.No. 152.
Honderd en achtste jaargang. Zaterdag 30 Juni 1900
DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
(kéaru Imtleu en Menjan.
MENEER FOCUS,
FEUILLETON.
BERLIJNSCHE BRIEVEN.
Y
Aankoop boeken 300
Diversen100
f 2000
Aan het slot yan het voorafgaande artikel is
medegedeeld dat met een geringe meerderheid door
den Raad van de gemeente Groningen in 1903 werd
verworpen het" voorstel van B. en W. om aan de
commissie, welke het oprichten van een openbare
leeszaal en boekerij beoogde, een subsidie uit de
gemeentekas te verstrekken van drie honderd
gulden 'sjaars.
De oppositie tegen dit voorstel was van tweeërlei
aard.* In de eerste plaats werd in de raadsverga
dering van 23 Mei 1903 gezegd dat de^commissie
niet alles [had gedaan ter verkrijging van voldoende
financiën van particulieren. Dit argument, dat ons
altijd onverdiend ^heeft geschenen, doet thans niet
ter zake. Maar in de tweede plaats werd er prin-
cipieele [oppositie'gevoerd en wel van de zijde van
den heer Hessels, in wien de Katholieken een
eminent vertegenwoordiger in den gemeenteraad
bezitten. Hij" was het die betoogde dat „de inrichting
naar"zjjn"'meening niet zal zijn van algemeen nut".
Hij verklaarde de verzekering te hebben „dat een
groote schare van ingezetenen van die inrichting
geen gebruik zal maken en dat er velen zijn, die
niet wenschen, dat ergebruik van wordt gemaakt".
En later zeide deze spreker dat het noodig scheen,
dat[hij nader aanduidde „wie hij bedoelt met?de
klasse van ingezetenen, die van de instelling geen
gebruik kan' maken. Spr. bedoelt de Katholieken.
Hij geeft de verzekering, dat de Katholieken er
geenffgebruik van zullen maken. In eigen kring
zorgen zij voldoende voor de ontwikkeling van
hunne jongelieden en zij vragen daarvoor geen steun
uit de? openbare kas".
Zooals/men ziet dat was een principieele oppositie.
En nu wenschen wij even op de geschiedenis
vooruit te t"loopen en te oonstateeren dat B. en W.
in 1905 voorstelden aan de Openbare Leeszaal en
Boekerij f 500 subsidie te rerleenen uit de gemeente
kas dat dit voor stel bij de behandeling der begrooting
werd aangenomen zonder discussie en zonder hoofde
lijke stemming dat de heer Hessels ook toen was
en nog is j lid van den gemeenteraad van
Groningen.
Ditheuchelijke feit behoeft geen nader commentaar.
In 1903 evenwel bevond zich de leeszaal- en
boekerijcommissie in een lastigen toestand. Nu de
gemeente geweigerd had subsidie te verstrekken,
vervielen èn de gift van mr.^H. L. Drucker van
f 5000 èn eenige aanzienlijke giften van ingezetenen
die daaraan een dergelijke voorwaarde hadden ver
bonden als Groningens afgevaardigde naar de Tweede
Kamer.
Mr. Drucker Hiet evenwel de commissie weten,
dat hij gaarne een begrooting van de inrichtings
kosten zou ontvangen. Deze begrooting werd opge
maakt. Zij bedroeg ff, 3700, bet geheele ameuble
ment was op f1200 geraamd en op f 2500|de
boeken, (later werd het bedrag f 2800) waaronder
zeer kostbare}' (wij noemen} behalve de nieuwste
Brockhaus het heerlijke werkBredius, das Reichs-
museum zu Amsterdam, welke werken met vele
andere het lokaas"vormden van de meergegoeden.
Nog heugtjhet^schrijver dezes hoe hij als secre
taris van de commissie van mr. Drucker een
schrijven ontving, meldende dat de gift van f5000
werd gehandhaafd]Tonder voorwaarde dat er ruim
f 1000 moest worden vastgelegd voor onvoorziene
uitgaven als verhuizing etc.
Niet alleenfwerd deze edelmoedige}daad nagevolgd,
maar ook verhoogden vele bezittenden hun reeds
aanzienlijke gaven|voor de eerste drie jaren in een
afdalende reeks, zoodat bijv. door sommigen het
eerste jaar f 100, het tweede f 75 en het derde
door F. ItJK BIIVCLAIR.
