DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN, Na de vacanties. De Kranige Chauffeur. No. 212. liomlenl en achtste jaargang. 1BOB. ZATERDAG H SEPTEMBER, FEUILLETON. Amsterdamsche Brieven. Doze Con rant wordt eiken avond behalve op Zon- en Feestdagen uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaak f 0,80 franco door het geheele Rijk f Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer A Prijs der gewone adverteniiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N.|V. Boek- en Handelsdrukkerij v|h. HEKJMs. COSTER ZOON Voordam U 9. ■.paw.di. .„..d^T^bru^K&t Hebt gjj haar hooren ruischen de zee die „voort- klotst in eindelooze deining" en „zich altijd omwendt en weer keert waar zij vliedt?" Hebt gij geluisterd naar het spel der golven? De zee aanschouwd in ruste, maar ook toen het stormde? Gestaard op die eindelooze watermassa toen schitterend en verblindend zonnelicht haar bescheen en ook toen duizenden sterren fonkelden aan den hemel? Hebt gij gehoord naar de taal der zee bjj morgen en bij avond Heeft toen de natuur u gestemd tot rust en vree en gingen uwe gedachten opwaarts naar hooger sfeeren, „ver, ver van de aard, met uwe ziel alleen Hebt gij gevoeld dat de zee „zingt een eeuwig- blij eu eeuwig-klagend lied?" Sprak zjj u van leven en van dood, want: „er rijst een klacht vol smart en wee heel uit de diepte van de zee, een klacht, een zucht van trouwe gaden, die ginds aan 't strand in tranen baden Hebt g u vermeid in der kinderen vroolijk spel op het strand, in de bljjdschap der jeugd, terwijl zij al jubelend dammen opwierp? Hebt gij genoten, gemijmerd, gepeinsd en alzoo uw innerlijk verrijkt? Hebt gij hooge bergen beklommen en uw oog laten gaan over die wereld die zich daar voor u uitstrekte en welke daar lag aan uwen voet? En hebt gjj, thuis gekomen, nagedacht over datgene wat de bergen u te zeggen hebben? Wij leven en bewegen ons in de vlakte en voelen ons kinderen der aarde, doch wij moeten nu en dan de vlakte eens verlaten en de hoogte beklimmen, om te ademen in reiner dampkring en daarna weer aan de dingen van iederen dag onze aandacht te schenken. Stemmen de bergen ons niet beurtelings klein en groot: klein als we opzien tot die reuzen, groot als de mensch den drang in zich gevoelt zich daar toe op te heffen Spreken de bergen ons niet van 's menschen wil en inspanning om zijn doel te bereiken? Van beginnen en volharden, van rusten na zwaren arbeid Wie op der bergen top is, ziet opwaarts en ook naar benedenideaal en werke lijkheid. Doet het dalen ons niet meezingen „berg af gaat de weg van 't leven P" Hoort der bergentaal: Verder? tot der bergen toppen, Waar het zonnig is en klaar, Klimmen enklen op beneden Wijlt in nee'vlen nog de schaar. Gij, die 't zonlicht mocht aanschouwen, Daalt weer neer en zegt het voort Wat gij boven hebt gehoord Hebt gij gedoold door woud en boschu ueerge vleid onder de schaduw van eeuwenoude hoornen of gewandeld door statige beukenlanen, als in tem pels van ongekorven hout Aan wie danktet gij dat verheffend natuurgenot Aan de voorgeslachten! Bedenkt dit! Een grijsaard wiens dagen geteld waren, plantte eens een boom. Ren voorbijganger riep uit„wat een dwaas die i>e wonderlijke avonturen vnn een motorwagen. Uit het Engelsch door Mevr. VAN HEUVELINCK. 5) nnoelöK6" VED UiePPe z«n van d>a afschuwelijke S gemaakt welke de Franschen plaveisel «Iweldl'.nZT aUt,° \ch,okte. er over heen zooveel voerden \i, k,iü* een ladlnK schotels ver- oA-BBtr' ic i U et,n' Zlen hoe s°liede en stevig ze gemaakt is, volgens meneer Cecü-Lanstown een van baarjlvele pigzenswaardige dingen. Er is dan ook hesr waarmee ieder zooveel last heeft. ,Met massieve banden ger(eed^. zelde rneei Cecil-Lansulvn 1 ocli kan ik niot ontkcnnön dat od strAfAn Q]t, ,r Dieppe het wel behaaglijk zou zjjn neus* té hebbed zooals «sa ze hier noemt. Tingel, tingel, krak krak ging binnenin do machine en