Honderd en achlsle jaargang. Zaterdag 21 Juli. 1900. DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. 't Was maar 'n Model. .\o. 170. FEUILLETON. Amsterdamsche Brieven. J. I.. KAN sssm HOES °b5k<le„il&h'*rm",d'"«k -°»rd' OURANT. Alkmaar, 20 Juli 1906. Het is af en toe wel eens goed een kijkje te nemen in het huis van zijn buurman, vooral als die buurman zelf zijn ramen zoo wijd openzet, dat men zonder onbescheiden te zijn, een blik in zijn woning kan werpen. Dit laatste nu is in deze dagen we in zeer sterke mate bij onzen buurman Duitschlanc het geval. En wat wij daar te zien krijgen levert een uigenaardigen aanblik op. Het eerste zonderlinge verschijnsel is de wijze waarop deze week in Duitsche bladen over den Keizer geschreven is. Tot heden was de Keizer voor het meerendeel van zijn onderdanen „taboe" In de stilte van hun binnenkamer zouden ze misschien dingen zeggen, die niet overeenstemden met bun vereering van den Keizer, maar buiten was het „Unser Kaiser" voor en na. De Duitsche bladen er zijn bepaalde .z. g. n. „Kaiser-blatter volg den of gaven het voorbeeld en er ontstond een Keizervereering welke men in Duitschland zelf byzantisme noemde en waartegen in den laatsten tijd herhaaldelijk, gewaarschuwd is, omdat het een kwaad is, dat onaangename gevolgen kan hebben. Slechts een enkel blad waagde het voor een paar jaar kritiek op de daden van den Keizer uit te oefenen en die het waagden deden het durch die Blume. Langzamerhand is de geest van de kritiek vaar dig geworden over de Duitsche bladen en thans zien wij, dat de Keizer op vrij krasse wijze wordt aangevallen. Men verwijt hem, dat hij te veel op den voorgrond treedt. Dit zal niemand kunnen ont kennen het is reeds dikwijls gebleken, dat de Keizer soms geheel buiten weten van de verantwoordelijke regeering handelde. Men constateert, dat de Duitsche Keizer erg onvriendelijk is tegenover de Duitsche pers en buitenlandsche bladen bevoorrecht. De waarde van deze aantijging is natuurlijk hier niet te beoor- deelen, maar zij klinkt toch minder waarschijnlijk dan deze andere, dat de Keizer zich niet voldoende laat inlichten over het Binnen- en Buitenland. En nu mogen enkele Duitsche bladen onmiddellijk tegen deze laatste bewering te velde zijn getrokken zij lijkt ons desalniettemin zeer aannemelijk. De Duitsche Keizer toch heelt helaas een neiging van universeel te willen zijn. Kwamen er in een onge kroond hoofd dingen op welke soms in het hoofd van den Keizer opkomen, men zou van dilettantisme spreken. Dat geldt op het gebied vau kunst, weten schap, nijverheid maar ook en vooral in de politiek. En omdat dit in de politiek zoo herhaal delijk aan den dag komt en daar de ergste gevolgen kan hebben, waait er thans in een gedeelte van het Duitsche bladenwoud een koele wind, die menigeen een koude rilling op het lijf jagen zal. Maar ook in de Duitsche bladen die niet regel recht op den Keizer lostrekken is wrevel en ont stemming waar te nemen. Er zijn bijv. eenige harde noten gekraakt over de Parjjsche onderhandelingen ten aanzien van Abessynië. Duitschland is hier even slecht afgekomen als van Marokko. Indertijd scheen het dat de Duitsche adelaar ook over Abessvnië zijn vleugels zou uitspreiden. Er werd een handels verdrag gesloten, waarmede men in Duitschland zeer ingenomen was. Men juichte evenwel te luide en de opmerking is van een Duitsch blad daardoor maakte men het wantrouwen van andere mogendheden wakker en terwijl Duitschland nog jubelde, kwamen Frankrijk, Engeland en Italië in alle stilte bijeen om gezamenlijk eikaars belangen in het rijk van Keizer Menelik te behartigen. Duitsch- land werd er buiten gehouden en het moet thans te vreden zijn met de verzekering, dat zijn