No. 9.
Honderd en achtste jaargang. Donderdag 11 Jan. 1906.
DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Zitting van den Gemeenteraad
COURANT.
Abonneou ntsprjjs per 3 maanden voor
Alkmaar f 0.80; franca p. post f 1.—.
Afzonder ijko nummers 3 cent.
P'jjs der Adverrentiën per reg-ito.lU
Bneven franco aan da N V. Boek- en
Handelsdr. HERMs. COSTER ZOON.
VAM ALKMAAR,
op Woensdag, 8© Januari 1906,
's namiddags te 1 nor.
{Vervolg.)
Werklieden-reglement.
Aan de orde komt thans
Art. 15. In geval nan ziekte, waaronder begrepen
wordt ongeschiktheid tot werken, ten gevolge van een
ongeval, 't welk hem buiten zjjn schuld is overkomen,
wordt, voorloopig voor zes weken, ziekengeld uitbetaald
over eiken dag, waarover de werkman, indien hg niet
ziek ware geweest, loon zon hebben ontvangen.
Het wordt echter over den eersten dier dagen tij lens
de ziekte niet uitbetaald aan tijdeljjke werklieden.
Het ziekengeld wordt wekeljjks, en wel des Vrjjdags,
u'tbetaald.
Amendement van den heer Van Bujjsen.
Te laten vervallen: 't welk hem buiten zjjn schuld is
overkomen. 2e lid laten vervallen.
De heer Van Bujjsen zegt ter toelichting van zijn
amendement op de eerste alinea, dat volgens de redactie
van B. en W. do werkman steeds zon moeten bewjjzen,
dat het ongeval hem is overkomen buiten zjjn schuld.
Dat is. meent hij, wat te veel verlangd en ook voor
B. en W. zal het moeilijkheden opleveren, om te onder
zoeken of het ongeluk is geschied zonder oi met schuld
van den werkman. Kan de raad zich echter niet ver
eenigen met een weglating van de clausule, dan geeft
hjj in overweging daarvoor te lezen«tenzjj overwegend
eigen schuld mocht bljjken."
De he?r Cohen Stuart ondersteunt dit laatste. Met
het oorspronkelijke amendement van den hesr Van Bujjsen
kan hjj echter niet meegaan.
De heer Glinderman acht het woord «overwegend"
niet noodig. Voorts meent hjj, dat in de meeste gevallen
wel bepaald kan worden, of dat ongeluk al of niet te
wjjten is aan eigen schuld.
De heer üitonbosch vindt ook, dat er iets ge-
vaarljjks schuilt in het artikel van B. en W. Heel «aak
heeft een ongeluk plaats, dat eigenljjk is toe te schrjjven
aan eigen schuld. Als voorbeeld noemt hjj roekeloosheid
van den werkman, of niet opletten tengevolge van spoed,
dien hjj bjj zjjn werk maakt. Dan zou men aan de hand
van het artikel van B. en W. kunnen spreken van eigen
schuld. Tot nadere verduidelijking noemt spr. nog bet
feitdat twee arbeiders te Rotterdam eigenljjk door
onvoorzichtigheid gestikt zjjn door gas.
Ook kan men spreken van eigen schuld, wanneer de
werkman zioh bjj zjjn werk waagt op een gevaarlijke
plaats, waarvoor bjj was gewaarschuwd. Indien dergeljjke
ongevallen gerekend zouden worden te zjjn een gevolg
van eigen schuld, dan zon men daaruit ook argumenten
- kbuuei, putten, om de ongevallenwet niet vaa toepassing
te doen zjjn.
Spreker is daarom er voor de clausule te laten ver
vallen, doch alleen een ongeval door dronkenschap nit te
zonderen.
De Voorzitter gelooft niet dat men voor de toe
passing van het artikel zoo bang behoeft te zjjn en merkt
nog op, dat de overdreven spoed bjj gemeentewerken niet
zoo dikwjjls voorkomt.
De beer Glinderman vindt het voorbeeld van die
twee Rotterdamsche werklieden niet gelnkkig: als ze
gestikt zjjn komen ze niet meer in aanmerking voor
ziekengeld. Nogmaals verklaart hjj zich tegen het woord
«overwegend*.
