No. b\ Honderd en achtste jaargang. 1906. DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Dit int instaat nit 2 aiadea Alice van Westeihove. ZATERDAG 17 FEBRUARI. Het geluk van een kind. FEUILLETON. Amsterdamsche Brieven. Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele Rijk f I,—. Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnaauter Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N.|V. Boek- en Handelsdrukkerij v|h. HERMs. COSTER ZOONVoordam C 9. E COURANT. Frisschs lncbt, goed voedsel, spel en beweging. Zie daar in weinige woorden de hoofdvereischten voor het gelok des kinds, ziedaar ook vier onmisbare factoren voor gezondheid en kracht. Prisscho lnoht, goed voedsel, spel en beweeing! Bjj deze woorden vergeten we de koude Februaridagen mot sombere lncbten snerpende winden met nevel sneeuw en hagel. We verplaatsen ons in gedachte in beter jaargetijde. We vleien ons noder in 't zachte mos onder groen looverdak of 1'ggen loom in onze stoelen, luisterend nsar het zachte gokabbel van koele branding- golfjes. We zien onze kinderen, blozend van g-zordbeid, bnpp'lend over bei en duinen, plassmd in bet zilte schuim, of forten scheppend in bet warme zand. 't L ons of hooren we jubelend uit duizend klndetkeelen vacant ie Wie een warm, gevoelig hart bezit, denkt bjj dat heerlijke woord niet alleen aan eigen gelnk. Voort mjjmerend voeren zijn gedachten naar nauwe straten en bedompte woon gen met zwakke, bleekzuchtige kinderen, stumpers voor wie frissche lucht, goed voedsel, spel er beweving meer is dan een genot, voor wie bet is een levensbehoefte. Nog een ander woord toovert zich voor on sgeestes- €07. Het gejuhel van zoo even is vermengd met een lofzang vol dankbaarheid. Vacantie kolonies Welk een wereld van gelnk ligt in dit eene woord besloten. Dioomen wjj niet verder voort, dooh, begeven we ons tot de werkeijjkhnid. Voor duizenden en nog eens duizenden behoef ige kinderen zjjn de vacantie-kolonies onmisbaar voor de gezondheid. Zjj geven een tjjdeljjk genot, maar bovenal een bljjzend sacces. Zjj beteekenen een stoot ten goeie in de ontwikkeling, en een verhoogd weerstandsvermogen. Laat ons de banden ineen slaan om o k deze kinderen le helpen. Maar hoe? Ghneesheereu zoeken zoovele kirderen uit, ah verpleegd kunnen worden uit de bijeengebrachte gelden. O, he1 ljjkt zoo eenvoudig. En hot hier opgenoemde is ook niet moeiljjk. Geen enkel medicus heeft ooit zjja hulp en mede werking geweigerd, wanneer het is voor het ljjdende kind. En geld is ook wal te krjjgen, »1- ha' gevraagd wordt om de zwakke jeugd, genot kracht, en gezondheid te geven. Nu bomt echter de groote moréljjkheid. Waar zenden we de j-ugdigo kolonisten heen Waar vinden we lief- drjjke gei idsters, met takt en bekwaamheid, waar een gerieflijk tehuis in een gezond oord Er is geen vareeniging voor gezondhoids-knlonies, die met de verpleging der kinderen niet een ware ljjdens- geschiodenis heeft doorgemaakt. Bestond er sleohtff esn middel, om kinderen nit te zenden zonder alle moeiten, zorgen en teleurstellingen, die de verpleging met zich brengt, voorzekor, er zou ved meer gedaan worden, ter wille van het kind. Dat middel b*staat. Er ia een Vereeniging in ons land, die alle kleine Vere»n sr:n8»n W'l omvatien. Ik bedoel het Centraal Genootschap voor Kinder- Herstellings- en Vacantie Kolonies. Dit Genootschap b"eft atdeehngen. Het aantal wordt gaandeweg grooter. Die afdeelingen hebban een zelfstandig ROMAN DOOR AKI