belangen niet benadeeld zullen worden en dat de Abessynische deur open zal blijven open, niet om binnen gelaten maar om op een nette manier er uitgezet te worden. Duitschland moge nog zoo actief zijn, geen minuut itiimnnaïT «im. Vrjj bewerkt naar het Hoog-Duitsch, DOOR f'2) Of hebben die muziek en die bedwelmende geuren hem niet betooverd Was 't misschien de zoete glimlach der schoone vrouw, wier glinsterend oog in het zijne Lukte, en de aanraking van het lieve handje, dat hii zuchtkens gedrukt heeft Was 't welhcht de dichte nabgheia van het jonge, veerkrachtige lichaam, dat hii m de ai men gesloten hield, om er mee door de zaal te zweven,op de maat van die heerlgk ruischende melodieën? Of heeft mogelgk alles samengewerkt om hem in vervoer,ng te brengen? - De geheirazinn.ge macht eener onverklaarbare begoocheling, i0 de atmosfeer van d.e aristocratische balzaal, waar e door ieder begeerde en gevleide dochter van graaf Erbach zich tussehen haar gasten bewoog, met den goddelijke» lach eener Hebe .Gelukkige kerelHulsten onverTOht e.u zn„4I KenJdtS?«n m °°r' "Weat 'e wel dat ieder je »Mjj Waarom «Je houdt je onwetend De wjjze waarop gravin Blanche je zooeven heeft aangekeken, kan je onmogelijk ontgaan zgnJ "•"fcü'tJK Neen, het wAs hem niet ontgaan, hg hAd dien blik gezien, waarom ieder hem benjjdde. De blik der schoon heid, nederig hulde brengend aan het genie. En er kwam een onbestemd verlangen in zgn hart, d it niet verdween al zweeg ook de balmuziek. Wom zou 't ook anders wezen Genie en schoonheid zgn immers van gelyke afkomst? Dit eenmaal vast staande, kan toch de omstandigheid, dat zjjn wieg in laten voorbijgaan om zijn grooten concurrent Enge land in te halen, met name in het Verre Oosten, vee resultaten heeft zijn volhardend streven niet. En dit prikkelt de Duitschebladen, waarvan een deze week zelfs zoo ver ging, te betoogen dat een Duitscher tegen woordig veelminder waard is dan een Franscbman Het merkwaardige bewijs van deze merkwaardige stelling kwam hierop neer: Toen de Duitsche geleerde Geuthe in Marokko werd gedood, moest de Marok kaansche regeering een monument op zijn graf laten zetten en aan zijn nabestaanden een betrekkelijke kleine som uitkeeren. Maar nu er een Fransch bank beambte op Marokkaanschen bodem gedood is, be taalt de regeering van Marokko aan de overgebleven familie f 50,000, een veelvoud van het bedrag, dat aan de nabestaanden van den Duitscher werd toe gekend, richt een grafmonument op en liet door speciale missies aan de Fransche regeering haar leed wezen over het gebeurde weten. En dus Men begrijpt dat zoo iets den Duitschers, die dit lezen, grieft. Zij willen zoo graag in hoog aanzien komen in het buitenland maar moeten telkens en tel kens bjj andere naties achterblijven. Dit geldt niet al leen voor de dooden, maar ook voor de levenden. De goede uitzonderingen niet te na gesproken is de Duitscher over het geheel niet bemind in den vreemde Een Duitsch hoogleeraar heeft zich deze week ge drongen gevoeld de oorzaken van dit verschijnsel na te gaan en zijn landgenooten aan te raden, deze zooveel mogelijk weg te nemen. Het artikel is gebaseerd op het feit want dit wordt het onomwonden genoemd dat de Duitschers in den vreemde over het geheel niet bemind zijn. Achtereenvolgens wordt nagegaan welken indruk verschillende volkeren in andere landen maken, wij Hollanders komen er nog al goed af, immers de schrijver zegt„Ook onze naaste verwanten, de Hollanders, plegen in aanraking met vreemde natio naliteiten geen aanstoot te geven, maar zich sym pathieën te veroveren." Minder gunstig oordeelt de schrijver over de Duitschers die in het buitenland verblijf houden en sprekende over de Duitschers in Duitschland