No. 83 Honderd en achtste jaargang. 1906. DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Armenzorg. DERBY. 7 APRIL, FEUILLETON. Anisterdamsche Brieven. Deze Courant wordt eiken avond behalve op Zon- en Feestdagen uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele Rijk t I»— Afzonderlijke nummers 3 Cents. TelefoonnuHwer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N.|V\ Boek- en Handelsdrukkerij vjh. HBRMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Enkele maanden geleden gaven verschillende couranten te lezen een ernstig woord: „Aan de burgerij van Amsterdam"over de vraag Hoe te geven Dat t een eenstemmig woord is van mannen der meest verschillende gezindten en beginselen, kan niet anders dan den indruk er van diep en alge meen doen zijn. ('t 8tuk n.l. was onderteekend o a. door personen die spreken namens het BurgerlArmbestuur'' „Liefdadigheid naar Vermogen"het Nederlandsch Israëlieliwh Armbestuur'andere Armbesturen en vele diakoniën). Hieruit blijkt wederom dat er samenwerking kan wezen tusschen personen van de meest uiteen- loopende denkbeelden op velerlei gebied en dat men, boven de verschillen uit, elkaar toch weer broederlijk de hand reikt, zoodra men voelt dat er gemeenschappelijke belangen zijn te behartigen, dat men eendrachtig aan eenzelfde taak zich te wijden en eenzelfden strijd ten bate van anderen, van de gemeenschap te voeren heeft. Nooit verbloeme en bemantele men de verschillen, maar nimmer late men evenmin na „schouder aan schou der" te staan, zoo dikwerf men beseft ten opzichte van dezen of dien arbeid en kamp zijn we één. Zulk een samengaan versterkt den band van ver trouwen, van verantwoordelijkheid, van bij elkaar te behooren, ondanks de verscheidenheden in menig opzicht. Boven het „ben ik mijn broeders hoeder P" sta het „gij zjjt allen één, gij zijt broeders, deelen van één geheel". Naast persoonlijken, sta gemeenschappeljjken arbeid. De laatste doe nooit vergeten de verplichting tot den eerste en deze die tot aaneensluiting. Armenzorg! Zulk een maatschappij, een zoodanigen heilsstaat kan men zich niet droomen waarin alle stoffelijke hulp ter wille van nooddruftigen en zwakkeren volkomen uitgesloten zal wezen. Wie echter aan zulk een toekomst vasthoudt, bedenke nochtans, dat zij voorloopig nog wel op zich zal laten wachten. Stoffelijke steun is nog vooreerst onmis baar. Kerkelijke armenzorg eere brengend aan hen die in deze zich beijveren haar zoo goed mogelijk te doen zijn! is verre van het ideaal. Hoevelen worden lid eener kerkelijke gemeenschap, omdat men nooit kan weten waarvoor het nog eens goed is en zoo werkt zij onwaarheid in de hand. Zij moet vragen naar de „huisgenooien des geloofs"een vraag die niet te pas moest komen bij armenzorg. Staats-armenzorg gemeente-armenzorgpersoon lijke armenzorg on misschien zijn er nog meer soorten. Ik weet het niet. Doch welken vorm men ook kieze, allen willen één doelter hulp komen aan hulpbehoevenden. Armenzorg is vaak niet veel anders dan bedeeling d. i. bestendiging 'van een treurigen toestand. Zij moest wezenzorgen voor den nooddruftige door ol: dieper verval te voorkomen óf opheffen uit een toestand den mensch onwaardigzoodat men weer „op eigen beenen kan staan", niet meer kennende een omlaag trekkendedemoraliseerende afhankelijk heid van medemensohen, een stoffelijk oprichten als SPORTROMAN DOOS W. BKIJERFSBSTHb. 