Honderd en achlsle jaargang. Zaterdag 21 Juli. 1900.
DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
't Was maar 'n Model.
.\o. 170.
FEUILLETON.
Amsterdamsche Brieven.
J. I.. KAN sssm HOES
°b5k<le„il&h'*rm",d'"«k -°»rd'
OURANT.
Alkmaar, 20 Juli 1906.
Het is af en toe wel eens goed een kijkje te
nemen in het huis van zijn buurman, vooral als die
buurman zelf zijn ramen zoo wijd openzet, dat men
zonder onbescheiden te zijn, een blik in zijn woning
kan werpen. Dit laatste nu is in deze dagen we
in zeer sterke mate bij onzen buurman Duitschlanc
het geval. En wat wij daar te zien krijgen levert
een uigenaardigen aanblik op.
Het eerste zonderlinge verschijnsel is de wijze
waarop deze week in Duitsche bladen over den
Keizer geschreven is. Tot heden was de Keizer voor
het meerendeel van zijn onderdanen „taboe" In de
stilte van hun binnenkamer zouden ze misschien
dingen zeggen, die niet overeenstemden met bun
vereering van den Keizer, maar buiten was het
„Unser Kaiser" voor en na. De Duitsche bladen
er zijn bepaalde .z. g. n. „Kaiser-blatter volg
den of gaven het voorbeeld en er ontstond een
Keizervereering welke men in Duitschland zelf
byzantisme noemde en waartegen in den laatsten
tijd herhaaldelijk, gewaarschuwd is, omdat het een
kwaad is, dat onaangename gevolgen kan hebben.
Slechts een enkel blad waagde het voor een paar
jaar kritiek op de daden van den Keizer uit te
oefenen en die het waagden deden het durch die
Blume.
Langzamerhand is de geest van de kritiek vaar
dig geworden over de Duitsche bladen en thans
zien wij, dat de Keizer op vrij krasse wijze wordt
aangevallen. Men verwijt hem, dat hij te veel op
den voorgrond treedt. Dit zal niemand kunnen ont
kennen het is reeds dikwijls gebleken, dat de Keizer
soms geheel buiten weten van de verantwoordelijke
regeering handelde. Men constateert, dat de Duitsche
Keizer erg onvriendelijk is tegenover de Duitsche
pers en buitenlandsche bladen bevoorrecht. De waarde
van deze aantijging is natuurlijk hier niet te beoor-
deelen, maar zij klinkt toch minder waarschijnlijk
dan deze andere, dat de Keizer zich niet voldoende
laat inlichten over het Binnen- en Buitenland. En
nu mogen enkele Duitsche bladen onmiddellijk tegen
deze laatste bewering te velde zijn getrokken
zij lijkt ons desalniettemin zeer aannemelijk. De
Duitsche Keizer toch heelt helaas een neiging van
universeel te willen zijn. Kwamen er in een onge
kroond hoofd dingen op welke soms in het hoofd van
den Keizer opkomen, men zou van dilettantisme
spreken. Dat geldt op het gebied vau kunst, weten
schap, nijverheid maar ook en vooral in de
politiek. En omdat dit in de politiek zoo herhaal
delijk aan den dag komt en daar de ergste gevolgen
kan hebben, waait er thans in een gedeelte van het
Duitsche bladenwoud een koele wind, die menigeen
een koude rilling op het lijf jagen zal.
Maar ook in de Duitsche bladen die niet regel
recht op den Keizer lostrekken is wrevel en ont
stemming waar te nemen. Er zijn bijv. eenige harde
noten gekraakt over de Parjjsche onderhandelingen
ten aanzien van Abessynië. Duitschland is hier even
slecht afgekomen als van Marokko. Indertijd scheen
het dat de Duitsche adelaar ook over Abessvnië
zijn vleugels zou uitspreiden. Er werd een handels
verdrag gesloten, waarmede men in Duitschland
zeer ingenomen was. Men juichte evenwel te luide
en de opmerking is van een Duitsch blad
daardoor maakte men het wantrouwen van andere
mogendheden wakker en terwijl Duitschland nog
jubelde, kwamen Frankrijk, Engeland en Italië in
alle stilte bijeen om gezamenlijk eikaars belangen
in het rijk van Keizer Menelik te behartigen. Duitsch-
land werd er buiten gehouden en het moet thans
te vreden zijn met de verzekering, dat zijn belangen
niet benadeeld zullen worden en dat de Abessynische
deur open zal blijven open, niet om binnen gelaten
maar om op een nette manier er uitgezet te worden.
