No. 118. Honderd en achtste jaargang. Zaterdag 19 Mei 1906.
DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
MENEER FOCUS,
buitenland.
Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,Afzonderlijke nummers 3 cents.
Prijs der advertentiën per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Amsterdamsche Brieven.
FEUILLETON.
Alkmaarsehe Courant.
menschen eten. geen groote, oude monsters zijn, maar
jonge, lenige tijgerinnen, die met een sprong plotseling
haar prooi bemachtigen. Een van deze kleine dieren
heeft in 1903 veertig menschen gedood, 't Is niet uit
honger, maar om den lekkere smaak, dat de wilde
dieren menschenvleesch eten. Zij bezitten genoeg vlug
heid om 't wild te volgen. Men weet dan ook niet,
waarom sommige jonge tijgerinnen hun jacht maken
op menschen. in plaats van zooals duizenden andere
zich met herten, zwijnen, enz. te vergenoegen. Deze
uitzondering op den gewonen regel moet een oorzaak
hebben, maar deze zal niet zoo gauw gevonden zijn.
daar het bes udeeren der karakters dezer dieren niet
zoo gemakkelijk is.
Straattooneeltje te New-York.
In »der Tag® komt het volgende voor van een corres
pondent uit New-York:
Hoewel de lente in aantocht is, en hier en daar reeds een
lentewaas te bespeuren, merken we er hier toch nog niet
veel van, ofschoon ik gisteren reeds een paar wagens met
bloemen zag, die door de straten reden. Plotseling scheen er
met een der wagens iets te gebeuren. Honderden menschen
stroomden toe, waarboven rozen, leiiën, jasmijnen, anje
lieren en vele andere heerlqke bloemen hunne kopjes
opstaken alsof ze nieuwsgierig waren, wat deze toeloop
te beduiden had. Toen ik naderbij kwam, zag ik, dat 't
paard gevallen was tegen een ijzeren balk van een in
een aanbouw zjjnd huis. Het had een paar ribben ge
broken en een bloedende wonde aan den hals bekomen,
't Groote, stomme bruine dier lag daar met trillende,
smartelijk opgetrokken neusvleugels. De oogen keken
den koetsier smeekend 'aan, die met wanhoopsgebaren
de omstanders aan stond te kijken of er van dien kant
geen hulp op kwam dagen. Steeds liepen meer menschen
toe, eerst vragend, dan stil naar 't lijdend dier kijkend.
Niemand bood echter hulp, de duisternis werd dichter,
en zoo ook de nevel, die langzamerhand in dikke druppels
overging.
Eindelijk stelde een klein, dik kereltje voor»'t Arme
bee6t moet doodgeschoten worden Aller oogen vestigden
zich op dit mannetje, dat dit voorstel op een bijzonder
ruwen toon had geuit. Een politieagent baande zich
door 't gedrang, boog zich over 't zieltogende paard en
keek den koetsier even vragendj aan, deze knikte. De
agent haalde een revolver van onder zjjn jas vandaan
en drukte hem tegen een oog van 't paard, terwjjl de
omstanders haastig achteruit weken. Een knal weer
klonk, door 't paardenlichaam ging een siddering en
't dier was uit zijn ljjden. De agent stak het wapen weer bjj
zich, keek weer den koetsier aan en lachte tegen dezen,
kort en ruw. De koetsier wilde 't evenzoo beantwoorden
wat hem [echter} mislukte. De dood van 't arme paard
had hem aangegrepen. Hij ging naar een telefoonkantoor
in de nabijheid en kwam weer terug om 't ljjk van de
kar los te maken. Weer bleven de voorbijgangers staan,
toen plotseling de balk, waartegen 't paard gevallen
was, begon te bewegen en voordat iemand 't verhinderen
kon, viel zjj op den koetsier, die naast 't paard geknield
lag. Daar lag hjj nu zelf met zjjn gelaat op 't asphalt,
door dezelfde noodlottige balk getroffen. De omstanders
waren zoo geschrokken, dat 't eenige seconden duurde,
voordat behulpzame handen den man, die half verpletterd
was en nog nauwelijks merkbaar adem haalde, op het
trottoir hebben gelegd.
