No. 134.
Honderd en achtste jaargang.
1906
DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
MENEER FOCUS,
ZATERDAG
9 JUNI,
Amsterdamsche Brieven.
FEUILLETON.
BUITENLAND.
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele Rijk Tl,—.
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
TelefooBBsmner 3,
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10- By groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N.|V. Boek- en Handelsdrukkerij
v|h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Lijst van Kiesgerechtigden voor Leden van
de Kamer van Koophandel en Fabrieken.
De BURGEMEESTER van ALKMAAR
Gelet op het Koninklijk Besluit ran 4 Mei 1896
(Staatsblad no. 76) tot vaststelling van een Algemeen
Reglement voor de Kawers van Koophandel en
Fabrieken
Noodigt hen, die niet op de in het jaar 1904 vast
gestelde Kiezerslijst voorkomen, maar aanspraak kannen
maken om op de Kiezerslijst te worsen geplaatst, nit,
daarvan vóór I «fall n.S. tor geme-nte-secretarie
aangifte te doen volgens het daarvoor vastgestelde for
mulier, waarvan aldaar exemplaren kosteloos verkrijg
baar zjjn.
Art. 6 van het Reglement bepaalt, dat men om kiezer
van leden eener Kamer te zjju, moet voldoen aan de
beide volgende voorwaarden
A. Kiezer zjjn ran leden van den Raad der gemsente
waar de Kamer is gevestigd
B. Aldaar bestaarder of mede-besUurder zjjn en ge
durende twaalf achtereenvolgende maanden zjjn geweest,
van een bedrjjf van handel of njjverheid.
Alkmaar, De Burgemeester voornoemd,
1 Juni 1906. J. DE WIT Dz. 1°. Burg.
XXVIII.
Hoed te water.
De Amsterdammer is zeer nieuwsgierig.
(Amsterd. Brief No. III).
Een hevige rukwind. Een heer, die de beide
armen omhoog strekt om zijn hoofddeksel te grijpen.
Een hoofddeksel, dat van den greep zijns eigenaars
ontsnapt, op straat terecht komt, vele idiote buite
lingen maakt, nagezet wordt door gezegden heer,
de vele idiote misgrepen doet, zijn cilinder ten
slotte in de gracht ziet terechtkomen, een oogen-
blikkelijke aanvechting krijgt, hem na te springen,
maar zich bezint en met stomme ontzetting zijn
kruinbedekking ziet dobberen op de ongewisse
baren.
Met andere woorden: een hoed te water.
Een hoed te water, waarde lezer, is een Amster
damsche volksvermakelijkheid, die steeds een dank
baar en belangstellend publiek trekt.
Een hoed te water leyert stof tot aangenamen
kout, nog lang nadat de drenkeling aan de baren
is ontrukt.
Een hoed te water
De Amsterdammer, die er getuige van is geweest,
komt thuis, zet zijn stok in den standaard, groet
zijn vrouw, groet zijn kinders en zegt, in het aan
genaam vooruitzicht op een belangstellend gehoor
te kunnen rekenen:
„'k Heb een hoed te water zien liggen."
„Een hoed te water Waar
Neem aan: in de Keizersgracht.
Waar ergens in de Keizersgracht?
Neem aanbij de Ruistraat.
„En hoe is 't afgeloopen
„Nou, 't was geen gemakkelijk werkje om hem
er uit te halen."
Volgt het reddingsverhaal in al zijn aantrekkelijke
bijzonderheden.
Tien tegen een, dat Mevrouw 's avonds haar
deor F. VU BINCLAIH.
Uitgave VAN HOLKEMA WARENDORF, Amsterdam.
Ingenaaid f 1.90. Gebonden f 2.25.
(Auteursrecht verzekerd.)
20)
He Kroonprins wan lizjlboetl.
Op de plaats, bestemd voor de ontvangst, 'n verbree
ding van den weg met 'n Wilhelminaboompje, dat niet
erg goed wou, als versiering in 't midden, hield het
rijtuig stil en daarachter schaarde zich de tweede
landauer en nog een derde, want men wist niet recht
hoe groot het vorstelijke gezelschap was en wilde toch
op alles voorbereid zjjn.
Een stroom van menschen vloeide langs de straat en
omringde de rjjtuigen, de halzen uitgerekt naar den
langen macadam weg, dien je van dat punt wel 'n uur
ver kon zien en waarop zich dozjjneD jongens bewogen
die allen hoopten het eerst de aankomst te kunnen
boodschappen.
rDe torenklok sloeg tien uur.
