\o. 89 Honderd en achtste jaargang. 1906 DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Afname der Geboorten. DERBY. Prijs der gewone advertentiën ZATERDAG 14 APRIL FEUILLETON. Amsterdamsche Brieven. Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele Rijk t I,—. Afzonderlijke nummers 3 Cents TelefnonRïiiRssrr 3. Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N.|V. Boek- en Handelsdrukkerij v|h. HERMs. COSTER ZOON, Yoordam C 9. ALKMAARSCHE COURANT. Een merkwaardig verschijnsel is de vermindering' der geboorte. Het trekt vooral in het buitenland de aandacht. In tal van tijdschriften treft men daar over beschouwingen aan. Aangezien ook in ons land het geboortecijfer daalt, ook in onze gemeente vermindert de nataliteit, gelijk zal blijken uit een statistiek, die eerdaags wordt gepubliceerd loont het de moeite om na te gaan, aan welke oorzaken dit bedenkelijk verschjjnsel wordt toegeschreven. In Frankrijk trok het reeds eenige jaren de opmerkzaamheid, dat de bevolking niet vermeerderde. Terwijl men aanvankelijk trachtte het Fransche Leger op gelijke sterkte te houden als het Duitsche, moest men weldra na 1870 deze illusie opgeven. De bevolking blijft in Frankrijk reeds eenige jaren achtereen stationair. De vreemdeling die Parijs bezoekt en het reusachtige verkeer dezer wereldstad ziet, krijgt allicht den indruk, dat in Frankrijk toch genoeg menschen voorhanden zijn. Wanneer men echter door andere gedeelten van Frankrijk reist, dan valt het op, hoe schaarsch sommige streken bevolkt zijn. Tal van nadeelen, of althans een groot gemis van oeconomische voordeelen heeft dit ten gevolge. Indien b.v. in een stad als Alkmaar het zielental niet vermeerdert, dan is het bouwen van nieuwe huizen niet noodig. De waarde van den grond blijft dezelfde of zij vermindert. Nieuwe ondernemingen kunnen niet op touw worden gezet, enz. Langzaam maar zeker gaat alles achteruit. De afname der nataliteit in verhouding tot de bevolking maakte zelfs in het Fransche parlement een punt van onderzoek uit. In 1901 werd een commissie benoemd, die verleden jaar bij monde van den heer heer Yves Guyot, een rapport uitbracht. Deze commissie meende de oorzaak van het verschijnsel te hebben gevonden. Het ligt volgens haar oordeel, in het beschermend handelsstelsel, dat de eerste levensbehoeften zeer duur maakt, en dat derhalve de kosten van een huishouden met veel kinderen hooger doet stijgen dan de ouderlijke financiën kunnen dragen. Hoewel men oppervlakkig zou meenen het vraag stuk te hebben opgelost, en het middel tot herstel gevonden te hebben, door het bevorderen van den vrijen handel, is het niet moeilijk om aan te toonen, dat de Fransche parlementaire commissie zich moet vergist hebben. Want in Engeland, dat toch wel vrijhandelsgezind is, doet zich hetzelfde verschijnsel voor, n.l. dat de nataliteit daalt. In het tijdvak van 1871 tot 1880, bedroeg het aantal geboorten per duizend berekend voor Engeland en Wales 35.4. Yan 1881 tot 1890 was het 32.4, van 1891 tot 1900, '29,9. In 1903 bedroeg het slechts 28,4. Het geboortecijfer over een aantal jaren geeft dus ook in Engeland een langzaam dalende reeks. Vergeleken bij Frankrijk is dit cijfer nog hoog. In een zeer lezenswaardig opstel over dit onder werp, voorkomende in de „Nineteenth Century" van Februari 1906, wordt een statistiek gegeven, waaruit blijkt, dat het geboortecijfer voor Frankrijk van 1901 tot 1904 slechts bedraagt 21,63 en dat van Parijs slechts 16,65, terwijl het getal voor wettige geboorten per duizend daalde tot 11.89! In 1880- 1881 waren deze cijfers nog voor Frankrjjk 25.06 en voor Parijs 23,27 en 16,46. Gelijksoortige vermindering is aan te toonen in verschillende landen van Europa. Plaatst men de cijfers van 1880 en 1901 naast elkaar, dan krijgt men bijna overal een belangrijk verschil. Duitschland 40,37 thans 35,34. België 40,76 thans 31,01, Beieren 45,49, thans 40,37, Noorwegen 40,12, thans 37,79 enz. Hier te lande was het aantal levend geboren kinderen per duizend in 1876 37,1, in 