No. 118. Honderd en achtste jaargang. Zaterdag 19 Mei 1906. DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. MENEER FOCUS, buitenland. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,Afzonderlijke nummers 3 cents. Prijs der advertentiën per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Amsterdamsche Brieven. FEUILLETON. Alkmaarsehe Courant. menschen eten. geen groote, oude monsters zijn, maar jonge, lenige tijgerinnen, die met een sprong plotseling haar prooi bemachtigen. Een van deze kleine dieren heeft in 1903 veertig menschen gedood, 't Is niet uit honger, maar om den lekkere smaak, dat de wilde dieren menschenvleesch eten. Zij bezitten genoeg vlug heid om 't wild te volgen. Men weet dan ook niet, waarom sommige jonge tijgerinnen hun jacht maken op menschen. in plaats van zooals duizenden andere zich met herten, zwijnen, enz. te vergenoegen. Deze uitzondering op den gewonen regel moet een oorzaak hebben, maar deze zal niet zoo gauw gevonden zijn. daar het bes udeeren der karakters dezer dieren niet zoo gemakkelijk is. Straattooneeltje te New-York. In »der Tag® komt het volgende voor van een corres pondent uit New-York: Hoewel de lente in aantocht is, en hier en daar reeds een lentewaas te bespeuren, merken we er hier toch nog niet veel van, ofschoon ik gisteren reeds een paar wagens met bloemen zag, die door de straten reden. Plotseling scheen er met een der wagens iets te gebeuren. Honderden menschen stroomden toe, waarboven rozen, leiiën, jasmijnen, anje lieren en vele andere heerlqke bloemen hunne kopjes opstaken alsof ze nieuwsgierig waren, wat deze toeloop te beduiden had. Toen ik naderbij kwam, zag ik, dat 't paard gevallen was tegen een ijzeren balk van een in een aanbouw zjjnd huis. Het had een paar ribben ge broken en een bloedende wonde aan den hals bekomen, 't Groote, stomme bruine dier lag daar met trillende, smartelijk opgetrokken neusvleugels. De oogen keken den koetsier smeekend 'aan, die met wanhoopsgebaren de omstanders aan stond te kijken of er van dien kant geen hulp op kwam dagen. Steeds liepen meer menschen toe, eerst vragend, dan stil naar 't lijdend dier kijkend. Niemand bood echter hulp, de duisternis werd dichter, en zoo ook de nevel, die langzamerhand in dikke druppels overging. Eindelijk stelde een klein, dik kereltje voor»'t Arme bee6t moet doodgeschoten worden Aller oogen vestigden zich op dit mannetje, dat dit voorstel op een bijzonder ruwen toon had geuit. Een politieagent baande zich door 't gedrang, boog zich over 't zieltogende paard en keek den koetsier even vragendj aan, deze knikte. De agent haalde een revolver van onder zjjn jas vandaan en drukte hem tegen een oog van 't paard, terwjjl de omstanders haastig achteruit weken. Een knal weer klonk, door 't paardenlichaam ging een siddering en 't dier was uit zijn ljjden. De agent stak het wapen weer bjj zich, keek weer den koetsier aan en lachte tegen dezen, kort en ruw. De koetsier wilde 't evenzoo beantwoorden wat hem [echter} mislukte. De dood van 't arme paard had hem aangegrepen. Hij ging naar een telefoonkantoor in de nabijheid en kwam weer terug om 't ljjk van de kar los te maken. Weer bleven de voorbijgangers staan, toen plotseling de balk, waartegen 't paard gevallen was, begon te bewegen en voordat iemand 't verhinderen kon, viel zjj op den koetsier, die naast 't paard geknield lag. Daar