No. 53
Honderd en aehtste jaargang.
1906.
DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Pil mm Destaat ail 2 Mi
Alice van Westerhove.
ZATERDAG
3 MAART.
Hooren en hooren zijn twee.
FEUILLETON.
Amsterdamsche Brieven.
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele Rijk f I,
Afzonderlijke nummers 3 Cents,
Telefoonnuatmer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N.|V. Boek- en Handelsdrukkerij
v|h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
URANT.
Hoort en verstaat
«Daar is een tjjd van koiaen,
Daar is een tjjd van gaan
Dat hebt s\j meer vernomen,
Maar hebt gjj 't ook verstaan
«Als de ziele luistert
spreekt het al een taal dat leeft,
't ljjzigste gefluister
ook een taal en tanken heeft
b'&ren van de boomen
konten met malkaar gezwind,
baren in de itroomen
klappen laide en welgezind,
wind en wee en wolken,
wegelen van Gods heiligen voet.,
talen en vertolken
't diep gedoken woord zoo zoet
als de ziele luistert.»
't Aangehaalde woord, zoowel als wat de Genestet en
de dichter Gazelle zongen, herinneren ons, dat er is een
luisteren met het oor alleen ec een Inisteren met de «iel.
met heel ons innerljjk.
Worden er vele woorden, frasen, klanken en termen
gesproken die geen indrnkken wekken, omdat ze zoo
arm zjjn aan inhoud en vrjjwel gedachtelois werden
genit of ook wal geschreven, zoodat zjj slechts bij allerlei
gelegenheden in dagen van vrengd en in nachten van
smart als «gemeenplaatsen'' dienst deden, het is even
zeer waar, dat er ook worden gesproken en aan het
papier toevertrouwd, woorden, die waard zjjn als kostbare
parelen te worden bewaard en gewaardeerd, omdat zjj
immer wat te zeggen hebben en te overdenken kunnen
geven, maar die belaas dikwerf alleen worden aangehoord
met het oor en daarom langs een mensch heengaan, 't
Goede zaad »viel bjj den weg,"
Oaders, leer meest eg, vrienden richtten zich tot, ons
zoo waar, zoo hartelijk, zoo ernstig, doch voor ons bleven
hnn woorden geweld uit een hart slechts klanken,
ten hoog°t,e wekkend een oppervlakkigec, voorbjjgaanden
indrnk. 't Goede zaad viel »op een rotsgrond.''
Woorden van levenswijsheid zjj werden gesegd, doeh
lieten dikwjjls niets bljjveudg achter,
Wjj lnigterden alleen met het oor,
Zro gaan aan ons voorbjj, ons nanwelgks aanrakend
woorden van schrijvers en zangers en redenaars, woorden
van levenden en van dooden ook.
Leer te hooren en te verstaan, in n op te nemen om
bet vernomene te verwerken. Leer te Inisteren met de ziel.
Het gemoed zjj ootvankeljjk, het hart geopend, ons
binnenste ontsloten. Het ban een aud»r toeschijnen dar
woorden langs ons heengaan, terwjjl zij juist diep in ons
doordringen, even goed als iemand kan meenen dat geen
woord voor ons verloren gaat, terwjjl zjj niet den weg
vinden r.aar ons innerljjk,
Ean onderwjjzer weet hiervan mee te spreken ja
wie niet
Aoh ons voorbarig, ongegrond oordeelen en veroordeelen,
ons toejniehen en laken I
Om met de ziel te luisteren, moeten we kunnen zmjgen.
wat voor velen een heele kunst is, zwjjgen: stil, diep,
eerbiedig. Hee ljjk zwjjgen en rustig samenzjj», ver van
's werelds bont gewoelzwjjgen in tot vertrouwelijk mee
deden en Inisteren zoo geëigende schemeruurtjes, 't Hart
stort zich uit en men luistert slechts.
Er zjj tjjd om te knnnen zwjjgen en tjjd schiete er
over tot luisteren met het heele hart.
ROMAN DOOR O* SHIT,
Schrijver van Dokter Duquesnes, Gelukzoekers, VnendBart S. a.