«De arme kerel moetbegon 't vette mannetje,
maar verstomde. Zijn stem klonk nog ruwer dan de
eerste maal. Alle blikken richtten zich op hem als een
verwijt. Hij bracht tot zjjn verontschuldiging aan»Hjj
kan toch niet meer geholpen worden.®
Dezen keer was de politieagent naar de telefoon gesneld
om hulp te ontbieden. Daarna monsterde hjj de bekomen
kwetsuren. De linkerschouder en- arm schenen gebroken
te zijn, de andere ledematen verlamd, 't Bloed stroomde
over zjjn lippen.
't Werd steeds donkerder en donkerder, en de winkels
begonnen hunne lichten te ontsteken. De politieagent
keek op z'n horloge, de anderen deden 't ook en hoopte,
dat er gauw een dokter zou komen, daar anders de
man zeker zou sterven 'tl kleine, dikke kereltje had
wel gelijk gehad, er was toch niets meer aan te doen.
Ieder bedacht, of hij niet iets voor den stervende kon
doen, iemand uit een naburig huls bracht water. De agent
vroeg om een zakdoek. Dertig werden er hem tegelijk
toegeworpen. Hij veegde 't bloed van de lippen, de ster
vende man prevelde eenige woorden, die hij niet verstaan
kon. 't Trappelen van paardenhoeven kwam nader. Een
nieuwe koetsier kwam aan met een nieuw paard. «De
man heeft veel kinderen®, vertelde hij, terwjjl hjj 't
paard voor den wagen spande. Kling, klang, liet het
belletje van den naderbij komenden ziekenwagen zich
hooren. Een jonge dokter steeg uit, knielde naast den
ongelukkige neer, trok de wenkbrauwen op en schudde
met 't hoofd.
«Stierf hjj maar gauw®, dacht hij bij zichzelf, terwijl
hjj den gewonde voorzichtig in den wagen tilde. Kling,
klang, waarschuwde 't belletje weer en 't wagentje van
't Roode Kruis verdween in den nevel.
De nieuwe koetsier klom op den bok van den wagen,
vloekte, dat 't al zoo laat was en knalde met z'n zweep.
De knol zette aan en bracht de mooie bloemen die
weldra de schoone dames zouden versieren, verder.
XXV
Kras.
Donderdag 24 Mei a.s., viert een wereldvermaard
Amsterdammer zjjn verjaardag.
't Is de heer Krasnapolsky, in de hoofdstad en daar
buiten algemeen bekend alB «Kras®, wolken naam ook
de grootaehe inrichting in de Warmoesstraat draagt,
waarop Amsterdam trotsch mag zjjn.
Het zal dit jaar tevens veertig jaar geleden zjjn, dat
>Kras< een eenvoudig, onaanzienlijk en verloopen koffie
huis in de Warmoesstraat overnam, het «Nieuwe Poo'sche
Koffiehuis® geheeten, dat echter door de werkkracht en
toewijding zoowel van den heer Krasnapolsky als van
zjjn vrouw, zjjn zwager en tjjn beide schoonzusters, al
spoedig een goeden naam kreeg. De pannekoeken, die de
familie Kras haar bezoekers opdisohte, werden bijzonder
gewaardeerd en de biefstuk en de coteletten, die de
gasten er konden genieten, waren smakelijk en zindeljjk
toebereid. Maar vooral de pannekoeken vestigden den
roem van Kras en ze doen bet nog. Ik zon n das
niet aanbevelen een Amsterdammer onder de oogen te
komen en hem mee te doelen, dat gjj Amsterdam hebt
bezocht, zond-r Kras' pannekoeken te hebben gegeten.
Hjj zou u verachtelijk vragen, of ge deze creatie soms
minder telt dan het Raadhuis op den Dam en het Rjjks-
museum op de Stadhouderskade
Als een aardige bijzonderheid mag zeker wel verhaald
worden, dat dezelfde man, die veertig jaar geleden bjj
Kras de eerste pannekoek n bakte in het «Nieuwe
Poolsche Kolfiehuis, zóg pannekoeken bakt thans in
de reusachtige keu.en van het «Café Restaurant Kras
napolsky, dat na weinige jaren het eenvoudige koffiehuis
vsfving. Hoeveel deze beroemde man er in die veertig
jaar wel moet gebakken hebben, is eenigszins na te
rekenen, als men weet, dat reeds in 't begin van het
bestaan der inrichting op sommige avonden er niet minder
dan twee honderd werden verorberd.