Uitgave VAN HOLKEMA WARENDORF, Amsterdam
Ingenaaid f 1.90. Gebonden f 2.25.
(Auteursrecht verzekerd.)
QeMeublleerde kaïterg met penaten.
38)
Zoo kreeg ik eens bloemkool, bedekt met een witte
saus, waarover notenmuscaathet moet bepaald zeer
lekker geweest zijn.
Maar toen herinnerde ik mfj gezien te hebben, dat
het jongetje beneden twee borstels tegen elkaar uitwreef
een regen van stof en allerhande ongerechtigheden viel
omlaag.
Als nu die slonsmeid dat schaaltje eens door de «salon»
naar mij toe had gebracht, op'n moment, dat het jongetje
weer juist de borstels schoonmaakte en als er dan van
die »stof« op de bloemkool was gevallen, die nu note-
muscaat leek. Ik huiverde en at dien middag niet.
Een andermaal kreeg ik bij stokvisch een schoteltje
gebruinde uien.
Nu vind ik stokvisch, ondanks haar enorm eiwitgehalte,
oneetbaar zonder dat bijgerecht.
Ongelukkig herinnerde ik me, dat beneden op de
waschtafel 'n schoteltje stond, waarop 'n groezelig stukje
aluin lag, dat bloedstelpende diensten aan g 'sneden klan
ten moest bewijzen.
Zoo'n stukje aluin wordt g> drukt tegen huidopeningen
van Jan en alleman en ziet er alleronoogeljjkst uit.
Om kort te gaan, het schaaltje van de uien geleek
zoo sprekend op het aluinschoteltje, dat omtrent de
indentiteit geen twijfel kon bestaande uien, ondanks
hun aangenamen geur, maakten me zeeziek, zonder uien
geen stokvisch weer at ik niet.
jaar f 50 werd betaald. De commissie hoopte, dat
deze vermindering zou worden gedekt door ver
meerdering van het ledental. Zij besloot in zee te
gaan met een jaarlijksche begrooting van f 2000,
verdeeld over de volgende posten
Huishuur f 400
Salaris beambte v 600
Yuur en licht200
Vervanging van den beambte 50
Couranten en tijdschriften 250
Bindwerk„100
Men zal het bedrag van f 550 voor boeken,
tijdschriften en couranten betrekkelijk gering vinden,
doch vergete niet dat door schenking en afstand
in bruikleen een aanzienlijke uitbreiding van boekerij,
tijdschriftenkast en krantenrek werd verkregen.
Steeds door moest er dan ook ruimte gemaakt
worden voor berging van de leesstof. Als een aardig
voorbeeld vermelden wij, dat het bestuur eens uit
Emden van een predikant die in een kleiner huis
ging wonen een boekerij (met zéér veel bruikbaars)
ten geschenke kreeg, welke eenige honderden kilo's
woog
Den 7den October 1903 werd de inrichting zonder
eenige plechtigheid geopend. Er werd weinig bezoek
verwacht. In Dordrecht kwamen er de eerste dagen
ongeveer 15 personen. Het bestuur van de Gro-
ningsche inrichting was dan ook haast radeloos
toen de* inrichting in de eerste dagen werd bezocht
door zes zeven honderd menschen per dag. De
bezoekers zaten 's avonds op voetkussens te lezen,
daar er slechtsf60 stoelen waren! In de eerste drie
maanden bedroeg het bezoek 18000 (de universi
teitsbibliotheek werd in 1903 bezocht door 13413
personen.) Onder dit groote aantal bezoekers waren
natuurlijk zeer vele nieuwsgierigen. Het bestuur
hoopte ernstig dat het bezoek zou luwen. Het is
geluwd, maar het bedroeg in 1905 dan toch nog
45000 heeren en 4000 dames!
"Wij mogen niet te uitvoerig wordenanders
zouden we in den breede verhalen van con
ducteurs, die een uur of vier in de stad moesten
wachtentevoren in den kroeg of op de
straat vertoefden, thans een boek of een krant
kwamen lezen, van dienstmeisjes, die haar vrjjen
Zondagavond van half acht tot half elf in de lees
zaal doorbrachten met „De aarde en haar volken."
Men moet dergelijke treffende voorbeelden met
eigen oogen aanschouwd hebben om een denkbeeld
te krijgen van het heil eener dusdanige stichting.
Van den beginne af aan tot op den huidigen dag
heeft zich het gebrek aan ruimte doen gevoelen.