23) Konrad kwam op zijn Ierschen draver, dien Brandes hem in het voorjaar cadeau had gedaan, later dan de anderen op de renbaan. Toen hjj om den weg te ver korten over het weiland reed, zag hjj Kathchen en den prins samen wandelen. Dat feit was niets bizonders maar zelfs de minst scherpe opmerker kon zien, dat ze anders naast elkaar liepen als twee menschen, die in denzelfden kring verkeerend, elkaar volkomen onver schillig zjjn. Telkens als hij den prins naast Kathchen zag, voelde hjj een stekende pjjn in zjjn hart. Hoe verder zjj van hem afdwaalde, hoe sterker en harts tochtelijker zijn liefde werd en deze liefde ging gepaard met een verkropte woede tegen den prins, welke hem haast zjjn zelf beheersching tegenover den jongen man roofde. Hjj speelt met Kathchen. Hij meent het niet eerlijk met haar en kan het niet eerlijk meenen 1 En zelfs al was het hem ernst welk recht heeft dan die half afge leefde man op het jonge, friesche meisje I Als Konrad alleen was, maakte hjj de onmogelijkste plannenhjj wilde den prins ter verantwoording roepen, hjj wilde Brandes de oogen openen en hem waarschuwen, hjj wilde met Kathchen spreken en haar voorhouden hoe ze met open oogen in het verderf liep. Maar dat alles was onmogelijk, was onzinnig. Ieder der drie zou in hem die ongevraagd raad gaf, slechts den man zien wiens liefde versmaad of niet begrepen werd, en ieder der drie zou hem terugwijzen met gramschap, met gelach, met medelijden. De angst voor het geliefde meisje ontnam hem alle de weg tot een geesteljjk en zedelijk hooger komen te staan. Dit is wezenlijk helpen, 's menschen werkelijk, duurzaam geluk beoogen en bevorderen. Intusschen, we bobben te rekenen met de wer kelijkheid' van hedenal blijve men streven naar een andere. Om terug te komen op bovengenoemd schrijven, zij herinnerd dat de onderteekenaars-vertegenwoor digers van instellingen van liefdadigheid en armen zorg te Amsterdam en als zoodanig te zamen vormend: „De Algemeene Vergadering der Vereeniging van Armbesturenbesloten een ernstig woord te spreken dat alom worde gehoord en overdacht. Er wordt veel geleden. Er wordt ook veel gehol pen. Er wordt meer gegevendan geholpen. Zoo is iet overal. Niet met al het geld dat gegeven wordt, wordt ook goed gedaan. Er wordt met geld geven ook wel kwaad gedaan, zeker met een goede bedoeling, met een goed hart, maar toch kwaad. Geeft nooit zonder onderzoek aan onbekenden! Ten minste geen geld. Werpt den bedelaar geen centen toe om van hem af te zjjn. Duizenden doen dat gemakkelijkheidshalve, maar al die centen vormen een kapitaal dat aan nuttig gebruik onttrokken wordt. Ge kweekt aan een klasse van personen, evende op kosten van anderen, zonder werk daar tegenover te stellen. Geeft niet aan eon bedelend dnd! Ge moedigt aan kindervenvaarloozing, terwijl ge toch kinderen redden wilt. Geeft niet zonder onderzoek aan onbekenden maar ook niet aan onbekende instellingen. Onder den naam van liefdadigheid zjjn verkeerde praktijken gedreven. „Wie durft afwijzen onbekenden op straat en aan de deurook de collecten van hem onbekende vereen igingen, werkt mee aan het verwijderen van misstanden." Dus: geeft, geeft zooveel ge kunt meer noch minder mag maar zorgt dat ge weet waar uw geld bljjft, opdat het goed stichte. Weet dus aan ivie ge geeft en aan welke instel ling of vereeniging. En schenkt dan mild, bljjmoedig, kiesch, nooit kwetsend, beseffend den plicht tot helpen, geen dank