De heer Cohen Stnart zegt niet met den heer Uiten-
bosoh mee te gaan, indien deze een uitzondering wil
maken voor dronkenschap; roekeloosheid acht hjj dikwijls
even erg. Juist om de moeiljjkbeden te voorkomen is het
woord «overwegend* aan te bevelen.
Het amendement, zooals de heer Van Bojjsen het thans
heeft gewjjzigd, wordt daarna in stemming gebracht en
met 12 tegen 3 stemmen aangenomen.
Met het tweede amendement van den heer Van Buijsen
kunnen B. en W. zich vereenigen, waarna het zonder
stemming wordt aangenomen. Het tweede lid van het
artikel vervalt dus.
Art. 16. Om ziekengeld te ontvangen, moet zoodra
mogeljjk aan het hoofd van den tak van dienst eene ver
klaring van een geneesheer zjjn overgelegd, waaruit bljjkt,
dat en waarom de werkman geen arbeid kan verrichten,
tenzjj bedoeld hoofd zioh daaromtrent op andere wjjze
heeft overtuigd.
Amendement van den heer Van Bujjsen:
Te laten vervallen de woordenen waarom.
De Voorzitter verklaart, dat, B. en W. het eens
zjjn met het amendement van den heer Van Bujjeen.
De heer Cohen Stuart kan er zich niet mede
vereenigen. Hjj meent, dat het niet te vergen is, dat de
geneesheeren al die verklaringen afgeven, gezwegen nog
van het beroepsgeheim, waarmede bljjkbaar het amen
dement van den heer Van Bujjsen ook rekening houdt.
Maar afgezien hiervan acht hjj de woorden: «waaruit
bljjkt dat de werkman geen arbeid kan verrichten* te
ruim en zon hjj daarvoor willen lezen «waaruit bljjkt
dat het verrichten van allen of bepaalden arbeid aan
den werkman is verboden.*
De Voorzitter gelooft, dat men dan dadeljjk last
krjjgt met de Ongevallenwet, die nitkeering verzekert
als de werkman zjjn werk niet kan doen.
De heer Cohen Stuart vindt ev toch niets vreemds
in, dat een werkman, die een kleine verwonding aan de
hand heeft, bjjv. een timmerman, tjjdeljjk ander werk
doet.
De heer Van Bugsen licht nider toe, waarom hjj
de woorden «en waarom* wil laten vervallen. Zooals het
daar staat is de verklaring een bepaalde eiech voor het
verkrijgen van ziekengeld en in vele gevallen zal de
medicos, terwille van het beroepsgeheim, het waarom
niet knnnen zeggen. Wat de heer Cohen Stuart voorts
op het oog heelt met zjjn amendement, daarin voorziet
SIk a t ?0'8ens betwelk den werkman tjjdeljjk andere
arbeid kan worden opgedragen tegen een Iood, waarvoor
hij bg een anderen tak van dienst werkzaam was.
De heer Cohen Stnart wgst op de groote moei-
Ijjkbe.d voor den i eneesheer, om te verklaren, dat een
werkman gun arbeid kan verrichten en verdedigt op
grond daarvan de woorden «of bepaalden arbeid.* Hjj
merkt verder op, dat als art. 19 voorziet in hetgeen bjj
wil, d.i. opdragen van ander werk gedurende het ongeval,
dan zal de Ongevallenwet zich toch ook daartegen ver
zetten en meent dat juist de inhond van art. 19 gtennt
hetgeen hjj heeft gezegd.
Verder geeft hjj in overweging de redactie van het
artikel zoo te wjjzigen, dat de woorden«tenzjj enz,
komen te staan na het woord «moet* van den eersten
regel, zoodat het dan aldns luidt
Om ziekengeld te ontvangen, moet, tenzjj bet hoofd van
den tak van dienst zich daaromtrent op andere wjjze heeft
overtuigd, aan dezen, zoodra mogeljjk een verklaring van
een geneesheer zijn overlegd, waarnit blijkt, dat het
verrichten van allen of bepaalden arbeid aan den werkman
is verboden.
Na eenige verdere discussie trekt de heer Van Buijsen
zijn amendement in en wordt de wjjziging van den heer
Cohen Staart zonder stemming aangenomen.