lag hjj nu zelf met zjjn gelaat op 't asphalt, door dezelfde noodlottige balk getroffen. De omstanders waren zoo geschrokken, dat 't eenige seconden duurde, voordat behulpzame handen den man, die half verpletterd was en nog nauwelijks merkbaar adem haalde, op het trottoir hebben gelegd. «De arme kerel moetbegon 't vette mannetje, maar verstomde. Zijn stem klonk nog ruwer dan de eerste maal. Alle blikken richtten zich op hem als een verwijt. Hij bracht tot zjjn verontschuldiging aan»Hjj kan toch niet meer geholpen worden.® Dezen keer was de politieagent naar de telefoon gesneld om hulp te ontbieden. Daarna monsterde hjj de bekomen kwetsuren. De linkerschouder en- arm schenen gebroken te zijn, de andere ledematen verlamd, 't Bloed stroomde over zjjn lippen. 't Werd steeds donkerder en donkerder, en de winkels begonnen hunne lichten te ontsteken. De politieagent keek op z'n horloge, de anderen deden 't ook en hoopte, dat er gauw een dokter zou komen, daar anders de man zeker zou sterven 'tl kleine, dikke kereltje had wel gelijk gehad, er was toch niets meer aan te doen. Ieder bedacht, of hij niet iets voor den stervende kon doen, iemand uit een naburig huls bracht water. De agent vroeg om een zakdoek. Dertig werden er hem tegelijk toegeworpen. Hij veegde 't bloed van de lippen, de ster vende man prevelde eenige woorden, die hij niet verstaan kon. 't Trappelen van paardenhoeven kwam nader. Een nieuwe koetsier kwam aan met een nieuw paard. «De man heeft veel kinderen®, vertelde hij, terwjjl hjj 't paard voor den wagen spande. Kling, klang, liet het belletje van den naderbij komenden ziekenwagen zich hooren. Een jonge dokter steeg uit, knielde naast den ongelukkige neer, trok de wenkbrauwen op en schudde met 't hoofd. «Stierf hjj maar gauw®, dacht hij bij zichzelf, terwijl hjj den gewonde voorzichtig in den wagen tilde. Kling, klang, waarschuwde 't belletje weer en 't wagentje van 't Roode Kruis verdween in den nevel. De nieuwe koetsier klom op den bok van den wagen, vloekte, dat 't al zoo laat was en knalde met z'n zweep. De knol zette aan en bracht de mooie bloemen die weldra de schoone dames zouden versieren, verder. XXV Kras. Donderdag 24 Mei a.s., viert een wereldvermaard Amsterdammer zjjn verjaardag. 't Is de heer Krasnapolsky, in de hoofdstad en daar buiten algemeen bekend alB «Kras®, wolken naam ook de grootaehe inrichting in de Warmoesstraat draagt, waarop Amsterdam trotsch mag zjjn. Het zal dit jaar tevens veertig jaar geleden zjjn, dat >Kras< een eenvoudig, onaanzienlijk en verloopen koffie huis in de Warmoesstraat overnam, het «Nieuwe Poo'sche Koffiehuis® geheeten, dat echter door de werkkracht en toewijding zoowel van den heer Krasnapolsky als van zjjn vrouw, zjjn zwager en tjjn beide schoonzusters, al spoedig een goeden naam kreeg. De pannekoeken, die de familie Kras haar bezoekers opdisohte, werden bijzonder gewaardeerd en de biefstuk en de coteletten, die de gasten er konden genieten, waren smakelijk en zindeljjk toebereid. Maar vooral de pannekoeken vestigden den roem van Kras en ze doen bet nog. Ik zon n das niet aanbevelen een Amsterdammer onder de oogen te komen en hem mee te doelen, dat gjj Amsterdam hebt bezocht, zond-r Kras' pannekoeken te hebben gegeten. Hjj zou u verachtelijk vragen, of ge deze creatie soms minder telt dan het Raadhuis op den Dam en het Rjjks- museum op de