wjjst hij gemoedelijk op tal van gebreken. Het is niet onvermakelijk te lezen, hoe de Duitsche hooggeleerde zijn landgenooten verwjjt, dat zij onge manierd aan tafel zitten, dat ze te luid spreken, dat een Duitsch echtpaar in hotel of spoorweg-coupé te vaak twist, dat de militairen te stijf, de studenten te gemaakt zijn. Tenslotte raadt hij den Duitschers aan wat meer gevoel van eigenwaarde er op na te houden. Van waar deze persoonlijke kritiek, welke wordt uitgeoefend op den Keizer zoowel als op het volk? Het antwoord ligt voor de hand Men vreest dat Deutschland niet über alles zal gaan, maar alles fiber Deutschland. Er is een nieuw boek verschenenVölker Europas Der Krieg der Zukunft, waarin wordt geschetst hoe Duitschland de hulp van België, Nederland, Zwit serland en Denemarken weet te verkrijgen voor den oorlog, die bet met Frankrijk en Engeland moet voeren. Het spreekt wel van zelf dat in dit Duitsche boek aan Duitschland de overwinning wordt toege kend. Maar het is teekenend, in verband met dan hierboven geschetsten toestand, dat de schrijver het groote Duitsche rijk hulp laat zoeken bij de kleine staten. XXXIV. lis soul pas«é» cea jours dc fête De kinders zijn weer naar school; het feestgeroes is verstomd de feestkransen liggen verlept aan den voet van het Rembrandt-standbeeldde schaarsche versierin gen hebben haar geur en heerlijkheid verloren, of zjjn reeds weggenomende houten getimmerten, die de igroote stukken® van het vuurwerk torsten, liggen rus tig aan den Amsteloever, om te worden afgebrokenin een schamele hut, en de hare in een grafeljjk slot stond, geen beletsel vormen? En dat onbestemd verlangen veranderde allengs in een bepaalden wenschde wensch werd wil en uit den wil volgde de daad. Na een kennismaking van enkele maanden deed de kunstenaar aanzoek om de hand der gravin. En zij sprak tot hem: «Wat kan 't mij deren, wie je ouders zjjn geweest? Jij bent groot en beroemd, jou heb ik lief, jou, den waardigen, genialen kunstenaar, jou, mqn beminde •la, onder de tonen der balmuziek is 't begonnen, bjj schitterlicht en bloemengeurEn wat is er geworden van die wegslepende melodieën, van dien verblindenden lichtglans en van die bedwelmende geuren «Weggestorven, verwaaid i« ruischt de herfstwind, die nitt ophoudt de gele bladeren door elkander te jagen. Een grauwe schemering daalt, als de voorloopster van den naderenden nacht, op de boomtoppen neder, en, te geijjk met den muffen geur der stervende plantenwereld, verspreidt zich de adem der vergankelijkheid door de lucht. «Weggestorven en verwaaid!® Zoo huilt en klaagt de wind, en in de ziel van den eenzamen man roept een stem, welke nimmer meer verstommen zal «Tussehen u beiden bestaat de Liefde niet I «Waar de Liefde niet is, daar is de hel, en de hel zal zjjn tussehen U en haar, welke gij tot vrouw hebt gevraagd uit louter jjdelheid, als gevolg van een gril, everals zij, om gelijke redenen, Uw aanzoek heeft uit gelokt en U het jawoord gegeven. Gjj beiden gevoelt niets, en gjj hebt ook nimmer iets gevoeld, van die ware, vertrouwende, smachtende en alle.-duldende Liefde, welke niet pruilt over nietigheden, zooals een niet op tjjd ge bracht bezoek, welke nooit of nimmer woorden spreekt, als die, welke heden in een kort doch heftig gesprek tussehen U gewisseld zjjn, en welke evenmin gevoelens kent van onverzoenljjken wrok en van onbeschrjjfljjke bitterheid, zooals er thans woelen in Uw ziel Of is het misschien een gevoel van smart Met een krampachtige beweging verheft Raimund Heimberg zich van de bank, waarop hjj zich, na een het Vondelpark wordt vleitig geharkt en geschoffeld, om de laatste sporen van het bloemencorso te doen ver dwijnen. Ik acht mij na de uitmuntende