No. b\
Honderd en achtste jaargang.
1906.
DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Dit int instaat nit 2 aiadea
Alice van Westeihove.
ZATERDAG
17 FEBRUARI.
Het geluk van een kind.
FEUILLETON.
Amsterdamsche Brieven.
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele Rijk f I,—.
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnaauter
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N.|V. Boek- en Handelsdrukkerij
v|h. HERMs. COSTER ZOONVoordam C 9.
E COURANT.
Frisschs lncbt, goed voedsel, spel en beweging. Zie
daar in weinige woorden de hoofdvereischten voor het
gelok des kinds, ziedaar ook vier onmisbare factoren
voor gezondheid en kracht.
Prisscho lnoht, goed voedsel, spel en beweeing!
Bjj deze woorden vergeten we de koude Februaridagen
mot sombere lncbten snerpende winden met nevel
sneeuw en hagel. We verplaatsen ons in gedachte in
beter jaargetijde. We vleien ons noder in 't zachte mos
onder groen looverdak of 1'ggen loom in onze stoelen,
luisterend nsar het zachte gokabbel van koele branding-
golfjes. We zien onze kinderen, blozend van g-zordbeid,
bnpp'lend over bei en duinen, plassmd in bet zilte schuim,
of forten scheppend in bet warme zand. 't L ons of
hooren we jubelend uit duizend klndetkeelen vacant ie
Wie een warm, gevoelig hart bezit, denkt bjj dat
heerlijke woord niet alleen aan eigen gelnk. Voort
mjjmerend voeren zijn gedachten naar nauwe straten en
bedompte woon gen met zwakke, bleekzuchtige kinderen,
stumpers voor wie frissche lucht, goed voedsel, spel er
beweving meer is dan een genot, voor wie bet is een
levensbehoefte.
Nog een ander woord toovert zich voor on sgeestes-
€07. Het gejuhel van zoo even is vermengd met een
lofzang vol dankbaarheid.
Vacantie kolonies Welk een wereld van gelnk ligt in
dit eene woord besloten.
Dioomen wjj niet verder voort, dooh, begeven we ons
tot de werkeijjkhnid.
Voor duizenden en nog eens duizenden behoef ige
kinderen zjjn de vacantie-kolonies onmisbaar voor de
gezondheid. Zjj geven een tjjdeljjk genot, maar bovenal
een bljjzend sacces. Zjj beteekenen een stoot ten goeie
in de ontwikkeling, en een verhoogd weerstandsvermogen.
Laat ons de banden ineen slaan om o k deze kinderen
le helpen.
Maar hoe?
Ghneesheereu zoeken zoovele kirderen uit, ah verpleegd
kunnen worden uit de bijeengebrachte gelden. O, he1
ljjkt zoo eenvoudig. En hot hier opgenoemde is ook niet
moeiljjk.
Geen enkel medicus heeft ooit zjja hulp en mede
werking geweigerd, wanneer het is voor het ljjdende kind.
En geld is ook wal te krjjgen, »1- ha' gevraagd wordt
om de zwakke jeugd, genot kracht, en gezondheid te
geven.
Nu bomt echter de groote moréljjkheid. Waar zenden
we de j-ugdigo kolonisten heen Waar vinden we lief-
drjjke gei idsters, met takt en bekwaamheid, waar een
gerieflijk tehuis in een gezond oord
Er is geen vareeniging voor gezondhoids-knlonies, die
met de verpleging der kinderen niet een ware ljjdens-
geschiodenis heeft doorgemaakt.
Bestond er sleohtff esn middel, om kinderen nit te
zenden zonder alle moeiten, zorgen en teleurstellingen, die
de verpleging met zich brengt, voorzekor, er zou ved
meer gedaan worden, ter wille van het kind.
Dat middel b*staat.
Er ia een Vereeniging in ons land, die alle kleine
Vere»n sr:n8»n W'l omvatien. Ik bedoel het Centraal
Genootschap voor Kinder- Herstellings- en Vacantie Kolonies.
Dit Genootschap b"eft atdeehngen. Het aantal wordt
gaandeweg grooter. Die afdeelingen hebban een zelfstandig
ROMAN DOOR AKI OW 8IWIT,
Sehrijver van Dokter Duquesnes, Gelukzoekers, VnendBarte.a.
