1863 kwam da zsak an dermaal ter spraketoen werd bet weeshuis weer een gemeentelijke instelling van liefdadigheid, bestemd tot verpleging van weezen, zonder onderscheid van gods dienstige gezindheid en toen in 1867 het plan bestond tot het bonwen van een nieuw burgerweeshuis, hebbon Regenten van het R. K. Weeshuis bjj adres d.d. 29 Jan. 1867 te kennen gegeven, dat zjj bjj voorkeur de R. K. weezen hielden in de door ben bestnurde inrichting, op de voorwaarden, door adressanten gesteld. Daar die voorwaarden van groot financieel voordeel waren voor het burgerweeshuis, werd naar aanleiding van dit adres, onder 's Raads goedkeuring den 22 Mei 1867 het nu bestaand contract gesloten. Nu meenen regenten van het Burgerweeshuis, dat ten opzichte van den leeftjjd waartoe het bedrag van f40 moet worden uitgekeerd, een wijriging noodig is in verband met het reglement, waarin zal worden opgenomen, dat de weezen tot hun 21e jaar eigenljjk onder voogdjj van regenten zullen staan. Die wjjziging behoeft de goedkeuring van den Raad. Ea overtuigd, dat de ver pleging der R. K. weezen bjj het R. K. Armbestuur in goede handen is en dat zjj nergens voor f40 een der- geljjke verpleging kunnen bekomen, wens hen zjj het contract weer voor veertig jaar te hernieuwen. Spreker had daarom de stellige hoop gehad, dat dit voorstel met graagte zou worden aanvaard. Nu maken B. en W. echter bezwaren en spreker kan met den basten wil van de wereld niet begrjjpen op welken grond. De ideeën omtrent weezen verpleging knnnen veranderen, zeggen B. en W. Maar wat wordt daarmede bedoeld Laten die ideëen zich wjjzigen een weeskind moet toch eten en zeker zal men nooit een betere verpleging kunnen krijgen voor f 40. Het argument, dat men een contract niet voor zoolang dient aan te gaan, acht spr. hier niet gerechtvaardigd. Het hangt er van af, wtlk contract het is. Bjj wjjze van vergelijking noemt spreker het contract met Physics, dat is een contract voor altjjd en dat zal men zeker geen verstandig contract inden. Heel iets anders is het hier, en in aanmerking nemende, dat do kosten voor verpleging steeds stjjgen, zou men hier gerust kunnen zeggen »Wg mochten willen, dat men het voor honderd jaar aanging.'' Noch de mogeljjkheid van de verandering der ideefin ten opzichte der weezenverpleging, noch het bezwaar dat men de opvolgers van den raad zou binden, acht spr. een argument voor het voorstel van B. en W. Ten slotte zegt spr., dat hjj niet weet, welke veran dering in de ideeën der weezenverpleging B. en W. be doelen en dat hjj niet wil vercnderstellen, dat men be doelt, dat de ideeëa zoo kunnen wjjzigen, dat men zon zeggende katholieken behoeven die f 40 niet meer te hebben, iets Waarmede dit contract dan in strjjd zou zijn. De Voorzitter geeft zjjn afkeuring te kennen over een dergeljjke veronderstelling. De heer Van den Bosch wjjat ten laatste nog eens op het voordeel van dit contract, waa'door men voor zoo weinig kosten een zoo goede vorpleging kan krjjgen en spreekt de hoop uit, dat de raad niet met B. en W. zal meeg an. De heor Vonk gelooft, dat do heer Van den Bosch achter het voorstel van B. en W. iets anders zoekt, daü er achter zit. Hg gaat geheel met B. en W. mede en acht het ook niet wenscbeljjk, dat partgen zich voor 4D jaren verbinden. Aan <1e hand van de notulen van 1867 wjjst hjj er op, dat het contract op eenigszins zonderlinge wjjze is tot stand gekomen en hg vindt het ook wel wat met elkaar in strjjddat er een algemeen weeshuis is voor alle kinderen en men voor elke wees in het R.