«Ze komme laat, baron,® zei Bitter die telkens «aeh-
te uitschreeuwde tegen 'n troep kleine kinderen, die
om den Wilhelmina-boom jengelden.
De heer Botman gaf geen antwoord, haalde 'n binocle
uit z'n zak en tuurde den weg op.
«Ie heit 'n verrekijker,® fluisterde men in eerbiedige
bewondering.
«D'r komt niks,® zei 'n jongen gedecideerd, die aan
dachtig 't gezicht van den baron gadesloeg en daarop
duidelijk teleurstelling las.
't Publiek werd ongeduldig, slenterde heen en weer,
moe van 't staan, zocht naar afleiding, 'n Paar jongens
kregen ruzie, Bitter kwam er bjj, scheidde ze. Dat gaf
visite meedeelt: „Mijn man heeft vandaag een hoed
te water zien liggenen dat de kinders den
volgenden dag hun schoolmakkers vertellen„Mijn
pa heeft gisteren een hoed te water zien liggen 1"
en dat èn Mevrouw èn de kinders het weder
varen des ongelukkigen hoeds op verzoek in al zijn
kleuren en geuren weergeven.
Intuaschen staat de held van mijn drama nog
steeds in wanhoop de ongewone bewegingen van
zijn hoed te bestudeeren.
Maar hij is inmiddels niet alleen gebleven.
Natuurlijk heeft een bende straatjongens de
hemel mag weten, waar ze zoo gauw vandaan zijn
gekomen zich van de beste plaatsen aan den
oever verzekerdnatuurlijk hebben ettelijke slagers-
en bakkersknechts hun manden en karretjes neer
gezet en zich een plaats gekozen achter de straat
jongenshaag natuurlijk hangt er een bevallige
franje van Amsterdamsche baliekluivers, een ras
van menschen, dat alle belangrijke gebeurtenissen,
die in de stad voorvallen, met stoïcijnsche kalmte
aanziet, over de leuning van de hooge steenen brug
in de nabijheid; even natuurljjk blijven voorbij
gaande dames, heeren, werklui, en dienstmeisjes,
de laatste met of zonder kinderwagen, staan, om
den afloop van het drame aquatique bij te
wonen en vertoonen zich voor de vensters van de
perceelen aan beide zijden der gracht de hoofden
der bewoners en bewoonsters, in belangstelling niet
onderdoende voor het publiek op straatJ
't Hoogste woord wordt gevoerd door de straat
jongens.
Cetage estsans pitié, ook voor den dob
berenden hoed, ook voor diens wanhopigen eigenaar.
,,'n Scheepie zonder mast, Kees!"
Kees lacht met ontzaglijke mondecheur en gooit
een steentje in 't „scheepie zonder mast."
„Kijk die hoei is 'n vaart hebbe!"
„Die kerel kan z'n plezier ook wel op met z'n
kale kop
„Leen 'm je pet!"
„Laat ie z'n zakdoek op z'n kale knikker legge
„Of z'n kop in z'n zak steke
„Wat zal z'n vrouw angaan, as z'n mooie hoedje
bedorve is!"
„Hjj mag nooit weer met z'n hooge zijje uit, as
d'r wind an de lucht is!",
„Verdorie, Jaap, kijk 't scheepie nou is hobbele!"
Inderdaad levert 't drijvend hoofddeksel een
angstwekkenden aanblik op. Een nieuwe rukwind
vaart '\over |het grachtwater en doet het ^zijden
kunstwerk steigeren als een paard, dat de sporen
van zijn meester voelt.
De menigte volgt met ademlooze belangstelling
het^ tooneel, dat op de verbolgen wateren wordt
afgespeeld.
„Jammer van zoo'n kostelijken hoed!" mompelt
een zuinige^huisvrouw.
Maar de dienstmeisjes hebben pret en knipoogen
tegen de slagersknechts.
Inmiddels hebben de straatjongens een afspraak
gemaakt. Ze zullen probeeren, door steenen achter
den hoed te werpen,"den drenkeling naar don oever
te doen drijvendaarbij rekenende op een behoor
lijke fooi van denjeigenaar, die ze samen'eerlijk
'n oploopje, 't geen de algemeene aandacht 'n ocgenblik
in beslag nam.