Maar aan die pannekoeken rit meer vast.fDe keuken,
waar ze heden tendage het lejenslicht zien, staat op
dezelfde plaats, waar in vroeger eeuwen een ander geliefd
product, n.l. oliekoeken, werden gebakken. Ze iB n.l.
een deel der eertijds zoo beruchte Ssrvetsteeg, berucht
door haar logementen van hoogst twijfelachtig allooi,
berucht door haar kroegen, berucht door haar danshuizen,
berucht doordat menig Amsterdamsch jongeling déAr
zjjn [eer of zjjn gezondheid verspeelde. Bekend was o.a.
hst Karcemelkshuis van Vader Jeremias, die tevens loge
ment hield, waar men voor één stuiver per nacht onder
komen vond. Het was daar ook, dat men oliekoeken
huizen aantrof, o.a. dat van Koert Eiken, wien zelfs de
twijfelachtige eer te beurt viel, duor Tergnagel bezongen
te worden in het volgende
Grafschrift (1641).
Hier leid hjj, die de Vicchmarkt plag,
Zoo 's morgens, 's avonds, als bjj dag,
Door vette koeken met, geweld,
Te spjjzen voor het vissig geld.
Hier leid hjj, d;e de domme jeugd
Zoo listig lokke van de deugd,
Voor lekker meel, door drinke kan
En streek er zellef woeker van.
Hier leid hjj, dien k onbedacht,
Mjjn Zondags-geld, mjjn spaerpot bragt.
En achte 't huis niet eenen beet,
Die zoeter was dan deze deed.
Hier leid hp, die zoo menig qoaut
Door 't speelen hielp naar 't warme land,
En heelt de neering, onbeweegt,
Iets over Tijgers.
Kapitein Baldwin, die zeer goed op de hoogte is
van Indische menschen, dieren en toestanden, en die
de tijgers gade heeft geslagen, vertelt iets van zjjn
waarnemingen.
Wjj kennen de tjjgers slechts uit wonderbaarlijke
verhalen door bjjgeloovige inlanders gedaan of door
Europeesche jagers gefantaseerd, die hun tochten met
een geheimzinnig waas willen omgeven. Het Chamber's
Journal heeft het geluk gehad van dezen onpartijdigen
toeschouwer iets over de tijgers te vernemen, dat
eindeljjk een eenigszins helder licht werpt op het
karakter van dit roofdier, waarvan we tot dusverre
nog weinig wisten, zegt de Figaro.
't Kan gebeuren, dat iemand die midden op den dag
een woud doortrekt, z oh plotseling tegenover een
tjjger bevindt. Zoo'n ontmoeting is nu niet bepaald
aangenaam, zegt kapitein Baldwin, maar zij loopt toch
maar zelden op een tragisch'einde uit. Do tijger heeft
dan iets menschelijks, laat een zacht geknor hooren,
gaat vervolgens weer kalm terug en verbergt zioh
daarna in 't kreupelhout.
De tijger zou dus een laf beest zijn, maar
hoe komt dit laffe dier er dan toe, om tooh niet altijd
zoo te handelen en soms den koning der schepping
zonder vorm van proces te verslinden?
Ofschoon de slangen voor de Hindoes de meest ge
duchte vijanden zijn, sneuvelen er toch zeer velen
duizenden onder de tanden of de klauwen van den
tijger. Het is niet moeielijk hier een oorzaak voor te
vinden. De inboorlingen, die in afgelegen dorpen
wonen, gaan na zonsondergang dikwijls den tjjger
besluipen en hoewel hij overdag ze ongemoeid zal
laten, aarzelt hij niet om ze 's nachts, wanneer
hjj een aanval verwacht, te bespringen en hen ernstige
verwondingen toe (e brengen, zonder hen evenwel
te verscheuren. Een nachtelijke ontmoeting met een
tijger, die zich ergens alleen ophoudt, is in 't algemeen
zeer gevaarlijk, een ontmoeting met een tjjgerin met
haar jongen heeft bjjna altijd een doodelijken afloop.