-K, weeshuis f 40 uitkeert. Toch acht hjj die uitkeering hier wel gerechtvaardigd en vindt hjj ook, dat het bedrag niet hoog ïb, maar bij besjrgpt niet, wat er tegen kan zjjn om met B. en W. meo te gaan in de veronderstelling, dat de begrippen omtrent weezenverpleging kunnen er- anderen, b.v. dat de verpleging in het huisgezin mee'1 algemeen wordt. De heer Fortuin verklaart in te stemmen met hetgeen de heer van den Bosch heeft gezegd. Alleen he' laatste gedeelte was hem minder aangenaam. Met den heer Vonk is bjj het volstrekt niet eens. Jaren lang is er goede samenwerking geweest tusschen de twee be sturen, dat is voor hem al een reden om tegen het voorstel van B. en W. te zjjn. In de tweede plaats acht hjj f4C een zeer gering bedrag en ten derde zullen er wel altjjd weezen te verplegen zijn, waarom er geen bezwaar is om bet contract voor 40 jaar aan te gaan. Als de zaak juridisch werd onderzocht dan gelooft bjj dat het rech' der Katholieken op de nitkeering ontkom' zon kunnen worden, maar hg zou het betreuren als de regeling der zaak voor een der partjjen financieels schade zou opleveren. Da Voorzitter vraagt naar de bedoeling dezer laatste woorden, waarop de he«r Portuin dit nader aantoont, (waf echter voor on» verloren ging.) De hser d e Lange ia ook niet voor een termjjn van 40 jaar, maar stelt een middenweg voor. Men zou kunnen nemen 25 jaar. De heer d e W i t zegt de minderheid van het dage- ljjksch bestuur te zjjs. Als regent van het Burgerweeshuis is hg er voor het contract, weer als vroeger voor 40 jaar aan te gaan. Regenten zjjn er van over'uigd, dat het zeer billjjk is dat het R. O. armbestuur weer contrac teeren wil voor f 40 per wees. Men weet niet hoe een ander bestuur over 10 jaar denkt, dat kan wel f 100 of f 150 vragen. Terecht is gezegd: de fondsen zjjn bestemd voor alle weezen. En zeker is het ten gunste van de financ'ëu vac het Bnrgerweeshnis als men het contract weer op den ouden voet voor f 40 aangaat. De Voorzitter markt op, dat de heer de Wit uitsluitend het oog heeft op de belangen van het Bur gerweeshuis, terwjjl B. en W. de belangen van beide partjjen op het oog hebben. De heer van den Bosch komt er tegen op, als zon bjj B. en W. verdenken van minder goede bedoeling. Hg heeft alleen willen zeggen dat de ideeën zich zoo knnnen wjjzigen, dat men spjjt kon hebben van dit con tract, en gezegd niet te willen veronderstellen dat B. .en W. daarop het oog hebben gehad. Hoe de verpleging ook gewgzigd wordt, kosten zullen er altijd zjjn, tenzg de denkbeelden zich zoo zonden wjjzigen, dat men alle weezen naar één gesticht zond. Doch dat mogen wjjbe- twjjfelen. Wat de verpleging in het hmsgezin betreft ook spr. is daarvan een voorstander en Katholieke weesjongens van zekeren leeftjjd laat men reeds bjj voorkeur hier en elders ia 't huisgezin verplegen. Maar wat reeds in 1854 terecht word opgemerkt en wat ook de meaning is van mannen els de heer Kalf en Hoysr uitgesproken in het »Tjjdschrift voor Armenzorg,' dat de verpleging van alle gezindten bjj elkaar onbilljjk is en men de voorkeur moet geven aan een verpleging, waarbjj bet kind wordt opgevoed in het geloof der ouders dat is ook sprekers overtuiging. Met een school voor allen kan men desnoods genoegen nemen iets anders is het, waar het de geheele opvoeding geldt. Ook beroept spreker zich in dezen nog op de woorden van Mr. J. G. Scbölvinck van Amsterdam en wjjst hjj er op, dat ook Amsterdam een som uit de fondsen uit keert voor de R. K. weezen. Noch wat de heer Vonk, noch wat de heer De Lange heeft gezegd zal spreker