Art. 17. Als ziekengeld wordt nitbetaald
aan vaste werklieden bet bedrag van het vaste loon
aan tjjdeljjke werklieden, indien zjj bjj den aanvang
der ziekte ten minste een vol jaar in dienst zjjn, 75
en indien zjj niet een vol jaar in dienst zjjn 50 van
het vaste loon.
Indien de ziekte recht geeft op eene nitkeering krachtens
de Ongevallenwet 1901, wordt het bedrap der nitkeering
in mindering van het ziekengeld gebracht.
Amendement van den heer Van Buijsen.
Ie lid. Als ziekengeld wordt nitbetaald het bedrag
van Het vaste loon. Voor een ziekte van 2 dagen of
minder de h«lft van het vaste loon.
De heer Van Bujjsen zegt, dat hjj had voorgesteld
dat aan alle werklieden bet bedrag van bet vaste loon
als ziekengeld zon worden ui'betaald, in verband me
zjjn amendement betreffende de onderscheiding van vaste,
voorloopige en tjjdeljjke werklieden. Nn die onderschei
ding niet is opgenom-n en onder de tjjdelgke zoow»l
de voorloop'ge als de werklieden, die voor slechts korten tjjd
in dienst zgn, vindt bg geen vrjjheid dit. gedeelte van
het amendement thans nog te verdedigen.
Het laatste gedeelte wsnscbt hjj echter te handhaven,
daar hjj deze toevoeging noodig acht om misbrnik te
voorkomen en daar het niet gemakkeljjk is om bjj die
ziekten van een of twee dagen een verklaring te krjjgen
van een medicus zal de bepaling wel niet in strjjd
komen met het voorgaande artikel.
De Voorzitter vindt wel wat verkeerdB in dit
am»ndement. Het kan nameljjk oorzaak zjjn, dat de
werkman, die licht ongesteld is bljjft doorloopen, daar
hjj hg thnisbljjven zgn halve loon derft, en dan zich
een langduriger ziekte op den hals haalt.
De heer Van Bujjsen wgst er op, dat in dat geval
de arbeider zjjn vaste loon als ziekengeld krjjgt.
De Voorzitter gelooft, dat de heer Van Bujjsen
hem niet voldoende heeft begrepen en zegt, dat doordat
de werkman niet een of 2 dagen rHst neemt een lang.
dnrige ziekte kan worden veroorzaakt tot schade van de
gemeentekas.
De heer Van Bnjjsen gelooft niet, dat het ver
liezen van een halven of eon heelen dag loon zoo erg is,
De heer Cohen Stuart is het met den heer Van
Bajjien eens. De werkman ka* biet meer dan eea dag
loon verliezenzoodra hjj langer ziek is ontvangt bij
zgn loon als ziekengeld. En is bg zich bewust dat hjj
ernstig ziek zal worden, dan bljjft hg vanzelf wel langer
thuis.
De Voorzitter gelooft, dat ook de heer Goben
Stnart hem niet heeft begrepen.
A's voorbeeld geeft hjj, dat een werkman zjjn voet ver-
stnikt heeft en daarmee big ft loopen, zoodat een lang
durige ziekte daarvan het gevolg is.
De heer Gohen Stnart bljjft echter van oordeel,
dat in dezen sen bepaling gewenscht ie, die misbruik
voorkomt.
Ds Voorzitter wjjst nog <p een ander misbrnik,
dat er het gevolg van kan zgn. Men zal zich zooveel
mogeljjk langer dan twee dagen ziek honden.
De heer Cohen Stnart merkt echter op, dat dan
toch een verklaring van een geneesheer noodig is en
daardoor voorkomt men dat misbruik.
Het amendement wordt in stemming gebracht on met
8 tegen 7 stemmen aangenomen.
Tegen stemden de heerpn U tenbosob, Boelmans ter
Spill, Kraakman, Wanna, De Groot, De Wit en Fortuin.
Art. 18. Indien de ziekte langer dan 6 weken duurt,
kunnen Burgemeester en Wethouders machtiging ver-
leenen om dat ziekengeld alsnog gedurende ten hoogste
drie maanden nit te betalen.
Daarna kan de uitbetaling slechts met goedkeuring
van den gemeenteraad plaats hebben.
