.No. 152. Honderd en achtste jaargang. Zaterdag 30 Juni 1900 DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. (kéaru Imtleu en Menjan. MENEER FOCUS, FEUILLETON. BERLIJNSCHE BRIEVEN. Y Aankoop boeken 300 Diversen100 f 2000 Aan het slot yan het voorafgaande artikel is medegedeeld dat met een geringe meerderheid door den Raad van de gemeente Groningen in 1903 werd verworpen het" voorstel van B. en W. om aan de commissie, welke het oprichten van een openbare leeszaal en boekerij beoogde, een subsidie uit de gemeentekas te verstrekken van drie honderd gulden 'sjaars. De oppositie tegen dit voorstel was van tweeërlei aard.* In de eerste plaats werd in de raadsverga dering van 23 Mei 1903 gezegd dat de^commissie niet alles [had gedaan ter verkrijging van voldoende financiën van particulieren. Dit argument, dat ons altijd onverdiend ^heeft geschenen, doet thans niet ter zake. Maar in de tweede plaats werd er prin- cipieele [oppositie'gevoerd en wel van de zijde van den heer Hessels, in wien de Katholieken een eminent vertegenwoordiger in den gemeenteraad bezitten. Hij" was het die betoogde dat „de inrichting naar"zjjn"'meening niet zal zijn van algemeen nut". Hij verklaarde de verzekering te hebben „dat een groote schare van ingezetenen van die inrichting geen gebruik zal maken en dat er velen zijn, die niet wenschen, dat ergebruik van wordt gemaakt". En later zeide deze spreker dat het noodig scheen, dat[hij nader aanduidde „wie hij bedoelt met?de klasse van ingezetenen, die van de instelling geen gebruik kan' maken. Spr. bedoelt de Katholieken. Hij geeft de verzekering, dat de Katholieken er geenffgebruik van zullen maken. In eigen kring zorgen zij voldoende voor de ontwikkeling van hunne jongelieden en zij vragen daarvoor geen steun uit de? openbare kas". Zooals/men ziet dat was een principieele oppositie. En nu wenschen wij even op de geschiedenis vooruit te t"loopen en te oonstateeren dat B. en W. in 1905 voorstelden aan de Openbare Leeszaal en Boekerij f 500 subsidie te rerleenen uit de gemeente kas dat dit voor stel bij de behandeling der begrooting werd aangenomen zonder discussie en zonder hoofde lijke stemming dat de heer Hessels ook toen was en nog is j lid van den gemeenteraad van Groningen. Ditheuchelijke feit behoeft geen nader commentaar. In 1903 evenwel bevond zich de leeszaal- en boekerijcommissie in een lastigen toestand. Nu de gemeente geweigerd had subsidie te verstrekken, vervielen èn de gift van mr.^H. L. Drucker van f 5000 èn eenige aanzienlijke giften van ingezetenen die daaraan een dergelijke voorwaarde hadden ver bonden als Groningens afgevaardigde naar de Tweede Kamer. Mr. Drucker Hiet evenwel de commissie weten, dat hij gaarne een begrooting van de inrichtings kosten zou ontvangen. Deze begrooting werd opge maakt. Zij bedroeg ff, 3700, bet geheele ameuble ment was op f1200 geraamd en op f 2500|de boeken, (later werd het bedrag f 2800) waaronder zeer kostbare}' (wij noemen} behalve de nieuwste Brockhaus het heerlijke werkBredius, das Reichs- museum zu Amsterdam, welke werken met vele andere het lokaas"vormden van de meergegoeden. Nog heugtjhet^schrijver dezes hoe hij als secre taris van de commissie van mr. Drucker een schrijven ontving, meldende dat de gift van f5000 werd gehandhaafd]Tonder voorwaarde dat er ruim f 1000 moest worden vastgelegd voor onvoorziene uitgaven als verhuizing etc. Niet alleenfwerd deze edelmoedige}daad nagevolgd, maar ook verhoogden vele bezittenden hun reeds aanzienlijke gaven|voor de eerste drie jaren in een afdalende reeks, zoodat bijv. door sommigen het eerste jaar f 100, het tweede f 75 en het derde door F. ItJK BIIVCLAIR. Uitgave VAN HOLKEMA WARENDORF, Amsterdam Ingenaaid f 1.90. Gebonden f 2.25. (Auteursrecht verzekerd.) QeMeublleerde kaïterg met penaten. 