De heer Botman veegde z'n hoofd met 'n zakdoek af,
keek weer door z'n binocle, scheen te schrikken, althans
hjj stak hem vlug weer in z'n zak en wipte uit 't rijtuig.
«Ze komen d'r an schreeuwde dezelfde jongen.
'n Siddering ging door 't publiek.
Bitter maakte ruimte, Botman drukte zonder ver
klaarbare reden drie maal z'n hoed tegen z'n maag
dicht en liet hem ook even zooveel malen weer uit
springen.
'n Dichte stofwolk, waarin iets roods schemerde,
naderde met diabolische snelheid.
'n Gejuich klonk van verre, zwelde aan, barste los in
'n daverend gejubel en 'n roode automobiel, bedekt met
'n grijze stoflaag schoof toeterend het dorp in, stopte
eensklaps tien pas voor de plaats waar Botman stond.
«Achteruitbrulde Bitter, toen 't volk opdrong.
Men liet ruimte.
In de auto ontdeed iemand zich van z'n stofjas en
toen sprong een in 't zwart gekleede meneer met 'n
gewoon Europeesch gezicht eruit, trad op Botman, die
reeds 'n dozjjn buigingen had gemaakt, toe, stelde zich
voor als consul van Dzjiboeti en tolk, daar de Prins
en z'n gevolg uitsluitend hun landstaal en 'n beetje
Engelsch spraken.
De baron verzocht den tolk de heeren uit te noodigen
in de klaarstaande rijtuigen te willen overstappen. De
I tolk wendde zich naar de auto en sprak eenige onver
staanbare woorden.
Daarop ontdeden vier personen de chauffeur bleef
zitten zich van hun stofjassen.
'n Kreet van bewondering ging op uit het publiek.
Het eerst steeg uit een zwaarlijvig heer, een neger,
althans z'n gelaat had 'n tint, die eerder zwart dan
bruin was, 'n lange puntbaard viel tot op z'n dikke
maag. Hjj was gekleed in 'n soort tunica van lila zijde.
Om z'n middel schitterde 'n breede gordel, bezet met
edelsteenen van allerlei kleur en daaraan hing 'n kromme
sabel. Z'n hoofd was bedekt met 'n tulband, insgelijks
van lila zjjde, waaruit 'n wit veeren panache, die
flonkerde van diamanten, omhoog stak. j
zullen verdeelen en een regen van projectielen
daalt in de richting van 't „scheepie zonder mast."
Met angst wordt door den heer zonder hoed de
hulp der straatjongens aanvaard.
Toch acht hjj zich verplicht, eenige reserves te
maken.
„Gooi 'm niet stuk, jongens
„Nee, meheer, we zeilen 't wel netjes voor u
klaar spele 1"
„Niet zulke zware steenen
„Laat u ons maar begaan, meheer; we hebbe 't
werk meer bij de hand gehad
Maar ondanks deze grootspraak hebben de edele
redders dezen keer bedroefd weinig voorspoed en
blijft het natte hoofddeksel hardnekkig steigeren en
dobberen in het midden van den Amsterdamschen
oceaan.
Daar nadert een agent.
Met kalme majesteit baant hjj zich een weg door
de dichte volksmenigte.
„Wat ia hier te doen, meneer?" is zijn wel wat
overbodige vraag tot den heer zonder hoed.
Sprakeloos wijst deze naar het midden van 't
onstuimig water.
„Hm 'n hoed te water!" constateert de
agent en hij staart naar den hoed, blijkbaar om de
gansche situatie met fotografische nauwkeurigheid
in"zijn"politieziel op te nemen.
Dan, op orakeltoon
„Daar moet wat an gedaan worde, meneer
Meneer is 't roerend met hem eensde straat
jongens niet.
„D'r wordt al wat an gedaanschreeuwt er
een, terwijl hij een enormen baksteen naar den hoed
slingert.
Op 't zelfde oogenblik gaat er een kreet van
ontzetting uit de menigte op De steen heeft den
hoed getroffen, de thans met een ijzingwekkende
deuk en met droevig geschaafde opperhuiduals een
ontredderd schip over de baren schiet.
„Niet gooien meer!" commandeert de politieman,
die thans met kalme vastberadenheid de leiding van
het reddingswerk op zich neemt.
De straatjongens mompelen zoo iets van „Yuile
Klabak en geven den man der wet, hoewel voor
dezen onverstaanbaar, nog andere stichtelijke bena
mingen, die we kieschheidshalve onvermeld zullen
laten.