De Groningsche inrichting is beslist te klein en het
bestuur doet alle moeite om een ruimer perceel op
goeden stand te huren.
Over het bezoek aan de inrichting diene het
volgende: zij is geopend van 'smorgens 10lj
uur en van 's middags 3£11 uur 's avonds.
In de ochtenduren wordt zjj bezocht door rente
niers en gepensionneerden die hun krantje komen
lezen, door meer gegoeden, die's avonds de inrichting
te druk bezocht vinden, door studenten vooral z.g.n.
spoorstudenten of studeerenden, die studieboeken
en nasiaanwerken raadplegen, door leeraren, door
menschen die iets in de wetten etc. willen naslaan.
Na vier uur komen de jongelui, die les nemen en voor
een of ander examen worden opgeleid, de oudere
leerlingen van hoogere burgerschoolen, gymnasium,
kweekschoolen en ambachtschool, de onderwijzers,
onderwijzeressen en verpleegsters, etc.
's Avonds komt de groote stroom van bezoekers,
Het bovenhuis wordt aan den beambte verhuurd.
Het was, meen ik, een paar uur na dat mislukte
stokvischmaal, toen mijn vriend bovenkwam, terwijl ik
mjj juist wat trachtte op te frisschen aan het doopvont.
«Bonjour, wat zie jjj er beroerd uit
Ik vertelde hem mijn misère.
De ellendeling lachte.
«Je bent veel te kieskeurig voor kamers hoor, ga in
'n restaurant eten.a
«Dat 's te duur!«
De ander floot een deuntje, maar eensklaps scheen
hem wat te binnen te schieten, hij trad op me toe en
zei langzaam«Misschien weet ik puike kamers voor
je en niet duur.« v
«Zoo, waar dan
«Ga mee, we zullen er direct op los stappen.
Ik volgde hem en we kwamen voor een groot huis
op 'n goeden stand. De juffrouw, die ons de kamers liet
zien, maakte 'n zeer fatsoenleken en de kamers zelf, een
zeer netten indruk.
De prijs was niet hoog en ik huurde bout po tant
tegen 1 Mei, we waren toen in 't laatst van Maart.
Daar m'n afschuw voor 't barbierseten eer toe dan
afnam, besloot ik die eene maand dan maar in 'n restau
rant te dineeren't verkwikte me zeer.
Zonder incident zou m'n verhuizing echter niet afloopen
't ging als volgt.
Instinctmatig bevreesd voor scènes bij 't zoo spoedig
opzeggen van de huur, n.l. reeds de eerste maand, wachtte
ik tot 31 Maart.
Ik betaalde de juffrouw en deelde haar voorzichttg
de jobstjjding mede. Haar oogen bliksemden onheil
spellend. Maar ze zei niets als: «Dat 's gauw, afijn 'n
mensch mot doen wat-ie niet laten kan.a
Toen ging ze.
Ik was zeer verheugd over het kalme verloop, dat de
zaak nam en aangenaam verlucht stapte ik naar be
neden, om me voor 't uitgaan nog even te laten scheren.
Toen 'k binnenkwam stond m'n hospita met haar
man te praten, maar ze ging naar achter, zoodra ik
plaats had genomen-
Haar echtgenoot deed me stilzwijgend 'n handdoek
voor en zeepte me in. Toen, nog altijd zwijgend, nam
handelsreizigers en -agenten, kantoor- en winkelbe
dienden, boekhouders, bakkers, schildersgezellen,
meubelmakers, timmerlieden en vooral ook soldaten.
Het geringste bezoek en dat is wel verklaar
baar is in de maanden Mei, Juni en Juli. Het
grootste aantal vrouwlijke bezoeksters komt nog
altijd Zondagsavonds. Het aantal is echter ver
minderd en waarschijnlijk is dit toe te schrijven aan
drie oorzakenlo. de beperkte voorraad romans,
2o. het uitleenen van boeken, 3o. de beperkte
ruimte in de inrichting.
Het behoeft thans zeker geen nader betoog, dat
ook in Groningen, de inrichting ondanks academische
bibliotheek, het leesmuseum, de leesgezelschappen
en de Nutsbibliotheek er eene is, die men niet
gaarne weer zou willen missen.5Zij krijgt meer en
meer een officieel karakter. Niet alleen gaf de
gemeenteraad het vorige jaar een*flinke subsidie
(het Nut geeft f200) maar ook keurde hij goed het
besluit van de Kamer van Koophandel om haar
belangrijke bibliotheek in bruikleen af te staan aan
de inrichting.