Tjjgerinnen zijn zorgzame moeders, die ieder, die haar
verdacht voorkomt en zich op haar weg bevindt,
dadeljjk dooden.
De kudde van de herders leveren de meeste slacht
offers aan de tijgers. De oudere beesten bezitten niet
meer de noodzakelijke lenigheid, aan hun geslacht
eigen, om jacht te maken op wilde zwijnen, herten,
enz. en bjj gebrek aan wild, stellen zjj zich tevreden
met 't vee. dat op do grasvlakten komt weiden.
De tijger sluipt dan door een droog geworden beek,
verbergt zich achter een boom en springt plotseling
op 't dier, dat hjj zich voor zjjn maaltijd heeft
gekozen. Meestal zjjn dit jonge dieren, daar hij zich
wel wacht om een sterken stier te bespringen, die in
staat is zich te verdedigen of een magere koe, die
hem geen voedsel genoeg oplevert. Bjj den sprong
van den tijger naar zijn slachtoffer, stuiven de andere
dieren verschrikt uiteen en de herder rust niet voor
hjj de schuilplaats van den roever heeft ontdekt. Wan
neer de tijger dit bemerkt, begint hij te brullen, maar
zal zich maar zelden op den herder werpen, of 't moest
zijn om zijn honger verder te stillen, als hjj niet
genoeg aan zijn eerste prooi had.
Kapitein Baldwin heeft aan verschillende jagers en
beambten inlichtingen gevraagd die hem veroorloven
de waarde van het sprookje van den ouden tjjger. die
jacht op menschen maakt, tot nul to doen dalen.
Er is geen groote ramp voor de inw ners van Indië.
zegt hij. dan wanneer er een tijger in de nabijheid is.
Op een morgen vertrekt een houthakker naar het bosch
en komt niet terug, een kudde vee keert naar den
stal terug zonder den herier, een jong meisje, dat
naar de bron was gegaan om water te halen, verdwijnt
eveneens. Er is geen twijfel meer. een oude tjjger,
die tot zjjn prooi menschen zoekt, houdt zich in den
omtrek op. Telkens maakt hjj nieuwe buit. Er wordt
een prjjn uitgeloofd voor dengene. die hem doodt.
De inlanders gaan op de jacht en na het bosch in
verschillende richtingen doorkruist te hebben, slaagt
de troep erin 't monster op 't spoor te komen, er wordt
gevuurd, de jagers naderen en de oude menschen-
etende tijger blijkt een heel jonge tijgerin te zijn.
Hier is dus weer een bewijs, dat de tpgers, die
deor V. DE filNCLAlH.
Uitgave VAN HOLKEMA YVARENDORF, Amsterdam.
Ingenaaid f 1.90. Gebonden f 2.-5.
(Auteursrecht verzekerd.)
4)
Voorzichtig en stil bogen allen zich voorover en
trachtten in de gang te zien, maar de bocht van de
trap onttrok die aan hun blikken. Alleen het schjjnsel,
'n geel lichtschijnsel viel om de draai van de trap.
Er was geen twijfel mogelijk.
»Ga jjj es even voorzichtig kjjken, Nicolaas,« sprak
de oude dame.
«Ssstdeed haar schoonzoon, met 'n vinger voor
z'n mond, waaruit bleek, dat het hem hoogst gevaarlijk
voorkwam in deze benarde omstandigheden te spreken.
«Laten we weer terug gaan,« stelde mevrouw Focus
voor.
Beneden klonk 'n gestommel, dan piepte er 'n deur.
«O, God, het zjjn inbrekerssidderde mevrouw
Stigmaat.
«Gaan jullie er samen even heen l« fluisterde Nicolaas
doodsbleek, «vrouwen doen ze niks, maar als ik ga,
dan
Hjj kon niet voleindigen.
