Horulerd en achtsle jaargang. 1906 DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN Pil mm bestaat nil I Mia. No. 194. K ZATERDAG 18 AUGUSTUS. BINNENLAND. Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele Kijk f I,—. Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N.|V. Boek- en Handelsdrukkerij v\h. HEKMs. CÖSTEK ZOON, Voordam O 9. Uit de Pers. ALKMAAR URANT Alkmaar, 18 Augustus. „Keizer Wilhelm ziet er uitstekend uit. Uit het gebruinde gelaat spreken levendig de heldere, verstandige oogen." „Een vreemde ironische trek, welke om den mond en in het oog (van koning Eduard) tot uit drukking komt Deze twee zinnetjes zijn vertaald uit het telegram, dat de bijzondere verslaggever van de Berl. Lok. Am. even na de aankomst van Engelands Koning te Cronberg, seinde aan zijn blad. Zij geven in weinige woorden het groote verschil aan, dat er bestaat tusschen Europa's machtigste monarchen, die wel van ééne lamilie zijn, doch wier karakters zooveel uiteen loopen, als maar eenigszins mogelijk is. De sprekende oogen zij zijn de weerspiegeling van het geheele wezen van den Keizer. De ironische trek hij is het uiterlijke kenteeken, van wat er in den Koning omgaat. Keizer Wilhelm is de luidruchtige, dilettanterige iemand, die handelt onder den indruk van het oogen- blik, zich gemakkelijk laat verleiden tot onberaden stappen. Een Duitsch schrijver heeft eens van hem beweerd, dat hij, indien hij geboren was als burger jongen, door zijn geestesgaven en karaktereigenschap pen zou zijn opgeklommen tot de meest aanzienlijke betrekkingen. Er schijnt ons alle reden om tegenover die veronderstelling een andere te plaatsen, n.l. deze, dat de Duitsche Kiezer als gewoon burger het niet ver gebracht zou hebben veeleer een mensch zou zijn geweest, op wien het „twaalf ambachten, dertien ongelukken" kon worden toegepast. Koning Eduard behoort tot de stillen in den lande, die kalm huns weegs gaan. Ware hij niet van koninklijken bloede, hij zou veronderstellender wijze gesproken een loopbaan hebben gevolgd, welke in den regel bestemd is voor menschen met sluwe berekening, een koel hoofd en onverzettelijken wil. En wanneer men beiden in den dagelijkschen omgang ontmoette zou men waarschijnlijk den Keizer een ietwat luchthartig en laatdunkend man noemen en den Koning iemand vinden, wien men niet gauw zijn vertrouwen schenkt. Beoordeelt men de monarchen verder, dan moet men aan Keizer Wilhelm in vele opzichten de voorkeur geven. Hjj is bijv. een voortreffelijk huisvader, op wiens zedelijk leven weinig aan te merken valt, terwijl Koning Eduard een verleden heelt dat nu niet precies in alle opzichten eervol kan worden genoemd. Beschouwt men de beide personen als regeerende vorsten, dan komt men tot een geheel andere slotsom, dan aarzelt men niet te erkennen, dat Koning Eduard meer wijs beleid en verstandigen regeeringszin heeft getoond dan de Duitsche Keizer. Beiden zijn zjj constitutioneel monarch, maar van zijn positie he> ft de eerste heel wat meer weten te maken dan do laatste. De Duitsche Keizer bezit bijv. onder zijn onderdanen niet het vertrouwen, dat de bevolking van Engeland zijn Koning schenkt. Aan de Theems weet meD, dat Eduard VII boven de politieke partijen staat, terwijl men aan de Spree ten aanzien van Wilhelm II van het tegendeel overtuigd is. De Koning heeft op politiek terrein den Britschen leeuw krachtiger, de Keizer den Duitschen adelaar zwakker