Stadhouderskade Als een aardige bijzonderheid mag zeker wel verhaald worden, dat dezelfde man, die veertig jaar geleden bjj Kras de eerste pannekoek n bakte in het «Nieuwe Poolsche Kolfiehuis, zóg pannekoeken bakt thans in de reusachtige keu.en van het «Café Restaurant Kras napolsky, dat na weinige jaren het eenvoudige koffiehuis vsfving. Hoeveel deze beroemde man er in die veertig jaar wel moet gebakken hebben, is eenigszins na te rekenen, als men weet, dat reeds in 't begin van het bestaan der inrichting op sommige avonden er niet minder dan twee honderd werden verorberd. Maar aan die pannekoeken rit meer vast.fDe keuken, waar ze heden tendage het lejenslicht zien, staat op dezelfde plaats, waar in vroeger eeuwen een ander geliefd product, n.l. oliekoeken, werden gebakken. Ze iB n.l. een deel der eertijds zoo beruchte Ssrvetsteeg, berucht door haar logementen van hoogst twijfelachtig allooi, berucht door haar kroegen, berucht door haar danshuizen, berucht doordat menig Amsterdamsch jongeling déAr zjjn [eer of zjjn gezondheid verspeelde. Bekend was o.a. hst Karcemelkshuis van Vader Jeremias, die tevens loge ment hield, waar men voor één stuiver per nacht onder komen vond. Het was daar ook, dat men oliekoeken huizen aantrof, o.a. dat van Koert Eiken, wien zelfs de twijfelachtige eer te beurt viel, duor Tergnagel bezongen te worden in het volgende Grafschrift (1641). Hier leid hjj, die de Vicchmarkt plag, Zoo 's morgens, 's avonds, als bjj dag, Door vette koeken met, geweld, Te spjjzen voor het vissig geld. Hier leid hjj, d;e de domme jeugd Zoo listig lokke van de deugd, Voor lekker meel, door drinke kan En streek er zellef woeker van. Hier leid hjj, dien k onbedacht, Mjjn Zondags-geld, mjjn spaerpot bragt. En achte 't huis niet eenen beet, Die zoeter was dan deze deed. Hier leid hp, die zoo menig qoaut Door 't speelen hielp naar 't warme land, En heelt de neering, onbeweegt, Iets over Tijgers. Kapitein Baldwin, die zeer goed op de hoogte is van Indische menschen, dieren en toestanden, en die de tijgers gade heeft geslagen, vertelt iets van zjjn waarnemingen. Wjj kennen de tjjgers slechts uit wonderbaarlijke verhalen door bjjgeloovige inlanders gedaan of door Europeesche jagers gefantaseerd, die hun tochten met een geheimzinnig waas willen omgeven. Het Chamber's Journal heeft het geluk gehad van dezen onpartijdigen toeschouwer iets over de tijgers te vernemen, dat eindeljjk een eenigszins helder licht werpt op het karakter van dit roofdier, waarvan we tot dusverre nog weinig wisten, zegt de Figaro. 't Kan gebeuren, dat iemand die midden op den dag een woud doortrekt, z oh plotseling tegenover een tjjger bevindt. Zoo'n ontmoeting is nu niet bepaald aangenaam, zegt kapitein Baldwin, maar zij loopt toch maar zelden op een tragisch'einde uit. Do tijger heeft dan iets menschelijks, laat een zacht geknor hooren, gaat vervolgens weer kalm terug en verbergt zioh daarna in 't kreupelhout. De tijger zou dus een laf beest zijn, maar hoe komt dit laffe dier er dan toe, om tooh niet altijd zoo te handelen en soms den koning der schepping zonder vorm van proces te verslinden? Ofschoon de slangen voor de Hindoes de meest ge duchte vijanden zijn, sneuvelen er toch zeer velen duizenden onder de tanden of de klauwen van den tijger. Het is niet moeielijk hier een oorzaak voor te vinden. De inboorlingen, die in afgelegen