Duitschland moge nog zoo actief zijn, geen minuut
itiimnnaïT «im.
Vrjj bewerkt naar het Hoog-Duitsch,
DOOR
f'2)
Of hebben die muziek en die bedwelmende geuren
hem niet betooverd Was 't misschien de zoete glimlach
der schoone vrouw, wier glinsterend oog in het zijne
Lukte, en de aanraking van het lieve handje, dat hii
zuchtkens gedrukt heeft Was 't welhcht de dichte
nabgheia van het jonge, veerkrachtige lichaam, dat hii
m de ai men gesloten hield, om er mee door de zaal te
zweven,op de maat van die heerlgk ruischende melodieën?
Of heeft mogelgk alles samengewerkt om hem in
vervoer,ng te brengen? - De geheirazinn.ge macht
eener onverklaarbare begoocheling, i0 de atmosfeer van
d.e aristocratische balzaal, waar e door ieder begeerde
en gevleide dochter van graaf Erbach zich tussehen haar
gasten bewoog, met den goddelijke» lach eener Hebe
.Gelukkige kerelHulsten onverTOht e.u zn„4I
KenJdtS?«n m °°r' "Weat 'e wel dat ieder je
»Mjj Waarom
«Je houdt je onwetend De wjjze waarop gravin
Blanche je zooeven heeft aangekeken, kan je onmogelijk
ontgaan zgnJ "•"fcü'tJK
Neen, het wAs hem niet ontgaan, hg hAd dien blik
gezien, waarom ieder hem benjjdde. De blik der schoon
heid, nederig hulde brengend aan het genie. En er kwam
een onbestemd verlangen in zgn hart, d it niet verdween
al zweeg ook de balmuziek.
Wom zou 't ook anders wezen Genie en schoonheid
zgn immers van gelyke afkomst? Dit eenmaal vast
staande, kan toch de omstandigheid, dat zjjn wieg in
laten voorbijgaan om zijn grooten concurrent Enge
land in te halen, met name in het Verre Oosten, vee
resultaten heeft zijn volhardend streven niet. En dit
prikkelt de Duitschebladen, waarvan een deze week
zelfs zoo ver ging, te betoogen dat een Duitscher tegen
woordig veelminder waard is dan een Franscbman
Het merkwaardige bewijs van deze merkwaardige
stelling kwam hierop neer: Toen de Duitsche geleerde
Geuthe in Marokko werd gedood, moest de Marok
kaansche regeering een monument op zijn graf laten
zetten en aan zijn nabestaanden een betrekkelijke
kleine som uitkeeren. Maar nu er een Fransch bank
beambte op Marokkaanschen bodem gedood is, be
taalt de regeering van Marokko aan de overgebleven
familie f 50,000, een veelvoud van het bedrag, dat
aan de nabestaanden van den Duitscher werd toe
gekend, richt een grafmonument op en liet door
speciale missies aan de Fransche regeering haar leed
wezen over het gebeurde weten. En dus
Men begrijpt dat zoo iets den Duitschers, die dit
lezen, grieft. Zij willen zoo graag in hoog aanzien
komen in het buitenland maar moeten telkens en tel
kens bjj andere naties achterblijven. Dit geldt niet al
leen voor de dooden, maar ook voor de levenden. De
goede uitzonderingen niet te na gesproken is de
Duitscher over het geheel niet bemind in den vreemde
Een Duitsch hoogleeraar heeft zich deze week ge
drongen gevoeld de oorzaken van dit verschijnsel
na te gaan en zijn landgenooten aan te raden, deze
zooveel mogelijk weg te nemen.
Het artikel is gebaseerd op het feit want dit
wordt het onomwonden genoemd dat de Duitschers
in den vreemde over het geheel niet bemind zijn.
Achtereenvolgens wordt nagegaan welken indruk
verschillende volkeren in andere landen maken, wij
Hollanders komen er nog al goed af, immers de
schrijver zegt„Ook onze naaste verwanten, de
Hollanders, plegen in aanraking met vreemde natio
naliteiten geen aanstoot te geven, maar zich sym
pathieën te veroveren." Minder gunstig oordeelt de
schrijver over de Duitschers die in het buitenland
verblijf houden en sprekende over de Duitschers in
Duitschland wjjst hij gemoedelijk op tal van gebreken.