gemaakt. In economisch opzicht heeft de Duitsche Keizer de belangen van zjjn rijk uitstekend gediend. Duitsch- lands industrie heeft hij tot groote ontwikkeling gebracht, Duitschlands bevolking heeft hij er op gewezen dat hare toekomst op de zee lag. En opeconomisch terrein is de jeugdige, forsche adelaar een gevreesde tegenstander geworden van den ouden leeuw. liet diepgaande verschil tusschen den Koning en den Keizer heeft in de laatste jaren geleid tot een verwjjdering, een klove die verleden zomer niet meer te overbruggen scheen. Zij zagen elkaar voor het laatst in 1904, toen de verkoeling reeds bestond doch niet kon worden weggenomen. Dat was te Kiel. Sedert hoorde men niets van een verbetering der verhouding tusschen de monarchen, wel van het tegendeel. Nog altijd is Koning Eduard zijn troons- hestjjgingsbezoek aan den Keizer schuldig. Stelsel matig meed hij Berlijn, zooals bijv. verleden jaar toen hij Keizer Frans Jozef wèl bezocht. Hoevele 'r* hebben wij in de Duitsche bladen gelezen, at de Engelsche Koning eindelijk zjjn Keizerlijken neet zou opzoekenTelkens evenwel werd er van uit Londen gemeld, dat dergelijke berichten slechts geruchten waren, van allen grond ontbloot. En de Duitsche Keizer, de reislustige, bezocht verschillende rijköD, maar de kusten van het Kanaal werden door hem niet aangedaan. In het lieflijk gelegen slot Friedrichehof, waarin de moeder des Keizers, die 's Konings zuster was, den bitteren levensbeker tot aan den bodem heeft geledigd, hebben thans na een jarenlange scheiding de beide bloedverwanten elkaar gesproken. Daar kan dus het fundament gelegd zijn voor de brug, waarover Keizer en Koning geestelijk tot elkaar kunnen komen, kan de verbroken familieband op nieuw zijn aangeknoopt. En wanneer dit werkelijk is geschied, heeft er in het kleine Cronberg een daad van groote be- teekenis plaats gehad, aangenaam voor de familie, belangrijk voor de wereldgeschiedenis. Belangrijk voor de wereldgeschiedenis. De slechte verstandhouding tusschen de vorsten bestond ook tusschen de volkeren, waarover zij regeeren. Niet alleen op economisch gebied, maar ook op politiek terrein werden er voortdurend ernstige gevechten gehouden, gevaarlijk voor de belangen van de twee betrokken landen, maar ook voor de rust in Europa. Daarbij kwam dat in beide landen een gedeelte van de pers zich inderdaad schandelijk gedroeg, stelselmatig tot haat ophitste en den tegenstander zoo zwart mogelijk maakte. Er ontstond een Engelsch-Duitsche couranten- oorlog, zoo hevig als er in Europa nooit met papier en drukinkt werd gestreden. Tevergeefs waarschuw den kalme bladen om dat gevaarljjk werk te staken, tevergeefs trachtte men de plukharende jingo- en aldeutsche pers te scheiden. Deze slechte pers werd in beide landen krachtig gesteund door satyriek-politieke bladen, die in woord en beeld de „misverstanden" tusschen Engeland en Duitschland in het allerongunstigst licht stelden Hoe fèl die bladen zijn, bleek dezer dagen toen de gematigde Duitsche pers de spotbladen als het ware vrien delijk verzocht, geen hatelijkheden te debiteeren op den Engelschen koning. In Engeland gaf men zulk een waarschuwing niet en het bekende saty- rieke weekblad Punch heeft zich niet ontzien op den dag van het bezoek een plaat van zijn besten teekenaar op te nemen, welke in Duitschland opnieuw aanstoot zal kunnen geveD. Zoo n treurig verschijnsel behoort evenwel in den