dorpen wonen, gaan na zonsondergang dikwijls den tjjger besluipen en hoewel hij overdag ze ongemoeid zal laten, aarzelt hij niet om ze 's nachts, wanneer hjj een aanval verwacht, te bespringen en hen ernstige verwondingen toe (e brengen, zonder hen evenwel te verscheuren. Een nachtelijke ontmoeting met een tijger, die zich ergens alleen ophoudt, is in 't algemeen zeer gevaarlijk, een ontmoeting met een tjjgerin met haar jongen heeft bjjna altijd een doodelijken afloop. Tjjgerinnen zijn zorgzame moeders, die ieder, die haar verdacht voorkomt en zich op haar weg bevindt, dadeljjk dooden. De kudde van de herders leveren de meeste slacht offers aan de tijgers. De oudere beesten bezitten niet meer de noodzakelijke lenigheid, aan hun geslacht eigen, om jacht te maken op wilde zwijnen, herten, enz. en bjj gebrek aan wild, stellen zjj zich tevreden met 't vee. dat op do grasvlakten komt weiden. De tijger sluipt dan door een droog geworden beek, verbergt zich achter een boom en springt plotseling op 't dier, dat hjj zich voor zjjn maaltijd heeft gekozen. Meestal zjjn dit jonge dieren, daar hij zich wel wacht om een sterken stier te bespringen, die in staat is zich te verdedigen of een magere koe, die hem geen voedsel genoeg oplevert. Bjj den sprong van den tijger naar zijn slachtoffer, stuiven de andere dieren verschrikt uiteen en de herder rust niet voor hjj de schuilplaats van den roever heeft ontdekt. Wan neer de tijger dit bemerkt, begint hij te brullen, maar zal zich maar zelden op den herder werpen, of 't moest zijn om zijn honger verder te stillen, als hjj niet genoeg aan zijn eerste prooi had. Kapitein Baldwin heeft aan verschillende jagers en beambten inlichtingen gevraagd die hem veroorloven de waarde van het sprookje van den ouden tjjger. die jacht op menschen maakt, tot nul to doen dalen. Er is geen groote ramp voor de inw ners van Indië. zegt hij. dan wanneer er een tijger in de nabijheid is. Op een morgen vertrekt een houthakker naar het bosch en komt niet terug, een kudde vee keert naar den stal terug zonder den herier, een jong meisje, dat naar de bron was gegaan om water te halen, verdwijnt eveneens. Er is geen twijfel meer. een oude tjjger, die tot zjjn prooi menschen zoekt, houdt zich in den omtrek op. Telkens maakt hjj nieuwe buit. Er wordt een prjjn uitgeloofd voor dengene. die hem doodt. De inlanders gaan op de jacht en na het bosch in verschillende richtingen doorkruist te hebben, slaagt de troep erin 't monster op 't spoor te komen, er wordt gevuurd, de jagers naderen en de oude menschen- etende tijger blijkt een heel jonge tijgerin te zijn. Hier is dus weer een bewijs, dat de tpgers, die deor V. DE filNCLAlH. Uitgave VAN HOLKEMA YVARENDORF, Amsterdam. Ingenaaid f 1.90. Gebonden f 2.-5. (Auteursrecht verzekerd.) 4) Voorzichtig en stil bogen allen zich voorover en trachtten in de gang te zien, maar de bocht van de trap onttrok die aan hun blikken. Alleen het schjjnsel, 'n geel lichtschijnsel viel om de draai van de trap. Er was geen twijfel mogelijk. »Ga jjj es even voorzichtig kjjken, Nicolaas,« sprak de oude dame. «Ssstdeed haar schoonzoon, met 'n vinger voor z'n mond, waaruit bleek, dat het hem hoogst gevaarlijk voorkwam in deze benarde omstandigheden te spreken. «Laten we weer terug gaan,« stelde mevrouw Focus voor. Beneden klonk 'n gestommel, dan piepte er 'n deur. «O, God, het