al de beweegbare deelen van de auto. Ik werd er zenuwachtig van Spoedig echter waren we buiten de stad en on een van de't flenste wegen die u zich denken kunt. Rattray zeide dat het een nnationale heerweg* was en er ceen beter soort bestaat. De auto rolde er oveiheen als eins ï?tnd07veen >T- ZeIfSutante Ma,y zuchtte»als het de minm,tWVM 7Jn opgewektheid steeg met k I gr0eUe lk KliM!acbend tegen de kre7Jl?c i f oa" den plegen boomgaarden, lk g z.el{s lu®t. RaDray op den schouder van zjjn zwart loeren jas te kloppen Dit, dit was leven l De zon scheen tr ZC> l ,WOei 0ns om de coren en de au"ó Hep met de kracht van een reus lk voelde me zoo moeite en kosten had hij zich wel kunnen besparen, want hij plukt er nimmer een enkele vrucht van'. Maar de grijsaard giDg stil voort met boonien planten, vreugdevol er aan denkend, dat het komende ge slacht hem nog voor iets zou hebben te danken en te zegenen, den ongelukkige beklagend, die niet begreep hoe allen voor de toekomst te werken hebben. Aan allen om te zaaien, voorbereidend een oogst. Hebt gij, die elders vertoefdet of genoot van veel schoons in eigen land, iets meegenomen naar huis, voor geest en gemoed? Heeft de spoortrein met zijn snelle vaart even hier en daar ophoudend om gauw weer verder u te brengen en zijn onder- scheiden klassen en vele en velerlei menschen met j hun verschillende bedoelingen, belangen, stemmingen, u iets gezegd Ontvangt ge een levensbeeld Gij hebt genoten van de zomersche dagen, verge tend uw arbeid, ter zijde leggend wat anders u dag in dag uit vervult. O, deed het u goed, te weten dat „goedkoope reisgelegenheden", herstellingsoorden, vacantie-koloniep, plezierbooten, „reisbelasting" tal loos velen in staat hebben gesteld ook korter of langer tijd te rusten en te genieten, wien het vroeger was ontzegd Hebt g' er wel eens aan gedacht dat zooveien aan wie het ook goed besteed zou wezen en die niet minder dan gij behoeite hebben aan ontspan ning en verkeer in de natuur het voorrecht derven moeten, zich te kunnen verplaatsen, om nieuwe kracht, nieuwen levenslust, andere indrukken te ontvangen Zei dan uw hart wel niet eens O, kon ik aan u, die daar rustloos jaagt, Uw volle, gansche leven, Eu wier hart ook wel naar schoonheid vraagt, O, kon ik een zomer u geven O zomersche dagen, hoe beweldadigdet g' ons! Zonne, bestraal ons nog een poos. Ge zjjt een engel voor allen. Vreugde bereidt ge en licht brengt ge, ook in donkre harten. Ge vervult met rust en vrede, met hoop en vertrouwen die leven wekkeD. In herfst- en winterdagen zullen wij nog eens denken aan alles wat de zomer te genieten gaf, aan allen wier gemoed open stond voor de sprake der natuur. Welkom thuis gij allen die „er op uit zijt ge weest!' Nu met frissche krachten, met verdubbel den Ijver, met verhoogden ernst de taak weer opgevat, 't „Dolce far niente" is voorbij. Nu geen „behageljjk niets doen" meer. Welkom thuis, kinderen! Wat zult gij geprofi teerd hebben! Als September in het land is, dan zijn vele en worden weldra alle schooldeuren wederom ge opend. De tijd van leeren is andermaal aangebroken. l)e herseninspanning vangt opnieuw aan. Wie onder wijzen en onderwezen worden, ontmoeten elkaar wederom, beiden bezield met de beste voornemens. Inspasning wordt nu weer hoofdzaak. Studie roept u. Dat beider arbeid bekroond moge worden tot geluk van u zeiven, tot heil der maatschappjj Jongeren, die zijt aan 's levens ingang, tot u zal eens de vraag gericht worden „wat deedt gij in de jaren uwer jeugd?" „Toont nu, wie gij geworden zijt!" Eenmaal wordt een beroep gedaan op u. Be schaamt geen vertrouwen Als de vacantie voorbij is, zegge ieder tot zich zeil „nu wil k weer bewijzen dat ontspanning slechts versnapering was, dat arbeid en inspanning en toewijding mijn levensleuzen zijn." J. F. T. A. XLI. Mam en het t>am-vraaga(uk. Eén van beidenóf onze gemeenteraad moet hier of daar lek zijn, óf