laatsten tijd gelukkig tot de uitzonderingen. De toon enkele slechte voorbeelden niet te na gesproken in de pers is welwillender geworden en er is onder ver schillende klassen der bevolking van beide landen (kooplieden, burgemeesters, dagbladschrijvers,) een toenadering tot stand gekomen, welke een ontspan ning tengevolge heeft gehad. Die toenadering is thans bekroond door de ontmoeting van de mo narchen. Het is niet aan ie nemen, dat deze twee machtige personen, onder onze tegenwoordige omstandigheden samenkomend, zich onledig zullen houden met de behandeling van onbeteekenende kwestietjes. Er moet iets gewichtigs besproken zijn. Wat dat is men weet het niet. Men kan slechts gissen, maar waartoe zou men het, wanneer mtn de grootste kans heelt dat gissen hier missen is Doch waarover er ook gesproken is het afscheid tusschen den Koning en den Keizer is haitelijk geweest. Men is elkaar in de armen gevallen en heeft elkaar op zijn Fransch (terloops zjj opgemerkt dat in de Fransche taal merkwaardig weinig over de ontmoeting is gezegd) „tot weerziens" toegesproken. Dat alles vinden wij misschien overdreven, maar het bewjjst dan toch, dat deze samenkomst op beiden een aangenamen indruk heeft gemaakt, dat er in vrede en vriend schap over de politiek is gesproken. En al was er niets anders bereikt dan zou dit alleen reeds van groot belang zijn voor de rust en den vrede van dit werelddeel. Een goede verstandhouding tus schen de twee machtigste heerschers van Europa is een goede waarborg voor het behoud van den vrede. Begroollrg ileparteaeat van Ludboaw. Naar Het Vaderland verneemt, is de brgrooting voer het Departement van Landbouw, Np verheid en Handel voor het jaar 1917 geraamd op IJ millioeo, hooger dan die voor het locpende jaar. Herzlealng van de Ongevallenwet. De Ohristelyke boot wei kers vereenigisig «Toenadering te Rotterdam, heeft aan H. M. de Koningin een adres verzonden, waarin zjj mededeelt, dat de piaktjjkder On gevallenwet van 1901 met betrekking tot den arbeid ii de havens een paar ernstige grieven tegen ce Wet aan 't Tobt bedt gebracht, redenen, waarom zjj H. M. ve.- zoekt voorstellen tot wgziging der Ongevallenwet ie willen doen. l>e „Plet Hein* fn Denemarken. De Nederiandsohe kruiser «Piet Hein* is gisteren te Kopenhagen aangekomen. Bjj bet binnenloopen weiden saluutschoten gewisseld met de Deensche kustbakkerjj. Alge ■irrse Syaode. In de vergadering van gisteren werd geiapporteerd over een voorstel van het provinciaal kerkbestuur van Gelderland en verschillende adressanten die daaraan hun adhaesie hebben betuigd, tot wjjziging van art. 56 alge neen reglement, zoodat daaiin bepaald wordt, dat de Synode samengesteld is uit "23 lenen. Met het oog op het reeds aangenomen beginsel om tot reorganisatie over te gaan werd geadviseerd door de commissie van lapport om het voorstel niet in behandeling te nemeu, en de adressen voor kennisgeving aan te nemen. Overeenkomstig dit advies weid besloten zonder hoofdelijke stemming. Er werd voorts gerapporteerd over een voorstel van het provinciaal kerkbestuur van Noord Brabant met Limburg om een nieuw artikel 36* in het alge neen reglement in te voegen bedoelende dat er jaarljjks drie classicale vergaderingen moeten worden gehouden. Dit rapport werd ter inzage gelegd. Nog werd gerapporteerd over een voorstel der Syno dale commissie inzake de hoofdelijke stemming van de leden der provinciale kerkbesturen