1886, 34,6, in 1896, 32,7, in 1904, 31,4. welke getallen dezelfde dalende reeks vormen. In groote steden als b.v. Amsterdam blijft het getal ïuwelijken per duizend de laatste tien jaren vrijwel gelijk maar daalde het aantal geboorten van 31 tot 27 in 1904. Hieruit volgt, dat bezwaarlijk met Yves Guyot kan worden aangenomen, dat de handelspolitiek invloed heeft op het aantal geboorten, want dan zoude de daling in den eenen staat wél maar in een anderen niet voorkomen. Bovenvermelde cijfers winnen nog meer aan beteekenis, omdat zjj vrijwel voor goed omver werpen de bekende theorie van Malthus, welke in de 19de eeuw vooral bij de staathuishoudkundigen, grooten aanhang verwierf. Malthus was van meening dat er een nauw verband moest bestaan, tusschen de voedingsmiddelen en de dichtheid der bevolking. Tn zijn veelgelezen werk „Essay on Population" zegt hij „indien wij aannemen, dat de bevolking der geheele aarde op het oogenblik bedraagt 1000 millioen, dan zou het menschelijk geslacht toenemen, als de getallen I, 2, 4, 8, 16. en de voedingsmid delen als-de getallen 1, 2,3,4,5, enz." Door John Stuart Mill, werd reeds opgemerkt, dat deze staat- luishoudkundige wet, niet naar de letter mocht worden aangenomen, doch dat veeleer de bedoeling was, om te doen uitkomen, dat bij het menschelijk geslacht van nature neiging bestond, om zich meer te vermenigvuldigen dan de bestaanmiddelen toe laten. Voor de aanhangers dezer theorie, was dan ook de oplossing van de gewichtigste sociale vraag, n.l. hoe de armoede te voorkomen, geen vraag meer. Indien de bevolking niet sneller toenam dan de bestaanmiddelen, indien het getal der ge boorten beperkt werd zoodat het in goede verhouding stond tot do productie van voedsel, indien de natuurlijke neiging der menschheid om zich te vermenigvuldigen in meetkunstige reeks, slechts werd gebreideld, dan zoude er een overvloed van voedingsmiddelen voorhanden zijn. en de nijpende armoede tot het verleden gaan behooren. Het Malthusianisme vond in het laatste kwartaal der voorgaande eeuw heftige bestrijding, o.a. door Henry George in 1879, wiens werk „Progress Poverty" (boek II population and subsistence) eon geheel ander middel tot voorkoming van armoede aan de hand deed, namelijk door alle vaste goederen staatseigendom te maken. Niettegenstaande deze bestrijding en niettegenstaande herhaaldelijk werd aangetoond, dat veel volken bestaan en bestaan hebben, die zich in het geheel niet in een wiskundige reeks hebben vermenigvuldigd, heeft het betoog van SPORTROMAN DOOR W. XniJGR-F6B8TKK 28) Hfj ging door de Brandenburgsche poort waarop do musschen tjilpend heen en weer vlogen, dan voorbij het in aanbouw zjjnde Rijksdagsgebouw, het Königsplein over. Dicht bij zjjn woning hoorde hij achter zich een rijtuig in snellen draf aankomen, hij bleef staan en keek om, nieuwsgierig wie dezen lentemorgen had gekozen om een rjjtoertje te maken. Tot zijn verbazing herkende hjj de beide schimmels, het rijtuig, den koetsier, den palfrenier. Bijna terge lijker tijd bereikte hjj de huisdeur. De palfrenier groette hem, sprong van den bok, opende het portier en hielp zjjn meester bjj het uitstappen. Waar kwam Brandes nog vandaan 's Morgens om vier uur? Konrad schrok, zóó had hij zjjn vaderlijken vriend nog nooit gezien 1 Zwaar leunend op den arm van den palfrenier verliet hjj het rjjtuig, zijn gelaat zag bleek en vermoeid, op de donkere jas waren witte plekken van sigaarasch. Daar viel zjjn blik op Konrad, die het rjjtuig naderde en hem zijn hand toestak. Een uitdrukking van ergernis, van gramschap vloog over zjjn trekken. «Jjj nog op 1 En nog op straat Waarom is dat Wat heeft dat te beduiden Met enkele woorden vertelde Konrad wat aanleiding gaf tot zijn late thuiskomst. »Zoo Daarom Excuseer.® Met krachtigen druk legde hij zjjn hand op den schouder van den jongen man «Bljjf altjjd zooals je bent, Konrad. Het is niet goe: als de menschen hun leven vergooien. Denk altjjd aan je vader, dat was een man van eer die nooit iets ver keerds heeft gedaan. Verspeel jezelf niet noch je leven dat is alles wat ik raden kan.