OW 8IWIT, Sehrijver van Dokter Duquesnes, Gelukzoekers, VnendBarte.a. 39) Waarom telkens dat verwijzen naar de les, als hij zoo snakte naar intieme gedachtenwisseling met haar Waarom dat alles Om Sjoerd Ja, om Sjoerd. Maar was dat geen gruwelijke, verfoeielijke dwaasheid geweest Hem IJf, haar Dirk, haar Dick o wanneer zou zjj hem dat kunnen toekussen l haar Dick telkens en telkens weer te laten lijden om Sjoerd, die weg was uit haar hart, voor goed wegO hoe wreed was zij geweest tegen haar aanbiddelijken Dick I O de ge dachte, dat hij haar van wreed met hem spelen zou verdenken, dat hij haar handelwijze van zooeven zou toeschrijven aan diepgaande ergernis over te groote familiariteitHet was niet uit te houden l Zjj moest hem terstond achterop, zou hem alles, alles zeggen en dan Een zoete huivering bekroop haar bjj het lok kende beeld van zjjn stralende oogen, zijn omarming, zjjn kussen, hun terugwandeling. Zacht deed zjj de deur van de studeerkamer open, op de teenen liep zjj door de gang heel stil nam zjj haar hoed van den kapstok, sloop toen naar de voor deur, deed die voorzichtig open, dicht. Zoo, zoo, niets mocht haar storen op haar stil bljjden zweeftocht naar hem toe, naar haar geluk. Waar zou hjj zijn? Zjjn gewone wandeling, als hij een kwartiertje omliep, zeker. Arme jongen, hjj had die van middag onder de lunch zoo enthousiastisch be schreven, en nu, hoe onverschillig en koud zou dat alles hem zjjnMaar zjj zou hem plotseling brengen den gloed van haar vurige liefde Welken kant zou hjj uitgegaan zjjn O, links. Als hij bestuur dat gelden bjjet-n brengt en kinderen oitzoekt. Het Genootschap zorgt voor die kinderen. Het zorgt voor uitnemende voeding, e«n goed tehuis in heerljjke omgeving en uitstekende geleidsters. Weldra zal het een eigen kolonie-huis bezitten en dan wordt de verpleging nog beter en goedkooper. Mot, het doel, ook hier in Alkmaar, iets meer omtrent dit Genootschap bekend te maken en zoo mogeljjk te komen tot de oprichting van eene afdeeling, zollen op ZUerdag 24 dezer d s avonds 8 uren in het lokaal «de Unie» twen leden van bet hoofdbestuur een lezing met lioh'beelden honden. Dat allen, die voor het heerljjke doel van 't Genoot schap iets gevoelen en dat zjjn er ongetwjjfeld niet weinigen daar welkom zullen zjjn, spreekt wel van zelve, A. C. XIII. Onlangs (zie Amsterdamsche Brieven VII) schreef ik U iets over de Groenlandsche pakhuizen op de Heeren gracht bjj de Reestraat. Schuin daartegenover, tusschen Hartenstraat en Leliegrachtstaat een gebouwdat in Amsterdam bjj oud en jong bekend is. Ik bedoel het Huis met de Hoofden. O. die hoofden I Als ik u ga vertellen, geachte Lezer, wat onze groot- moeders ons daarvan verhaalden, dan rijzen u, vrees ik, de haren te berge. Die hoofden toch zes in getal, door den bouwmeester van buiten tegen de dammen der straatverdieping aange bracht herinneren aan een afgrjjselijk drama, eeuwen geleden in dit huis afgespeeld. Mag ik het u vertellen of zal ik uw zenuwen sparen Maar kom wordt het u te erg, dan kunt ge dit gedeelte overslaan. Toen dan het Huis met de Hoofden topn echter nog zonder hoofden nog niet zoo heel lang had bestaan, was de Heer Sohierde stichter van het gebouw met zijne echtgenoote op zpkeren Zondagavond afwezig, en een der dienstboden alleen thuis. Doodsche rust heerscht in 't huis en daarbuiten op de stille Keizersgracht, op dezen stillen Zondagavond. Maar hoor daar klinkt gerucht 't Schijnt uit den kelder te komen De meiddie in de keuken zit te dommelenspitst bjj wijze van spreken, de ooren. 