zjjn inbrekerssidderde mevrouw Stigmaat. «Gaan jullie er samen even heen l« fluisterde Nicolaas doodsbleek, «vrouwen doen ze niks, maar als ik ga, dan Hjj kon niet voleindigen. Beneden werd met krachtige hand 'n deur open ■gedaantoen klonken er voetstappen in de gang. Het drietal op 't portaal boven bleef staan als ver steend. Het licht bewoog zich de voetstappen kwamen nader 't geluid was nu onder aan de trap de onderste trede kraakte het lichtjdanste omhoog, iemand kwam naar boven «We zjjn verlorenkermae Nicolaas. «Grooten Apostel l« jammerde de oude dame. Degeen, die de trap opkwam, scheen te schrikken van dat geluid, althans hjj keerde op z'n schreden terug, bleef bljjkbaar staan in de gang. Doodsche hartkloppende stilte boven en benee. Dan klonk zonderling scherp en hoog 'n geagiteerde vrouwestem van omlaag. «Is daar iemand «Leentje liep mevrouw Stigmaat. «Is u daar, mevrouw klonk dezelfde stem ver wonderd. «God 't is Leentje I« riep mevrouw Focus. «Wel ja dat dacht ik ook wel l« sprak Nikolaas, die ineens vooraan was en 't eerst de trap afging. «Hoe kom je in huis 't slot was toch kapot vroeg de oude dame, toen allen in de gang stonden met Leentie, die nog d'r hoed op en d'r mantel aan had en juist met 'n brandende blaker naar haar kamertje wilde gaan. «D'r zat 'n stuk van 'n sleutel in, maar dat kó-je d'r zoo uitnemen,® sprak Leentje, «ik denk al, wat hoor ik nou toch. Is u al lang thuis?® «Nee, we komen net van begon de heer des huizes, maar 'n blik van z'n schoonmoeder deed hem plotseling afbreken. «Bjj 't binnenkomen heeft meneer de sleulel van buiten in 't slot laten steken en die it toen ge broken, zie je sprak de oude dame, «dat 's alles en daarom begrepen wjj niet, hoe jjj thuis had kunnen komen. Ga nu maar gauw naar bed.® «Jawel mevrouw 1® Leentje zei goeden nacht, trok naar boven. De familie trad de huiskamer in, waar Focus 't gas opstak. De dames zagen er nat, koud en verwilderd uit. Focus zelf, bljj dat hjj licht zag en weer in z'n eigen huis was, kreeg plotseling 'n bevlieging van knusse gezelligheidslust. «La me nog 'n beetje gezellig napraten 1® sprak hjj opgeruimd, als hadden ze zich juist midden uit 'n allerplezierigste kermisjool losgerukt. «Dank je wel voor e gezelligheid i« antwoordde z'n vrouw, die uit haar slapgeregend matelotje de hoede- pennen trok en in den spiegel kjjkend schrok van haar eigen hoofd, dat er uitzag of ze 't juist in 'n emmer water had gedompeld. «Nou, Nicolaas als je weer eens kermis gaat houen vraag ik bepaald of ik weer mee mag hoor klonk de stem van de oude dame hoog en bevend van ingehouden woede. Nicolaas grinniktez'n varkenslachje. «Ja 't is erg komiek, o zoo grappig om 'n oud mensch als ik ben aan al die dingen bloot te stellen,beefde z'n schoonmoeder en dan tot haar dochter, «kijk nou es wat 'n slikrand aan m'n goeie rok, 'k kan hem zoo weggooien maakt er maar poetslappen van.