38) Zoo kreeg ik eens bloemkool, bedekt met een witte saus, waarover notenmuscaathet moet bepaald zeer lekker geweest zijn. Maar toen herinnerde ik mfj gezien te hebben, dat het jongetje beneden twee borstels tegen elkaar uitwreef een regen van stof en allerhande ongerechtigheden viel omlaag. Als nu die slonsmeid dat schaaltje eens door de «salon» naar mij toe had gebracht, op'n moment, dat het jongetje weer juist de borstels schoonmaakte en als er dan van die »stof« op de bloemkool was gevallen, die nu note- muscaat leek. Ik huiverde en at dien middag niet. Een andermaal kreeg ik bij stokvisch een schoteltje gebruinde uien. Nu vind ik stokvisch, ondanks haar enorm eiwitgehalte, oneetbaar zonder dat bijgerecht. Ongelukkig herinnerde ik me, dat beneden op de waschtafel 'n schoteltje stond, waarop 'n groezelig stukje aluin lag, dat bloedstelpende diensten aan g 'sneden klan ten moest bewijzen. Zoo'n stukje aluin wordt g> drukt tegen huidopeningen van Jan en alleman en ziet er alleronoogeljjkst uit. Om kort te gaan, het schaaltje van de uien geleek zoo sprekend op het aluinschoteltje, dat omtrent de indentiteit geen twijfel kon bestaande uien, ondanks hun aangenamen geur, maakten me zeeziek, zonder uien geen stokvisch weer at ik niet. jaar f 50 werd betaald. De commissie hoopte, dat deze vermindering zou worden gedekt door ver meerdering van het ledental. Zij besloot in zee te gaan met een jaarlijksche begrooting van f 2000, verdeeld over de volgende posten Huishuur f 400 Salaris beambte v 600 Yuur en licht200 Vervanging van den beambte 50 Couranten en tijdschriften 250 Bindwerk„100 Men zal het bedrag van f 550 voor boeken, tijdschriften en couranten betrekkelijk gering vinden, doch vergete niet dat door schenking en afstand in bruikleen een aanzienlijke uitbreiding van boekerij, tijdschriftenkast en krantenrek werd verkregen. Steeds door moest er dan ook ruimte gemaakt worden voor berging van de leesstof. Als een aardig voorbeeld vermelden wij, dat het bestuur eens uit Emden van een predikant die in een kleiner huis ging wonen een boekerij (met zéér veel bruikbaars) ten geschenke kreeg, welke eenige honderden kilo's woog Den 7den October 1903 werd de inrichting zonder eenige plechtigheid geopend. Er werd weinig bezoek verwacht. In Dordrecht kwamen er de eerste dagen ongeveer 15 personen. Het bestuur van de Gro- ningsche inrichting was dan ook haast radeloos toen de* inrichting in de eerste dagen werd bezocht door zes zeven honderd menschen per dag. De bezoekers zaten 's avonds op voetkussens te lezen, daar er slechtsf60 stoelen waren! In de eerste drie maanden bedroeg het bezoek 18000 (de universi teitsbibliotheek werd in 1903 bezocht door 13413 personen.) Onder dit groote aantal bezoekers waren natuurlijk zeer vele nieuwsgierigen. Het bestuur hoopte ernstig dat het bezoek zou luwen. Het is geluwd, maar het bedroeg in 1905 dan toch nog 45000 heeren en 4000 dames! "Wij mogen niet te uitvoerig wordenanders zouden we in den breede verhalen van con ducteurs, die een uur of vier in de stad moesten wachtentevoren in den kroeg of op de straat vertoefden, thans een boek of een krant kwamen lezen, van dienstmeisjes, die haar vrjjen Zondagavond van half acht tot half elf in de lees zaal doorbrachten met „De aarde en haar volken." Men moet dergelijke treffende voorbeelden met eigen oogen aanschouwd hebben om een denkbeeld te krijgen van het heil eener dusdanige stichting. Van