Het is niet onvermakelijk te lezen, hoe de Duitsche
hooggeleerde zijn landgenooten verwjjt, dat zij onge
manierd aan tafel zitten, dat ze te luid spreken,
dat een Duitsch echtpaar in hotel of spoorweg-coupé
te vaak twist, dat de militairen te stijf, de studenten
te gemaakt zijn.
Tenslotte raadt hij den Duitschers aan wat meer
gevoel van eigenwaarde er op na te houden.
Van waar deze persoonlijke kritiek, welke wordt
uitgeoefend op den Keizer zoowel als op het volk?
Het antwoord ligt voor de hand Men vreest dat
Deutschland niet über alles zal gaan, maar alles
fiber Deutschland.
Er is een nieuw boek verschenenVölker Europas
Der Krieg der Zukunft, waarin wordt geschetst hoe
Duitschland de hulp van België, Nederland, Zwit
serland en Denemarken weet te verkrijgen voor den
oorlog, die bet met Frankrijk en Engeland moet
voeren. Het spreekt wel van zelf dat in dit Duitsche
boek aan Duitschland de overwinning wordt toege
kend. Maar het is teekenend, in verband met dan
hierboven geschetsten toestand, dat de schrijver het
groote Duitsche rijk hulp laat zoeken bij de kleine
staten.
XXXIV.
lis soul pas«é» cea jours dc fête
De kinders zijn weer naar school; het feestgeroes is
verstomd de feestkransen liggen verlept aan den voet
van het Rembrandt-standbeeldde schaarsche versierin
gen hebben haar geur en heerlijkheid verloren, of zjjn
reeds weggenomende houten getimmerten, die de
igroote stukken® van het vuurwerk torsten, liggen rus
tig aan den Amsteloever, om te worden afgebrokenin
een schamele hut, en de hare in een grafeljjk slot stond,
geen beletsel vormen?
En dat onbestemd verlangen veranderde allengs in
een bepaalden wenschde wensch werd wil en uit den
wil volgde de daad.
Na een kennismaking van enkele maanden deed de
kunstenaar aanzoek om de hand der gravin.
En zij sprak tot hem: «Wat kan 't mij deren, wie
je ouders zjjn geweest? Jij bent groot en beroemd, jou
heb ik lief, jou, den waardigen, genialen kunstenaar, jou,
mqn beminde
•la, onder de tonen der balmuziek is 't begonnen, bjj
schitterlicht en bloemengeurEn wat is er geworden
van die wegslepende melodieën, van dien verblindenden
lichtglans en van die bedwelmende geuren
«Weggestorven, verwaaid i« ruischt de herfstwind, die
nitt ophoudt de gele bladeren door elkander te jagen.
Een grauwe schemering daalt, als de voorloopster van
den naderenden nacht, op de boomtoppen neder, en, te
geijjk met den muffen geur der stervende plantenwereld,
verspreidt zich de adem der vergankelijkheid door
de lucht.
«Weggestorven en verwaaid!® Zoo huilt en klaagt de
wind, en in de ziel van den eenzamen man roept een
stem, welke nimmer meer verstommen zal
«Tussehen u beiden bestaat de Liefde niet I
«Waar de Liefde niet is, daar is de hel, en de hel
zal zjjn tussehen U en haar, welke gij tot vrouw hebt
gevraagd uit louter jjdelheid, als gevolg van een gril,
everals zij, om gelijke redenen, Uw aanzoek heeft uit
gelokt en U het jawoord gegeven. Gjj beiden gevoelt
niets, en gjj hebt ook nimmer iets gevoeld, van die ware,
vertrouwende, smachtende en alle.-duldende Liefde, welke
niet pruilt over nietigheden, zooals een niet op tjjd ge
bracht bezoek, welke nooit of nimmer woorden spreekt,
als die, welke heden in een kort doch heftig gesprek
tussehen U gewisseld zjjn, en welke evenmin gevoelens
kent van onverzoenljjken wrok en van onbeschrjjfljjke
bitterheid, zooals er thans woelen in Uw ziel
Of is het misschien een gevoel van smart
Met een krampachtige beweging verheft Raimund
Heimberg zich van de bank, waarop hjj zich, na een
het Vondelpark wordt vleitig geharkt en geschoffeld, om
de laatste sporen van het bloemencorso te doen ver
dwijnen.
Ik acht mij na de uitmuntende verslagen in de num
mers der Alhnaarsche Courant van Maandag en Dinsdag
j.l. ontslagen van den plicht, de Rembrandtfeesten nader
to beschrijven. Slechts een korte nabetrachting.