50)
Sjoei'd volgde haar blik, rukte de deur open en ver
dween.
Toen hij buiten stond, kreeg hjj berouw over zjjn
klein, heftig optreden. Hjj maakte een beweging van
terugkeeren, om haar zjjn excuses te maken. Excuses
maken.' VS' aar voor Het was immers uit, voor goed uit 1
En haastig stak hjj de stiaat over, om zjjn fiets te
krjjgen en dan voort te jagen naar naar den dood I
Francis deed hem open.
«Ben je nu al ?<t Zjj kon niet verder, zoo schrikte
zij van zjjn doodsbleek gezicht en zjjn verwrongen
trekken.
Zwijgend snelde hjj haar voorbjj, nam met een woesten
ruk zijn fiets op.
»Maar vertel toch eens hjjgde Francis.
«Uit Uitsnauwde hij.
«Uit?* en Francis wendde zich af, opdat hjj niet zou
zien de bljjdschap, die in haar oogen optrilde.
«Ja, uit gromde hjj heesch. Toen bukte hjj zich
en bracht zjjn fiets aan den gang.
«Hoor haar eens tuften beet hjj uit. «Tut! Tuf!
Toe maar, tuf ijj den heelen bliksemschen boel maar
weg! Tuf! Zoo gaat een kogel er ook in l«
»God, Sjoerd, vertel dan toch eens meer
«Vertellen?* hjjgde hjj, terwjjl hjj met zjjn fiets naar
buiten wankelde. «Weet je het dan nog niet? Het is
uit l« en woest keerde hjj zich naar het huis van de
Jelma's en balde de vuist.
Hjj zag er het licht in het saloD uitgaan en smaalde
«O, ze gaat weer naar haar lieveling I Maar zeg
eens -* en plotseling wendde hjj zich weer tot Francis,
O dat drukke eepraat dat d>nkke g doe, na »d«e
het zoo druk bobb»n. Wordt er zooveel me^r gedaan,
gewrocht? zjjn er minder ledige leven>?
Vredige oogen blikjes, ze zjja onmisbaar!
E-ns alleen zjjn I Welk een zegen
»'t Wordt dan zoo heerlijk stil in mg,
en rejjn gedachten knnnen dan vrij
luisteren naar mooie en goede dingen,
die mjjn herinnering ben voor wil zingen,
Het wordt dan om mjj heen zoo stil,
En m'n ziel, die zoo gretig Inisteren wil,
heeft zich diep en eerbiediglgk neergebogen".
Tot wie luistert met de ziel, dringen van alorame
stemmen door, welke anders niet vernomen werden.
Tot dien spreekt heel do natuur te morgen te avond,
bjj zonnasohjjn en storm, in Tollen zomertjjd en in haar
winterkleed, 't zjj de lente haar intocht doet of herfst-
vlagen het gare jaargetij iolniden.
Tot dien sprekeu boseh en zeo, ds blo»m en de akker.
Alles beeft zjjn sprake. Onen het hart en vang de
stemmen op. Daal af in de diepte en zie omhoog en
zwijs?
Tot dien dringt door do taal der kunst.
Nn gaat een schilderij tot n spreken en de gedachtes
vermenigvuldigen zich,
De »taal z mder woorden" ontroert en treft u. Zjj
onttrekt u aan de dagelijk-ohe dineren van bet vaak zoo
alledaagsche leven, Zjj voert n omhoog en ga verneemt
stemmen uit een onzienljjke, maar onk niet minder waar
achtige wereld. Zjj wekt, een jniobtoon en doet tranen
schreien en hartstochten roept zjj tot openbaring.
Het bod bljjft natrillen, r! zijn alle woorden vergeten.
Tot dien spreekt de wetenschap van wetten, eenbeiri,
orde, samenhang,
Voor dien herleeft het verleden. Herinneringen doemen
oobeelden van lang vervlogen tjjden koeren terug.
D'eeuwen die aobter ons liggen, gaan weer leven. Dan
ge«n sprake van «vergeten betgeen achter is."