Amendement van den heer Uitenbosch.
Het artikel te lezen Indien de ziekte langer dan 6
maanden duurt, kan de uitbetaling van ziekengeld slechts
met goedkeuring van den gemeenteraad plaats hebben.
De heer Uitenbosch zegt, dat in het artikel van
B. en W. staat, dat B. en W. de machtiging tot uitbe
talen van het ziekengeld bg een ziekte van langer dan
6 weken kunnen verleenen. Het is echter niet altjjd
gezegd, dat zjj het doen en dairom zon hjj den gemeente
raad in dezen willen doen ingrjjpen. Hjj wgst er op,
dat in het reglement der gemeente Arnhem een gelijke
bepaling voorkomt.
De Voorzitter gelooft, dat de heer Uitenbosch
een verkeerde beteekenis hecht aan hot woord «kunnen».
De hoer Boelmans ter Spill is van gevoelen,
dat als de heer Uitenbosch wil een verandering in den
termjjn, voor het ingrjjpen van den raad bedoeld, een
andere redactie noodig is.
De heer Glinderman zegt dat als B. en W. de
machtiging kunnen verleenen tot 6 w. en 3 mnd, dat
is 4J mnd, hoe moet het dan die verdere li maand.
De beer Uitenbosch wil tooh eerst na 6 mnd. den ge
meenteraad nitspraak laten doen,
De heer Uitenbosch merkt ech'er op, dat het
zjjne bedoeling is, het geheele artikel te wjjzigen.
De heer Van den Bosch vraagt ook hoe het die
eerste 6 maanden gaan zal.
De heer Uitenbosch g'eft thans als toelichting
dat zgn amendement inhoudt, dat het ziekengeld per Eé
6 maanden moet worden uitbetaald.
De heer Van Bnjjsen kan eerder meegaan met de
redactie van B. en W., die ook op de 'ijdeljjke werk
lieden ela»t. Tegenover deze kan een nitkeering van
ziekengeld gedurende 6 weken alleszins voldoende zijn.
De heer Van den Bosch zegt, dat de heer Van
Bujjsen alleen het oog heeft op do tijdeljjke werklieden
en dtarom juist zou hjj noodzakeljjk achten op te nemen,
dat de vaste werklieden zeker recht hebben op een nit
keering gedurende 6 maanden.
De heer Boelmans ter Spill acht het amende-
ment-Uitenbosch in strjjd met het gawjjzigde artikel 16.
L)e gemeente zon verplicht zjjn 6 maanden ziekengeld
nit te betalen, indien de arbeider geen bepaalden arbeid
kan verrichten.
De heer Uitenbosch is bet na de toelichting van
den heer Van Bnjjsen volstrekt niet meer met B. en W.
eens. Zoodoende zon men das een tjjdeljjk werkman, die
voor een jaar of langer in dienst is, kunnen afschepen
met 6 weken ziekengeld. Dan acht spr. zgn amendement
beter. Met den heer Ter Spill is bjj niet eens, dat er
strjjd zou zgn met artikel 16 Wordt, een arbeider, die
voor zgn eigen werk tjjdeljjk ongesohikt is, ander wetk
opgedragen, dan houdt zgn ziekengeld natunrljjk op,
Da heer Boelmans ter Spill: Onder een voorbe
houd, dat die andere arbeid mogeljjk is, maar als de ge
meente geen ander werk voor hem heeft?
De heer Uitenbosch: Dan ontvangt de man het
ziekengeld natuurljjk.
De heer Glinderman meent, dat de heer Uitenbosch
over het hoofd ziet, dat altjjd beroep op den gemeenteraad
mogeljjk is.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. het ook zoo
bedoeld hebben.
De heer Van Bnjjsen geeft nog oens zgn bedoeling
weer, dat hjj nitkeering gedurende 6 maanden zou willen
aannemen voor vaste werklieden, maar voor tjjdeljjke
acht bjj het volle loon gedurende 6 weken goed betaald.