Beneden werd met krachtige hand 'n deur open
■gedaantoen klonken er voetstappen in de gang.
Het drietal op 't portaal boven bleef staan als ver
steend.
Het licht bewoog zich de voetstappen kwamen
nader 't geluid was nu onder aan de trap
de onderste trede kraakte het lichtjdanste omhoog,
iemand kwam naar boven
«We zjjn verlorenkermae Nicolaas.
«Grooten Apostel l« jammerde de oude dame.
Degeen, die de trap opkwam, scheen te schrikken
van dat geluid, althans hjj keerde op z'n schreden
terug, bleef bljjkbaar staan in de gang.
Doodsche hartkloppende stilte boven en benee.
Dan klonk zonderling scherp en hoog 'n geagiteerde
vrouwestem van omlaag.
«Is daar iemand
«Leentje liep mevrouw Stigmaat.
«Is u daar, mevrouw klonk dezelfde stem ver
wonderd.
«God 't is Leentje I« riep mevrouw Focus.
«Wel ja dat dacht ik ook wel l« sprak Nikolaas,
die ineens vooraan was en 't eerst de trap afging.
«Hoe kom je in huis 't slot was toch kapot
vroeg de oude dame, toen allen in de gang stonden
met Leentie, die nog d'r hoed op en d'r mantel aan
had en juist met 'n brandende blaker naar haar kamertje
wilde gaan.
«D'r zat 'n stuk van 'n sleutel in, maar dat kó-je d'r
zoo uitnemen,® sprak Leentje, «ik denk al, wat hoor ik
nou toch. Is u al lang thuis?®
«Nee, we komen net van begon de heer des
huizes, maar 'n blik van z'n schoonmoeder deed hem
plotseling afbreken.
«Bjj 't binnenkomen heeft meneer de sleulel van
buiten in 't slot laten steken en die it toen ge
broken, zie je sprak de oude dame, «dat 's alles
en daarom begrepen wjj niet, hoe jjj thuis had kunnen
komen. Ga nu maar gauw naar bed.®
«Jawel mevrouw 1®
Leentje zei goeden nacht, trok naar boven.
De familie trad de huiskamer in, waar Focus 't gas
opstak.
De dames zagen er nat, koud en verwilderd uit.
Focus zelf, bljj dat hjj licht zag en weer in z'n eigen
huis was, kreeg plotseling 'n bevlieging van knusse
gezelligheidslust.
«La me nog 'n beetje gezellig napraten 1® sprak hjj
opgeruimd, als hadden ze zich juist midden uit 'n
allerplezierigste kermisjool losgerukt.
«Dank je wel voor e gezelligheid i« antwoordde z'n
vrouw, die uit haar slapgeregend matelotje de hoede-
pennen trok en in den spiegel kjjkend schrok van haar
eigen hoofd, dat er uitzag of ze 't juist in 'n emmer
water had gedompeld.
«Nou, Nicolaas als je weer eens kermis gaat houen
vraag ik bepaald of ik weer mee mag hoor klonk de
stem van de oude dame hoog en bevend van ingehouden
woede.
Nicolaas grinniktez'n varkenslachje.
«Ja 't is erg komiek, o zoo grappig om 'n oud mensch
als ik ben aan al die dingen bloot te stellen,beefde
z'n schoonmoeder en dan tot haar dochter, «kijk nou
es wat 'n slikrand aan m'n goeie rok, 'k kan hem zoo
weggooien maakt er maar poetslappen van.®
Mevrouw Focus was door al de emoties in 'n soort
lethargie vervallen en als eenig antwoord op 't geen
haar moeder uitjammerde, gaapte ze.
«Lfi me naar bed gaan,® sprak ze daarna.
En dat deden ze.
De heer Focus lag te kjjken naar de schaduw, die
z'n manchetten en de loopkaars op 't behang en plafond
wierpen, want achter die voorwerper, op tafel, stond
het waxinelichtje te branden.
Naast hem sliep z'n vrouw.
Buiten gierde de wind en vlogen bjj wijlen regen
vlagen kletterend tegen de neergelaten jalousiën van
de slaapkamer.