den beginne af aan tot op den huidigen dag heeft zich het gebrek aan ruimte doen gevoelen. De Groningsche inrichting is beslist te klein en het bestuur doet alle moeite om een ruimer perceel op goeden stand te huren. Over het bezoek aan de inrichting diene het volgende: zij is geopend van 'smorgens 10lj uur en van 's middags 3£11 uur 's avonds. In de ochtenduren wordt zjj bezocht door rente niers en gepensionneerden die hun krantje komen lezen, door meer gegoeden, die's avonds de inrichting te druk bezocht vinden, door studenten vooral z.g.n. spoorstudenten of studeerenden, die studieboeken en nasiaanwerken raadplegen, door leeraren, door menschen die iets in de wetten etc. willen naslaan. Na vier uur komen de jongelui, die les nemen en voor een of ander examen worden opgeleid, de oudere leerlingen van hoogere burgerschoolen, gymnasium, kweekschoolen en ambachtschool, de onderwijzers, onderwijzeressen en verpleegsters, etc. 's Avonds komt de groote stroom van bezoekers, Het bovenhuis wordt aan den beambte verhuurd. Het was, meen ik, een paar uur na dat mislukte stokvischmaal, toen mijn vriend bovenkwam, terwijl ik mjj juist wat trachtte op te frisschen aan het doopvont. «Bonjour, wat zie jjj er beroerd uit Ik vertelde hem mijn misère. De ellendeling lachte. «Je bent veel te kieskeurig voor kamers hoor, ga in 'n restaurant eten.a «Dat 's te duur!« De ander floot een deuntje, maar eensklaps scheen hem wat te binnen te schieten, hij trad op me toe en zei langzaam«Misschien weet ik puike kamers voor je en niet duur.« v «Zoo, waar dan «Ga mee, we zullen er direct op los stappen. Ik volgde hem en we kwamen voor een groot huis op 'n goeden stand. De juffrouw, die ons de kamers liet zien, maakte 'n zeer fatsoenleken en de kamers zelf, een zeer netten indruk. De prijs was niet hoog en ik huurde bout po tant tegen 1 Mei, we waren toen in 't laatst van Maart. Daar m'n afschuw voor 't barbierseten eer toe dan afnam, besloot ik die eene maand dan maar in 'n restau rant te dineeren't verkwikte me zeer. Zonder incident zou m'n verhuizing echter niet afloopen 't ging als volgt. Instinctmatig bevreesd voor scènes bij 't zoo spoedig opzeggen van de huur, n.l. reeds de eerste maand, wachtte ik tot 31 Maart. Ik betaalde de juffrouw en deelde haar voorzichttg de jobstjjding mede. Haar oogen bliksemden onheil spellend. Maar ze zei niets als: «Dat 's gauw, afijn 'n mensch mot doen wat-ie niet laten kan.a Toen ging ze. Ik was zeer verheugd over het kalme verloop, dat de zaak nam en aangenaam verlucht stapte ik naar be neden, om me voor 't uitgaan nog even te laten scheren. Toen 'k binnenkwam stond m'n hospita met haar man te praten, maar ze ging naar achter, zoodra ik plaats had genomen- Haar echtgenoot deed me stilzwijgend 'n handdoek voor en zeepte me in. Toen, nog altijd zwijgend, nam handelsreizigers en -agenten, kantoor- en winkelbe dienden, boekhouders, bakkers, schildersgezellen, meubelmakers, timmerlieden en vooral ook soldaten. Het geringste bezoek en dat is wel verklaar baar is in de maanden Mei, Juni en Juli. Het grootste aantal vrouwlijke bezoeksters komt nog altijd Zondagsavonds. Het aantal is echter ver minderd en waarschijnlijk is dit toe te schrijven aan drie oorzakenlo. de beperkte voorraad romans, 2o. het uitleenen van boeken, 3o. de beperkte ruimte in de inrichting. Het behoeft thans zeker geen nader betoog, dat ook in Groningen, de inrichting ondanks academische bibliotheek, het leesmuseum, de leesgezelschappen en de Nutsbibliotheek er eene is, die men niet gaarne weer zou willen missen.5Zij krijgt meer en meer een officieel karakter. Niet