Tot dien spreekt de menscnenwereld. Hn verneemt
- verscholen, soms heel dien, niet slechts woorden,
kreten maar hg hoort daarin jubel en kLagzang, hop
en vre»ze, vertrouwen en twijfel, baat en liefdebjj
hoort znchten om recht, om vrijheid, om menscheljjkbeid
en gelnk.
Luister met de ziel 1
Nu hebben de levenden, n iets te zeggen. De dooden
zgn voor u niet dood, want in herinneringen, in woor
den bljj'en ze leven in Uw hart. Wat dankt menigeen
n'et aan der dooden sprake, als hjj haar beluister' is
stille eenzaamheid
Ja waarljjkheengegaan maar toch gebleven; zjj zgn
overal waar wij zjjn, zoo wjj hen liefhadden.
Luister wet. da ziel en die brief, dat portret, dat meu
belstuk in uw huiskamer voor acderea waardelo ze
dingen hebben voor u blgvonde beieekenis. Telkens
zeggen zjj n iets
Luisteren dis zwijgende blik dringt dep, heel
diep tot n door, n tot beschaming, tot bemoed ging, n
tot een zegen,
En door zoo te «verstaan* worden gewekt stemmin
gen, aandoeningen, indrnkken welke straks zioh omzetten
in woorden en daden,
Zoó wordt het innerljjk verrjjkt, golouterd en gesterkt.
In ons wordt iets tot stand gebracht.
Z lniste-end, genieten we eerst wezenljjk en wjj
smaken zielevrevgd.
Z"ó hoorend, ljjdon we diep en wjj kennen zielssmari.
Zoó verstaand, worstelen we ten bloede toe en wjj
ervaren zielsstrijd.
Zoó in ons opnemend, ontvangen we iets dat voert
tot zieleloutering.
«zou het wel aanbl jj ven Het zou nog al een mésalliance
zjjn, hè
Zal ik hem weer misleiden vroeg zij zich. En zjj
antwoordde zich ja. De waarheid zou hem immers tot
een wanhoopsdaad voeren, hem, den eersten man, dien
zjj liefhad I Neen, zjj kon hem niet zeggen, wat zjj
verwachtte 1
«Waar denk je aan l« bemoedigde zjj. «Geen kwestie
van 1 Binnen een paar weken is het af l Die Dassen
immers niet bjj elkanderHet idééMoed houden
«O dank je wel, dank je welen hjj greep haar
hand en drukte die nijpend.
Zij werd doodsbleek bjj dien innigen dank, want zij
voelde, dat alle hoop voor haa- verloren was.
Vlug sprong hjj op zgn fiets en tufte heen, keerde
zich nog eens om en riep: «Dank je wel!*
De tranen sprongen haar in de oogen. Daar ging hjj
heen, met hoop nog in het hartMaar hoelang zou
het duren En dan, als de wanhoop daar was, dan -
O, dan kon zjj hem niet troosten, dan was zjj hem zoo
geheel nietsO God, het logies in Oudendam was niet
vervelend, maar het was vreeseljjk l
Verontwaardigd rees Alice op, na iie verregaand ruwe
manier van doen van dien Sjoerd
Dat haar Dick eergisterenavond niet minder ruw was
heengegaan, in haar liefde voor hem bedacht zjj dat niet.
Daar hoorde zjj de voordeur toeslaan met een smak,
dat het huis er van dreunde.
Neen, maar dat ging alle perken te buiten Stond
het haar soms niet vrij haar hart te geven aan den
man, dien zjj liefhad?
O, dat zij zich niet terstond kon uitstorten aan haar
alles over die gruwelijke bejegening van dien Sjoerd I
Waarom sprak Dick nog altijd niet? Dacht ie mis-chien
toch nog wezenljjk, dat ze wat om dien vent gaf? O,
wat zat die poen daar hatelijk te smalenBa, wat een
vent 1 Kom, gauw naar haar eenige
Zjj liep naar de deur, deed die open, wou de gang
ingaan Wacht, nog even het gas uitdoen.