Meneer Focus kon de slaap niet vatten.
Wat hem anders zelden gebeurde, overkwam hem
nu, in dit nachteljjk uur.
Hjj was helder van geest, zoo helder en wakker, dat
hjj er zelfs 'n oogenblik over dacht om op te staan.
Doch hjj bezon zich te rechter tjjd, dat deze ongewone
manier van doen z'n vrouw allicht zou kunnen wekken,
dan zou ook de oude mevrouw Stigmaat in haar sluimer
gestoord worden en zoodoende
Nee, meneer Focus bleef maar liever liggen.
Hjj dacht na, bepeinsde in omgekeerde volgorde de
emoties van den dag, bjj den avond beginnend om bjj
't ontbijt te eindigen.
't Was toch ongelukkig, dat hjj altjjd zoo, nou
Wel dartig jaren lang gepleegt.
Hier leid hjj nn in 't droevig graf
En weet van alle ding niet af.
Geen ziekt heeft hem den doodgedaêa:
Hij 's koeke-bakkend gaar gebraen.
De heer Krasnapolsky verdient de erkentelijkheid van
alle Amsterdammers en in 't bijzonder van de Am-
sterdamsche politie, daar hjj een ware razzia heeft ge-
honden onder de krotten, waaruit voorhoen het net van
stegen bestond, die zich in de onmiddelljjke nabjjheid
van 't café uitstrekten. In 't bjjzonder van de Araster-
damscha politie, zsiden we. En inderdaad genoemd
stadsgedeelte was steeds een toevluchtsoord voor alle;lei
geboefte en moest er een misdadiger worden opgespoord,
dan zocht de politie 't allereerst in de ellendige sloppen
en Blopjes, die thans alle onder den moker des Bloopers
gevallen zjjn ten behoeve van Kras, evenals bet van ouds
bekende Fransche hofje, eertjjds behoord hebbende aan
de Amsterdameohe families Van Lennep en De Neufville,
en laatsteljjk aan den beroemden kruidenier Victor, die
niet minder dan negen schepen in de vaart had op de
Levant, vanwaar hjj zelf de waren liet halen, welke hjj
bjj ponden en onsen aan de Amsterdammers sleet, die
hem meer bjj zjjn basterdaaam «Vik® of «Vikkie®, dan
onder zjjn familienaam kenden.
Thans beslaat het etablissement Krasa .polsky een
oppervlakte van niet minder dan 4000 vierkante meter,
terwjjl dageljjks ongeveer tweehonderd personen werk
zaam zjjn 1
Wenscht ge eenige ojjfers on medsdealiugen om u een
voorstelling te kunnen maken van wat er zoo dageljjks
in deze zaak omgaat?
Ziehier.
lederen dag worden er 5 H. L. aardappelen geschild
en 1000 eieren gebruikter is eeu vrouweljjke beambte,
die uitsluitend belast is met bet snjjdeu vanvleesch; er
zjju er andere, die haar leven sljjten met het doorsnjjden
en smeren van broodjesmen vindt er een machinekamer,
die zorgt voor het electrisch licht en de centrale ver
warming, een metselaars-, een timmermans-,een meubsl-
makers een schilderswerkplaats en eensmederjjmen vindt
er raime vertrekken voor de behandeling van al het be-
noodigde linnengoed, waar acht dames steeds batig zjjn,
het schoone in ontvangst te nemen en het vuile te ver
zenden men vindt er praohtig ingerichte koelkamera met
een machine, die de gebruikte lucht geregeld af- en
versche aanvoert, t8n einde de groote hoeveelheden
eetwaren, zooals vleesoh, visch, gevogelte, vruchten enz.
voor bederf te vrjjwarenmen vindt er de keuken, waar
de ohef-kok met zjjn talrjjke trawanten, zooals sauciers,
ifttisseurs, patissiers, poissonneurs, vloeschbereiders enz.
enz. gebied voert men vindt er een ruim vertrek voor
de schoonmaaksters der groenten, voor de aardappelen-
8ohilster3, voor de meisjes, die het gebrnïfcte vaatwerk
machinaal reinigen men vindt er een fornnis dat dageljjks
12 H. L. cokes verslindt.
Slechts de ingewjjde echter vermoedt iets van wat daar
achter de schermen gesohiedt, de gewone bezoeker, whn
bjjna onmiddelljjk, nadat hjj ze besteld heeft, zjja con
sumptie wordt voorgezet, moet wel den indrak krjjgen,
dat alles daar «van zelfgaat. Inderdaad Krae, ik bedoel
thans het etablissement zelf, is een model inrichting,
waarvan men de wedergade in ons land nergens, in
't buitenland wellicht niet aantreft.