® De koetsier reed naar den stal, de palfrenier had de voordeur geopend en de heeren traden binnen. Brandes maakte een afwijzend handgebaar toen de man hem de trappen op wilde volgen. «Ga slapen, ik heb je niet meer noodig.® Toen Konrad hem de hand reikte en naar zijn kamer wilde gaan, hield Brandes hem tegen. «Ben je moe «O, neen!« «Doe me dan het genoegen nog een uurtje bj) mjj te blijven praten.® Ze betraden Brandes' studeerkamer. »Doe de ramen open, zoo. En geef uit de kast sigaren en de cognac. En ook wat water.® Zwaarmoedig liet hij zich in een stoel vallen tegenover het raam, zoodat hjj uitzicht had op den onbottende boomen op het Königsplein en den Dierentuin. De zwarte snor stak scherp af tegen de bleeke trekken en nu kwam om den hoek van het venster langzaam westwaarts schrijdend de zon en wierp haar stralen over het vermoeide, sombere gezicht. «Ik was in de club en ik wou dat ik er heden niet was geweest.Een korte, scherpe lach stootte hij uit, «Waarachtig, ik wou dat ik er niet geweest was.® Konrad niet wetend wat hierop te zeggen, gat geen antwoord. Er ontstond een lange pauze, die door Brandes zelf verbroken werd. «Heb ik je verteld dat die Kalm in de club is opge nomen? Wie zou dat mogelijk hebben geacht en toch is het een feit. En wie er nu komt wordt door die afschuwelijke schelmenphysionomie aangestaard. Dat heeft mjjn waarde vriend, meneer von Carlotta gedaan gekregen, ik ben er hem werkeljjk dankbaar voor.® Konrad was ten hoogste verbaasd. In de kringen waarin hjj nu verkeerde had hjj steeds met zooveel enthousiasme het exclusivisme van de club hooren roemen, dat Kalms lidmaatschap een parodie geleek. «Hoe is dat mogelijk! Zoo'n man!® «Ja, zoo'n menschBrandes lachte bitter. «Omdat hjj geld heeft en men iemand begeerde met wien men Malthus hoogstwaarschijnlijk tegeu de bedoeling van den schrijver in wèl het gevolg gehad, dat groote gezinnen lang niet meer zoo veelvuldig voorkomen als 50 jaar geleden. Dat er in Europa overbevolking bestond en dat de overbevolking de voorname oorzaak was van armoede, vond meer en meer geloof. Doch bjj wie? In elke klasse der bevolking? Geenszins. Beperking der geboorten treft men in de meer gegoede standen veel meer aan dan bjj de armere, die er juist, gelijk men meende, an zoude profiteeren indien de gezinnen tot een of twee kinderen beperkt werden. Zoodra in een gozin een zekere mate van welvaart ontstaat, d. i. dat het kapitaal zoo aangroeit, dat in de eerste levensbehoeften redelijk kan worden voor zien, blijkt het uit de statistiek, dat het aantal kinderen geringer wordt. In de armere gezinnen denkt men over deze aangelegenheden óf in het geheel niet. óf de ouders meenen „wij zjjn zelf door de wereld gekomen en de kinderen moeten ook maar zien hoe zij er komen." Is evenwel de levensstandaard hooger geworden en zijn de vader of moeder, zelf misschien uit een talrijk gezin afkomstig, dan herinneren zjj zich de moeite en inspanning, die gevergd werden, om tot een zekere mate van welvaart te geraken. Zij willen hun kinderen het leven gemakkelijker maken, door zo althans eenig vermogen natelaten. Hoe hooger men op de maatschappelijke ladder stijgt, hoe meer fortuin wordt bjjeengegaard. hoe minder men de zegen van een groot gezin waardeert. In de hooge aristocratie van Engeland waar men zich gaarne parenteert aan de groote fortuinen van Amerika, hebben de 74 geadelde Amerikaanschon die Engeland telt gemiddeld slechts anderhalf kind. 30 zjjn er zonder kinderen. 