't Gerucht verstomt maar na eenige oogenblikken doet het zich opnieuw hoorpn. Nu verwacht elk ordeljjk lezer der Amsterdamsche brieven, dat de meid zooals in dergeljjke omstandigheden te doen gebruikeljjk is, aan 't gillen slaat en moord roept, ot 't op haar zenuwen krjjgt, of iets van dien aard. Mis: de meid van Mevrouw Sohier doet iets anders. Ze doet haar muilen uit, verlaat de keuken en sluipt, onhoorbaar als een poes, naar het kelderluik, niet ver van haar heiligdom. Nu legt ze het oor tegen den grond, luistert met ingehouden adem en hoort vreeselijke dingen. Ten eerste blijkt het haar, dat er zich een aantal mannen in den kelder ophouden en ten tweede verneemt ze, al wordt daarbeneden het gesprek fluisterend gevoerd, dat deze heeren straks een voor e e n te voorschijn zullen komen om degenen, die zich in 't huis bevinden, onschadelijk te maken en daarna hun slag te slaan. De volgende afspraak wordt daarbij evenwel gemaakteerst zal No. 1 door het kelderluik naar boven gaan hooren de achter blijvenden na eenige oogenblikken niets verontrustends, dan zal no. 2 verschijnengeeft ook deze geen noodsein, dan zal de volgende voor den dag komen en zoo vervolgens. niet doordacht, had hij van middag aan tafel verteld, had hjj altjjd een neiging linksaf te slaan. Dus zou hjj dat zeker nu gedaan hebben. Arme lievpling Alice sloeg dus rechtsaf, want zij wilde hem ont moeten, zoo gauw mogelijk ontmoeten. Zjj deed een paar snelle schreden, stond toen stil. Zou zij ook een mantel omdoen en een parapluie krjjgen Het motregende en er woei een koele wind. Neen, neen, als zjj weer terug keerde, zouden de Jelma's het merken en vragen, waar ze naar toeging, dus vooruit I Haar blik viel op het huis van haar oom. Alle ramen verlicht. Er was soiree dansante. Veel gasten uit den omtrek, getuige het drukke gerjj tevoren. Er klonk muziek. O, dacht Alice, ik wou, dat ze me zien konden, Lot en Cis, hoe ik naar hem toevlieg, naar dien burger man, dien schoolmeester En driftig liep zij voort, met snel deinenden pas. Waarom was het geen noodweer Hjj zou haar komen te verrukkelijker nog vinden. Als gewoonlijk doodstil in de straat. Alleen een post bode, zich haastend met fermen stap, het tinkelen van een winkeldeur en een naar buiten komende jongen en bjj de pomp aan het einde van de straat, getongtong van emmers en een dienstmeid, die haar schaapachtig verbaasd nakeek, toen zjj den hoek om, den singel opging, het grintpad nauw waarneembaar, een koker van duisternis, aan het eind waarvan een wiebelende lantarenvlam. De motregen ging in regen over. Alice voelde haar blouse kletsnat worden. Zjj kreeg het koud. Dat vond zjj prettig. Zjj vond er iets in als van boetedoening. Maar waar was hjj Zou hjj denzelfden kant uitgegaan zjjn, als zjj? Zeker wel, anders zou zij hem al wel ontmoet hebben. Ofschoon neen -- hjj had van middag ge zegd, dat hij zoo graag op een wandeling telkens stil stond om op zjjn gemak te bewonderen. Stil staan, om te bewonderen. Zjj dacht terug aan den Broeken, hoe minachtend en spottend zjj hem had aangekeken en haastiger nog liep zjj voort. Eensklaps bleef zjj staan. De klok begon te spelen. «Knap uigerekend mompelt de meid, staat op, sluipt met onverstoorbare kalmte naar het wapenrek van haar meester, neemt er een ontzettend groot zwaard at, plaaist het keukenlicht zóó, dat het door de geopende keukendeur de gang