schokken in zjjne overtuiging; en het beste acht hjj de bestendiging van het contract voor 40 jaarmen weet niet welk gemeentebestuur, welke regenten men kan krjjgen. De heer Kraakman was ook zeer geschokt door het voorstel van B. en W. Nimmer had hg zich voor gesteld, dat het de bedoeling kon zjjn opnieuw een twist appel op te werpen. Hjj wjjst er op hoe men jaren lang getracht heeft de goede harmonie te bewaren. Het Burgerweeshuis werd ia 1867 gesticht met een toelage van f80.000 van de gemeente in 40 jaar af te lossen met 5 pet. rente. Zooals reeds is gezegd bestond in die dagen bjj zeer veel ingezetenen de zncht de weezen in een gesticht te verplegen, wat spr. voor zich nooit wensoheljjk heeft geacht. Hij heeft steeds het weeshuis beschonwd ah een algemeen weeshuis behoudens de rechten van atsdersgeztnden. Daarom heeft men ook nooit gewild dat Katholieke regenten behoorden tot het bestuur van het algemeen weeshuis. Verder zegt spr. dat toeu er in vroeger jaren sprake was van een regeling van de schnlden der gemeente, niemand er aan heett gedacht wjjziging te brengen en de schuld aangegaan voor het weeshuis. Ten slotte vraagt hjj of het goed gezien is in te gaan tegen een contract, dat door twee corporaties, die elkan der in dezen geheel verstaan. Men zou dat kunnen doen, als er goede redenen voor bestonden. De f700 A f800 die jaarljjks worden uit gekeerd zijn waallijs slechts een kleine bjjdrage, aan dat bedrag kan het niet liggen. Er kunnen redenen zjjn als de wenscheljjkheid van gemeenscbappeljjke op 'oeding, doch daarover beeft de raad niet te Oirdeelen, de regenten zjjn voor de opvoeding veraatwoordeljjk. Regenten knnnen de kinderen ook elders besteden, daar mag de raad geen voorschriften voor geven. Wat er echter ook van zjj, spr. stelt er boogen prjjs op, dat het geschil, dat eenmaal opgelost is, niet weder worde opgehaald. De heer Oohen Stuart is ook van oordeel, dat aan de zaak een bedoeling wordt toegeschreven, die er niet in ligt. Als men den heer Kraakman hoort, zou men denken, dat wij stonden san den vooravond van vervolgingen der Room8oh Katholieken. D~>oh zoo erg is het toch werkeljjk niet. Het voorstel van B. en W. acht ook hij niet vol doende gemotiveerd, maar 't is toch mogeljjk, dat de kwestie der verpleging van weezen anders wordt opgelost, dan nn- Spr. denkt hier aan staatsinmenging en kan zich voorstellen dat bjj de regeling van de financieele ver honding tusschen rjjk en gemeente, daarmede nog eens rekening wordt, gehouden, dan zal een contract als dit die regel'ng i) den weg sfaan. Verder vindt hg aan de debatten ook nog eenigermate een komischen kant Re genten nemen twee verschillende standpunten in. De h-er Van den Bosch die f40 eigenlijk te weinig vindt, en't. was 40 jaar geleden al een lnttel bedrag, vindt een termjjn van 10 jaar niet leng genoeg, en de beer de Wit wil juist omdat hjj 't zoo'n koopji vindtook de lange termjjn behouden. 'tKimt spr. voor. dat de katholieke leden de belangen bnDner partjj eigenlijk benadeelen. De heor Van den Bosch vreest verder, dat andere raadsleden er anders over denken dan de tegenwoordige, maar dat, mag geen reden zjjn, om dit besluit te nemen en wat het standpunt van den heer de Wit aangaat deze zegt: »wjj zijn goedkoop af<, maar is dat niet tegen hot belang der weezen Dat mag geen argument zjjn. Wanneer het bljjkt, dat het te weinig is, dan moet men dat bedrag verhoogen. Als men dns de mogeljjkheid beneemt, om deze zaak anders te regelen, handelt men niet in het belang der kinderen. Door dit contract wordt