alleen gaf de gemeenteraad het vorige jaar een*flinke subsidie (het Nut geeft f200) maar ook keurde hij goed het besluit van de Kamer van Koophandel om haar belangrijke bibliotheek in bruikleen af te staan aan de inrichting. Wij durven dan ook voorspellen dat in elke gemeente waar een Openbare Leeszaal en Boekerij bestaat deze meer en meer zal worden een concen tratie van de boekenschatten, welke thans geheel of bijna renteloos weggeborgen zijn. Feitelijk zouden in dit artikel ook nog de in richtingen te Leeuwarden en te 's-Gravenhage moeten worden behandeld. Alhoewel wij er naar streven zoo min mogelijk in herhalingen te vervallen en zooveel mogelijk telkens iets anders uit deze geschiedenis mede te deelen, vreezen wij ernstig, dat er meer van de aandacht der lezers gevergd zou worden, dan geoorloofd en wenschelijk is, indien in dit artikel ook nog de beide andere inrichtingen in ons land werden besproken. Daarom stellen wij dit uit tot de volgende week Kokjes op de JLandbouwtenteonstellfng te Berlijn. II 1135 stuks rundvee waren ingezonden. We konden dus wel eenigen indruk krjjgen, welke rassen hier het meest gewild zjjn en wat de teelt in de laatste jaren bereikt heeft. Overwegende waren de zoogenaamde HollKnder. Da voor onders van de tentoongestelde exemplaren stamden misschien uit ons land, de thans aanwezige zeker niet. De Dnitscherz d e ik op de tentoonstelling sprak, trachten mjj te over tuigen dat zjj met hun «Hollander», ons Hollandsch vee bg verre overtroffen hebben en dat zg ons fokvee niet rnaer noodig hebben. Wie zal het tegendeel bewijzen Dit zou alleen mogelgk zjjn indien de grenzen, voor Nederlandsoh lokvee opengeiteld werden. Waar nog p.m. 500 000 stuks vee ontbreken, ligt echter het vermoeden voor de fmnd dat dit niet alleen slacht- doch ook melk- en fokvee zal zjjn. En dit te eerder omdat er ook heel wat minder puik fokmatoriaal gebruikt wordt als thass werd tentoongesteld. Uit Denemarken betrekt Daitschland nog geregeld fok- en melkvee. Zouden ze dan het onze geheel mot rust laten? De Bu-lgafche tentoonstelling heeft echter doen zien dat men hier de eischen boog stelt en dat Duitschland zelf over een prachtig fokmuteriaal kan beech'kken i at Dnitscbland zelf door inmenging der regeering, door coöperatie en door ernstige studie bg naburige lamien in de laatste jaren met reuzenschre den is vooruitgegaan. Er zjju in N*d»rland die vreezon dat indien Daitschlacd de grens voor N*derlandseh melk- en fokvee openstelde, onze veefokkers hun beste vee zouden verkoopon. Deze groep ziet in zulk eenen maatregel geen heil. Ze wenschen zelfi den tegenwoordigen tosstand te bestendigen, o[dat de Nederlandsohe landbon vers veilig gunnen voortgaan met het verbeteren van den vees apeï, met het volgen van Duitsohlanda voorbeeld. Deze verwjjzsn op de ondervinding na 1884 opgedaan toon men jaren noodig heeft gehad om het standpunt hjj 'n mes, zette 't op z'n hand aan en begon te scheren. Dit was voor hem blikbaar het moment om z'n ergernis lucht te geven. «Ga je nou al verhuizen, meneer?» «Hm,« bracht ik uit, daar 't mes juist over m'n kin kraste, «Nou, dan wil ik je toch es wat zeggen zie je; m'n vrouw en ik hebben al wel tien jaar heeren en der is [t er nog geen een geweest, die ontevreje weggegaan is en nou zou ik toch wel eens willen weten, wat dat voor lummelachtige manieren van je bennen «Nou zwjjg nu m begon ik. «Mond dicht,» snauwde de man«anders kan 'k niet scherenas-je denkt dadde we om je centen verlegen zitten hè-je 't mis, je zag er zoo miezerig uit toe je kwam en daarom zeit m'n vrouw la we 'm maar eens goed doen en nou stank