wenschend. Wij mogen niet meewerken aan kwaad bevorderen, aan het doen voortduren van misstanden. Wjj moeten steunen waar naar het goede wordt getracht. Dit geldt ook van Armenzorg. Wij moeten persoonlijk helpen en gemeenschap pelijk. Ge hebt bloedverwanten, vrienden, bekenden, ge hebt menschen in uwe omgeving, dikwerf wonend vlak bij uw huis, die uw hulp inroepen en ge helpt zooveel ge kunt en moogt. Men doet een beroep op uw persoonlijken steun en uw verantwoordelijk heidsbesef gaat ontwaken om weldra luide te spreken. Eu hulp verleenend, zjjt ge blij voor dezen of voor dien, voor dit of dat gezin iets te kunnen doen. Tracht bovenal iets voor hen te zijn, zoodat van uwe persoonlijkheid een invloed uitgaat, hen ten blijvenden zegen. Wjj moeten bjjwjjlen „de handen ineen slaanen door gezamenlijke krachtsinspanning iets afweren en tot stand brengen. Uitnemend Er is een veld waarop de meest onderscheidenen kunnen, ja moeten rust, maakte hem tot een ander mensch, zenuwachtig en prikkelbaar. Üp de renbaan ontmoette bjj Brandes. Het was in tusschen acht uur geworden, de zon stond hoog en stralend aan den hemel en in lange rjjen zooals ze gekomen waren, keerden de paarden terug naar hun stal. Brandes was niet meer zoo opgewekt als in den vroegen morgen. «Coriolan heeft goed geloopen, uitstekend zelfs, maar van een zekere overwinning in den Derby is geen sprake. De zwarte. Kalms paard, galoppeerd phaenomenaal. Ik weet zeker dat ik den Derby niet win. Zulke vermoedens bedriegen me niet. Twintig jaar lang heeft men ren paarden gehad, jaar op jaar gehoopt den grootsten wedren van het iand te winnen en altijd liep het mis En ook ditmaal gelukt het niet.» Konrad poogde hem die gedachte uit het hoofd te praten, maar Brandes strekte afwerend de hand uit. «Neen, neen, zeg dat nietJe weet er immers niets van Beiden zwegen en na een lange pauze begon Brandes opnieuw »Veel menschen gelooven aan dingen als aan het booze oog. Het is natuurlijk onzin, maar met dien Kalm zou men er zoowaar aan kunnen gelooven. Die man is mijn noodlot, maakt me ongelukkig. Dat heb ik geweten van het eerste oogenblik dat ik hem zag.® Een oogenblik latei knikte hij Konrad toe en gaf hem een handdruk die duidelijk zijn gevoelens vertolkten «Vergeef me mijn heftigheid, want jij hebt aan dat alles geen schuld® toen ging hij met zware stappen naar zjjn villa. De jeugdige veerkracht, waarvan hij een uur te voren nog blijk had gegeven, was niet meer te be speuren. Een officier met een dame aan zijn arm ging voorbjj en toen hjj Konrad zag, kwam hjj naar hem toe. Het was graat Benlow, dien Konrad op den eersten avond bjj Brandes had leeren kennen. «U kent mijn vrouw nog niet, waarde heer Eckert, u weet, wij zijn in Januari getrouwd. Permitteer me, Agnes, dat ik je meneer Eckert voorstel.® De gravin was een fijne, sierlijke verschijning met samenwerken, zal iets gewrocht worden. In dit samenwerken voor één doel, ligt zooveel goeds. Als maar niet vergeten wordt dat hoe meer vereenigingen worden opgericht, het gevaar te grooter wordt, dat het gevoel voor eigen aansprakelijkheid wordt gedood, en daarmee de lust om zelf aan te pakken en het initiatief te nemen. Velen betalen hun contributie, maar doen verder niets, alles aau enkelen overlatend. De „massa" is dikwerf dood. „Eendracht maakt macht", is waar, doch liet beste kan overdreven worden. Armenzorg zij aller werk GeeftDoch eischt niet dat maar altoos anderen vooruit gaan op onderzoek neen doet ook gij zelf in deze het uwe. Geef niet alléén uw geld, maar ook iets Van uw'tijd, uwj moeite en uitspanning, iets van uw eigen persoonlijkheid, want niet altijd is met geld alles te doen. Men bespreke voortdurend ons onderwerp, schrijve, vergadere er over. Uitstekend! 