De heer Van den Bosch gelooft met B. en W.
dat men een verkeerde beteekenis hecht aan het woord
kunnen; het zal ook de bedoeling niet zgn, dat na 6
weken de nitkeering ophoudt, maar toch meent hjj dat
het weescheljjk is, dat ook eerder dan na 3 maanden de
raad kan beslissendaarom zon hjj de 2e alinea aldns willen
lezen: «Daarna, en ook als B. en W. meenen, dat de
nitkeering na 6 weken niet meer moet plaats hebben enz."
De heer Cohen Stnart verklaart zich daartegen
er is geen reden om te veronderstellen, dat B. en W.
na 6 weken de nitkeering doen ophouden; bovendien
staat beroep op den raad altjjd open.
De heer De Wit. meent, dat de raad door artikel 15,
waarin gesproken wordt van voorloopige nitkeering ge
durende zes weken, gebonden is. Het gevolg van deze
opmerking is, dat het amendement van den heor Uiten
bosch niet ondersteand wordt en das vervalt, waarna
het artikel zooals het door B. en W. is voorgesteld wordt
aargenomen.
Op een vraag van den heer W a n n a of hst niet noodig
is, dat er bepaald wordt, dat een bewjj9 wordt overgelegd
als de ziekte geëindigd is, antwoordt de Voorzitter dat er
niets tegen is dat bewijs te vragen, doch het voor te
schrjjven acht hg niet noodig.
Art. 19. Ziekengeld wordt niet uitbetaald, indien
lo. de ziekte of de ongeschiktheid tot werken, het gevolg
is van drankmisbruik of van eenige andere buitenspo
righeid van den werkman;
2o. de werkman de hem gegeven geneeskundige voor
schriften niet in acht neemt;
3o. de werkman weigert om, met behond van zgn
vaste loon, andere dan zgn gewone werkzaamheden, hem
^verleg mot zgn geneesheer opgedrogen, te verrichten.
Amendement van den heer Van Bnjjsen.
Te laten vervallen sub. 1.
De Voorzitter verklaart dat B. en W. zich ab
soluut niet met het amendement van den heer Van
Bnjjsen knnnen vereenigen.
De heer Van Bujjsen zsgt dit amendement te
hebben ingediend omdat hjj de bepaling voor B. en W.
te moeiljjk vindt. Drankmisbruik is nog te constateeren,
maar dat de ziekte het gevolg is van buitensporigheid,
is moeiljjk nit te maken. Bjj drankmisbruik, zoodat hg
er ziek van wordt, zal de werkman wel ontslagen
worden.
De Voorzitter is dat nog niet eens. Het kan
gebeuren dat ziekte door drankmisbruik eon enkelen
keer nog geen reden behoeft te zgn voor ontslag,
Daar het amendement niet gesteand wordt, vervalt bet.
Art. 2J. Aan gehuwde en ongehuwde werklieden voor
zoover deze kostwinner zjja voor anderen, die ter ver
valling banner militaire pliohten worden opgeroepen,
wordt, tjjdens hnn verblijf onder de wapenen, 50 pet.
van het hnn toegekende loon nitgekeerd.
Amendement van den heer Oitenbosch.
Tusscben de woorden «de wapenen* en «loon nitge
koerd* te zetten «bet volle* ter vervanging van de
woorden 50 pet. van het hun toegekende.
Amendement van den heer Van Bnjjsen:
50 te vervangen door 75 °/o*
2e lid (nieuw). Dit bedrag wordt verminderd met de
vergoeding, waarop krachtens art. 113bis der Militiewet
1901 het betrokken gezin aanspraak heeft.
De heer Glinderman maakt de opmerking, dat
een gehnwde wel altjjd de kostwinner zal zjjo voor ande
ren, waarom redaotie-wjjziging gewenscht is.
De Voorzitter ig het daarmede eens, door te
zeggen: Voor zoover deze laatsten kostwinner zgn voor
andoren, is de font hersteld. Aldus wordt besloten.
De heer Uitenbosch verdedigt ijjn amendement,
nitkeering van 100%, o a. op grond, dat bg de oproe
ping voor de herhalingsoefeningen het heel wat moeite
kost om van het rijk de matige vergoeding te krjjgen.
De Voorzitter vraagt of den heer Uitenbosch
zoo'n geval bekend is, hem niet, en hjj heeft al heel wat
van die aanvragen om tegemoetkoming behandeld.