Terwjjl zjj het uitdeed, had zjj een gevoel, of zij
Sjoerd en het verleden in koolzwarte duisternis, binnen
vier kamerwanden voor eeuwig begroef.
Er is een rnst welke de boogs'e werktaaoïboid is
Ondergaat, wie niet ontvarg' tielespijs 1
Bjj brood alleen zal niemand leven.
J F T. A.
XV.
IEDEREN AVOND
optreden van
HoMSfenr AIUUIH» IIMÈDN,
bjj*o«aamd HKT E.BYKWI» «NHttHTE.
Is gedurende 15 jaren met REUSACHTIG succes
werkzaam geweest in alle hoofdsteden der wereld, tot
verbazing van alle U.H. Medici.
GROOTE ATTRACTIE II!
Entree 10 cents, met 10 opcenten voor de gemeente.
Zoo luidt het affiche voor do Barnum Show, in een
onzer hoofdstraten.
Ik offer dus mijn 11 centen want de inhalige
fiscus gnnt ons, Amsterdammers, geen verzetje of hij
moet er een voordeeltje uit kunnen slaan en treed
binnen
Een magere juffrouw opent een verschoten gordijn
en me voild in een tamelijk smerig zaaltje met een
soort van tooneel, waarop Monsieur Aiguier Siméon in
hoogst eigen persoon, met een petroleumkacheltje tus-
sohen de beenen, bet publiek zit te verachten.
't ïs een tamelijk klein, maar gespierd man, die niet->
heeft van een geraamte en gekleed is in een zwart
fluweelen bu;s en dito kuitbroek, terwijl 's mans beenen
steken in dikke wollen kousen es zijn voeten in een
paar solide vilten pantoffels.
Mr. Siméon heeft het koud, ondanks zijn kacheltje
en zit erbij, alsof hjj er in zou kruipen, als het maar
grooter was.
Publiek, ik veracht uschijnen zijne blikken te
zeggen, die hij van tijd tot tijd door 't zaaltje laat
weiden.
En weet je, over wie zgn blikken gaan
Over eenige geëngageerde paartjes die „uit" zijnen
hun pret niet óp kunnen over een schoenmakersjongen,
die zijn dubbeltje fooi, vandaag bij een rovalen klan
opgeloopen heeft ingewisseld tegen het genot van een
levend geraamte te aanschouwenover een eerzaam
buigereohtpaar, wellicht di'ettant-beoefenaars der na
tuurlijke historie speci-al van die van den mensch
over een goudgebrild heer, veel weg hebbende van een
dokter en in belangstelling blijkbaar niet willende
achterstaan bjj zijn collega's in de hoofdsteden der
wereld op de affichesop een stuk of wat matrozen, die
„permissie* hebben en sterk rookende de evolutiën van
den Wondermensch afwachten over een aantal menscben,
die mjj geen bijzonder belang inboezemen en tenslotte
natuurljjk over den Amsterdamsohen-briefschrijver
der Alkmaar8che Courant.
Pas fumer iciklinkt het gebiedend van achter
de petroleumkachel.
Stilte onder het publiek, dat bljjkbaar voor 't meeren
deel geen Fransch verstaat en in afwachtende houding
naar 't tooneel staart, meenendo, dat de voorstelling „gaat
beginnen."
De matrozen blazen hun rookwolken weg, om óók te
kunnen zien.
„Pas fumer ici herh alt het geraamte.
„Of de heere asjeblieft 't rooke wille latevertolkt
de juffer bjj 't gordjjn.
„Oók 'n mop!" bromt een der Janmaats. „Niet rooke
't Lijkt wel of je hier in de kerk bent
Maar hjj laat het toch en zjjn makkers eveneens.
Nu naar het licht, naar hem jubelde het in haar.