39)
Waarom telkens dat verwijzen naar de les, als hij zoo
snakte naar intieme gedachtenwisseling met haar
Waarom dat alles Om Sjoerd Ja, om Sjoerd. Maar
was dat geen gruwelijke, verfoeielijke dwaasheid geweest
Hem IJf, haar Dirk, haar Dick o wanneer zou zjj
hem dat kunnen toekussen l haar Dick telkens en
telkens weer te laten lijden om Sjoerd, die weg
was uit haar hart, voor goed wegO hoe wreed was
zij geweest tegen haar aanbiddelijken Dick I O de ge
dachte, dat hij haar van wreed met hem spelen zou
verdenken, dat hij haar handelwijze van zooeven zou
toeschrijven aan diepgaande ergernis over te groote
familiariteitHet was niet uit te houden l Zjj moest
hem terstond achterop, zou hem alles, alles zeggen en
dan Een zoete huivering bekroop haar bjj het lok
kende beeld van zjjn stralende oogen, zijn omarming,
zjjn kussen, hun terugwandeling.
Zacht deed zjj de deur van de studeerkamer open,
op de teenen liep zjj door de gang heel stil nam zjj
haar hoed van den kapstok, sloop toen naar de voor
deur, deed die voorzichtig open, dicht. Zoo, zoo, niets
mocht haar storen op haar stil bljjden zweeftocht naar
hem toe, naar haar geluk.
Waar zou hjj zijn? Zjjn gewone wandeling, als hij
een kwartiertje omliep, zeker. Arme jongen, hjj had
die van middag onder de lunch zoo enthousiastisch be
schreven, en nu, hoe onverschillig en koud zou dat alles
hem zjjnMaar zjj zou hem plotseling brengen den
gloed van haar vurige liefde
Welken kant zou hjj uitgegaan zjjn O, links. Als hij
bestuur dat gelden bjjet-n brengt en kinderen oitzoekt.
Het Genootschap zorgt voor die kinderen. Het zorgt
voor uitnemende voeding, e«n goed tehuis in heerljjke
omgeving en uitstekende geleidsters. Weldra zal het een
eigen kolonie-huis bezitten en dan wordt de verpleging
nog beter en goedkooper.
Mot, het doel, ook hier in Alkmaar, iets meer omtrent
dit Genootschap bekend te maken en zoo mogeljjk te
komen tot de oprichting van eene afdeeling, zollen op
ZUerdag 24 dezer d s avonds 8 uren in het lokaal «de
Unie» twen leden van bet hoofdbestuur een lezing met
lioh'beelden honden.
Dat allen, die voor het heerljjke doel van 't Genoot
schap iets gevoelen en dat zjjn er ongetwjjfeld niet
weinigen daar welkom zullen zjjn, spreekt wel van zelve,
A. C.
XIII.
Onlangs (zie Amsterdamsche Brieven VII) schreef ik
U iets over de Groenlandsche pakhuizen op de Heeren
gracht bjj de Reestraat. Schuin daartegenover, tusschen
Hartenstraat en Leliegrachtstaat een gebouwdat in
Amsterdam bjj oud en jong bekend is. Ik bedoel
het Huis met de Hoofden.
O. die hoofden I
Als ik u ga vertellen, geachte Lezer, wat onze groot-
moeders ons daarvan verhaalden, dan rijzen u, vrees ik,
de haren te berge.
Die hoofden toch zes in getal, door den bouwmeester
van buiten tegen de dammen der straatverdieping aange
bracht herinneren aan een afgrjjselijk drama, eeuwen
geleden in dit huis afgespeeld.
Mag ik het u vertellen of zal ik uw zenuwen sparen
Maar kom wordt het u te erg, dan kunt ge dit
gedeelte overslaan.
Toen dan het Huis met de Hoofden topn echter
nog zonder hoofden nog niet zoo heel lang had bestaan,
was de Heer Sohierde stichter van het gebouw met
zijne echtgenoote op zpkeren Zondagavond afwezig, en
een der dienstboden alleen thuis.
Doodsche rust heerscht in 't huis en daarbuiten
op de stille Keizersgracht, op dezen stillen Zondagavond.