verlicht en stelt zich in hinderlaag bjj 't kelderluik voor ieders oog verborgen door de schaduw eener uitge bouwde kast. Ze wacht het zwaard geheven. Na eenige oogenblikkenik raad de zenuwach tige lezers thans ernstig aan, het nu volgend gedeelte over te slaan na eenige oogenblikken daar rjjst het luik omhoog en verheft zich een woeste, harige mannenkop buiten het keldergat. Nog een seconde en de roover, een kolossus van een vent staat op den vloer en sluipt in gebukte houding keukenwaarts, een bikkerend mes in de geweldige vuist Maar eensklapseen doffe slag. Het lichaam zijgt ineen. Met een enkelen, wel toegebrachten houw heeft de dienstbode hem het hoofd van de romp gescheiden »Dat's één1® mompelt ze tevreden en betrekt weer haar wachtpost. Het duurt verscheidene oogenblikken, eer No. 2 ver schijnt. Ze hoort eerst de kaerels angstig fluisteren na den slag, dien ze gehoord hebben maar weldra blijken ze te vermoeden, dat hun voorganger slechts in 't duister gestruikeld is en zie No. 2 kemt voor den dag. Weer een slag weer een lijk I En zoo gaat het tot zesmaal toe. En wanneer mijnheer en mevrouw thuiskomen, kan de getrouwe en onversaagde dienstmaagd haar meester en meesteres op zes bloedige zegeteekenen wjjzenzes grijnzende koppen, die zwijgend verhalen van de sterke zenuwen eener 17de eeuwsche Amsterdamsche dienstbode! I'e heer Sohier vereeuwigde de herinnering aan dit koude-rillingen-verwekkende drama door de portretten der heeren, in steen uitgehouwen, ten toon te stellen voor den gevel zjjner prachtige woning. Ziezoo, waarde LezerIk heb u thans medegedeeld, wat wjj, Amsterdammers, in den tjjd van onze grootmoeders hoorden maar stel u geruster is geschiedenis en er is legende en het bovenstaande verhaal behoort tot het gebied der laatste en mist bovendien gelukkig l eiken grond. Wat die zes hoofden dan te beteekenen hebben Waarschjjnljjk niets. Melchior Fokkens althans, een tjjdgenoot van Sohier, spreekt in zjjn beschrijving van het huis van »het kostelijke gebouw, voor aan de gevel heerljjk met gehou wen Romeynsche hoofden uitgebeeldt.® «Zoo is het: Romeinsche hoofden, behoorlijk gehelmd en versierd met druiventrossen en korenaren alzoo niets vertoonendedat aan de ijzingwekkend kalme koppensnellerjj eener Amsterdamsche dienstbode herin nert en slechts ter versiering aangebracht. Opmerkelijk is het, dat er eveneens een legende bestaat in verband met een ander prachtgebouw in de hoofstad, het overbekende Trippenhuis op den Kloveniersburgwal. De stichters daarvan waren de gebroeders Trip, aangrf huwde ooms van den heer De Geer. die Sohier in 1635 als eigenaar en bewoner van het Huis met de Hoofden opvolgde. Als ge, waarde Lezer, weer eens in Amsterdam komt. moet ge eens even naar den Kloveniersburgwal wandelen. Tegenover het Trippenhuis zult ge daar een huisje vinden, dat onmiddellijk in 't oog valt door zjjn buitengewoon geringe breedte en waarin tegenwoordig een volks-klee- dermagazjjn is. gevestigd. Hoe dat huisje daar gekomen is De legende of is het wellicht geschiedenis vertelt er het volgende van Zij wachtte in spanning te weten, hoe laat het toch wel was. Er was zooveel gebeurd. De klok zanikte zjjn voorspel een van Oudendams grootste merkwaardigheden, had Dick geschertst»tik- tik®, «tik-tik,® «tik-tik.® Drie keer, dus halfslag. Alice telde de slagen. Het waren er negen. Half negen Dus nog maar een half uur verloopen sinds het begin van de les? En zjj dacht aan eene opmerking, die hjj gemaakt had over het begrip «Tjjd.