voor «Schei uit siste ik woedend tusschen m'n be- zeepte lippen en ik greep z'n hind. «Pas op,« grauwde het ondier, «als ik je 'n jaap geef, hè-je 't zelf gedaan hoor, ik doo geen 'half werk, eerst afscheren.» Ik bedacht mede man zou me geen letsel van belang doen, maar hjj kon me, zoogenaamd bjj ongeluk, genoeg snijden om er den heelen dag nog last van te hebben, ik zweeg derhalve en meende 'n grjjns te zien op z'n leeljjk gezicht. «Afijn, begon hjj weer, «asje 't nou oprecht wil weten, we zjjne heel bljj, dè-je opkrast, veel vreten voor weinig geld en dan al die kouë drukte, zoo kan 'k er genoeg krjjgen, wjj willen fatsoenlijke heeren, die goed betalen, niet doodblijven op 'n halfie en toch as 'n baron aan de trap schreeuwen om ailerlei wisse wasje! stil nou met je mond 't gaat er door stil daar nou hè-je 't al Met 'n krachtige greep duwde ik z'n hand terug en stond op. Een straaltje bloed sjjpeide langs m'n kin. «Lamme, onbeschofte, beroerde .1» Ik voleindigde niet; er kwamen 'n paar heeren binnen. »'t Is 'n beetje gesprongen meneer, uwes baard is hard en 't vel maar dun, 'n beetje aluin van vroeger woer te bereiken. VolgenB hen heeft Duitsoh- land wel degeljjk ons fokvee noodig en wil dit eaarne hebben o.a. op grond dat tengevolge ven de onmogelijkheid om met ons vee de kruising voort te zetten da roelk- prodactie is achteruitgegaan en men zioh na behelpt met het invoeren van Zwitserach vee. Indien de tegenstanders met vorenstaande geluk hadden, zou Daitschland dan zóó kortzichtig zjjn, zoo weinig zjjn eigen belang begrjjpen en een maatreggel bestendigen die den e'gen veestapel schaadt. Opecstelling van de grenzen, hetzjj tjjdeljjk of bljjvend zal m.i. de Nederlandsohe veefokkerij weinig schaden. Men zon ten overvloede propaganda kannen maken bjj da veehouders om hen te verhinderen hun baste vee aftcstaan. De groote boeren, zjj, die de meeiate exemplaren eerste klasse fokvee bezitten, zullen verstandig genoeg zjjn dit te behouden, en de kleinere boeren kunnen door Rjjkslandbouwleararen en' ZuiveloonBulenten er op gewezen worden dat zjj het hljjvende voordeel niet voor het tijdeljjka, scbjjnbaar grootere, mogen prjjsgeven. Nederland heeft een te grooto veestapel voor eigen behoefte, is op afzet naar het buitenland aangewezen. Een openen van de Duitsohe grenzen zon waarsehjjnljjk een stijgen van de veeprjjzen tengevolge hebben. Moge dit voor velen niet aangenaam zjjn, zoo hebben wjj er toch niet bet, minste bezwaar tegen; integendeel, verhoo ging van de veeprjjzen zou gezondere verhoudingen scheppen. Zoolang het aanhouden van rundvee in een landbouwstreek, waar graanbouw hoofdzaak is, nog schade veroorzaakt, kan men niet zeggen dat de boer te hooge prjjzea voor zjjn vee maakt. Het opfokken en het honden van een goede melkkoe kan in zulke streken endabel zjjn, was het tot heden over het algemeen genomen echter nog niet. Nu zou men kannen zeggen schaf jo vee dan af, doch bjjna overal wordt het honden van melkvee op zware klei- en zandgronden, voor het instandhouden van dun bodem noodzakeljjk geacht, terwjjl op zavel- en lichte kleigronden hot boeren zonder vee wei uitvoerbaar, maar niet doelmatig moet worden geacht met het oog op het beweiden van klaver en het opvoederen van afvalproducten. Neen, het is te hopen dat de regeering bljjve streven om een onbelcmmerden uitvoerhandel te verkrijgen. Hierin ligt een belangijjke faktor om de veefokkerjj loonund te doen worden. We staaa hier in dit opzioht aan de zjjde van de Groninger Maatscaappjj van Landbouw en niet van die van de provincale commissie voor de veefokkerjj in Friesland en o. a. van