over een reglement, waarvan de Synode besloten heeft, dat het behoort te worden vastgesteld, bedoelende de stemming te splitsen wanneer daaruit verandering van het algemeen regie ment voortvloeit. Dit voorstel werd afgewezen. Op een verzoek van het classicaal bestuur van Zierikzee doende wat des kerkeraads is, te Serooskerke (Schouwen), om te mogen toepassen art. 30 reglement op de diaconieën, werd gunstig beschikt. Machtar eld lao bakkers. in de Tel. komt het volgende .ngezonden stuk voor van O. over de wenscheljjkheid van afschaffing van nachtatbeid van bakkers. Eenigen tijd voor de algemeene verkiezingen voor de Tweede Kamer werd in de bakkerij veel gesproken over bovenstaand onderwerp. De bakket jjarbeiders voelden, dat die komende stem busstrijd fel zou zjjn, èn ookdat er wel eens veran dering van regeering door kon ontslaan. Ed zeiden zjjindien zulks plaats heeft (buiten bespreking latende, hun voor of tegen zjjn tegen de toen bestaande regeering) kan het wel eens gebeuren, dat de ingediende «arbeidsweu weer voor onbepaalden tjjd wordt uitgesteld of van de baan geschoven. Voor dat bezwaar voelde ik wel iets. Door het vorige ministerie was een wetsvoorstel ingediend, waarin ook de afscbalfing van nachtarbeid was opgenomen, die, hoewel de bakkers niet geheel bevredigende, t ch aanmerkelijke verbeteiing zou hebben aangebracht. Wjj hebben een vrijzinnige regeering, met aandacht is de «Troonrede* (vooral door den naar dag- arbeid snakkenden bakkersgezel) gelezen en is teleur gesteld. Men had althans vei wacht, dat de «arbeidswet* en vooral de afschaifing van nachtaibeid, in het voorloopig plan der regeering zou zjjn opgenomen. Belaas neen Indertjjd diende het Kamerlid de heer Pyttersen een wetsvoorstel in, dat genoemd werd «De bakkerswet* minister Lely nam het over, bracht veranderingen aan, enz., doch vond geen tjjd het tot wet te doen verheffen. De minister werd vervangen door minister Kuyper. deze verwees het wetsvoorstel van zjjnen voorganger naar de snippermand en formeerde weder iets, betrek king hebbende op de bakkerij. Steeds bleven de bakkers hopen, agiteeren enz-, totdat ook dr. Kuyper van het tooneel verdween, zonder dat het wetsroorstel in behandeling was gekomen. Deze regeering heeft nog geenJ nieuwe «arbeidswet* ingediend, wel heeft zjj zulks dringend veiklaard, maar of het er van komen zal, dat vreezen velen. Zelfs al wordt er een nieuw ontwerp «arbeidswet* ingediend, is het heel wel mogelijk dat er wederom van het in behandeling geven bü de Kamer niets komt. Nu is de vraag, zal voor de derde maal zich dat spel letje weder herhalen Men zal toch zeker wel begrjjpen, dat zooiets op den duur spaak moet loopen. Jaren laDg hebben de bakkers geagiteerd, meetings belegd, brochures en vlugschriften verspreid, berov p gedaan op het publiek, haast als het ware gesmeekt om afschaifing van nachtaibeid en nog is zulks niet geschied. Zal wederom de viei jarige periode voorbijgaan en niets zjjn gedaan voor de bakkerjj arbeiders Een meerderheid is in de Kamer best te vinden voor de kwestie; zoowel bjj rechts als bjj links zijn een groot aantal mannen, die met den stiijd der bakkers sympa- thiseeren. Wanneer de regeering maar in behandeling geeft, komt de afschaffing van nachtarbeid er. Laat bedacht worden, dat aan het vragen, het ver- zoekeui het smeeken der bakkers, eens een eind moet komen, het gaat niet aan oin steeds maar weer opnieuw