Neen, wacht, eerst even naar haar slaapkamer, haar
oogen wat wasschen. Haar Dick mocht niet merken, dat
zij gehuild had I Gehuild Die poen van een Sjoerd was
geen traan waard 1
Toen zij, de slanke, veerkrachtige gestalte bljj deinend,
haar slaapkamer verliet, viel het haar eensklaps in, dat
Siets het bezoek van Wartena wist en de anderen het
zeker zouden vermoeden. Verder moesten zjj allen dat
dicht smakken van de voordeur gehoord hebben. Dus
bij haar binnenkomen zou er wel een zekere gêne onder
het gezelschap zjjn. Zij vond het denkbeeld alleen al
onverdrageljjkVrooljjkheid wou zjj straks zien en
hooren, uitgelaten vrooljjkheid I
Even stond zjj stil en dacht na. Ha. daar had zjj
iets, waardoor zjj die gêne terstond zou verdrjjven.
Neuriënd kwam zjj de tuinkamer in, zag vluchtig,
wat zjj verwacht had, en wendde het pas bedachte
middel aan.
«Och, och,« zei zjj glimlachend, «wat was die goede
man in actie over zjjn benoeming I*
«Wartena?* vroeg Toos
»Ja,« zei zjj, terwijl zjj haar gewone plaats tusschen
haar en Dirk weer innam. «Vreeselijk goedig om het
me even te komen zeggen. En een haast, dat de goede
man had, om weer weg te komen. Van avond had hjj
nog een conferentie. Van daar die smak met die deur.»
Toen wendde zjj zich tot haar Dick en zei schalks
«Dat is nog eens jjver, hè? neem daar een voorbeeld
aan jongmensch.*
Dirk kon niet terstond antwoorden. Zwjjgend staarde
hjj haar even in de tintelende prachtoogen. O, hoe zoet
zich zoo haar eenige te voelen.
En het zelfverwijt, dat in Alice gaandeweg was op-
geschrjjnd want het werd haar te moede, als dreef
zjj den spot met Sjoerd. die toch zoo diep rampzalig
was dat zelfverwijt zonk weg bjj dien blik van haar
lieveling.
Zjj had immers om hem comedie gespeeld, om
hem. Was dat erg? O, zjj had een gevoel, als zou ze
om hem, zonder eenige aarzeling, een misdaad kunnen
plegen.
„Sou dót nou 't leifend geraamte zijn, Teun P* vraagt
de bnrgerjuff.ouw aan hear wederhelft, naar don man
op 't tooneel wijzende
„Wel nei", antwoordt Teun, misleid door de stevige
spieren van M-. Siméon, ,'t sal s'n inter inter...
Wat Donderdag, hoe noeme se nou soo'n keirel ook
weir inter inter
„8'n knechtvraag zijn vrouw weifelend.
„Och, nei, 't is soo'n Latijnsig woord
„S n bediende
„Is dat nou Latijn mensch Neiinter inter
Nou, ik. ik kan d'r niet óp komme maar 'k bedoel
soo feel as de man, die met soo'n ne'nur^onder meereist
en 'm om soo te segge aan t pebliek fertoont."
„Juistement, juistement!" antwoordt de juffrouw,
knikkend dat ze 't begrepen heeft.
Een deel van 't publiek is inmi 'dels ongeduldig ge
worden en begint met de voeten te stampen.
„Begint 't nou haast I bulkt de jeugdige schoen
maker
„Ou'est-ce qu'il veut dono, ce gamin IA P" vraagt Mr.
Siméon aan de juffrouw bij 't gordjjn.
„II demande, si vous ne commenoerez pas encore P*
„Combien de personnes avons n us P"
„Vingt."
„Pas assez. J'attendrai encore quelqnes minutes
„Seg, skei nou uit met je potjes-latijn en begin nou,
hé?" herhaalt do stem van zooeven
De geëngageerde paartjes gichelen de matrozen lachen
met hreede mondende dokter staart ernstig voor
zioh; het burgereohtpaar kijkt den jongen bestraffend
aan, verstoord over zjjn volslagen gebrek aan fatsoen.
„Silence 1* gebiedt de man op 't tooneel.
„Slaan P* vraagt de schoenmaker in spe met een
brutaal lachend gezicht„je moest 't léf hebben, dan
skep ik je 1"
Ik geloof ook inderdaad, dat het heertje bier gekomen
is om „den boel op te soheppen", zooals het by ons in
Amsterdam heet.