overigens de zaak niet principieel opgelost en of men er over 10 of over 40 jaar weer voor komt te staan bljjft hetzelfde. De kwestie acht spr. dns niet zoo belangrjjk, maar bj meent dat het, voorstel van B en W. rationeel '8. De heer van den B^sch maakt zich noodeloos bezorgd, en hjj herhaalt, dat bet hem voorkomt, dat de warmste woord voerder in deze zaak de belangen hunner eigen partjj schaden. De heer Van den Bosch zegt dat men nu eenig licht heeft gekregen. De heer Cohen Stuart heeft de mogelijkheid van staatsinmenging genoemd. Maar als dat ooit gebeurt, dan zal de Staat zeker ook al de fondsen vragen. Voorshands maakt bjj zich daarover echter niet ongerust. Spr. bestrjjdt verder de meening van den heer Staart, dat men niet mag vooruitloopen op hetgeen een andere raad zal doen. De raad is bevoegd elk contrac' te maken dat hri goed oordeelt, en naar zija eerljjke overtuiging, al dat gene te doen wat in het belang is der burgerij. De heer Stuart begrjjpt niet dat regenten van het R.-K. weeshuis niet meer vragen als het bedrag van f 40 te laag is, doch spr. geeft de verzekering, dat het daartoe niet zal komen, ook niet over 10 jaar. Zonden regenten van bet Bnrgerweeshnis dat bedrag willen verhoogen, een dergeljjk voorstel znllen zjj gaarne aanvaarden. Ten laatste indien de Staat de verpleging op zich zou nemen dan zal de Staat ook wel over dit contract be slissen. Ook de heer Oohen Stuart heeft Spr. niet over- tuigd. De heer Cohen Stuart dient van repliek, 't Is moeiljjk te zeggen hoe de Staat mogeljjk zal ingrijpen, dat weet ook de heer Van den Bosch niet. Hjj bljjft er voorts bjj, dat de raad geen besluit mag neu en nit vrees, dat anderen er wellicht later anders over znllen denken, en meent, dat de heer Van den Boseh in deze kwestie het kind met het badwater we gooit. De beer Kraakman betoogtnog een?, dat voor 1867 alle geschilpnnten zijn opgelost. Verder zegt hjj dat de regenten van het Burgerweeshuis steeds bet volle ver trouwen hebben gehad, dat de raad ze altjjd eenstemmig heeft benoemd, om ten slotte als zjjne meening weer te geven, dat op een staatsinmeng ng die eigenlijk ont eigeninh zou medebrengen niet behoeft te worden ge rekend. 't Is 40 jaar goed geweest, laat het nn zoo bljjven, zoo besluit spr. De heer D o r b e c k wjjst er op, dat het verzoek van regenten reeds dateert van 27 Juni en vraagt of er soms een geschil is geweest tosscben B e» W. en regenten, eu of B. en W. omtrent dat geschil nader met regenten van het R. K. weeshuis en die van het Bnrgerweeshnis overleg hebben gepleegd. De heer Boelmans ter Spill zegt daarop, dat er wjjzigingen werden gewenscht in het reglement voor het Burgerweeshuis. Daarover was verschil van gevoelen tusschen B. en W. en regentendoch men heeft ten slotte dit contract daarop niet willen laten wachten en gemeend, dat dit afzonderljjb kon worden behandeld. Bepaalde besprekingen met regenten achtte men niet noodig, daar een der regenten lid is van het college van B. en W. Do heer D o r b e c k acht dat niet de officieele wjjze om met regenten te overleggen, als men aan den rogent- wethouder vraagt: wat denkt gjj er van? Da Voorzitter: Zio is 't ook met gegaan. De heer D o r b e c k vindt toch de zaak wat zonderling. Wie garandeert ons, vraagt hjj, dat regenten van bet R.C. Weeshuis bet contract wenschen, zooals B. en W. het voorstellen Maar bovendien, is de raad de contracteerende partjj of zjjn het de regenten van het Burger weeshuis? Als dit beslnit zou worden gewijzigd, dan zal waarscbjjoljjk het R.C. Armbestuur niet te