« «De Tijd is® had hij gezegd, «onbegrensd, onafgebroken. Hjj laat zich alleen deftni- eeren door hetgeen er in gedacht en gevoeld wordt.a Toen had hjj als voorbeeld aangehaald de twee, drie eerste dagen van een mooie reis, die je wel een week toeleken. Wat zou hjj met papa hebben kunnen redeneeren, dacht zjj. Arme papa, wat zou u zich in ons geluk ver heugd hebben Ons geluk Alice tuurde onder het gaan nog scherper in het rond, maar zag nog niemand. Links van haar rees hoog en strak een reusachtig silhouet tegen de grauwblauwe lucht, de molen, van waar hjj haar gezegd had, dat het uitzicht op de rivier en den overkant zoo mooi is. Zjj keek naar het heuveltje waarop de molen stond, en een rilling doorvoer haar. Bjj het schjjnsel van de lantaren zag zjj hem daar staan. Hij stond met den rug naar haar toe. Hij schudde zich, stampte op den grond, sloeg heftig met zjjn stok op het houten hek dat om den zoom van het heuveltje getrokken was. Hij sloeg nog eens en nog eens Schier ademloos zag zjj toe, een onzegbare smart doorschrjjnde haar bjj het zien van die woede, bjj de gedachte aan het snerpend wee dat zjj hem had aan gedaan. «Dickwilde zjj roepen, maar zjj hield het terug. Als- zjjn vertrouwen in haar oprechtheid eens geschokt was en hjj haar liefde niet meer kon beantwoorden, als haar teerheid op koelheid stiet Neen, dat zou te vree- seljjk zjjn! Dat duldde ook haar trots niet! «Meneer IJf, meneer IJfl« riep zjj, op hem toesnel lende. »lk Een Amsterdamsch burgermannetje was eens in gesprek met een der gebroeders Trip. «Drommels, meneer®, zei hjj o. a., »wat hebt u daar met uw broer toch een pracht van een huis laten zetten «Zoo vindt je?® vroeg meneer Trip, een weinig ge streeld. «Een pracht van een huis Daar komen wjj burger- menschen. toch maar een heel stuk bjj te kort. «Ja, wat zal ik je zeggen...I® zei meneer Trip, die er eigenlijk niets op wist te zeggen. »'k Zei gisteren nog tegen m'n vrouw «Kjjk, wijf, zei ik, als we maar een huisje hadden, zoo breed als eeu deur van de woning van de heeren Trip, dan zouden we den Koning te rjjk weren De heer Trip dacht even na. «Zoo, zou je daarmee tevreden zijn »Tevreden, meneer? Rijk zouden we er mee wezen i« «Welnu dan wil ik je rijk maken. Aan den overkant van mijn woning is grond te koop. Ik zal er een huis op laten zetten, zoo breed als mijn deur. zooaN je gewenscht hebt en dat zal voortaan jouw eigendom zjjn.® De heer Trip hield woord en nóg staat op den ouden burgwal het smalle huisje als een tastbaar gevolg van zijn vriendelijken gril. Bjj gelegenheid zal ik eens nameten, of de bouwmeester zich precies aan de deurmaat gehouden heeft Maar om op het «huis met de Hoofden® terug te komen. Dit ging, zooals ik reeds zei, in 1635 in eigendom over aan den beroemden koopman Lodewijk de Geer, met en benevens twaalf kostbare schilderjjen, de goud lederen behangels, een prachtig koperen koelvat, een marmeren tafel en andere preciosa. En thans kan ik den lust niet weerstaan, even iets aangaande dezen buitengewonen Amsterdammer mee te deelen. De Geer was koopman in geschut, geweren en andere wapenen en dreef zjjn ongelooflijk uitgebreiden handel met alle natiën van Europa vooral met Zweden. Door zjjn toedoen werd Amsterdam een staDelplaats voor het Zweedsche jjzer en geschut. Zjjn pakhuizen waren gevuld met musketten zwaarden, pieken, kurassen, helmen, donderbussen, kogels, lood, lonten, salpeter, enz. Vandaar, dat