14 met een enkel kind. Er zijn 30 pairs of oudste zoons van pairs die erfgenamen »an rijke Amerikanen gehuwd hebben. Daarvan hebben 18 geen zoons en 12 in het geheel geen kinderen. Wel verre van de leer van Malthus te huldigen en als oeconomische wet aan te nemen, dat de mensch van nature neiging heeft tot vermenigvuldi ging boven de middelen van bestaan, wordt tegen woordig een geheel andere theorie verdedigd, te weten, dat zoodra de bevolking een zekere trap van welvaart bereikt heeft de natuurlijke neiging ontstaat, om door beperking der geboorten die welvaart te behouden. De afuame der nataliteit wordt dan een gevolg vau rijkdom. Meende men vroeger, dat groote toename eener bevolking schade lijk was en armoede veroorzaakt, thans maakt men zich veeleer ongerust over de onmiskenbare nadeelen die een vermindering van het aantal zielen moet teweeg brengen. De Bisschop van de St. Paul's Cathedral te Londen heeft in een herderlijk schrijven gelast, in October 1905, dat de parochianen ter gelegener tjjd moeten gewezen worden op de plich ten die de huweljjkschen staat mede brengt, en op de eer van het moederschap (glory of motherhood) In Fransche tijdschriften vindt men de meest curieuse staalkaart van maatregelen om de bevolking te doen vermeerderen. Zoo betoogt b.v. de „Nouvelle Revue" van December 1905 in een artikel getiteld „La Dépopulation" de wenscheljjkheid van het erfrecht te veranderen, verbod om buitenlandsche loeningen op de Parijsche beurs te sluiten, liuur- prjjzen kunstmatig te verlagen, de ongetrouwde menschen zwaar te belasten, de huiseigenaren die ^een talrijke gezinnen in hunne woningen eischen met straf te bedreigen, een spoorweg door de Sahara aan te leggen, 2 millioen per jaar te verdeelen tusschen de families die meer dan 7 kinderen voortbrengen, alle gezinnen van 5 kinderen van belasting vrij te stellen, enz. enz. De bljjkbaar angstige schrijver gaat 10 bladzijden voort met het aanprijzen van dergeljjke zonderlinge maatregelen. Wij zullen hem op dien weg niet verder volgen. Wjj hebben slechts getracht op het verschjjnsel meer aandacht te vestigen. Het zoude voorzeker eeu uiterst merkwaardig feit zjjn, indien bleek dat de welvaart naarmate deze doordringt in alle klassen eener bevolking, de geboorte doet afnemen en daar mede als 't ware met den loop der tijden zich zelf weder vernietigt. Anderzjjds dunkt ons, nu met de statistiek in de hand bewezen wordt, dat ook hier te lande de nataliteit vermindert, moet door middel van de pers meer bekend worden, dat de vrees voor overbevolking geheel overdreven is, en niemand zich thans de vreugde en zegen van een groot gezin behoeft te ontzeggen, uit overweging dat er voor zjjn kinderen geen plaats zoude zijn aan den maaltijd des levens, mits zij tot oppassende staatsburgers opgroeien is er plaats genoeg en een groot gezin is een zegen omdat het tot inspanning en jjver aanspoort; verlammend werkt het dikwijls indien de eenige zoon de gegronde hoop koestert om zonder veel werk aan de kost te kunnen komen. Zelfs in kleinere, welvarende plaatsen als Alkmaar daalt het geboortecijfer. A. P. H. om andere dingen spelen kon dan om bankjes van honderd en pepernoten. Hjj heeft vanavond van den prins von Reichenberg tweehonderd mille gewonnen, dat is toch grot spel.® «Den prins Daar barstte Brandes los I Hjj slingerde den stoel van zich af met een kracht, dat het beeldhouwwerk brak en door de kamer rolde. «Die Reichenberg ruïneert zich/.elf en mij. Hjj is me kolossale bedragen schuldig en betaalt niet. Het geld dat hjj waagt en verliest is mjjn geld. altjjd het mjjne. Natuurljjk, aan anderen moet hjj zjjn speelgelden be talen, anders zou het met de prinselijke heerlijkheid gedaan zijn voor de zon ondergaat. Maar Brandes moet wachten en altjjd maar opnieuw geven. «We zjjn toch vrienden. Brandes!® Ja, vrienden!® Konrad trachtte hem te kalmeerennog nooit had hjj Brandes zoo heftig gezien. Dat diens toorn zich tegen den prins richtte, schonk hem een gevoel van bevrediging. Bi armos liep met groote stappen de kamer op en neer. de aderen cp zjjn voorhoofd waren gezwoilen en er was geen scherper contrast denkbaar dan de zonnige lente morgen en het vermoeide, doodsbleeke gelaat waarop de toorn vlamde. «Hjj weet dat hjj den ondergang nabjj is en toch stormt hij voort als een razende. En niet genoeg dat hjj zichzelf in den afgrond werpt, hjj sleept ook anderen mede. Terwille van die actrice gooid hjj het geld te grabbelen, ofschoon het water hem reeds tot de lippen is gestegenIk wilde dat ik hem nooit had ieeren kennen.