er zijn er onder de ambtenaren ten raadhuize, die zwijgen blik en spreken goud noemen. Hoe is 't anders mogelijk, dat van een geheime zitting, onlangs door den Raad gehouden, liet resultaat, zelfs door teekeningen toegelicht, de ronde doet door een deel der Amsterdamsche pers, terwijl uit niets blijkt, dat we met een canard te doen hebben. In die „geheime" zitting moet de Damkwestie behandeld zijn. Mjjn Alkmaarsche lezer weet immers, dat er bij ons een Damkwestie bestaat? Dat reeds jaren lang de vraag overwogen wordt, hoe verschillende toe gangen tot den Dam zoodanig te verbeteren, dat voetgangers en rijtuigen op regelmatige wijz dus zonder gevaar voor opstopping of botsingen het aloude plein kunnen bereiken en verlaten Daar is na de afbraak der vroegere beurs nog een vraag bij gekomen: „Wat moeten we doen met het terrein der afgebroken beurs Die toegangen-kwestie is lastig genoeg. Men kan den Dam bereiken: I. door de Paleis straat, 2. door de Mozes en Aaronstraat, 3. langs Jen Nieuwendijk, 4. langs het Damrak, 5. door de Vischsteeg, 6. langs den Vijgendam, 7. door de Nes, 8. door het z.g. poorlje van Fröger, 9. langs liet Rokin, 10. door de Kalverstraaf. V an deze toegangswegen is er slechts eenhet Damrak, welke door zijn voldoende breedte een behoorlijke weg mag worden genoemd. Alle andere zijn als toegangswegen ten eenenmale onvoldoende Wat nu te doen De Paleisstraat, de Mozes- en Aaronstraat, den Nieuwendijk, de Kalverstraaf te verbroeden is nu eenmaal niet wel mogelijk. Het antwoord ligt voor de hand getracht moet worden, althans de zuide lijke en oostelijke toegangen, dus naar de zijde van Rokin en Vischsteeg. te verbeteren. Volgens betgeen er van bovengenoemde „geheime" zitting is uitgelekt, heeft onze Raad hoogere goed keuring verzocht van het plan, om over te gaan tot 1. onteigening van het huizenblok, dat begrensd wordt door Vischsteeg, Warmoeestraat, Vijgendam en Dam. ten einde op het vrij komend terrein, ver meerderd met de aangrenzende Damstrook, monu mentale gebouwen te stichten en aan weerszijden daarvan een verbreede Vischsteeg en Vijgendam te verkrijgen 2. tot onteigening van de huizen, gelegen aan de zuidzijde van den Vijgendam tusschen Rokin en Nes, alsmede van eenige perceelen in laatstge noemde straat gelegen 3. tot dempen van het Rokin tot aan het Spui, terwijl in de nieuwe plannen tevens besloten is de afbraak van het z.g. Com mandantshuis en het verder de bedoeling zou zjjn het beursterrein onbebouwd te laten. Met begrijpelijke belangstelling wachten wij de oplossing van het Dam-vraagstuk af. Welk Am sterdammer toch kan het onverschillig wezen, wat het lot zal zijn van den Dam, zijn Dam; wat de toekomst zal zijn van dat oude en uit een historisch oogpunt zoo belangrijk stadsdeel, dat de eeuwen door getuige was van het lief en leed zijner voor vaderen „Wie een volledige geschiedenis van den Dam wil schrijven", zegt de kundige Brouwer Ancher in de merkwaardige en mooie Eigen-Haard-uitgave: De Dam te Amsterdam, „zal eindigen met er eene te leveren van genoegzaam alle weder waardigheden, die onze Oude Amstelstad in deu loop dor eeuwen heeft ondervonden en wie er zich toe zet, die geschiedenis in een kort bestek saam te vatten, zal telkens te kampen hebben met de moeielijkheid, een keuze te doeu uit de overwel digende hoeveelheid stof, die voor hem ligt opgetast, „Geen plekje gronds toch binnen Amstels vesteu zoo rijk aan historische herinneringen, als dat ruime plein, dat weleer „die plaetse", later algemeen „Dam" genoemd werd. D&ar was het centrum vau het politieke leven onzer voorvaderend&Ar liet middelpunt van den wereldhandel en het tooneel, waarop zoo menig blijspel nevens zoo menig droevig en bloedig drama werd afgespeeld. Zoo is het. De geschiedenis van den Dam is die van Amsterdam en omgekeerd. Weinig zullen de eerste bewoners onzer stad. die een dam in den Amstel wierpen „als