hem meermalen door den Staten Generaal de complete uitrusting harer soldaten werd opgedragen. Zelfs stelde hjj Hunnen Hoogmogenden eens de noodige sommen ter beschikking, toen ze niet bjj machte waren, hun troepen sold jj te betalen. Nu - zij toonden zich niet ondankbaar en recomman deerden hun geldschieter gaarne bij vrienden en kennis sen, o. a. bjj de republiek Venetië, die bjj De Geer een volledige uitrusting bestelde voor een geheel regiment infanterie. In 1628 werd De Geer voorgesteld aan Zwedens be roemden Koning Gustaaf Adolf, wien hjj kort te voren een aanzienljjke soin gelds had geleend, terwjjl hij hem niet lang daarna opnieuw een voorschot deed van 3200 daalders. Dertien jaar later werd hij opgenomen in de Zweedsche ridderschap en nam hjj als een der voor naamste Zweedsche grondbezitters zitting in het ridder huis te Stockholm. Maar ook als ridder vergat hij het «zaken doen® niet. Dit bleek in 1644, toen Zweden in oorlog kwam met Denemarken. Hij leverde toen aan de Zweedsche regeering niet minder dan een vloot van 32 oorlogsschepen, be hoorlijk bewapend, en bemand met ruim 3000 koppen, onder een Hollandsch admiraal, een Hollandsch vice admiraal en een Hollandsch schout-bij-nacht «destjjds allen te huur of te koop®, zooals Busken Huet het uitdrukt. Voordeelig geboerd heeft hjj daarbjj echter niets. Toen het op betalen aankwam, bleek het n.l. dat de Zweedsche regeering niet bjj machte was, de door hem gemaakte onkosten te vergoeden. Van de veertien ton door hem voorgeschoten, kreeg hjj er nog geen zes terug l Schoon De Geer telkens voor langer of korter tjjd in '■t-acooiUVMWu Snel wendde hjj het hoofd om en zjj ontstelde zjjn gezicht was doodsbleek. Maar, Goddank, juichte het in haar, geen haat fonkelt er meer uit de oogen van mjjn lieveling, alleen wilde bevreemding. «Freule, u h;er?« zoo uit'e deze zich. Alice stak haar hand uit en hjjgde«Ik ik kom mjjn excuses maken. Ik Zjj wilde het p een andere manier zeggen. Dat «ex cuses® klonk zoo koel. Het was haar, ze wiet zelf niet, hoe het kwam, uit den mond gevallen, doch eensklaps zweeg zjj, overstelpt als zjj wer i van wild geluk. Want hartstochtelijk greep hjj haar hand en klemde die vast. De blik fonkelend, niet van haat nu, o neen, van innige liefde, zag hij haar in haar smeekende oogen. Onstuimig trok hij haar naar zich toe, maakte een be weging van haar te willen omvatten, doch eensklaps bjj het zien van haar wilden oogops'ag. haar zjjn zonder mantel, zonder parapluie in dat weer, liet hjj zgn arm zinken, liet haar hand los. Het was hem te zonderling 1 Zooeven zoo ruw zijn troost versmaad en nu hem zoo gevolgd, om haar excuses te maken I Moderne névrose Hij zou zichzelf verachteljjk vinden, als hjj van de ziekte van dat arme schepsel misbruik maakte door haar te omarmen en te kussen. Weg was- zjjn illusie, maar hjj voelde zich zoo gelaten kalm nu, hij voelde zich als een dokter die een zenuw patiënt tot kalmte wil brengen met goedheid" van hart, vastheid van wil en vertrouwen op kennis. Zgn plotseling loslaten wekte bjj Alice de gedachte, dat hjj hernieuwing van ergernis vreesde. Die lieveling Hartstochteljjk stak zjj haar arm in den zjjaen, trok hem mee en zei op gesmoorden toon «ik vind het zoo verschrikkelijk dat ik je pas zoo grievend beleedigde, maar Dat «je® deed hem niet heerlijk aan, integendeel, hu schrikte om zulk een graad van overspannenheid. Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1906 | | pagina 1