Een genot is het, in de prachtige, rjjk gebeeldhouwde
witte zaal een maaltjjd te gebruiken, in de ruims en
toch gezellige Leeszaal te snuffelen in de honderd en
ééa Nederlandsche dag- en weekbladen, in de Fransche,
EngoHche en Duitsche couranten, in de Indischs bladen
in de adresboeken der voornaamste Nederlandsche en
buitenlandsche steden, of ds talrijke reiswijzers, gidsen
en almanakken te raadplegen, die den bezoeker ten
dienste staan.
Wie een Lefhebber is van biljarten, kan er zjjn zin
bevredigen in de keurige Biljartzaal met zjjn zestien
uitmuntende Bil'ards Tonlet. Wie van groen houdt, zst
zich neer in den tooverachtig sohoonen Wintertuin mst
zjjn tropischen plantensohat, vanwaar men gemakkeljjk de
serre bereikt, die vooral in 't voorjaar een lust der oogen
is. Dan exposeert Kras daar de heerljjkste planten, die
in zjjn kweekerjj te Zaandam met zorg worden gekweekt,
overheerlijke azelea's, prachtige palmen, clivia's, amaril
las en al wat in de planten- en bloemenwereld schittert
en een beroemden naam heeft. De Zomertuin eindeljjk is
ja, onder de pantoffel kó-je 't nou niet noemen, enfin,
maar dat die twee vrouwen toch zoo weinig ontzag
voor hem hadden.
Als hij zoo z'n vrinden es naging, dan hadden de
meesten in dat opzicht toch 'n heel ander leven. Och,
Carolien was zoo kwaad niet. Hjj keek even terzjjde
naar z'n vrouw, maar zag niets dan 'n stuk van haar
achterhoofd.
'n Blazend geronk bewees, dat ze sliep.
Nee, Carolien zou wel anders zjjn, maar ze kon d'r
moeder toch niet afvallen. Dat was 't.
En toch dat had-ie vanavond wel opgemerkt,
toen ze daar allemaal bovenop 't portaal stonden en
niet begrepen, waar dat licht vandaan kwam
vandaag was-ie toch tot de ontdekking gekomen, dat
z'n schoonmoeder ook wel es bang kon zjjn.
Zjj bang
'n Uur te voren nog had hjj durven zweren, dat 't
onbestaanbaar was, z'n schoonmoeder bang. Ha, ha
't Was om te lachen I
En toch had ze in angst ge eten, bij had het duidelijk
gezien en gehoord ook, toen ze met bevende stem riep
«Grooten Apostel I®
Hoe was 't mogeljjk? Juist haar ontzagwekkende
vastberadenheid en moed gaven haar zoo iets dominee-
rends, en nu was 't dan toch gebleken, dat er oogen-
blikken konden zjjn, waarin
Jammer, jammer, dat hjj zelf zoo gauw last had van
beven. Niet, dat-ie bang was. 't Waren z'n zenuwen....
daar word je mee geboren hè as je geen zenuwen
hebt, dan heb je geen angst ook dat's nog al
logisch 1
't Zou hem anders heel wat schelen, als hij es baas
was, net as Bunkers, die kennis van hem. Als die thuis
kwam, dan zat z'n vrouw al te sidderen, de meid hield
dadeljjk op me zingen in de keuken, de hond kroop
met 'n hangende staart in t turfhok en z'n schoon
moeder ha haFocus moest er om lachen
z'n schoonmoeder, die dorst er alleen te komen als
Bunkers op reis was.
Wordt vervolgd.)