De „klabak" heeft inmiddels zijn dreg te voor
schijn gehaald en slingert die aan het dreggetouw
in de richting van den zwaar geteisterden hoed
maar zonder succes.
„Je kan het niet, smeris!" schreeuwt een straat-
jongem aan de overzijde.
De dienstmeisjes gichelen en lachen tegen slagers
en bakkers. De baliekluivers kijken onbewogen toe.
Ook de tweede worp mislukt, evenals de derde
en de vierde.
„Mis, kip schreeuwt weer de straatjongen van
de overzij „val d'r niet bij in
De meneer zonder jhoed staat ondertusschen op
onrustbarende en medelijdenwekkende wijze te niezen.
„Hij zal van avond an de kamille mottefluis
tert een jongen in zijn nabijheid.
„En met 'n warm kruikienabed meent een andere.
«De prins dat is 'mdaar hè je 'm!® klonk
het van alle kanten.
Achtereenvolgens stegen dan nog uit drie andere
negers, nagenoeg gekleed als de Prins, maar ze misten
de panache, terwijl de kleur van hun tunica, respectie
velijk rood, wit en blauw was, 'n attentie, zooals de
tolk uitlegde, tegenover het Nederlandsche volk.
'n Plechtige voorstelling volgde.
Botman deed niets dan buigen.
De reusachtige dikke Prins knikte hem even toe zag
dan blijkbaar verrast en nieuwsgierig om zich heen.
«Please, please sprak de baron, terwijl hij met
'n handbeweging den Prins uitnoodigde in 't rijtuig te
stappen.
Deze deed dat, de witte neger stapte insgelijks in,
dan de tolk en eindelijk de baron. In 't volgende rijtuig
stapte de blauwe en de roode neger en zoodoende bleef
het derde rijtuig leeg. De auto schoof langzaam door
de menigte en reed Molecaten op, waar 'n geïmprovi
seerde garage in gereedheid was gebracht.
De rijtuigen zetten zich langzaam in beweging, om
geven door 'n drom menschen.
Men bereikte de eerepoort.
De Prins keek naar boven, wees naar het opschrift
«Weest Welkom« en vroeg «What
«Zijn Hoogheid vraagt de beteekenis dier woorden,®
sprak de tolk tot Botman en dan zich tot den Prins
wendend «Sjingela bokkibè.®
De Prins glimlachte, blijkbaar zeer gevoelig voor deze I
attentie. I
«Nice very nice,® sprak hjj.
«You speak very good English.® begon de baron.
De Prins nam e;hter geen notitie van dat compli
ment en zag met blijkbare belangstelling rond, toen
het rjjtuig even voorbjj de eerepoort stilhield om de
dameszangvereenig.ng «Door Kunst Vereenigd® gelegen
heid te geven, hun welkomstlied te zingen.
De dames, in 't wit, of althans in lichte toiletten,
waren opgesteld op 'n stoep van een der huizen,
speciaal voor dat doel met behulp van den veldwachter
vrijgehouden.
Zoodra 't rjjtuig stilhield, zwaaide mevrouw Glim
„Een papiertje met kaarsvet op z'n borsie grin
nikt een derde.
„Of een kruidnagelenpapiertje 1"
Maar er komt hulp opdagen.
Daar komt een turfschip onder de brug door,
waarvan de baliekluivers de elegante garneering
vormen.
De straatjongens nemen weer 't woord.
„Hé, schippertje zet je bootje uit
De schipper staart verbaasd naar de menigte aan
de kanten der gracht.
„Een man te water!" schreeuwt de straatjeugd.
't Schippertje merkt den drenkeling jop en waar
schuwt zijn zoon.
„Spring '8 effen in de vlet, Piet."
Piet daalt ter reddingboot, stuurt ze behendig
naar den hulpeloos ronddobberenden hoed en grijpt
hem onder oorverdoovend geschreeuw der bengels
langs den oever.
„Hij hêt 'm! Hij het 'm!"
„'t Lijkt wel¥een verdronken" kater
„'t Water loopt 'm z'n haren uit!"
„Mauw, miauw! Poes poes!"
Piet laat den rampzaligen hoed uitdruipen, zwaait
hem eenige malen als een scheepszwabber rond en
roeit er dan mee naar den oever, waar de verkou
den eigenaar| hem tegen een billijke vergoeding
met gretige handen in ontvangst neemt.