't Is brood-noodig, doch op 1 het antwoord kunnen nooddruftigen niet wachten en daarom: helpt, helpt na onderzoek en gaat er zelf op uit mannen envrouwen vooral.* Moge alom op het terrein van armenzorg meer samenwerking geboren worden tusschen kringen, ver eenigingen, instellingendiakonieën I Hiermee ware heel wat gewonnen J. P. T. A. Elke vereenig ng, die"aan armenzorg zich wijdt, iedere diakonie behoeft hulp en steun van de vrouw. XIX Twee Interpellaties. De alarmklok heeft geluid in de hoofdstad. heer P. S Laarman, architect in ruste, heeft in de «Telegraaf® op niets minder! gewezen, dan op het gevaar van instorting dernieuwe Beurs. Nu een architect kan het weten zoo oordeelt, niet zonder grond, het beursbezoekend publiek en 's heeren Laarmans artikelen hebben onrust gewekt. Een feit is, dat het Beursgebouw hier en daar bedenke lijke scheuren vertoont. Een feit is ook. dat reeds kort na de opening van Berlage's schepping scheuren konden worden aangewezen en dat de?zaak toen reeds in den gemeenteraad ter sprake werd gebracht. «Geen nood heette het echter toen: «geen nieuw gebouw, afzijn muren scheuren« en er werd'gewezen op het Centraal station, dat aanvankelijk hetzelfde verschijnsel had ver toond maar later op de dwalingen zijns weegs was teruggekeerd. Het dagelijksch bestuur kan het weten, dachten wij Amsterdammers, toen en we lieten ons geruststellen ofschoon menigeen zoo iets mompelde van «Een nieuw gebouw van over het millioen en nit al scheuren Maar de meesten namen toch de ziak van haar besten kant. Daarbij kwam nog. dat de Beurs haar vijanden hij trosjes 'kan', te'len Spraken enkele vereerders van Bjrlage van'een kunstgewrocht. vele anderen maakten er een kunstgedrocht van en lieten geen gelegenheid voorbij gaan, er kwaad van te spreken. Zoodat, mij en velen mijner stadgenooten de klachten over de heursgehreken als waarschijnlijk overdreven en opzettelijk overdreven voorkwamen. Wel doken er later van tijd tot tijd weer alarmeerende berichten op, maar we hielden ze voor hetgeen we meenden, dat ze waren totdat de heer Laarman alarm maakte. En het maakte indruk. Ernstig en blijkbaar der zake kundig wees hij op het gevaar, dat den beursbezoekers dreigt. En nu moet je beursbezoeker wezen om je te kunnen verplaatsen in het geval van de mogelijkheid, om een stuk van den toren met of zonder den reusachtigen beursb» ngel op je nieuwen cylinder te voelen neerstorten. Geen wonder dan ook. dat een dezer heeren de redactie van het «Handelsblad®, dat wèl vreemd - van de zaak tot nog toe had gezwegen, opriep, om"mee te helpen, «dat in deze ernstige /aak de volle waarheid zonder verwijl en zonder omwegen openlijk worde uitgesproken.® Het Hdbld. zond toen iemand naar den heer Laarman die «iemand® keerde terug met de boodschap, dat. naar het hem voorkwam, de heer L. niet weinig overdreef, terwijl volgens mededeeling van het Hdbld. der redactie deskundige architecten verklaarden, dat de beweringen des heeren L. niet alle een ernstige critiek konden weerstaan. Niet alle Heel bemoedigend was dit niet«maar®, zei de redactie verder, «zonder twijfel zal een der leden van 'den raad B. en W. wel interpelleeren en dan zal het gewenschte licht over deze zaak vast opgaan.