Maar hoor daar klinkt gerucht
't Schijnt uit den kelder te komen
De meiddie in de keuken zit te dommelenspitst
bjj wijze van spreken, de ooren.
't Gerucht verstomt maar na eenige oogenblikken
doet het zich opnieuw hoorpn.
Nu verwacht elk ordeljjk lezer der Amsterdamsche
brieven, dat de meid zooals in dergeljjke omstandigheden
te doen gebruikeljjk is, aan 't gillen slaat en moord
roept, ot 't op haar zenuwen krjjgt, of iets van dien aard.
Mis: de meid van Mevrouw Sohier doet iets anders.
Ze doet haar muilen uit, verlaat de keuken en sluipt,
onhoorbaar als een poes, naar het kelderluik, niet ver
van haar heiligdom.
Nu legt ze het oor tegen den grond, luistert met
ingehouden adem en hoort vreeselijke dingen. Ten eerste
blijkt het haar, dat er zich een aantal mannen in den
kelder ophouden en ten tweede verneemt ze, al wordt
daarbeneden het gesprek fluisterend gevoerd, dat deze
heeren straks een voor e e n te voorschijn zullen komen
om degenen, die zich in 't huis bevinden, onschadelijk
te maken en daarna hun slag te slaan. De volgende
afspraak wordt daarbij evenwel gemaakteerst zal No.
1 door het kelderluik naar boven gaan hooren de achter
blijvenden na eenige oogenblikken niets verontrustends,
dan zal no. 2 verschijnengeeft ook deze geen noodsein,
dan zal de volgende voor den dag komen en zoo
vervolgens.
niet doordacht, had hij van middag aan tafel verteld,
had hjj altjjd een neiging linksaf te slaan. Dus zou hjj
dat zeker nu gedaan hebben. Arme lievpling
Alice sloeg dus rechtsaf, want zij wilde hem ont
moeten, zoo gauw mogelijk ontmoeten. Zjj deed een paar
snelle schreden, stond toen stil. Zou zij ook een mantel
omdoen en een parapluie krjjgen Het motregende en
er woei een koele wind. Neen, neen, als zjj weer terug
keerde, zouden de Jelma's het merken en vragen, waar
ze naar toeging, dus vooruit I
Haar blik viel op het huis van haar oom. Alle ramen
verlicht. Er was soiree dansante. Veel gasten uit den
omtrek, getuige het drukke gerjj tevoren. Er klonk
muziek.
O, dacht Alice, ik wou, dat ze me zien konden, Lot
en Cis, hoe ik naar hem toevlieg, naar dien burger
man, dien schoolmeester
En driftig liep zij voort, met snel deinenden pas.
Waarom was het geen noodweer Hjj zou haar komen
te verrukkelijker nog vinden.
Als gewoonlijk doodstil in de straat. Alleen een post
bode, zich haastend met fermen stap, het tinkelen van
een winkeldeur en een naar buiten komende jongen
en bjj de pomp aan het einde van de straat, getongtong
van emmers en een dienstmeid, die haar schaapachtig
verbaasd nakeek, toen zjj den hoek om, den singel
opging, het grintpad nauw waarneembaar, een koker
van duisternis, aan het eind waarvan een wiebelende
lantarenvlam.
De motregen ging in regen over. Alice voelde haar
blouse kletsnat worden. Zjj kreeg het koud. Dat vond zjj
prettig. Zjj vond er iets in als van boetedoening. Maar
waar was hjj Zou hjj denzelfden kant uitgegaan zjjn,
als zjj? Zeker wel, anders zou zij hem al wel ontmoet
hebben. Ofschoon neen -- hjj had van middag ge
zegd, dat hij zoo graag op een wandeling telkens stil
stond om op zjjn gemak te bewonderen.
Stil staan, om te bewonderen.
Zjj dacht terug aan den Broeken, hoe minachtend en
spottend zjj hem had aangekeken en haastiger nog liep
zjj voort.
Eensklaps bleef zjj staan. De klok begon te spelen.
«Knap uigerekend mompelt de meid, staat op, sluipt
met onverstoorbare kalmte naar het wapenrek van haar
meester, neemt er een ontzettend groot zwaard at, plaaist
het keukenlicht zóó, dat het door de geopende keukendeur
de gang verlicht en stelt zich in hinderlaag bjj 't kelderluik
voor ieders oog verborgen door de schaduw eener uitge
bouwde kast.