Zijn de teesten geslaagd
AntwoordEr is ten minste druk feest gevierd.
Amsterdam gaf zoo ongeveer hetzelfde te aanschouwen
als gewoonlijk op Koninginnedag de hoofdstraten, met
een dichte menigte gevuld, deels bestaande uit rustige
burgers, langzaam voortschuivend over het plaveisel,
deels uit hossende en joelende troepjes, al of niet ge
wapend met z.g. toeterskartonnen kokers, van een
metalen mondstukje voorzien, waarmee het zelfs den
meest onervarene mogeljjk is, de meest on aestische
geluiden te produceeren, die ooit langs de straten en
grachten der hoofdstad hebben weergalmd.
Voorts klonken er feestliederen
Thans niet het verheffonde
»Wjj gaan niet dood wjj leven lang l®
Evenmin het geestige:
«Nieuwenhuis moet sakkies plakken
Hi, ha, ho l
Ook niet het beminnelijke
«Weg met die soosejaal I en leve Willemien
Neen het lied, dat gedurende de Rembrandt-dagen
de harten veler feestvierende Amsterdammers had ver
overd, was noch van philosophisohen,! noch van poli-
tieken aard
«Nou gaan we hosse
Met heele trosse,
Danse en swiere,
Kerm's fiere l«
En hiermede zeiden de zangers kort en bondig, waar
't hun om te doen wa*.
Leve de oprechtheid.
Maar toch maar toch
Spreekt deze deun, honderd malen achtereen hossend
uitgegalmd door duizenden feestgangers, niet van gees
telijke armoede
Jaren geleden 't was op een reisje langs den Run
deed ik een ritje per stoomtram buiten Bonn. 't Was
een heerljjke Juli-dag, «vol zon en wind®, en-al was
er geen
«zilvertint
in 't wilgenloover®,
omdat er geen wilgenloover was, toch waren er tinten
genoeg in 't omringende landschap heerlijke goudtinten
over bcomen en struiken, over water en akkers, 't Was
verrukkelijk, 't was, om je geluk uit te zingen in een
lied met hooge tonen.
En er wérd gezongen. We waren de laatste huizen
van Bonn nog niet voorbjj, of daar klonk het, drie
stemming
«Die Sonn erwachtmit ihre Pracht
Erfüllt sich die Berge, das Thai.
O, Morgenluft,
O, Waldesduft,
O, goldener Sonnenstrahl
en ik geloof niet, dat één der passagiers er het zwjjgen
toe deed.
En het eene lied volgde op het andere ja er waren
er die «Liederschatz® nf «Rütli® uit zak of reistasch te
voorschijn haalden
Nu ljjd ik niet aan de zucht, om het buitenland te
verheffen boven mjjn lief vaderland. Maar ten opzichte
van den volkszang staan we toch heusch niet vooraan.
En toch hebben ook wjj, Nederlanders, onzen liederen
schat, die werkelijk een schat is ook in de oogen
of hier juister in de ooren van den vreemdeling
o.n. onze stoere historie-liederendenk aan het schoone
«Bergen op Zoom.® En welk buitenlander benijdt ons
niet die onvergelijkelijke liedekens, vol eonvoud en
poëzie, als
Des winters, als het regent,
Dan zjjn de paadjes diep, ja diep,
of
Zeg kwezelken, wilde gjj dansen,
Dan zal ik je geven een peerd
of
't Was ochtend, een meisje ging wandlen langs
't strand
Een bootje, dat vlagde, lei ree
lange, doellooze wandeling, vermoeid en bjjna uitgeput,
had laten neervallen.
Bitterheid of smart
Hg weet het zelf niet; doch hieraan kon hg niet
meer twijfelen, dat hg zich diep rampzalig gevoelde,
rampzaliger dan ooit te voren. En hij weet ook, dat dit
geen verdriet is, hetwelk door de macht van het tragische
verheffend en louterend werkt op de ziel en haar be-
toovert en ontoegankelijk maakt voor nietige, kleine
invloedendoch integendeel een ellende, welke haar
vernedert en steeds dieper doet zinken, terwjjl zij haar
vleugels bezoedelt metaardsch stof, opdat zg zich nimmer
weer vrjj zal kunnen verheffen, ho g in den zonnigen
ether 1
Neen, het is geen treurspel, slechts een satire,
waarin t%ee menschen elkaar en anderen bedriegen
uit dwaze ijdelheid Een satire welke helaas nog lang
niet geë ndigd, doch die integendeel pas begonnen is,
en waarvan nog een lange voortzetting moet volgen.