® Mevrouw Focus was door al de emoties in 'n soort lethargie vervallen en als eenig antwoord op 't geen haar moeder uitjammerde, gaapte ze. «Lfi me naar bed gaan,® sprak ze daarna. En dat deden ze. De heer Focus lag te kjjken naar de schaduw, die z'n manchetten en de loopkaars op 't behang en plafond wierpen, want achter die voorwerper, op tafel, stond het waxinelichtje te branden. Naast hem sliep z'n vrouw. Buiten gierde de wind en vlogen bjj wijlen regen vlagen kletterend tegen de neergelaten jalousiën van de slaapkamer. Meneer Focus kon de slaap niet vatten. Wat hem anders zelden gebeurde, overkwam hem nu, in dit nachteljjk uur. Hjj was helder van geest, zoo helder en wakker, dat hjj er zelfs 'n oogenblik over dacht om op te staan. Doch hjj bezon zich te rechter tjjd, dat deze ongewone manier van doen z'n vrouw allicht zou kunnen wekken, dan zou ook de oude mevrouw Stigmaat in haar sluimer gestoord worden en zoodoende Nee, meneer Focus bleef maar liever liggen. Hjj dacht na, bepeinsde in omgekeerde volgorde de emoties van den dag, bjj den avond beginnend om bjj 't ontbijt te eindigen. 't Was toch ongelukkig, dat hjj altjjd zoo, nou Wel dartig jaren lang gepleegt. Hier leid hjj nn in 't droevig graf En weet van alle ding niet af. Geen ziekt heeft hem den doodgedaêa: Hij 's koeke-bakkend gaar gebraen. De heer Krasnapolsky verdient de erkentelijkheid van alle Amsterdammers en in 't bijzonder van de Am- sterdamsche politie, daar hjj een ware razzia heeft ge- honden onder de krotten, waaruit voorhoen het net van stegen bestond, die zich in de onmiddelljjke nabjjheid van 't café uitstrekten. In 't bjjzonder van de Araster- damscha politie, zsiden we. En inderdaad genoemd stadsgedeelte was steeds een toevluchtsoord voor alle;lei geboefte en moest er een misdadiger worden opgespoord, dan zocht de politie 't allereerst in de ellendige sloppen en Blopjes, die thans alle onder den moker des Bloopers gevallen zjjn ten behoeve van Kras, evenals bet van ouds bekende Fransche hofje, eertjjds behoord hebbende aan de Amsterdameohe families Van Lennep en De Neufville, en laatsteljjk aan den beroemden kruidenier Victor, die niet minder dan negen schepen in de vaart had op de Levant, vanwaar hjj zelf de waren liet halen, welke hjj bjj ponden en onsen aan de Amsterdammers sleet, die hem meer bjj zjjn basterdaaam «Vik® of «Vikkie®, dan onder zjjn familienaam kenden. Thans beslaat het etablissement Krasa .polsky een oppervlakte van niet minder dan 4000 vierkante meter, terwjjl dageljjks ongeveer tweehonderd personen werk zaam zjjn 1 Wenscht ge eenige ojjfers on medsdealiugen om u een voorstelling te kunnen maken van wat er zoo dageljjks in deze zaak omgaat? Ziehier. lederen dag worden er 5 H. L. aardappelen geschild en 1000 eieren gebruikter is eeu vrouweljjke beambte, die uitsluitend belast is met bet snjjdeu vanvleesch; er zjju er andere, die haar leven sljjten met het doorsnjjden en smeren van broodjesmen vindt er een machinekamer, die zorgt voor het electrisch licht en de centrale ver warming, een metselaars-, een timmermans-,een meubsl- makers een schilderswerkplaats en eensmederjjmen vindt er raime vertrekken voor de behandeling van al het be- noodigde linnengoed, waar acht dames steeds batig zjjn, het schoone in ontvangst te nemen en het vuile te ver zenden men vindt er praohtig ingerichte koelkamera met een machine, die de gebruikte lucht geregeld af- en versche aanvoert, t8n einde de groote hoeveelheden eetwaren, zooals vleesoh, visch, gevogelte, vruchten enz. voor bederf te vrjjwarenmen vindt er de keuken, waar de ohef-kok met zjjn talrjjke trawanten, zooals sauciers, ifttisseurs, patissiers, poissonneurs, vloeschbereiders enz. enz. gebied voert men vindt er een ruim vertrek voor de schoonmaaksters der groenten, voor de aardappelen- 8ohilster3, voor de meisjes, die het gebrnïfcte