® Inderdaad heeft er een interpellatie plaats gehad zonder dat echter het gewenschte licht is opgegaan. De heer Van Lennpji maakte zich n.l. tot tolk van veler ongerustheid, door B. en W. te vragen: 1. Is de toestand der Beurs van dien aard, dat zjj gevaar oplevert voor de bezoekers 2. Welke maatregelen denken B. en W. te nemen, om de ongerustheid bij het'publiek weg te nemen? «Neen®, antwoordde de wethouder Serrurier op de eerste vraag. »\Ae weten het niet®, op de tweede, «daar we nog geen tijd hebben gehad, deze te nverwegen.« Dat was dunnetjes genoeg en het bleef dun, hoe ook sommige raadsleden zich beijverden, meer te weten te komen en blijkbaar onvoldaan keerden de vroede mannen naar hun haardsteden terug. En hoe kon het anders? Hot rapport van Publieke Werken was ook niet hijster geschikt geweest., de onrust weg te nemen, «lot nu toe®, had de directeur geschreven «wettigt de toestand der Beurs geen vrees voor instorten.® Tot nu toe Toch schenen niet alle raadsleden de vrees van hun collega's te'deelen. r Ja zie je zei de heer Hendrix Laarman beeR nu eenmaal 't land aan de Beurs en al jaren lang heeft hij er n u dit en dan dat op aan te merken Maar Mr. Van Gich antwoordde terecht, dat het niet aanging van deze kwestie een persoonlijke kwestie te maken. De vraag was niet. wie het gezegd had, maar wel of het beweerde waar was of niet. En zoo ging de rafld uiteen, met de meedeeling van den burgemeester- dat in de volgende zitting het voorstel- Van L«nnep in behandeling zou komen, aangaande de benoeming eener speciale commissie tot ondei zoek van den toestand der Beurs. Go ziet. waarde lezer heel veel wijzer ztjn we nog niet geworden en als 'een dreigend spooksel blijft het gevaar voor instorting van Mercunus' tempel boven onze goede koopmansstad"zweven. Te ontkennen valt het niet. dat velen zich in deze pijnlijke zaak verheugen. Ik zei al. dat een groot deel der Amsterdamsche burgers de Beurs van moei an twijfelachtige Ischoonheid vinden. Wat mil betreft ik waag mij in dit opzicht niet aan een oordeel, althans niet aan een oordeel in 't publiek, maar had ik te stemmen over de vraag over behoud of afbraak der B^urs J Stemde voor het laatstemits we tevens de beschik king kregen over een leger polderlui, om de plaats, waar zo thans staat uit te baggeren en het oude. prachtige Damrak weer in zjjn oorspronkelijken staat terug te brengen. Kunt ge het u nog herinneren, lezer, het vroegere «Water®, zooals wij, Amsterdammers, het Damrak, noemden, waarvan we thans nog slechts een gedeelte over hebben, n.l. van de Oude tot de Nieuwebrug- steeg Het was inderdaad een overschoon stadsgedeelte- groote, blauwe oogen. die eenigszins beschroomd en onzeker in het rond keken. Heel Berlijn had over dit huwelijk gesproken, een huwelijk uit liefde, een bruids paar zoo arm als kerk muizen. Zoo heel erg was het met de armoede wel niet gesteld want de graaf had een kleine bezitting in West-Pruisen wel stond vast dat de gravin hem niets ten huwelijk had medegebracht. Zjj was een wees en had in het huis van haar oom droeve jaren doorleefd. Konrad vergezelde hen over de weilanden naar de renbaan bij den Frankfortschen straatweg. De graaf moest daar een paard over hindernissen rijden, dat eenige dagen later te Hannover zou