vinden zjjn voor het bedrag van t 40. Dat bedrag houdt verband met de 40 jaren. Ook zou spreker nog wel willen weten tot welk resultaat men zal komen als de raad niet ingaat op hetgeen regenten willen. De heer Boelmans ter Spill daarop antwoor dende, zegt, dat de heer Dorbeck aan het zeilde envel mank gaat als de anderen en or veel meer achter zoekt, dan er in zit. B. en W. willen hoegenaamd geen ver andering in het contract, alleen de tijd van 40 jaar achten zij te lang, zonder daar bjj eenige bedoel mg te hebben. Dat zij verre. En als men daar een minder goede be doeling achter wil zoeken, dan wil men niet medewerken. De heer Dorbeck merkt op dat de raad alleen zjjn sanctie kan geven aan het contract, maar er is geen con tract tusschen den raad on het h.C. Armbestuur. De heer Boel ma es ter Spill komt er tegen op dat de raad op deze wjjze het contract zou maken, het is het oude contract, en als men vraagt wat er gebeuren zal als het R.( Armbestuur een wjjziging niet aanvaarden wil, wel dan is er op dat oogenblik geen contract. De Voorzitter meent, dat de heer Doibeck de zaak niet moet omdraaaien. De raad heeft zich toch niet een voudig neer te leggen ojj het contract tusscben partgen. De heer Dorbeck hondt vol, dat regenten toch ge legenheid hadden moeten hebben om er over te confereereu. De heer Boelmans ter Spill merkt op, dat waar B. en W. dat niet noodig hebben geacht, het bewjjs er is, dat zjj de wjjziging als een kleinigheid hebben be schouwd. De heer Cohen Stuart meent, dat, wat de heer Dorbeck heeft gezegd geen invloed mag hebben op de meezing van den raad. Da heer De Wit zet nogeens niteen, wat de aanleiding is geweest tot de opzegging van het beslaande contract. Die opzegging lag aan beide bestaren en was niet aan den raad. Waar regenten het concept aanbieden moet daarop de goedkeuring van den raad worden gevraagd. Keurt de raad het niet goed, dan moet opnieuw een overleg tusschen beide partgen plaats vinden en bjj ge looft niet, dat dit nader overleg leiden zal tot zoo voor deel ige voorwaarden als het tegenwoordige contract bevat. De Voorzitter: Daar hebt n juist ons neutraal standpunt. De beer Dorbeck had het beter geacht indien B. en W. do beide colleges vooraf hadden geraadpleegd, dan bad men deze minder aangename d scusie enz. knnnen voorkomen. Nog vraagt hjj wat dat nentraal wil zeggen. De Voorzitter meent, dat de zaak alleen onaan genaam kan zjjn voor dengene, die er achter zoekt wat er niet in zit. Jet het nensraal standpunt, van B en W. bedoelt spr. dat zjj niet bet oog hebben gehad uitsluitend op de belangen van het Bargerweesbuis of van het R. C. Weeshuis, doch rekening hebben gebonden met het alge meen belang. Met bet oog daarop meenden zjj goed te doen, parigen niet voor al te lang te binden. De beer Dorbeck zegt, dat beide oontractanten natuurlijk de wede'zjjdsche belangen met elkaar in over eenstemming hebben gebracht en daarmede dient de Raad rekening te honden. De Voorzitter zegt dat B en W. boven de par tgen staan en bevoegd zjjn een anderen weg te doen inslaan. Tasschen de beide partgen staan zjj als 't ware in, tusschen de heeren Van den Bisoh en de Wit, en onpartjjdig handelen zjj naar plicht en geweten, in het belang der weezen. De heer De Wit gelooft, dat men in veilige haven is, wanneer het oude contract weer voor 40 jaar wordt hernienwd. De heer Van den Boseh vindt, dat juist het algemeen belang gebaat wordt als de Raad zjjn sanotie geeft aan het voorstel van regenten. Hjj is dankbaar dat B. en W. de mogelijkheid willen scheppen, dat