te beloven. Grgpt de regeering niet in, dan zal de actie der bak kers niet verlammen, maar in andeie banen, willens of onwillens, komen. Aan witn dan de schuld De bak- kerijarbeideis kuunen niet voortdurend genoegen neinen met beloften, zij willen daden zien. Voor iedeie regeering (welke dan ook) zal het een eer zjjn te kunnen zeggendat onder haar bewind de nachtarbeid in de bakkerij verboden werd. Een t rjjzlinSg- deavcrallscb blad. Aan Het Volk wordt gemeld dat met 1 October a.s Land en Volk, het liberale Haagtche dagblad, het egei- dom en ifficieele orgaan der Vrjjzinnig-DemooratLcb- pai tg wordt. Hoofdrédakttnr wordt het Kamerlid Mai- chanf. De «Vi jjzinnig-Demokraai* en het «Haag.obf Weekblad* houcea op te versohgnen, het laatste zal allee i nog in verkiezingetyden uitkomen. Christenen en Pnganlsten. Het Hbld. scbrjjft Wjj bobben met De Standaard nog een appeltje to schillen. Het blad daagt ons noden uit thans «in den komkommertijd*, nn «groote vraagstukken met aan de orde zjjn*, de gelegenheid waar te nemen om «rustig en kalm* de vraag te beantwoorden: Waar, wanneer en onder welke bswoordingen healt het minisierio- Kryper het Nederlandscbe volk gesplitst in christenen en paganiaten?* Wij bobben niet veel tgd noodig om het antwoord op deze «pertinente* vraag te geven. D^elake vragen zjjn al moer door D* Standaard gesteld. Zoo tn het tammer van 22 Maart 1905, waar het schreef: «Laat men komen met oonoreete besohaldigingeu met feiten niet met die vage, niets zeggende ver wijten. Dit moest men maar aan menschen als oir. Lsvy overlaten.* Welnu, diezelfde «mensch*, nl. mr. J, A. Lsvy, heeft al het afdoend antwoord gegeven in zjjn vlug schrift onder den titel «Het olerioaal gevaar* kort daarna bjj gebr. Belinfante te 's-Gravenhage vencheoen. In de voorrede herinnerde mr. L. dat ook De Neder lander de juistheid had ontkend van de bewering als had minister Kiyper ons volk in christenen en paga- niiten verdeeld, waatover indien de bewering juist ware het oordeel van dat blad «natuurljjk niet scherp genoeg zou kunnen luiden.* En mr. L. drukte daarna de volgende woorden af, uit de rede, door den minister Kuyper op 13 Dioember 1904, bljjkens de Handelingen 1904—5 bl. 610 Ie kolom, in de Tweede Kamer gehouden «Nu wil ik gaarne erkennen, dat, wanneer ik een voorstelling moet geven, schadeljjk voor de linkerzjjde, ik dan spreken moet van «paganisten", terwijl omge keerd de heeren wanneer zjj van ons een schadeljjke voorstelling willen geven, spreken van «kerkdjjken" of «oleriealen''. Het is en bljjft zoo geheel dezelfde tegenstelling tusschen de moderne en de christeljike levensopvatting, alleen wat tcherper uitgedrukt. En wat heb ik nu anders gedaan in mjjn eerste rede dan, waar alles pais en vr.é was, de pais en vul niet te te verstorendoor ook voor de trgenetandera den mooien term le gabiu.ken Daarom sprak ik niet van pauanistisohe maar van moderne levensbeschouwing''. Wat beteekecen deze zinsneden, ontdaan van rheto- riek, anders dan dat dr. Knyper op de levensbeschra wing van hen, die niet aan zjjn zjjde stonden, het woord «paganistisch", d.i. heidensob, volkomen toe- passelgk achttt Men ziet dat dit woord «alleen wat scherpst" dan «modern" zjjn werktlgke meening uitdrukte I Wie niet «Gnristelgk" is naar Kuyper's opvatting, is zacht uit gedrukt «modern"; wat scherper gezegd: «paga nistisch''. Maar «het bljjft een en dezelfde tegen stelling". In