Wij durven dan ook voorspellen dat in elke
gemeente waar een Openbare Leeszaal en Boekerij
bestaat deze meer en meer zal worden een concen
tratie van de boekenschatten, welke thans geheel
of bijna renteloos weggeborgen zijn.
Feitelijk zouden in dit artikel ook nog de in
richtingen te Leeuwarden en te 's-Gravenhage
moeten worden behandeld. Alhoewel wij er naar
streven zoo min mogelijk in herhalingen te vervallen
en zooveel mogelijk telkens iets anders uit deze
geschiedenis mede te deelen, vreezen wij ernstig,
dat er meer van de aandacht der lezers gevergd
zou worden, dan geoorloofd en wenschelijk is, indien
in dit artikel ook nog de beide andere inrichtingen
in ons land werden besproken.
Daarom stellen wij dit uit tot de volgende week
Kokjes op de JLandbouwtenteonstellfng
te Berlijn.
II
1135 stuks rundvee waren ingezonden.
We konden dus wel eenigen indruk krjjgen, welke
rassen hier het meest gewild zjjn en wat de teelt in de
laatste jaren bereikt heeft.
Overwegende waren de zoogenaamde HollKnder. Da voor
onders van de tentoongestelde exemplaren stamden misschien
uit ons land, de thans aanwezige zeker niet. De Dnitscherz
d e ik op de tentoonstelling sprak, trachten mjj te over
tuigen dat zjj met hun «Hollander», ons Hollandsch vee
bg verre overtroffen hebben en dat zg ons fokvee niet
rnaer noodig hebben. Wie zal het tegendeel bewijzen
Dit zou alleen mogelgk zjjn indien de grenzen, voor
Nederlandsoh lokvee opengeiteld werden. Waar nog p.m.
500 000 stuks vee ontbreken, ligt echter het vermoeden
voor de fmnd dat dit niet alleen slacht- doch ook melk- en
fokvee zal zjjn. En dit te eerder omdat er ook heel wat
minder puik fokmatoriaal gebruikt wordt als thass werd
tentoongesteld. Uit Denemarken betrekt Daitschland nog
geregeld fok- en melkvee. Zouden ze dan het onze geheel
mot rust laten? De Bu-lgafche tentoonstelling heeft echter
doen zien dat men hier de eischen boog stelt en dat
Duitschland zelf over een prachtig fokmuteriaal kan
beech'kken i at Dnitscbland zelf door inmenging der
regeering, door coöperatie en door ernstige studie bg
naburige lamien in de laatste jaren met reuzenschre
den is vooruitgegaan.
Er zjju in N*d»rland die vreezon dat indien Daitschlacd
de grens voor N*derlandseh melk- en fokvee openstelde,
onze veefokkers hun beste vee zouden verkoopon. Deze
groep ziet in zulk eenen maatregel geen heil. Ze wenschen
zelfi den tegenwoordigen tosstand te bestendigen, o[dat
de Nederlandsohe landbon vers veilig gunnen voortgaan
met het verbeteren van den vees apeï, met het volgen
van Duitsohlanda voorbeeld.
Deze verwjjzsn op de ondervinding na 1884 opgedaan
toon men jaren noodig heeft gehad om het standpunt
hjj 'n mes, zette 't op z'n hand aan en begon te
scheren.
Dit was voor hem blikbaar het moment om z'n
ergernis lucht te geven.
«Ga je nou al verhuizen, meneer?»
«Hm,« bracht ik uit, daar 't mes juist over m'n kin
kraste,
«Nou, dan wil ik je toch es wat zeggen zie je; m'n
vrouw en ik hebben al wel tien jaar heeren en der is
[t er nog geen een geweest, die ontevreje weggegaan
is en nou zou ik toch wel eens willen weten, wat dat
voor lummelachtige manieren van je bennen
«Nou zwjjg nu m begon ik.
«Mond dicht,» snauwde de man«anders kan 'k niet
scherenas-je denkt dadde we om je centen verlegen
zitten hè-je 't mis, je zag er zoo miezerig uit toe je
kwam en daarom zeit m'n vrouw la we 'm maar eens
goed doen en nou stank voor
«Schei uit siste ik woedend tusschen m'n be-
zeepte lippen en ik greep z'n hind.