men over 10 jaar zoo noodig betere conditiën kaD maken, maar dat verlangt het R. K. Armbestuur niet. Spr. merkt voorts nog op, dat hjj geenszins bet kind met het badwater wegwerpt en legt er den nadruk op, dat het R. K Weeshuis n tsluitend door liefdegaven b-staat. Men bljjft dus pi ijs stellen op de bjjdrage van f 40, maar zal geen verhooging daarvan vragen. De Voorzitter zegt, dat hoe meer men betoogt, hoe meer hjj tot de overtniging komt, dat het voorstel van B. en W. nog zoo gek niet is. De heer Van den Bosch zal dat voorstel niet gaarne iets geks noemen maar het is beter de zaak aan de belanghebbenden over te laten. De heer De Lange handhaaft zjjn voorstel om den termjjn te bepalen op 25 jaar. De heer Boelmans ter Spill wjjst er alvorens men tot stemming overgaat op, dat bjj het stilzwjjgend verlengen voor een zelfde tjjdpeik zooals ook de heer de Lange wil er voor den raad geen voldoende gelegen heid is, om over die verlenging zjjn oordeel nit te spreken, daarom is hjj meer voor het voorstel van B. en W., waar hjj de tjjd stilzwjjgend kan worden verlengd met een jaar. De heer Uitenbosch vraagt of het niet zoo is, dat óf regenten van het Banzerweesbnis óf regenten van het R. C. Weeshuis het oontraot knnnen opzeggende raad beslat daarin niet. De heer Boelmans ter Spill stemt dat toe, maar de raad zal, dankt bem w?l eens willen oordeelen of het goed gezien is, dat het contract wordt hernienwd en dat kan niet, wanneer stilzwjjgend het contract weer voor 40 of 25 jaar wordt aangegaan. De Voorzitter brengt daarop art. 6 der overeen komst »Deze overeenkomst is aangegaan voor den tjjd van 40 jaren, in te gaan 1 Januari 1907 en zal alzoo eindi gen op 31 December 1946; zjj zal worden geaoht telken male voor veertig jaren te zjjn aangegaan, wanneer niet een der partjjen in de eerste helft van het jaar vooraf gaande aan dat waarin de overeenkomst op 31 December zoude eindigen eene opzegging aan de wederpartjj heeft doen beteekenen," waarover nitslnitend de discussie heeft geioopen in stemming; het wordt aangenomen met 10 tegen 4 stam men (4e heer de Groot was bjj het begin der discussie vertrokken). Voor stemden de heeren van Bnysen, Dorbeck, Lniling, Fortuin, Wanna, Kraakman, van den Boseh, de Wit, Glinderman en Uitenbosch. Togende heeren Cohen Staart, Vonk, de Lange en Bielmans ter Spill. Daarna wordt het geheele contract zonder hoofdelgke stemming goedgekeurd. Wegens het vergevorderde nar wordt thans de open bare vergadering gesloten en gaat de raad oner in een geheime zitting. In het verslag van den raad van gisteren is bjj de vermelding van de tweede sec ie van den rand de naam van den heer Wanna weggevallen. De 2e sectie bestaat nit de heeren Wanna, Cohen S nart, Luiting, de Lange en Glinderman. Voorzitter is de heer de Wit. In de Spaansche Kamer heeft namelijk de Republi- keinsche afgevaardigde Soriano gewezen op de wets ontduikingen ten nadeele van de schat kist gepleegd door houders van buitenlandsche schuld brieven in Spanje, die hunne stukken aan verzegeling en andere fiscale formaliteiten wisten te onttrekken. Behalve rechtsvervolging verlangde deze afgevaardigde een parlementair onderzoek, opdat de verantwoorde lijkheid der betrokken personen in een helder licht zou worden gesteld. Deze ernstige beschuldiging werd maar niet zoo los daarheen geworpen integendeel, man en paard werden genoemd. De minister-president Moret, den ernst van de aan klacht ten volle erkennende, zeide, dat z. i. uitsluitend

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1905 | | pagina 1