Een voortzetting, te treurig om een komedie en te
erbarmelijk om een tragedie te kunnen heeten. Het zal
zjjn een schandelijke ellende, dag in, dag uit, maanden,
jaren lang, vernietigend alles wat edel is in 't hart en
in den geestde ell nde van een huweljjk, dat niet
is gesloten voor het altaar der liefde, maar voor dat
der zelfverheerlgking, en dus honderd maal meer af te
keuren dan een dier door sommigen zoo zeer gebrand
merkte verbintenissen, waarbij slechts de hartstocht,
dat groote geheim der natuur, als hoogepriester optreedt
Is het niet meer dan bedroevend, wanneer men, dit
alles zoo angstig duideljjk inziende, tot zich zelf moet
zeggen «Te laatTerugkeeren is onmogelijk I
Maar is 't dan werkelijk te laat?
Alsof deze schielijk in hem opkomende gedachte hem
staande houdt, staakt Raimund Heimberg eensklaps zjjn
wandeling, welke hij opnieuw heeft aangevangen,
doelloos, onbewust, evenals zjoeven, voor dat hg zich
op die bank liet neervalleD, waar hg eenigen tjjd ge
zeten heeft. Onbeweeglijk als een beeld, bljjft hg een
paar seconden staan, starend in den grauwen nevel,
welke hoornen en struiken met een dichten sluier heeft
omgeven.
liedekens, zoo eenvoudig en prettig van inhoud en zoo
bevatteljjk wat de melodie betreft, dat we ons verbaasd
afvragenhoe komt het, dat ze al lang geen volksliederen
zjjn geworden en het bjj openbare teesten steeds schit
terend moeten afleggen tegen onsmakelijkheden als:
«Nou gaan we hosse
Met heele trosse.®
en
«Nieuwenhuis moet sakkies plakke
Is ons volk, of, om bjj Amsterdam te bljjven, zijn de
Amsterdammers niet muzikaal
Het tegendeel is waar.
Ik stond Zondagavond te midden der ontzettende
menigte, die op het Rembrandt-plein getuige was van
de hulde der schilders aan hun grootmeester.
Het was op het plein een leven als een oordeel. Er
werd gehost, getoeterd, geschreeuwd, gebruld Alle
wijding ontbrak.
Daar verhief Roeske zjjn dirigeerstaf en klonken de
drie honderd stemmen van een mannenkoor door de
avondlucht.
En plotseling was 't doodstil. Er werd geluisterd
met wjjding en aandacht.
En kom in ons Concert-gebouw, wanneer tegen be
taling van een i..inimum-bedrag het volk muziek wordt
aangeboden van de grootmeesters der muzikale kunst
geen dankbaarder publiek dan het Amsterdamsche.
We staan hier voor een raadsel.
Geen Amsterdamsche school, of er wordt degelijk
zangonderwijs gegeven; de «Vereeniging tot Verbetering
van den Volkszang® heeft daarenboven afzonderlijke
zangscholen opgericht, waar de kinderen des volks ge
oefend worden in bet zingen van onzen nationalen
liederenschatin den kring der huisgezinnen worden
de schoolliedekens gaarne en verdienstelijk gezongen,
maar nauwelijks vaart over de menigte de geest van
openbare feestelijkheid, of rauwe galmen verscheuren
de lucht, en de zucht, om «herrie* te maken, schjjnt
elke andere te overheerschen.
Met den verslaggever der Alomaria-feesten (zio Albn.
Crt. van 18 Jnli) vraag ik: Waar zjjn of liever
waar waren de vlaggen
Zeker de hoofdstraten listen zich ton deze niet
onbetuigd. Maar waar waren de vlaggen dar huizen op
onze overschoone grachten? En waar de versieringen,
waarvan ik lang te voren gedroomd had.
Ik heb hooren spreken van een Daitsohe schilderes,
die zich naar Amsterdam begaf, om de Rembrandt-feesten
bjj te wonen, maar eenige dagen vroeger was gegaan,
om de stad in feestgewaad te zien.
Arme artiste wat moot gjj bitter zjjn teleurgesteld
In dit opzicht is mjjn vrees, in een mjjner vorige
brieven genit, gegrond gebleken, n.l. dat het de vraag
was, of het Amsterdamsche volk voor een Rembrandt-
feest in beroering te brengen zon zjjn.