Ze wacht het zwaard geheven.
Na eenige oogenblikkenik raad de zenuwach
tige lezers thans ernstig aan, het nu volgend gedeelte
over te slaan na eenige oogenblikken daar rjjst
het luik omhoog en verheft zich een woeste, harige
mannenkop buiten het keldergat.
Nog een seconde en de roover, een kolossus van
een vent staat op den vloer en sluipt in gebukte houding
keukenwaarts, een bikkerend mes in de geweldige vuist
Maar eensklapseen doffe slag.
Het lichaam zijgt ineen.
Met een enkelen, wel toegebrachten houw heeft de
dienstbode hem het hoofd van de romp gescheiden
»Dat's één1® mompelt ze tevreden en betrekt weer
haar wachtpost.
Het duurt verscheidene oogenblikken, eer No. 2 ver
schijnt. Ze hoort eerst de kaerels angstig fluisteren na
den slag, dien ze gehoord hebben maar weldra blijken
ze te vermoeden, dat hun voorganger slechts in 't duister
gestruikeld is en zie No. 2 kemt voor den dag.
Weer een slag weer een lijk I
En zoo gaat het tot zesmaal toe.
En wanneer mijnheer en mevrouw thuiskomen, kan
de getrouwe en onversaagde dienstmaagd haar meester
en meesteres op zes bloedige zegeteekenen wjjzenzes
grijnzende koppen, die zwijgend verhalen van de sterke
zenuwen eener 17de eeuwsche Amsterdamsche dienstbode!
I'e heer Sohier vereeuwigde de herinnering aan dit
koude-rillingen-verwekkende drama door de portretten
der heeren, in steen uitgehouwen, ten toon te stellen
voor den gevel zjjner prachtige woning.
Ziezoo, waarde LezerIk heb u thans medegedeeld, wat
wjj, Amsterdammers, in den tjjd van onze grootmoeders
hoorden maar stel u geruster is geschiedenis en
er is legende en het bovenstaande verhaal behoort
tot het gebied der laatste en mist bovendien gelukkig l
eiken grond.
Wat die zes hoofden dan te beteekenen hebben
Waarschjjnljjk niets.
Melchior Fokkens althans, een tjjdgenoot van Sohier,
spreekt in zjjn beschrijving van het huis van »het
kostelijke gebouw, voor aan de gevel heerljjk met gehou
wen Romeynsche hoofden uitgebeeldt.®
«Zoo is het: Romeinsche hoofden, behoorlijk gehelmd
en versierd met druiventrossen en korenaren alzoo
niets vertoonendedat aan de ijzingwekkend kalme
koppensnellerjj eener Amsterdamsche dienstbode herin
nert en slechts ter versiering aangebracht.
Opmerkelijk is het, dat er eveneens een legende bestaat
in verband met een ander prachtgebouw in de hoofstad,
het overbekende Trippenhuis op den Kloveniersburgwal.
De stichters daarvan waren de gebroeders Trip, aangrf
huwde ooms van den heer De Geer. die Sohier in 1635
als eigenaar en bewoner van het Huis met de Hoofden
opvolgde.
Als ge, waarde Lezer, weer eens in Amsterdam komt.
moet ge eens even naar den Kloveniersburgwal wandelen.
Tegenover het Trippenhuis zult ge daar een huisje vinden,
dat onmiddellijk in 't oog valt door zjjn buitengewoon
geringe breedte en waarin tegenwoordig een volks-klee-
dermagazjjn is. gevestigd.
Hoe dat huisje daar gekomen is
De legende of is het wellicht geschiedenis
vertelt er het volgende van
Zij wachtte in spanning te weten, hoe laat het toch
wel was. Er was zooveel gebeurd.
De klok zanikte zjjn voorspel een van Oudendams
grootste merkwaardigheden, had Dick geschertst»tik-
tik®, «tik-tik,® «tik-tik.® Drie keer, dus halfslag. Alice
telde de slagen. Het waren er negen. Half negen Dus
nog maar een half uur verloopen sinds het begin van
de les?