De heer Uitenbosch zegt toch te weten, dat het
nog al eens moeite kost, verder wgst hjj er op, dat
bljjkans een verslag van een werklieden-vergadering te
Utrecht, daar aan ambtenaren en werklieden het volle
loon woidt uitgekeerd zoolang zjj in 's lands dienst zijn.
De Voorzitter protesteert tegen hetgeen de heer
Uitenbosch heeft gezegd over do vergoeding van bet rjj
nog nimmer is 't hem voorgekomen, dat er moeiljjkheden
zgn gerezen.
De heer Uitenbosoh wjjst er toch op dat het
gebeurde, dat de vergoeding pas kwam als de man weer
uit dienst terug war.
De heer Glinderman vraagt of door de regeering
wel eens is afgeweken V3n het advies van den burgemeester.
De V oorzitt, er antwoordt ontkennend, maar als
do raad thans zou bepalen, dat de werklieden het volle
loon zouden houden, dan zon het rjjk zeker geen vergoeding
meer geven
De heer Van Bnjjsen kan ook daarom niet meegaan
met de 100% van den heor Uitenbo»cb en heeft dos
oorgesteld 75% uit te betalen. De kostwinner is tooh
ook niet meer in de kost thuis eu de diensttjjd behoeft
ge n voordeel op te leveren.
De Voorzitter gelooft, dat ook indien de gemeente
Voorzitter hem opmerkt, dat hg bjj aanvraag dat
steeds in de inlichtingen door hem verstrekt moet zetten,
hjj begrijpt dns niet hoe de gemeente de rjjksvergoeding
zal moeten aftrekken.
Ds heer Van Bnjjsen zou d»n do zaak willen om-
keuren, wat de Voorzitter onmognljjk acht.
De heer de Groot vraagt stemming over de amende
menten.
Do heer Uitenbosch vraagt, of bjj uitbetaling van
50% wel het rjjk een vergoeding zal geven.
De Voorzitter weet dat niet, maar acht het waar-
scbjjaljjk. Natuurljjk nir-t in alle gevalien.
De heer Van Bujjsen vindt, dat dan de gemeente
eigenljjk de rjjksuitkeering betaalt, wat de Voorzitter
eens ig.
De heer Van Bnjjsen meent, dat dan de geheele
bepaling wel vervallen kan.
De heer Uitenbosch trekt ra deze discussie zjjn
amendement in, dat van den hoer Van Bujjsen wordt niet
gesteund en vervalt dns, waarna het artikel van B. en W.
tonder stemming wordt aangenomen.
Aan de orde is nu
75% van het loon nitkeert, het rjjk geen tegemoetkoming
geven za'. Er zal dus geen aftrek, zooals de heer Van
Bnjjsen in zgn amendement bedoelt, mogeljjk zgn.
De heer Van Bug sen big kt van oordeel dat het
rjjk niet weten zal, wat de gemeente doet, waarop de
Art. 21. Wegens overtreding van de bepalingen van
deze Verordening of van de bijzondere voorschriften en
reglementen voor den tak van dienst, waarbjj hjj ia
aangesteld kannen den werkman de volgende straffen
worden opgelegd
a. berisping met aanteekening, al dan niet met verlies
van aanspraak op verlof
b. inhouding van loon tot een bedrag van ten hoogste
tweemaal het dagloon
c. schorsing tot ten hoogste 6 dagen met verlies van
loon
d. niet-e«rvol ontslag.
De straffen genoemd snb a en b worden opgelegd
door het hoofd van den betrokken tak van dienstdie
genoemd sub c en d door Burgemeester en Wethonders,
op voordracht van dezen ambtenaar.
Geen straf wordt opgelegd dan nadat de be^-c^kene
in zjjn belang is gehoord door degenen, die tot het op
leggen der straf zgn bevoegd verklaard.
Van het opleggen van straf wordt binnen 2 maal 24
uren daarna met. opgave van redenen sohrifteljjk kennis
gegeven aan den gestrafte.
Amendement van den beer Uitenbosch:
Letter b te laten vervallen.