Er is weinig gevlagd en hoogst schasrs versierd.
Daarom te meer bljjf ik het bejammeren, dat ons
gemeentebestuur niet wat scheutiger is geweest.
Bnsken Huet heeft esnmaal beweerd, dat om een
kunstwerk te schrijven, voor den schrijver drie dingen
noodig zjjnle. passie, 2e. passie en Sa. passie. Om
een volksfeest te doen slagen, moet beschikt kannen
worden over drie dingen: le. over geld, 2e. over geld en
Se. over geld.
Da Rembrandt-feesten hebben opnienw doen zien, dat
de Amsterdammers geen versiering of vlaggentooi noodig
hebben, om in de feeststemming te komen. Masr, dat
het feest er te schooner en te waardiger om zon ge woest
zjjn, ware onze mooie onde stad in een passend feest
gewaad gestoken geweest, wie zal het ontkennen
Kort na de plcehtige opening der nienwe Nachtwaoht-
zaai ben ik Rembrandts meesterwerk gaan zien.
In weinig woorden gezegd bet viel mg tegen.
Ik ging er heen met de herinnering aan de Rsm' ranilt-
tentoonstelling in het jaar van de kroning onzer Koningin
toen was de NachtWooht overgebracht naar het Snasso-
mnsenm, waar het gep aatst was in een zaal, die men
door een duistere gang bereikte. Nog herinner ik mg
de diepe ontroering, die zioh van mg meester maakte,
toen de Nachtwacht ons tegezflonkerde. Ze scheen geen
licht te ontvangen, maar uit te stialen en Rembrandts
meesterstuk scheen mg een bovenaardsch mysterie.
Zoo was het mg thans niet te moede. Natnnrlgk ont
«O, als 't nog eens niet te laat was 1® fluistert hjj in
stilte, terwjjl hjj zjjn weg vervolgt. «En waarom zou 't
ook te laat zjjn Wat is er dan eigenlijk gebeurd, dat
niet ongedaan gemaakt kan worden? 'n Verbroken
engagement, 'n teruggegeven woord, is dAt dan iets zóó
ongehoords Heeft men dit nooit meer gezien
«Ik heb je niet lief en ik heb je ook nooit werkeljjk
liet gehad, zoo min als jjj mjjroept hjj hartstochtelijk
uit. «Laat ons 't korte zelfbedrog, dat ons toevallig tot
elkaar bracht, niet tot 'n levenslange leugen maken
Laat onze wegen, die nimmer hadden moeten samen
komen en die ook nimmer zouden saamgekomen
zjjn, indien de kunstenaar niet de gravin, en de gravin
niet den beroemden kunstenaar begeerd had zich
weer van elkaar verwijderen I Ik begrijp dat 't nood
zakeljjk is, ik gevoel en besef 't! Zou ik je dan niet
mogen toeroepen mij mjjn vrijheid weer te geven, zooals
ik je de jouwe terugschenk 01 moet ik wachten totdat
je me nóg duidelijker dan heden zult laten bljjken. dat,
in jouw oog, de meest beroemde kunstenaar toch zen
slotte maar 'n boerenzoon blijft, omdat de vrouw van
'n arinen daglooner hem heeft gebaard Dat ik óók een
van die parias ben, die door tal van hooggeplaatst en
zeer zeker niet minzaam en huldevol zou worden begroet,
indien niet toevallig mjjn slapen met lauweren waren
omkranst? Zou ik 't dan zóó ver laten komen, dat je
dageljjks, ja ieder uur mijn manneljjke fierheid met
voeten treedt Ik wil 't niet versta-je ik wil 't
nietWat bekommer ik er mg om, dat wjj beiden
toevallig niet tot die menschen behooren, die onopge
merkt door 't leven gaan Ik wil er me niet aan storen
of men ons nawjjst en bepraat, of men zich over ons
verbaast en vroolijk maakt, en ons vermoedelijk nog
belastert bovendien I®
De herfstwind ruischt door de toppen der oude hoornen,
en hg fluistert geheimzinnig in de boschjes, aan beide
zjjden van den weg. En eensklaps klinkt dit geluid den
in koortsachtige drift voortloopenden man in de ooren
als het gewauwel van kwaadsprekende tongen. Hjj hoort
ze duidelijk, angstig-duideljjk, als die op gedempte» toon
uitgesproken woorden.
Wordt vervolgd).