één opzicht hebben wjj de «pertinente" rra<g van De St. niet beantwoord. De vraag luidt immers naar zulk eeu uitspraak van het «ministerie-Kuypsr" en wjj hebben slechls aang taaald wat de minister Koyper gezegd he. ft, immers sprekende namens zjjn ministerie. Wil De St. ons op dien grond mat zetten lAd verkrijgen wjj ons reeds bjj voorbaat geslagen. HtanUeoaaigilei. Leonidas schrijft aan de Nieuwe Ct. «Waar heb ik toch 's gehoord dat er onder het consulaat van Abraham den veelbereisde, 33 staats- cjmmksies werden ingesteld? Daar zjjn in den loop van 't jongste jaar, nog wel een schepje bjjgekomen, w.o. een, wier larnenstelling door den heer Ri-yne k faire is genomen; (Ik dacht n.b. dat den reinen alles rein was l) Nu mjj deze philippica nopens de competentie van die eene commissie licht heeft verschaft, begin ik zoowaar te begijjpen hoe het komt dat bet commissoriaal maken eener quaestie gelijk staat met haar öf verknoeien óf begraven. Denkt men er een oogenblik over na, dan merkt uien al heel gauw waar de schoen 'in wringt. Was de mi nister, die de commissie benoemt, van de zaak op de hoogte, tien tegen een dat bjj zelf de materie zou tege- ien. Doch zjjn competentie is maar zóó. Meestal zit hjj er mee in. Gauw dus aan het visschen naar des kundige adviezen. Maar wie is er deskundig? Ja, dit behoorde eerst uitgemaakt. Zoolatg 'r geen onteilbaai herkenningsteeken voor de ware deskundigheid bestaat, moet het oordeel over al- of niet-deskundigheid, per slot van rekening berusten bjj den niel-deskundigen minister. Tracht eens uit dien vicieusen cirkel te ontsnappen ge slaagt immers toch niet! Eu komt het dan wel te pas zoo deerlijke klaohte aan te heffen ovor het omslachtig, langzame werken van commi si&s Wat dr.... zjj zoeken ook voorlich ting. Kent gij er soms oen, die 't naadje van ve kous weet Dat zjj van het laadje, waar de lintjes in geborgen liggen, el eenig benul hebben, bewijst nog niet dat ze prullig van a rd zijn. Hoogstens zou er uit opge muakt kunnen worden dat zjj zich geen bovenmensche- lijke deugden toekennen lots, waar meer oprechtheid, en tevens, meer zehkennis uit zou spreken, dan wel van een foule (of is elke commissie geen foule?) rede lijkerwijs kon verwacht worden. Laat het echter wezen dat er geen oommiss u ooit is geweest, of zij bracht bet er passabel af, tan U' g blijft het dubieus welk nordeel het veelhouidig leiding geven boven het unicapitale biedt. 't Kan toch onmogelijk in iemands herseukas opkouiou te beweren dat een lichaam, met wisselende ineerdor- hedon, en dus met wisselende inzichten iets samen hangende, iets duurzaams vermag tot stand te Lrengen. Tenzij het corporatieve sloebts dient om steun te ver- leeueu aan een systematische, uitéén brein voottgekomeu gedac te Maar dan stellen we ons weer de vraag waarom dan niet eerder, waarom dan niet liever een eenhoofdige leiding 't Fgte zit 'm zeker e.er.n dat het bg schier geen jjtgenoot aan zelfbewustheid hspsit. Die eigensctap komt allen zoo to 8 aie, dat men er een soort simili van in omloop heeft gebracht. Men draagt tegenwoordig alias hoog: de* kop, de dameshoeden, de boorden, tot het halt toe. Dit maakt het oen fatsoeilflke legeering mooilgk iemand vojrbg te guzn. Want ook de beacheidenrn uiten z efc, tameljjk ongegeneerd. Ook de laatsten wiilen de eersten zjjn, althans niet de minste 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1906 | | pagina 1