verslagen in de num mers der Alhnaarsche Courant van Maandag en Dinsdag j.l. ontslagen van den plicht, de Rembrandtfeesten nader to beschrijven. Slechts een korte nabetrachting. Zijn de teesten geslaagd AntwoordEr is ten minste druk feest gevierd. Amsterdam gaf zoo ongeveer hetzelfde te aanschouwen als gewoonlijk op Koninginnedag de hoofdstraten, met een dichte menigte gevuld, deels bestaande uit rustige burgers, langzaam voortschuivend over het plaveisel, deels uit hossende en joelende troepjes, al of niet ge wapend met z.g. toeterskartonnen kokers, van een metalen mondstukje voorzien, waarmee het zelfs den meest onervarene mogeljjk is, de meest on aestische geluiden te produceeren, die ooit langs de straten en grachten der hoofdstad hebben weergalmd. Voorts klonken er feestliederen Thans niet het verheffonde »Wjj gaan niet dood wjj leven lang l® Evenmin het geestige: «Nieuwenhuis moet sakkies plakken Hi, ha, ho l Ook niet het beminnelijke «Weg met die soosejaal I en leve Willemien Neen het lied, dat gedurende de Rembrandt-dagen de harten veler feestvierende Amsterdammers had ver overd, was noch van philosophisohen,! noch van poli- tieken aard «Nou gaan we hosse Met heele trosse, Danse en swiere, Kerm's fiere l« En hiermede zeiden de zangers kort en bondig, waar 't hun om te doen wa*. Leve de oprechtheid. Maar toch maar toch Spreekt deze deun, honderd malen achtereen hossend uitgegalmd door duizenden feestgangers, niet van gees telijke armoede Jaren geleden 't was op een reisje langs den Run deed ik een ritje per stoomtram buiten Bonn. 't Was een heerljjke Juli-dag, «vol zon en wind®, en-al was er geen «zilvertint in 't wilgenloover®, omdat er geen wilgenloover was, toch waren er tinten genoeg in 't omringende landschap heerlijke goudtinten over bcomen en struiken, over water en akkers, 't Was verrukkelijk, 't was, om je geluk uit te zingen in een lied met hooge tonen. En er wérd gezongen. We waren de laatste huizen van Bonn nog niet voorbjj, of daar klonk het, drie stemming «Die Sonn erwachtmit ihre Pracht Erfüllt sich die Berge, das Thai. O, Morgenluft, O, Waldesduft, O, goldener Sonnenstrahl en ik geloof niet, dat één der passagiers er het zwjjgen toe deed. En het eene lied volgde op het andere ja er waren er die «Liederschatz® nf «Rütli® uit zak of reistasch te voorschijn haalden Nu ljjd ik niet aan de zucht, om het buitenland te verheffen boven mjjn lief vaderland. Maar ten opzichte van den volkszang staan we toch heusch niet vooraan. En toch hebben ook wjj, Nederlanders, onzen liederen schat, die werkelijk een schat is ook in de oogen of hier juister in de ooren van den vreemdeling o.n. onze stoere historie-liederendenk aan het schoone «Bergen op Zoom.® En welk buitenlander benijdt ons niet die onvergelijkelijke liedekens, vol eonvoud en poëzie, als Des winters, als het regent, Dan zjjn de paadjes diep, ja diep, of Zeg kwezelken, wilde gjj dansen, Dan zal ik je geven een peerd of 't Was ochtend, een meisje ging wandlen langs 't strand Een bootje, dat vlagde, lei ree lange, doellooze wandeling, vermoeid en bjjna uitgeput, had laten neervallen. Bitterheid of smart Hg weet het zelf niet; doch hieraan kon hg niet meer twijfelen, dat hg zich diep rampzalig gevoelde, rampzaliger dan ooit te voren. En hij weet ook, dat dit geen verdriet is, hetwelk door de macht van het tragische verheffend en louterend werkt op de ziel en haar be- toovert en ontoegankelijk maakt voor nietige, kleine invloedendoch integendeel een ellende, welke haar vernedert en steeds dieper doet zinken, terwjjl zij haar vleugels bezoedelt metaardsch stof, opdat zg zich nimmer weer vrjj zal kunnen verheffen, ho g in den zonnigen ether 1 Neen, het is geen treurspel, slechts