En zjj dacht aan eene opmerking, die hjj gemaakt
had over het begrip «Tjjd.« «De Tijd is® had hij gezegd,
«onbegrensd, onafgebroken. Hjj laat zich alleen deftni-
eeren door hetgeen er in gedacht en gevoeld wordt.a
Toen had hjj als voorbeeld aangehaald de twee, drie
eerste dagen van een mooie reis, die je wel een week
toeleken.
Wat zou hjj met papa hebben kunnen redeneeren,
dacht zjj. Arme papa, wat zou u zich in ons geluk ver
heugd hebben
Ons geluk Alice tuurde onder het gaan nog scherper
in het rond, maar zag nog niemand.
Links van haar rees hoog en strak een reusachtig
silhouet tegen de grauwblauwe lucht, de molen, van
waar hjj haar gezegd had, dat het uitzicht op de rivier
en den overkant zoo mooi is.
Zjj keek naar het heuveltje waarop de molen stond,
en een rilling doorvoer haar. Bjj het schjjnsel van
de lantaren zag zjj hem daar staan. Hij stond met den
rug naar haar toe. Hij schudde zich, stampte op den
grond, sloeg heftig met zjjn stok op het houten hek
dat om den zoom van het heuveltje getrokken was. Hij
sloeg nog eens en nog eens
Schier ademloos zag zjj toe, een onzegbare smart
doorschrjjnde haar bjj het zien van die woede, bjj de
gedachte aan het snerpend wee dat zjj hem had aan
gedaan.
«Dickwilde zjj roepen, maar zjj hield het terug.
Als- zjjn vertrouwen in haar oprechtheid eens geschokt
was en hjj haar liefde niet meer kon beantwoorden, als
haar teerheid op koelheid stiet Neen, dat zou te vree-
seljjk zjjn! Dat duldde ook haar trots niet!
«Meneer IJf, meneer IJfl« riep zjj, op hem toesnel
lende. »lk
Een Amsterdamsch burgermannetje was eens in gesprek
met een der gebroeders Trip.
«Drommels, meneer®, zei hjj o. a., »wat hebt u daar
met uw broer toch een pracht van een huis laten zetten
«Zoo vindt je?® vroeg meneer Trip, een weinig ge
streeld.
«Een pracht van een huis Daar komen wjj burger-
menschen. toch maar een heel stuk bjj te kort.
«Ja, wat zal ik je zeggen...I® zei meneer Trip, die
er eigenlijk niets op wist te zeggen.
»'k Zei gisteren nog tegen m'n vrouw «Kjjk, wijf, zei
ik, als we maar een huisje hadden, zoo breed als eeu
deur van de woning van de heeren Trip, dan zouden
we den Koning te rjjk weren
De heer Trip dacht even na.
«Zoo, zou je daarmee tevreden zijn
»Tevreden, meneer? Rijk zouden we er mee wezen i«
«Welnu dan wil ik je rijk maken. Aan den
overkant van mijn woning is grond te koop. Ik zal er
een huis op laten zetten, zoo breed als mijn deur. zooaN je
gewenscht hebt en dat zal voortaan jouw eigendom zjjn.®
De heer Trip hield woord en nóg staat op den ouden
burgwal het smalle huisje als een tastbaar gevolg van
zijn vriendelijken gril.
Bjj gelegenheid zal ik eens nameten, of de bouwmeester
zich precies aan de deurmaat gehouden heeft
Maar om op het «huis met de Hoofden® terug te komen.
Dit ging, zooals ik reeds zei, in 1635 in eigendom
over aan den beroemden koopman Lodewijk de Geer,
met en benevens twaalf kostbare schilderjjen, de goud
lederen behangels, een prachtig koperen koelvat, een
marmeren tafel en andere preciosa.
En thans kan ik den lust niet weerstaan, even iets
aangaande dezen buitengewonen Amsterdammer mee te
deelen.
De Geer was koopman in geschut, geweren en andere
wapenen en dreef zjjn ongelooflijk uitgebreiden handel
met alle natiën van Europa vooral met Zweden.
Door zjjn toedoen werd Amsterdam een staDelplaats
voor het Zweedsche jjzer en geschut. Zjjn pakhuizen
waren gevuld met musketten zwaarden, pieken, kurassen,
helmen, donderbussen, kogels, lood, lonten, salpeter, enz.