loopen. Hij wa: nog steeds dezelfde, openhartige vriendelijke, jonge man als voor zjjn huwelijk, die hoewel zelf geen renpaarden bezittend, steeds bereid was zonder eenige tegemoet koming de paarden van anderen te rijden en die de kunst verstond voor de gelukkige eigenaren zege oji zege te behalen. Natuurlijk werd hij met dergelijke verzoeken over stelpt. Zijn kameraden noemden hem een der beste ruiters van de arme"de Engelsche trainers en jockeys omlijnden hun oordeel veel scherper. «Hjj is de eenige die de werkelijk groote kunstbezit, Hij kan een paard taxeeren voor het rennen, na het rennen en wat de hoofdzaak is gedurende het rennen «Kom ons eens opzoeken, waarde heer Eckert vroeg de g aaf, «wjj leven wel is waar heel eenvoudig en zonder groote feestelijkheden, maar me dunkt dat zal juist in uw smaak vallen.® De gravin verzocht hem eveneens op eenvoudige, vriendelijke wijze en Konrad nam gaarne de uitnoodi- ging aan. De graaf besteeg het paard, een jong, slecht gedresseerd dier, dat onmiddellijk weigerde over de eerste hindernis te springen. De ruiter verloor geen oogenblik zijn kalmte. reed zonder sporen of zweep en bracht het dier er eindeljjk toe om te springen. Daarna zagen ze noe het paard gehoorzaam aan zjjn meester over hindernis na hindernis sprong en ten slotte in het bosch i erdween. Konrad stond naast de jonge vrouw en ofschoon hj tegenover dames nog altijd eenigszins onbeholpen was, vond hij ditmaal een warmen, ongedwongen toon. «Maakt u zich niet angstig om uw echtgenoot als hq op zulke lastige paarden a«n de wedrennen deelneemt f® «Ja. ik'ben ahjjd doodelijk ongerust® gat ze toe. «Maar wat moeten we doen Het is eenmaal mijn mans beroep. In dienst, moet hij ook over hindernissen rijden en een cavalerie officier die op de renbaan zich niet onderscheidt, heeft heden ten dage weinig kans op promotie. En buitendien, als hij niet meer te paard kon rnden. zou hij ongelukkig zijn.® Konrad knikte. Meermalen had hu hooren zeggeH welk een schitterende militaire carrière men den graaf voorspelde. En al wat hij er van wist, vertelde hij aan da jonge vrouw. Met, stralende ongen zag ze hem aan en zoo gelukkig en blij als een kind. zeide ze «Als dat eens waar was I Maar men durft er met op rekenen. Er zjjn zooveel duizend officieren die allen vooruit willen en hoe klein is het getal van hen die wat succes hebhen. Gelooven de menschen werkeljjk dat hij een schitterende loopbaan zal maken?® Konrad noemde de namen der heeren die de prophetie hadden gedaan de opperstalmeester, overste von Gamier van de Militaire school, ritmeester von Carlotta die zelf een beroemd ruiter was en ten slotte de hoogste auto riteit op dat gebied generaal von Rosenberg. «Die ook Ze klapte in haar handen en zag hem aan als een kind dat men op het Kerstfeest met ge schenken overlaadt «hè, dat is heerlijk!® De jonge vrouw kon nauwelijks de terugkomst van haar echtgenoot afwachten. Toen hij in de verte naderde, liep ze hem tegemoet. Zwijgend en kalm als altjjd luisterde hij naar haar mededeeling, wier groote be- teekenis hjj met een bescheiden handgebaar afwees. «Dat zeggen die heeren maar omdat ze ons vriendelijk gezind zijn. Voor een chitterende militaire loopbaan behoort meer dan goed in het zadel te zitten Ondanks zijn nederigheid was hjj niet in staat zjjn innerlijke blijdschap te verbergen. Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1906 | | pagina 1