Amendement van don heer Van Bnjjsen:
le lid de volgende veranderingen
a. berisping, al dan niet met verlies van aanspraak op
verlof
b. verwijdering voor ten hoogste 2 dagen met, verlies
van loon
c. schors ng tot ten hoogste 6 dagen, behoudens het be
paalde in art. 22, met behond van loon
d. niet eervol ontslag.
2e lid. De straffen genoemd snb a, b en c worden
opgelegd door het hoofd van den betrokken tak van
dienst, onder schrifteljjke mededeeling aan Burgemeester
en Wetboude-i en aanteekening van de snb a en b ge
noemde straffen op het in art. 3 bedoelde bewjjs van
aanstelling; die genoemd sub d door Burgemeester en
Wethouders op voordracht van dezen ambtenaar.
4e lid. Van het opleggen van straf genoemd c en d
wordt enz.
Amendement van den heer Van den Bosch:
Hierbjj in te lassohen, in de eerste alinea, achter:
«aangesteld», «en wegens wangedrag ook buiten dienst
tjjd, kunnen» enz. En toe te voegen aan het amendement
van den heer van den heer Van Bnjjsen, sub c: met
aanspraak op geheel of gedeelteljjk loon, ter beoordeel ng
van B en W.
Dit is, zegt de Voorzitter, het rjjkst geamendeerde artikel.
Do heer Kraakman: Zin n eerst niet vragen of
de amendementen gesteund worden (hilariteit.)
Da V oorzitter acht dat wel een m tuier om de
discussie te bekorten, maar hjj vindt toch, dat Hjj den
voorstellors gelegenheid moet gevea tot toelichting. Voorts
de-lt hjj mede, dat het amendement Uitenbosoh
door B. en W. wordt overnomen.
De heer Van den Bosch vraagt toelichting, waar
om B. en W. dat doen.
De Voorzitter antwoordt, dat B. en W. bjj nader
inzien van meening zgn, dat de gemeente niet mag laten
werken zonder loon.
De heer Van Bujjsen verdedigt de door hem inge
diende amendementen en meent dat verwjjdering door
bet hoofd van den tak van dienst noodig kan zjjn, en
verder betoogt hjj, dat het eigenljjk niet aangaat bjj
schorsing, bjj». ingeval, dat een werkman onder verden
king staat van diofatal of iets dergekika, en dns tjjdens
de schorsing het onderzoek gedaan wordt, hem zjjn loon
te onthonden.
Voorts heeft spr. een verandering wenscholjjk geacht
in de wjjze van opleggen van de straf on vindt hjj, dat
schriftelijke mededeeling aan den gestrafte bjj a en b
niet noodig is, bovendien is het te omslachtig waarborg
te vragen, dat die mededeeling is ontvangen. Aanteekening
op de acte van aanstelling is gemakkelijker. De straf
onder c moet meent hg ook door het hoofd van dienst
w.rden opgelegd.
Do Voorzitter gelooft, dat aanteekening van de
straf op het boekje van den werkman aanbeveling ver
dient boven de aanteekening op de aanstelling.
De heer Van Bujjsen ziet daar geen principieel
verschil in.
De Voorzitter vindt aanteekening op de aanstel
ling voor den werkman onaangenamer. Het beswaar van
den heer Van Bojj-en, dat men geen waarborg zon hob-
nen, dat de werkman de mededeeling van de straf heeft
o'ntvangen, zou echter ook ondervangen kunnen worden
door hem een ontvangbewjjs te laten teekenen.
De heer Boelmans ter Spijl is bet daarmede
eens.
De heer van Bujjsen vindt dat te omslachtig;
be'er is aanteekening op het boekje.
Do heer Glinderman vraagt, boe het dan gaan
zal, als het sohe dsgenebt de straf kwjjtsofaeldt.
De heer Cohen Staart meerit, dat ook dat in
bet toekjs wordt aangoteekend, wat de Voorzitter
beaamt.
De hear van den Bosch is ook voor de aanteeke-
n ng van de s'raf in het bo kje. Dat doet men in Duitsob-
lana ook. Verder gaat bjj mee met den heer van
Bnjjsen, dat bg schorsing, inüoaüicg van loon niet wen-
soheljjk is, maar bjj gelooft toch, dat men voorkomen
moet, dat de werkman door gedurende de soh sing bjj
anderen te werken dubbel loon verdient. Vandaar zjjne