een weer tegen de zilte golven" van het onstuimig IJ, dat bij stormen en ontij gevaar opleverde voor de veiligheid der oude Amstelaren en van hun bezitting, weinig zullen zij, zeg ik, vermoed hebben, dat diezelfde dam eenmaal de zetel zou zijn der trotsche regenten, der machtige burgerkoningen, die. als Pot gieter zegt, hun oorlogszwaard of hun olijftak wierpen in de weegschaal der volkeren van Europa en daardoor bijwijlen den evenaar deden over hellen evenmin als de bewoners van het onaan zienlijke visschersplaatsje kunnen hebben gedroomd, dat hun buurtje eenmaal zou uitdijen tot de stad, waar meer dan een half millioen menschen leven en ademen en den strijd voeren om het bestaan. 't Is merkwaardig, aan de hand onzer historie platen, de verwording van onzen Dam na te gaan. Vóór mij ligt zou Multatuli zeggen een mooie kopergravure uit het jaar 1535, het benauwde jaar, waarin de dweepzieke Wederdoopers ouder aanvoering van Jacob van Kampen niet te ver warren met den beroemden bouwmeester Jacob vau Kampen, deu ontwerper van het „Paleis" de rust in onze stad verstoorden en een verwoedeu aanval deden op Amsterdam en zjjn Magistraat. Het tegenwoordig „Paleis" stond er toen nog niet; daarvoor zou eerst ruim een eeuw later iu 't vrede- en jubeljaar 1648 de eerste spadeinden grond worden gestoken. Toch hadden we toen al een stadhuis voorzekerin deftigen praal onder doende voor bet latere; maar toch een fraai ge bouw, met een mooien baksteenen gevel en een sierlijken, slanken toren. Boven een der ingangen van het gebouw hing een geweldig groote wal visch- baard een herinnering aan de reeds in die dagen onat hanke! fik als een zigeuner in zijn woonwagen, alleen met het onderscheid dat wjj eenige malen sneller reisden. Als een panorama strekte het landschap zich voor ons uit en bjj eiken bocht van den weg hoopte ik op een klein avontuur. We snorden tusschen uitgestrekte boomgaarden, waar, zooals tante Maiy u,t haar gids voorlas, de appels gekweekt worden voor de beroemde Normandische cider. In mijn verbeelding zag ik het land al getooid met zjjn schitterend rood kleed, toen we plotseling van een smallen weg op een breeden kwamen, een hoek maakten, en het schouwspel genoten van een ruime, heuvelachtige vlakte waarin een lichte stad als een vlinder in een vogelnest. De weg voerde naar een vallei en Rattray liet den wagen loopen met een vaart van ongeveer dertig mjjlen in het uur; tante Maiy werd bang en greep met een zenuwachtig gebaar de leuning toen de auto inwenaig een zucht slaakte en stilstond om te "usten. Rattray sprong op den giond en ondernam een onderzoekingstocht. »Er is niets te vinden, juffrouw de bagage moet er uit om van binnen te kunnen kijken. Het is een bizonder voordeel dal alles wat tot de machinerie behoort veilig onder den bodem van het voertuig is verborgen »de beste manier om ze te be schutten tegen stof en vocht,had meneer Cecil-Lan- stown ons verteldhet Ijjkt mjj echter een klein inconvenient alle bagage te moeten afladen, telkens I wanneer bet noodig is de machine na te zien. Al heel jauw had hjj de oorzaak gevonden. De gastoevoerbuis rad zich los gewerkt (zeker door al dat gehobbel op bet Diepper plaveisel) zoodat de motor geen gas kon opzuigen. Hoewel maar half zjjn woorden begiijpend was ik toch volkomen oveituigd, dat het ongeluk niet aan de auto te wjjten was. Hoe kon het ding ook locpen als 't geen adem Lad? Er was geen kleine sleutel om de siuilmoer vast aan te draaien, zei Rattrav. zinspelend op te wachien moeilijkheden. Drie kle'ne Iransch man netjes met een handwagen stonden ons stilletjes te be gluren. Ik kiekte ze en sluit het plaaije hierbij in ter illustratie van uajjn verhaal. Zoodra Rattray zoo goed mogelijk de verbinding her steld had reden we weer verder door een stad naar een vallei (volgens Murray Neufchatel en Bray) onzen troost zoekend in een prettigen rit door een mooie