Vandaar, dat hem meermalen door den Staten Generaal
de complete uitrusting harer soldaten werd opgedragen.
Zelfs stelde hjj Hunnen Hoogmogenden eens de noodige
sommen ter beschikking, toen ze niet bjj machte waren,
hun troepen sold jj te betalen.
Nu - zij toonden zich niet ondankbaar en recomman
deerden hun geldschieter gaarne bij vrienden en kennis
sen, o. a. bjj de republiek Venetië, die bjj De Geer een
volledige uitrusting bestelde voor een geheel regiment
infanterie.
In 1628 werd De Geer voorgesteld aan Zwedens be
roemden Koning Gustaaf Adolf, wien hjj kort te voren
een aanzienljjke soin gelds had geleend, terwjjl hij hem
niet lang daarna opnieuw een voorschot deed van 3200
daalders. Dertien jaar later werd hij opgenomen in de
Zweedsche ridderschap en nam hjj als een der voor
naamste Zweedsche grondbezitters zitting in het ridder
huis te Stockholm.
Maar ook als ridder vergat hij het «zaken doen® niet.
Dit bleek in 1644, toen Zweden in oorlog kwam met
Denemarken. Hij leverde toen aan de Zweedsche regeering
niet minder dan een vloot van 32 oorlogsschepen, be
hoorlijk bewapend, en bemand met ruim 3000 koppen,
onder een Hollandsch admiraal, een Hollandsch vice
admiraal en een Hollandsch schout-bij-nacht «destjjds
allen te huur of te koop®, zooals Busken Huet het uitdrukt.
Voordeelig geboerd heeft hjj daarbjj echter niets. Toen
het op betalen aankwam, bleek het n.l. dat de Zweedsche
regeering niet bjj machte was, de door hem gemaakte
onkosten te vergoeden. Van de veertien ton door hem
voorgeschoten, kreeg hjj er nog geen zes terug l
Schoon De Geer telkens voor langer of korter tjjd in
'■t-acooiUVMWu
Snel wendde hjj het hoofd om en zjj ontstelde zjjn
gezicht was doodsbleek. Maar, Goddank, juichte het in
haar, geen haat fonkelt er meer uit de oogen van mjjn
lieveling, alleen wilde bevreemding.
«Freule, u h;er?« zoo uit'e deze zich.
Alice stak haar hand uit en hjjgde«Ik ik kom
mjjn excuses maken. Ik
Zjj wilde het p een andere manier zeggen. Dat «ex
cuses® klonk zoo koel. Het was haar, ze wiet zelf niet,
hoe het kwam, uit den mond gevallen, doch eensklaps
zweeg zjj, overstelpt als zjj wer i van wild geluk.
Want hartstochtelijk greep hjj haar hand en klemde
die vast. De blik fonkelend, niet van haat nu, o neen,
van innige liefde, zag hij haar in haar smeekende oogen.
Onstuimig trok hij haar naar zich toe, maakte een be
weging van haar te willen omvatten, doch eensklaps
bjj het zien van haar wilden oogops'ag. haar zjjn zonder
mantel, zonder parapluie in dat weer, liet hjj zgn arm
zinken, liet haar hand los.
Het was hem te zonderling 1
Zooeven zoo ruw zijn troost versmaad en nu hem zoo
gevolgd, om haar excuses te maken I Moderne névrose
Hij zou zichzelf verachteljjk vinden, als hjj van de
ziekte van dat arme schepsel misbruik maakte door
haar te omarmen en te kussen.
Weg was- zjjn illusie, maar hjj voelde zich zoo gelaten
kalm nu, hij voelde zich als een dokter die een zenuw
patiënt tot kalmte wil brengen met goedheid" van hart,
vastheid van wil en vertrouwen op kennis.
Zgn plotseling loslaten wekte bjj Alice de gedachte,
dat hjj hernieuwing van ergernis vreesde. Die lieveling
Hartstochteljjk stak zjj haar arm in den zjjaen, trok
hem mee en zei op gesmoorden toon
«ik vind het zoo verschrikkelijk dat ik je pas zoo
grievend beleedigde, maar
Dat «je® deed hem niet heerlijk aan, integendeel, hu
schrikte om zulk een graad van overspannenheid.
Wordt vervolgd.)