een satire, waarin t%ee menschen elkaar en anderen bedriegen uit dwaze ijdelheid Een satire welke helaas nog lang niet geë ndigd, doch die integendeel pas begonnen is, en waarvan nog een lange voortzetting moet volgen. Een voortzetting, te treurig om een komedie en te erbarmelijk om een tragedie te kunnen heeten. Het zal zjjn een schandelijke ellende, dag in, dag uit, maanden, jaren lang, vernietigend alles wat edel is in 't hart en in den geestde ell nde van een huweljjk, dat niet is gesloten voor het altaar der liefde, maar voor dat der zelfverheerlgking, en dus honderd maal meer af te keuren dan een dier door sommigen zoo zeer gebrand merkte verbintenissen, waarbij slechts de hartstocht, dat groote geheim der natuur, als hoogepriester optreedt Is het niet meer dan bedroevend, wanneer men, dit alles zoo angstig duideljjk inziende, tot zich zelf moet zeggen «Te laatTerugkeeren is onmogelijk I Maar is 't dan werkelijk te laat? Alsof deze schielijk in hem opkomende gedachte hem staande houdt, staakt Raimund Heimberg eensklaps zjjn wandeling, welke hij opnieuw heeft aangevangen, doelloos, onbewust, evenals zjoeven, voor dat hg zich op die bank liet neervalleD, waar hg eenigen tjjd ge zeten heeft. Onbeweeglijk als een beeld, bljjft hg een paar seconden staan, starend in den grauwen nevel, welke hoornen en struiken met een dichten sluier heeft omgeven. liedekens, zoo eenvoudig en prettig van inhoud en zoo bevatteljjk wat de melodie betreft, dat we ons verbaasd afvragenhoe komt het, dat ze al lang geen volksliederen zjjn geworden en het bjj openbare teesten steeds schit terend moeten afleggen tegen onsmakelijkheden als: «Nou gaan we hosse Met heele trosse.® en «Nieuwenhuis moet sakkies plakke Is ons volk, of, om bjj Amsterdam te bljjven, zijn de Amsterdammers niet muzikaal Het tegendeel is waar. Ik stond Zondagavond te midden der ontzettende menigte, die op het Rembrandt-plein getuige was van de hulde der schilders aan hun grootmeester. Het was op het plein een leven als een oordeel. Er werd gehost, getoeterd, geschreeuwd, gebruld Alle wijding ontbrak. Daar verhief Roeske zjjn dirigeerstaf en klonken de drie honderd stemmen van een mannenkoor door de avondlucht. En plotseling was 't doodstil. Er werd geluisterd met wjjding en aandacht. En kom in ons Concert-gebouw, wanneer tegen be taling van een i..inimum-bedrag het volk muziek wordt aangeboden van de grootmeesters der muzikale kunst geen dankbaarder publiek dan het Amsterdamsche. We staan hier voor een raadsel. Geen Amsterdamsche school, of er wordt degelijk zangonderwijs gegeven; de «Vereeniging tot Verbetering van den Volkszang® heeft daarenboven afzonderlijke zangscholen opgericht, waar de kinderen des volks ge oefend worden in bet zingen van onzen nationalen liederenschatin den kring der huisgezinnen worden de schoolliedekens gaarne en verdienstelijk gezongen, maar nauwelijks vaart over de menigte de geest van openbare feestelijkheid, of rauwe galmen verscheuren de lucht, en de zucht, om «herrie* te maken, schjjnt elke andere te overheerschen. Met den verslaggever der Alomaria-feesten (zio Albn. Crt. van 18 Jnli) vraag ik: Waar zjjn of liever waar waren de vlaggen Zeker de hoofdstraten listen zich ton deze niet onbetuigd. Maar waar waren de vlaggen dar huizen op onze overschoone grachten? En waar de versieringen, waarvan ik lang te voren gedroomd had. Ik heb hooren spreken van een Daitsohe schilderes, die zich naar Amsterdam begaf, om de Rembrandt-feesten bjj te wonen, maar eenige dagen vroeger was gegaan, om de stad in feestgewaad te zien. Arme artiste wat moot gjj bitter zjjn teleurgesteld In dit opzicht is mjjn vrees, in een mjjner vorige brieven genit, gegrond gebleken, n.l. dat