«Pas op,« grauwde het ondier, «als ik je 'n jaap
geef, hè-je 't zelf gedaan hoor, ik doo geen 'half werk,
eerst afscheren.»
Ik bedacht mede man zou me geen letsel van belang
doen, maar hjj kon me, zoogenaamd bjj ongeluk,
genoeg snijden om er den heelen dag nog last van te
hebben, ik zweeg derhalve en meende 'n grjjns te zien
op z'n leeljjk gezicht.
«Afijn, begon hjj weer, «asje 't nou oprecht wil
weten, we zjjne heel bljj, dè-je opkrast, veel vreten
voor weinig geld en dan al die kouë drukte, zoo kan
'k er genoeg krjjgen, wjj willen fatsoenlijke heeren,
die goed betalen, niet doodblijven op 'n halfie en toch
as 'n baron aan de trap schreeuwen om ailerlei wisse
wasje! stil nou met je mond 't gaat er door
stil daar nou hè-je 't al
Met 'n krachtige greep duwde ik z'n hand terug en
stond op. Een straaltje bloed sjjpeide langs m'n kin.
«Lamme, onbeschofte, beroerde .1»
Ik voleindigde niet; er kwamen 'n paar heeren binnen.
»'t Is 'n beetje gesprongen meneer, uwes baard is
hard en 't vel maar dun, 'n beetje aluin
van vroeger woer te bereiken. VolgenB hen heeft Duitsoh-
land wel degeljjk ons fokvee noodig en wil dit eaarne
hebben o.a. op grond dat tengevolge ven de onmogelijkheid
om met ons vee de kruising voort te zetten da roelk-
prodactie is achteruitgegaan en men zioh na behelpt met
het invoeren van Zwitserach vee. Indien de tegenstanders
met vorenstaande geluk hadden, zou Daitschland dan
zóó kortzichtig zjjn, zoo weinig zjjn eigen belang begrjjpen
en een maatreggel bestendigen die den e'gen veestapel
schaadt.
Opecstelling van de grenzen, hetzjj tjjdeljjk of bljjvend
zal m.i. de Nederlandsohe veefokkerij weinig schaden.
Men zon ten overvloede propaganda kannen maken bjj
da veehouders om hen te verhinderen hun baste vee
aftcstaan. De groote boeren, zjj, die de meeiate exemplaren
eerste klasse fokvee bezitten, zullen verstandig genoeg
zjjn dit te behouden, en de kleinere boeren kunnen door
Rjjkslandbouwleararen en' ZuiveloonBulenten er op gewezen
worden dat zjj het hljjvende voordeel niet voor het
tijdeljjka, scbjjnbaar grootere, mogen prjjsgeven.
Nederland heeft een te grooto veestapel voor eigen
behoefte, is op afzet naar het buitenland aangewezen.
Een openen van de Duitsohe grenzen zon waarsehjjnljjk
een stijgen van de veeprjjzen tengevolge hebben. Moge
dit voor velen niet aangenaam zjjn, zoo hebben wjj er
toch niet bet, minste bezwaar tegen; integendeel, verhoo
ging van de veeprjjzen zou gezondere verhoudingen
scheppen. Zoolang het aanhouden van rundvee in een
landbouwstreek, waar graanbouw hoofdzaak is, nog
schade veroorzaakt, kan men niet zeggen dat de boer
te hooge prjjzea voor zjjn vee maakt. Het opfokken en
het honden van een goede melkkoe kan in zulke streken
endabel zjjn, was het tot heden over het algemeen
genomen echter nog niet. Nu zou men kannen zeggen
schaf jo vee dan af, doch bjjna overal wordt het honden
van melkvee op zware klei- en zandgronden, voor het
instandhouden van dun bodem noodzakeljjk geacht, terwjjl
op zavel- en lichte kleigronden hot boeren zonder vee
wei uitvoerbaar, maar niet doelmatig moet worden
geacht met het oog op het beweiden van klaver en het
opvoederen van afvalproducten.
Neen, het is te hopen dat de regeering bljjve streven
om een onbelcmmerden uitvoerhandel te verkrijgen.
Hierin ligt een belangijjke faktor om de veefokkerjj
loonund te doen worden.