streek tot wij tegen den namiddag op het maiktplein van Forges les Eeaux arriveerden. Het was juist marktdag en stapvoets trokken we door de dichte raenschenmassa en de vele tenten, langs schreeuwende kalkoenen en loeiende koeien. Er scheen maar één behoorlijke herberg te zjjn en de gelagkamer was vol luid pratende boeren met geslepen, veibrande, gerimpelce gezichten, die veel op maskers geleken. Ze vaten hardop* zooals ik in mjjn kinderjaren placht te zeggen. Er waren zooveel menschen dat Rattray aan onze tatel moest zitten en ofschoon me dat, als een goed de mocraat niet behoorde te hinderen, ergerde het mjj niet weinig want zjjn manieren enfin, laten wjj er niet over spreken. De lunch was bestecht Fransch en be lachelijk goedkoop. We aten haastig, maar Rattray had wel een half uur noodig om de reservoirs van de auto te vullen (het spreekt van,elf dat de bagage er weer af moest) en de motorassen te smeren. Wjj stevenden zoo dapper Forges les Eaux uit dat mijn hoop weer steeg. Op die manier zouden we bijtjjds in Parjis wezen, maar nauwelijks lag de stad achter ons of een der ket tingen gleed in een fraaie, bochtige ljjn langs den weg. Het eenvoudigste ding ter wereld om ze weer vast te maken, zult u wel denken, maar dat is het nu juist niet. Rattray werkte er weer een half uur aan, (ik heb opgemerkt dat alles wat aan dien wagen gedaan moet worden een halt uur tjjds of meer kost) allerlei ver- wenschingen binnensmonds prevelend, die tante Maiy wegens haar doofheid niet hooren kon en ik niet hooren wilde, omdat ik 't verre beneden mjjn waardigheid achtte. Eindeljjk kon ik niet nalaten met zekere ngdig heid cp te merken rJe zou een slecht soldaat wezen een goed soldaat maakt de dingen niet erger dan ze zjjn en gedraagt zich als een .aan. Jjj maakt de bezwaren al.jjd grooter.* «Alles goed en wel, jutlrouw.« antwoordde mjjn man, licht geiaakt, «maar soldaten vichten met mintcheii niet mot dier at A Ze worden soms gedood zei ik. »Er zjjn dingen die een man doen vertawjen om te sterven,* gromde Rattray. En dat maakte me sprakeloos, ofschoon ik den man aanhoudend hoorde mopperen dat reike verd. schroef los zat; dat hjj gtëngazeerd was als mechanicus en niet als rijtuigmaker, dat ah hjj rijtuigmaker was hjj het in elk geval vervloeken zou, prulwerk als dit te repareerep.« Wellicht gelooft u dat ikoverdiijf maar op mjjn woord van eer we hadden nog geen tien mjjlen afgelegd of de ketting brak opnieuw. Dezen keer stortte Rattiay bepaald tranen. N\at tante Mai y betreft, zjj was de koude ChristeljjLe berusting in eigen persoon. Zjj had zich nu eenmaal aan mjj gewjjd en zou op het inge slagen pad voortgaan omdat ze het haar Plicht achtte, met een hoofdletter P. Dit alles had ze verwacht, en reeds in het begin me gezegd, enz., enz .Eindeljjk was do ketting weer gemaakt en vastgeklonken mat eeu nieuwe bout. Eenige oogenblikken waren we goed. op dreef toen het detailleeien wordt te een'.onig. Gemiddeld eens per uur gebeurde er wat met de auto. Kettingen raakten los of schakels knapten; indien de ïiemen niet braken waren ze te kort of te lang. Telkens klonk er eeu geheimzinnig gekraak; de krukas-verbinding li'p heet en we moesten wachten tot het ding lust had ie bekoelen, een proces dat niet bespoedigd werd door Rattray's manier \an spreken. Hg kondigde mjj nu aan dat de constructie van dat soort rgluigen, en die van de mijne in het bizonder, de skcbtste der slechtslen was in de automobielenwereld. Mogelijk konden er nog slechter soorten gemaakt woiden, maar tot heden be stonden ze niet. Toen ik het waagde te inlormeereu waarom hg zgn meening niet ten beste had gegeven voor ons vertrek uit Londen, luidde zgn antwoord, dal hjj niet geroepen wa* zjjn iiaening te zeggen maar wel om met alle voertuigen te rijden, waarvoor hjj aange nomen werd. tyurdt i)èrvoljU).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1906 | | pagina 1