den heer Croesen, den sohrjjver van het artikel «Opening van de Daitsche grenzen voor ons vee?" in het tweede blad van het Nederlandsoh week blad voor Zuivelbereiding en Yeeteelt van 12 Ssptembsr 1905. Trouwens ook de afdeeling D van het Nederlandsoh Landbouw-Comité, erkende op de vergadering van 27 September 1905, het groote belang van een blijvende opening der Duitsohe grenzen. Zjj achtte in verband daarmede als wenscheljjk a Da invoering van periodieke veetellingen, opdat een nauwkeurig beeld van den Nederlandschen veestapel worde verkregen. b De uitzending van eene commissie naar Duitsohland ter verkrjjging van een goed inzioht in den stand van de veefokkerjj en den vee- en vleesoh ver voer in genoemd land. o Het nemen van al die maatregelen waardoor kan worden voorkomen, dat bjj openstelling van de Duitsohe grenzen voor invoer van Nederlaudsch vee het beste fokvee nit Nederland worde weggevoerd. Deze wenschen ljjken ons zeer doeltreffend. De onder punt b voorgestelde commissie xondea we echter liever door eon enkel pureoon vervangen zien. De Daitsche Dr. Jnlius Frost kon het ook wel alleen at. Grmtnissite zjjn we nig bewegoljjko gevaarten, die slechts langzaam werken. De oude gezegden dat 4 oogen meer dan 2 zien, 4 ooren meer daa 2 hooren gaat niet altjjd op. Plsiteu wjj dus voor een bljjvende opening der grenzen, in eene tjjdeljjke opening zien wjj weinig of geen nut, ja zien wjj eer schade dan voordeel voor onzen veestapel. Wat wjj wenschen is eene vaste afzet waarop de fokker zich kan basaeren. TgdeLke opening zon grooto schokken op de markten tengevolge hebben De prgs zon dan vaak niet meer te bepalen zjjn, groote stjjging zon wsder verhooging der huurprjjzen tengevolge hebben, welko verhooging ook na weder ingevoerde sluiting voor de huurders op langen termjjn zal bljjven bestaan. Ik antwoordde niet en waschte m'n halfgeschoren gezicht in stroomen water. «Vinaigre meneer of poudre-de-riz Hjj zag me aan met 'n demonische grjjns. Ik gooide m'n dubbeltje op de waschtafel. «Dank u vriendelijk, bjj gelegenheid asjeblieft.» Toen stond ik op straat. Totaal verslagen, ik beken het, ongeschoren, bloedend, vernederd en woedend. Woedend Ha, wat gaven de straatsteenen om m'n woede en de menschen en de huizen en de sleepers karren, wier wielgeratel m'n gesmoorde vloeken over stemde. Toen kwam ik m'n vriend tegen, die lachte, met me opliep, zich rustig om dat lachen liet uitschelden en eindelijk afscheid van me nam met«Zeg, daar zit nog zeep achter je oor.» Hjj had helaas gelijk, maar ik was verteederd, hield hem staande, veegde en vroog«Is 't er nou at «Jawel,sprak hij, mjj de hand drukkend, «tot ziens.« Toen ben ik bjj een anderen barbier in geloopen, die ook kamers verhuurde, zooals ik tot m'n ontzetting bemerkte. Ik heb de rest van m'n baard daar laten wegnemen, 'n stukje rose pleister gekocht voor m'n kia en zoo ben ik naar m'n nieuwe woning gestapt en heb daar afge sproken om reeds den volgenden dag te komen. En zoo is het geschied. Ik betaalde aan de barbiersvrouw 'n volle maand huur, ging weer naar de dienstverrichting; er kwam een kar, die m'n stoel en m'n koffer wegvoerde en zoo verliet ik het doopvont, de vuile meid en de rest. De beschrijving .an m'n nieuw verblijf kan en zal ook kort zijn. De kamers waren stijf, maar netjes gemeubeld en de meubels onderscheidden zich door niets, dan door den overvloed van antimaccassars, sluimerrollen en derge lijke artikelen, waarmede ze waren behangen en die allerlei diensten moesten bewjjzen, waarvoor ze niet bestemd waren. Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1906 | | pagina 5