het de vraag was, of het Amsterdamsche volk voor een Rembrandt- feest in beroering te brengen zon zjjn. Er is weinig gevlagd en hoogst schasrs versierd. Daarom te meer bljjf ik het bejammeren, dat ons gemeentebestuur niet wat scheutiger is geweest. Bnsken Huet heeft esnmaal beweerd, dat om een kunstwerk te schrijven, voor den schrijver drie dingen noodig zjjnle. passie, 2e. passie en Sa. passie. Om een volksfeest te doen slagen, moet beschikt kannen worden over drie dingen: le. over geld, 2e. over geld en Se. over geld. Da Rembrandt-feesten hebben opnienw doen zien, dat de Amsterdammers geen versiering of vlaggentooi noodig hebben, om in de feeststemming te komen. Masr, dat het feest er te schooner en te waardiger om zon ge woest zjjn, ware onze mooie onde stad in een passend feest gewaad gestoken geweest, wie zal het ontkennen Kort na de plcehtige opening der nienwe Nachtwaoht- zaai ben ik Rembrandts meesterwerk gaan zien. In weinig woorden gezegd bet viel mg tegen. Ik ging er heen met de herinnering aan de Rsm' ranilt- tentoonstelling in het jaar van de kroning onzer Koningin toen was de NachtWooht overgebracht naar het Snasso- mnsenm, waar het gep aatst was in een zaal, die men door een duistere gang bereikte. Nog herinner ik mg de diepe ontroering, die zioh van mg meester maakte, toen de Nachtwacht ons tegezflonkerde. Ze scheen geen licht te ontvangen, maar uit te stialen en Rembrandts meesterstuk scheen mg een bovenaardsch mysterie. Zoo was het mg thans niet te moede. Natnnrlgk ont «O, als 't nog eens niet te laat was 1® fluistert hjj in stilte, terwjjl hjj zjjn weg vervolgt. «En waarom zou 't ook te laat zjjn Wat is er dan eigenlijk gebeurd, dat niet ongedaan gemaakt kan worden? 'n Verbroken engagement, 'n teruggegeven woord, is dAt dan iets zóó ongehoords Heeft men dit nooit meer gezien «Ik heb je niet lief en ik heb je ook nooit werkeljjk liet gehad, zoo min als jjj mjjroept hjj hartstochtelijk uit. «Laat ons 't korte zelfbedrog, dat ons toevallig tot elkaar bracht, niet tot 'n levenslange leugen maken Laat onze wegen, die nimmer hadden moeten samen komen en die ook nimmer zouden saamgekomen zjjn, indien de kunstenaar niet de gravin, en de gravin niet den beroemden kunstenaar begeerd had zich weer van elkaar verwijderen I Ik begrijp dat 't nood zakeljjk is, ik gevoel en besef 't! Zou ik je dan niet mogen toeroepen mij mjjn vrijheid weer te geven, zooals ik je de jouwe terugschenk 01 moet ik wachten totdat je me nóg duidelijker dan heden zult laten bljjken. dat, in jouw oog, de meest beroemde kunstenaar toch zen slotte maar 'n boerenzoon blijft, omdat de vrouw van 'n arinen daglooner hem heeft gebaard Dat ik óók een van die parias ben, die door tal van hooggeplaatst en zeer zeker niet minzaam en huldevol zou worden begroet, indien niet toevallig mjjn slapen met lauweren waren omkranst? Zou ik 't dan zóó ver laten komen, dat je dageljjks, ja ieder uur mijn manneljjke fierheid met voeten treedt Ik wil 't niet versta-je ik wil 't nietWat bekommer ik er mg om, dat wjj beiden toevallig niet tot die menschen behooren, die onopge merkt door 't leven gaan Ik wil er me niet aan storen of men ons nawjjst en bepraat, of men zich over ons verbaast en vroolijk maakt, en ons vermoedelijk nog belastert bovendien I® De herfstwind ruischt door de toppen der oude hoornen, en hg fluistert geheimzinnig in de boschjes, aan beide zjjden van den weg. En eensklaps klinkt dit geluid den in koortsachtige drift voortloopenden man in de ooren als het gewauwel van kwaadsprekende tongen. Hjj hoort ze duidelijk, angstig-duideljjk, als die op gedempte» toon uitgesproken woorden. Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1906 | | pagina 5