® «Dat zou zeker beter geweest zjjn,® dacht Konrad, «en niet enkel voor u.« Brandes werd langzamerhand kalmer. «Vergeef me, mjjn jongaa, dat ik je inet mjjn klachten lastig val, maaar men moet toch iemand hebben bjj wien men zjjn hart kan uitstorten. Had ik maar met dit leven gebroken, zooals destjjds te Nizza mjjn plan was. Dat zou in alle opzichten tienmial beter voor me zijn geweest. Maar zoo gaat het niet langer, ik moet een besluit nemenmen kan er t:;ch niet gelaten bjj neerzitten als men langzaam bergafwaarts rolt.® XX. Marokko ln Aaiterdaa. Als het «Paleis voor Volksvljjt* kou vertellen, wat het in den loop van zjjn bestaan al binnen zjjn jjzeren wanden hoeft gezien, 't zon een lang en bont verhaal worden; een verhaal van tentoonstellingen, volksverga deringen, wedstrjjden, muziekuitvoeringen en wat dies meer zjjeen verknal beurtelings ernstig en luimig, naarmate men in de salen van het groote gebouw uitin gen en resultaten te zien of te hooren kreeg van ernstige levensstrevingen, of men er altaren bouwde, om offers te brengen aan 's werelds dwaasheden. 's Werelds dwaasheden. Ik herinner mjj b.v. twee wedstrjjden in het «glazen paleis® gehouden; de eene aangekondigd onder den naam van rook-, de andere onder dien van kraaiwedstrjjd. Bjj Hen eersten gold hot de hartverheffende vraag, wie in den kortsfen tjjd een sigaar in ronk en asch kon laten opgaan; bj' den laatsten de wereldschokkend' kwestie, wiens baan in een bepaalden tjjd het vaakst zon kraaien. 'k Zie hen nóg zitten, de prjj«be?eerige dampers, allen rat-t een sigaar in den mond en gewapend met een doosje luoifers, om op een gegeven toekeu met aandoenljjken jjver aan 't rooken te slaan, rood-blanw van inspanning, hjjgendo a'is locomotieven voor een goederenfrein, mokende als vuile scboorsteenen, trillend van edele geestdrift, «oheal kjjkond naar de steeds retireerende gloeipnnt van hun steeds inkrimpende rookrol, zenuwachtig sohuivend over hun stoelen, bjj bet ontzettend vooruitzicht niet tot de winnaars te bebooren Hjj zweeg even en trad toen diep ademhalend op Konrad toe. «Ik spreek daar in vage, onduidelijke termen. De zaak is deze, mjjn jongen, dat ik aan de beurs balangrjjke verliezen heb geleden. Vroeger was ik zeer gefortuneerd en dat is nog niet zoolang geleden, maar merkwaardig genoeg, vervolgt sinds weken mjj het ongeluk. De menschen hier te Rerljjn taxeeren me tien wel twintigmaal te hoog. En zal het niet verkeerd uitloopen, dan moet ik er nu een einde aan maken. Konrad had van dit alles niet het minste vermoede.1 hjj zoo goed als iedereen had tot op dit moment Brandes als een ongelooflijk rijk man beschouwd. Een gevoel van angst snoerde hem bijna de keel toe en teekende zich zoo duidelijk op zjjn trekken, dat Brandes zjjn lippen tot een glimlach vertrok. «Misschien heb ik een te duister tafreel geschetst, mijn lieve jongen. De zaak is maar dat men ter rechter tqd de teugels moet aanhalen. Ais ik mijn renpaarden verkoop ben ik een welgesteld man, «Coriolan® alleen brengt me een tachtigduizend op. En als ik mjjn huis hier van de hand doe en mjjn bezittingen te Hoppe- garteu, als ik bjj elkaar tel wat ik nog heb aan contanten en aan schuldvorderingen die zeker betaald worden, dan zal het cijfer nog aardig hoog zjjn. Een vermogen dat men kan opnoemen. Konrad herademde, toen greep hjj, die zelden aan zulk een impuls gehoor gaf, Brandes' hand en smeekte op warmen toon «Ja, doet u datOok terwille van Kathchen.® «Zeker, ook terwille van K&thchen. En nu, mjjn jongen, ga slapen, het is tjjd. Wij zullen morgen alles overleggen met mijn notaris en den hear Lang van de Duitsche Bank. Ga slapen, mjjn jongen.® Hot sloeg zes uur. De eerste paardentram reed voorbjj de zon stond reeds boven de huizen, overal ontwaakte het bedrijvige leven. Bjj het opgaan van de trap kwam Konrad Kathehens kamenier tegen. «Is de juffrouw al op?® Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1906 | | pagina 5