We staaa hier in dit opzioht aan de zjjde van de
Groninger Maatscaappjj van Landbouw en niet van die
van de provincale commissie voor de veefokkerjj in
Friesland en o. a. van den heer Croesen, den sohrjjver van
het artikel «Opening van de Daitsche grenzen voor ons
vee?" in het tweede blad van het Nederlandsoh week
blad voor Zuivelbereiding en Yeeteelt van 12 Ssptembsr
1905.
Trouwens ook de afdeeling D van het Nederlandsoh
Landbouw-Comité, erkende op de vergadering van 27
September 1905, het groote belang van een blijvende
opening der Duitsohe grenzen.
Zjj achtte in verband daarmede als wenscheljjk
a Da invoering van periodieke veetellingen, opdat
een nauwkeurig beeld van den Nederlandschen veestapel
worde verkregen.
b De uitzending van eene commissie naar Duitsohland
ter verkrjjging van een goed inzioht in den stand van
de veefokkerjj en den vee- en vleesoh ver voer in genoemd
land.
o Het nemen van al die maatregelen waardoor kan
worden voorkomen, dat bjj openstelling van de Duitsohe
grenzen voor invoer van Nederlaudsch vee het beste
fokvee nit Nederland worde weggevoerd.
Deze wenschen ljjken ons zeer doeltreffend. De onder
punt b voorgestelde commissie xondea we echter liever
door eon enkel pureoon vervangen zien. De Daitsche Dr.
Jnlius Frost kon het ook wel alleen at. Grmtnissite zjjn
we nig bewegoljjko gevaarten, die slechts langzaam
werken. De oude gezegden dat 4 oogen meer dan 2 zien,
4 ooren meer daa 2 hooren gaat niet altjjd op.
Plsiteu wjj dus voor een bljjvende opening der grenzen,
in eene tjjdeljjke opening zien wjj weinig of geen nut,
ja zien wjj eer schade dan voordeel voor onzen veestapel.
Wat wjj wenschen is eene vaste afzet waarop de
fokker zich kan basaeren. TgdeLke opening zon grooto
schokken op de markten tengevolge hebben De prgs zon
dan vaak niet meer te bepalen zjjn, groote stjjging zon
wsder verhooging der huurprjjzen tengevolge hebben,
welko verhooging ook na weder ingevoerde sluiting voor
de huurders op langen termjjn zal bljjven bestaan.
Ik antwoordde niet en waschte m'n halfgeschoren
gezicht in stroomen water.
«Vinaigre meneer of poudre-de-riz
Hjj zag me aan met 'n demonische grjjns. Ik gooide
m'n dubbeltje op de waschtafel.
«Dank u vriendelijk, bjj gelegenheid asjeblieft.»
Toen stond ik op straat.
Totaal verslagen, ik beken het, ongeschoren, bloedend,
vernederd en woedend.
Woedend Ha, wat gaven de straatsteenen om m'n
woede en de menschen en de huizen en de sleepers
karren, wier wielgeratel m'n gesmoorde vloeken over
stemde.
Toen kwam ik m'n vriend tegen, die lachte, met me
opliep, zich rustig om dat lachen liet uitschelden en
eindelijk afscheid van me nam met«Zeg, daar zit nog
zeep achter je oor.»
Hjj had helaas gelijk, maar ik was verteederd, hield
hem staande, veegde en vroog«Is 't er nou at
«Jawel,sprak hij, mjj de hand drukkend, «tot ziens.«
Toen ben ik bjj een anderen barbier in geloopen,
die ook kamers verhuurde, zooals ik tot m'n ontzetting
bemerkte.
Ik heb de rest van m'n baard daar laten wegnemen,
'n stukje rose pleister gekocht voor m'n kia en zoo ben
ik naar m'n nieuwe woning gestapt en heb daar afge
sproken om reeds den volgenden dag te komen.
En zoo is het geschied.
Ik betaalde aan de barbiersvrouw 'n volle maand
huur, ging weer naar de dienstverrichting; er kwam
een kar, die m'n stoel en m'n koffer wegvoerde en zoo
verliet ik het doopvont, de vuile meid en de rest.
De beschrijving .an m'n nieuw verblijf kan en zal
ook kort zijn.
De kamers waren stijf, maar netjes gemeubeld en de
meubels onderscheidden zich door niets, dan door den
overvloed van antimaccassars, sluimerrollen en derge
lijke artikelen, waarmede ze waren behangen en die
allerlei diensten moesten bewjjzen, waarvoor ze niet
bestemd waren.
Wordt vervolgd.)