De matrozen bulderen het uit van de pretde verliefde
paartjes vermaken zioh eveneens uitmuntend t wordt
een herrie op kleine schaal.
Plotseling verheft zich het levend geraamte van zjjn
matten zetel, laat. het hoofd op de borst vallen, als een
groet aan 't publiek en begint zich te ontkleeden.
Eerst ontdoet hij zioh van zijn fluweelen buis, vervolgens
van zijn flanelletje en vertoont dan aan 't belang
stellend publiek een flink gespierde borst. Daarna is
de beurt aan zijn pantalon.
„Teun, ga mee ik blijf hier niet I" hoor ik de
burgerjuffrouw geërgerd haar wederhelft toefluisteren.
„Kom, sanik nou niet, Bet 1" fluistert Teun terug t
sal soo n faart niet loope 1"
,,'t Is 'n schandaal voor 'n fatsoenlik mens 1" mompelt
do juffrouw en slaat de oogen zedig naar den grond.
Inmiddels ligt. de fluweelen kuitbroek reeds netjes
opgevouwen op een stoel en vertoont zich Mr. Siméon
met een zwart lakensch spanbroekje, prachtig met goud
bestikt, aan de toeschouwers.
„Het touw van voren 1* kondigt de juffrouw van 't
gordijn aan.
„Hij gaat 'm opknoope veronderstelt de schoenmakers
jongen.
Mijnheer Siméon vertrekt plotseling zijn gezicht en
vertoont het „touw van voren", hierin bestaande, dat
een aantal spieren of pezen van den hals de dokter
zal 't wel weten worden opgetrokken en als dikke
touwen zichtbaar worden.
't Is n prachtig gezicht I Applaus.
„Mooi I Nou wat anders 1" bulkt de aanstaande sohoen
miker, glimmend van pret.
aww -TiiHtttancJKrv- tv ysranm»**
IX.
Twee dagen later, half één in den namiddag.
Toos en Siets komen het spoorwegstation van Zaandam
uit. Eenige oogenblikken daarna Alice en Dirk.
«Nu gaan we eerst langs den kortsten weg naar het
Czaar Peterhuisje,zegt Dirk. «Het is wel geen mooie
weg, maar den clou moeten we zoo gauw mogelijk zien.*
Siets denkt: «Zoo gauw mogeljjk? Hm I Dus die
weg roert langs familie.*
Siets ziet het weer goed in, want die weg voert over
het Rustenburg, waar wonen neet Gerrebrand en oom
Ab, de meest burgerlijke en [ongeletterde van Dirk's
familieleden.
Als het viertal, Toos en Siets voorop, Dirk en Alice
achteraan, de houten brug naar het Rustenburg over
gaat, ziet het daa> leegte, want het is schaft'jjd.
Achter kleine ruitjes en witte gordijntjes gerinkel en
getingtang van vorken en borden en hier en daar, door
een kier, een blik even naar «de vreemde lei, die naar
het Zaarpeterhoissie motten,* doch op straat zoo stil,
zoo doodstil
De groene plankenhuizen staan er tegenover elkaar
te suffen, als afgematte, kromknieige knollen voor een
zwaren kar.
In de verte op de steenen brug aan het einde van de
straat zien Toos en Siets Dirk en Alice zien slechts
elkander een klein mannetje, in het zwart gekleed,
haast g aankomen, onder duidelyk verstaanbaar geschuur
en geklapper van klompen.
Siets tuurt, want misschien een familielid van Dirk t
Het mannetje komt naderbjj zjjn armen zwaaien, als
wil hjj z:ch opwerken naar een beetje grooter zjjn.
«Ik mag dood vallen,* fluisteide Siets zjjn vrouw toe,
«als dat mannetje oom Ab, de timmerman, niet is lc
«Neen toch.*
«Bepaald. Hjj heeft den neus van Dirk, uit zjjn zak
gluurt een duimstok, en sporen van zaagsel aan de
kraag van zjjn jas.*
Het mannetje passeert hen.
(Wordt vervolgd.)