„Klaar!" schreeuwende straatjongens.
„Klaar!" herhalen de bakkers en ze grijpen de
kruk'van" hun karretjes.
„Klaarlachen de slagers en ze beuren hun
vleeschmanden op'de schouders.
„Klaar!" zegt de diender en hij bergt zijn dreg.
En de hoofden achter de vensters verdwijnen en
het gansche publiek trekt af, behalve de balie
kluivers op de brug, die geen haast hebben en
zwaar' pruimend een lange nabetrachting houden
over het aangrijpend schouwspel, waarvan zjj de
zwijgende, maar belangstellende getuigen waren.
Conferentie vnn 't wereld verbond voor
vrouwenkiesrecht te Kopenhagen.
In der Tag. lezen we hierover 't volgende
Toen 't wereldverbond voor Vrouwenkiesrecht in
1904 in Berljju gegrondvest werd en 't besluit genomen
werd om regelmatig een algemeene bneenkomst te houden
om de 5 jaar, uitte zich eohter dadeljjk de wensch naar
meerdere internationale vergaderingen en werd er be
sloten elke twee of drie jaar zulk een tusschen-oonferentie
te houden. Da Engelsohe vrouwen boden bjj die gelegen
heid aau om te Londen de eerste bjjoenkomst plaats te
doen hebben, maar moesten hunne uitnoodiging intrekken,
toen de Parlementsverkiezingen voor dit voorjaar in 't
vooTuitziebt kwamen, die natuurljjk voor het vrouwen-
kiesrecht-verbond zwaren arbeid met zich medebrachten.
Toen de Engelsohe verkiezingen evenwel in den winter
reeds vastgesteld waren, was bet te laat om de afgebroken
voorbereidingen weer op te nemen en hadden zich trou
wens al twee andere landen, Denemarken en Nederland
aangeboden. De Nederlandsche vrouwen verwachtten van
een internationale demonstratie een steun voor hun eigen
strjjd om kiesrecht, maar zjj deden afstand van hun aanbod
ten gunste der Deensche vrouwen, die de conferentie te
Kopenhagen zoo warm bepleitten, dat zjj alle stemmen
voor zich wonnen.
haar dirigeerstaf en zetten de sopranen het beroemde
lied «Das ist der Tag des Hernn® in. De Prins en z'n
gevolg luisterden met blijkbaar welgevallen en zoodra
het uit was sprak Zijn Hoogheid in duidelijk verstaan
baar Engelsch.
«I will kiss the ladies.«
Botman verschrok.
«Dat is gewoonte in Dzjiboeti, 'n beleefdheid,® sprak
de tolk.
«But not all,® vervolgde de Prins scherp toeziende.
«I will pick them out,® en hij wenkte drie allerliefste
jonge meisjes, die blozend en gichelend nader traden.
De prins stapte uit, omhelsde alle drie mat bizonder
veel bravour, 'n operatie, die de meisjes zich met hooge
kleuren lieten welgevallen.
De verbazing van 't publiek vond uiting in 'n luid
gejubel, dat in 'n brullend gejuch oversloeg, toen de
blauwe en de roode neger in 't volgende rjjtuig ook
eventjes er uit wipten en 'n algemeene zoenpartjj onder
het dameskoor gingen aanrichten, waarbjj ze met veel
kennis van zaken de oude en getrouwde leden onge
moeid lieten.
Doch de Prins riep 'n paar vreemde woorden op
dreigenden toon en toen was de orde dadeljjk hersteld,
het gevolg liet het zangkoor in den steek en sprong
weer in 't rjjtuig. waarna de heele stoet, thans in
lichten draf, zich opnieuw in beweging stelde.
»'n Heel aardige gewoonte I® complimenteerde Botman.
«Oh yes,® zei de Prins laconiek, toen de tolk 't had
overgebracht.
Daar de afstanden in Ottermuiden natuurljjk heel
klein zjjn, duurde de draf, waarin de drie rjjtuigen
reden maar heel kort en omstuwd door de heele be
volking, stopte het Prinseljjk rjjtuig dan ook weldra
voor den ingang van 't stadhuis.
Hier stond het fanfarecorps opgesteld en nog draaiden
de wielen, toen schetterend «Dat ist der Tag des Herrnt
door de straat klonk.
Wordt vervolgd.)
ALKMAARSCH