vaatwerk machinaal reinigen men vindt er een fornnis dat dageljjks 12 H. L. cokes verslindt. Slechts de ingewjjde echter vermoedt iets van wat daar achter de schermen gesohiedt, de gewone bezoeker, whn bjjna onmiddelljjk, nadat hjj ze besteld heeft, zjja con sumptie wordt voorgezet, moet wel den indrak krjjgen, dat alles daar «van zelfgaat. Inderdaad Krae, ik bedoel thans het etablissement zelf, is een model inrichting, waarvan men de wedergade in ons land nergens, in 't buitenland wellicht niet aantreft. Een genot is het, in de prachtige, rjjk gebeeldhouwde witte zaal een maaltjjd te gebruiken, in de ruims en toch gezellige Leeszaal te snuffelen in de honderd en ééa Nederlandsche dag- en weekbladen, in de Fransche, EngoHche en Duitsche couranten, in de Indischs bladen in de adresboeken der voornaamste Nederlandsche en buitenlandsche steden, of ds talrijke reiswijzers, gidsen en almanakken te raadplegen, die den bezoeker ten dienste staan. Wie een Lefhebber is van biljarten, kan er zjjn zin bevredigen in de keurige Biljartzaal met zjjn zestien uitmuntende Bil'ards Tonlet. Wie van groen houdt, zst zich neer in den tooverachtig sohoonen Wintertuin mst zjjn tropischen plantensohat, vanwaar men gemakkeljjk de serre bereikt, die vooral in 't voorjaar een lust der oogen is. Dan exposeert Kras daar de heerljjkste planten, die in zjjn kweekerjj te Zaandam met zorg worden gekweekt, overheerlijke azelea's, prachtige palmen, clivia's, amaril las en al wat in de planten- en bloemenwereld schittert en een beroemden naam heeft. De Zomertuin eindeljjk is ja, onder de pantoffel kó-je 't nou niet noemen, enfin, maar dat die twee vrouwen toch zoo weinig ontzag voor hem hadden. Als hij zoo z'n vrinden es naging, dan hadden de meesten in dat opzicht toch 'n heel ander leven. Och, Carolien was zoo kwaad niet. Hjj keek even terzjjde naar z'n vrouw, maar zag niets dan 'n stuk van haar achterhoofd. 'n Blazend geronk bewees, dat ze sliep. Nee, Carolien zou wel anders zjjn, maar ze kon d'r moeder toch niet afvallen. Dat was 't. En toch dat had-ie vanavond wel opgemerkt, toen ze daar allemaal bovenop 't portaal stonden en niet begrepen, waar dat licht vandaan kwam vandaag was-ie toch tot de ontdekking gekomen, dat z'n schoonmoeder ook wel es bang kon zjjn. Zjj bang 'n Uur te voren nog had hjj durven zweren, dat 't onbestaanbaar was, z'n schoonmoeder bang. Ha, ha 't Was om te lachen I En toch had ze in angst ge eten, bij had het duidelijk gezien en gehoord ook, toen ze met bevende stem riep «Grooten Apostel I® Hoe was 't mogeljjk? Juist haar ontzagwekkende vastberadenheid en moed gaven haar zoo iets dominee- rends, en nu was 't dan toch gebleken, dat er oogen- blikken konden zjjn, waarin Jammer, jammer, dat hjj zelf zoo gauw last had van beven. Niet, dat-ie bang was. 't Waren z'n zenuwen.... daar word je mee geboren hè as je geen zenuwen hebt, dan heb je geen angst ook dat's nog al logisch 1 't Zou hem anders heel wat schelen, als hij es baas was, net as Bunkers, die kennis van hem. Als die thuis kwam, dan zat z'n vrouw al te sidderen, de meid hield dadeljjk op me zingen in de keuken, de hond kroop met 'n hangende staart in t turfhok en z'n schoon moeder ha haFocus moest er om lachen z'n schoonmoeder, die dorst er alleen te komen als Bunkers op reis was. Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1906 | | pagina 5