No. 254.
Honderd en achtste jaargang.
Zaterdag 27 Oct. 1906.
DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN
CORIOLANUS.
Stadhuispen
Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door liet geheele Rijk f 1,—. Afzonderlijke nummers 3 cents.
Prijs der advertentiën per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Banale Liefde.
BINNENLAND.
ADVERTENTIE N.
Oranjeboombier, Pilsener en
licht, Lager,
Haarlemseh Oud, Hollandsch
en Varobieren
LEO FAUST.
Vraag altijd
Beste schrijfpen der wereld.
Verkrijgbaar in twee punt-
scherptena f 0,85 per gros.
Monsters gratis.
LOUIS FRANKENBERG,
Goedkoope Kantoor-Boekhandel.
Telefoon 150.
Langestraat 107.
Al kinaarsche Courant.
Voor te dragen door den heer ALB. VOGEL.
De heer Alb. Vogel is hier zoo min als in andere
steden van ons land een onbekende. Van hem behoeft
dus niet te worden gesproken. Anders is dit echter met
Coriolanus. Van hèm weet men misschien weinig meer,
dan dat hjj een Romeinsch veldheer en de held van een
treurspel van William Shakespeare was. Wellicht
herinnert men zich nog, dat het treurspel door Shake
speare werd gemaakt in de derde periode zjjns levens,
dat geopend wordt door Julius Cesar, en naar wordt
vermoed, door Coriolanus gesloten. De inhoud van het
stuk zal slechts aan enkelen bekend zjjn. Wil men
evenwel iets hebben aan de voordracht van den heer
Vogel, dan dient men tenminste den hoofd-inhoud te
kennen. Nu heeft de heer Vogel wel de prjjzenswaar
dige gewoonte vóór elk bedrjjf kort den inhoud te ver
tellen, maar 'eker zal men meer gebaat zjjn, als men
rustig kan lezen en desnoods overlezen, waarover dit
treurspel handelt.
Daarom en onder verwring naar de spotgoedkoope
uitgave van de «Wereldbibliotheek* in de vertaling van
dr. Eduard Koster (waarop wij na de voordracht hopen
terug te komen) laten wjj hier den hoofd inhoud
volgen.
In een straat van Rome bevinden zich muitende
burgers, die zich beklagen over hun armoede, welke zjj
ten daele wijten aan den voornamen Romein Caïus
Marcius, «de voornaamste vijand van 't volk.® Wel heeft
h(j zijn land diensten bewezen, maar, zeggen zij, hij
deed dit slechts om zijn moeder genoegen te doen en
om trotsch te kunnen zijn. Zjjn oude vriend Menenius
Agrippa, die 't volk altijd genegen is geweest, tracht de
menigte te kalmeeren, door te zeggen, dat niet de
patriciërs de armoede maken. Hü doet dat op aardige
wijze, met behulp van een sprookje. Intusschen komt
Caïus Marcius, spreekt het volk met diepe minachting
toe en wraakt het, dat er vijf tribunen zullen worden
aangesteld, waaronder Junius Brutus en Sicinius Velutus.
Een bode brengt intusschen het bericht dat de Volscen,
het volk van Latium, te velde staan. Hun leider is
Aufidius. Marcius zal tegen hem ten strijde trekken,
onder den veldheer Cominius.
Door de tribunen Brutus en Sicinius wordt dit aldus
uitgelegdverliest Cominius, dan zal men zeggenhad
Marcius slechts de zaken geleidwint Cominius dan zal
de faam, die zoo gehecht is aan Marcius, hem berooven
van zjjn verdienste.
In Marcius'huis roemt Marcius'moeder Volumnia haar
zoon, tegenover zjjn echtgenoote Virgilia, die minder
krjjgs- en eerzuchtig van aard is.
Met de bewegelijkheid en fantasie, hem eigen, ver
plaatst Shakespeare ons plotseling in het midden van
den strqd. Marcius gedraagt zich als een ware held,
wordt in de stad van den vijand, Corioli, alléén opge
sloten, maar slaat zich er door, vecht als een leeuw,
terwijl het Romeinsche volk lafhartig vlucht. In weerwil
van zjjn wonden wil Marcius vechten tegen Aufidius.
Voor zjjn heldendaden wordt hjj beloond met een eere-
titel: Caïus Marcius Coriolanus zal hij heeten. Zege
vierend keeren de Romeinen en keert Coriolanus naar
Rome terug.
Brutus en Sicinius evenwel spreken in minder gun
stigen zin over den held en wanneer ze vernemen dat hij
dingt naar het consulaat gaan ze naar het Kapitool
onder de veelzeggende woorden«Met oor en oog voor
dezen tijd gereed, maar harten voor de toekomst.®
De senatoren spreken met grooten lof over Coriolanus
en in het bijzonder prijst Cominius hem. De senaat
besluit dan ook hem het consulaat te geven. Thans
moet hjj zich nog vertoonen aan het volk, onder ver
nederende plichtsplegingen hun stemmen vragen. Hij
schaamt zich die rol te spelen en wanneer hij hun in
zjjn deemoedskleed ten volle .toespreekt, geschiedt dit op
een wjjze, welke hem allerminst de volksgunst kan
doen verwerven. Brutus en Sinicius, spelend de verraders
rol, weten dan ook het volk tegen hem op te hitsen.
In het derde bedrijf verkondigen zjj Coriolanus den
toorn van het volk. Deze valt heftig uit tegen »'t grauws
VAN
i.
Hun liefde was héél banaal.
Al dadeljjk reeds om watje noemt: de »u aatschap-
peljjke verhouding*. Immers, hg was een groenboer, zjj
was een keukenmeid.
Maar bovendien óók nog, om de banale manier, waarop
het kónkwam, waarop het veorf-leefde èn waarop het
a/raakte. Om de geschiedenis dus.
An die, wil ik u vandaag eens verhalen
tiet was alles méér-dau-ontzettend gewoon, ordinair,
alledaagsch, banaal 1
Hg reed dag-in-dag-uit, zoo van tienen tot tweeën
ongeveer zgn groentekar door de ochtend stille heeren-
huizen-straten. Dat deed hjj mal een vrgwel onafzienbare
reeks jaren, en de vruchten van elk seizoen haddon in
eindelooze repetitie met een haast mathematisch-zekere
periode op zgn wagen gerust. Nu, kende hg de straten,
kende hg de klanten door en door. Het was een sró t
voor hem geworden, van te voren te raden wat mevrouw
Die vandsag zou nemen, en hoeveel mevrouw Dat op de
sla, of op de rooie kool, op de «lierasperges of op de
peenen af zou dingen Hjj kende zjjn luidjes om van ze
te droómen! Van tgd tot tjjd kwam er weieens eentje
bg, viel er wel eens eïntje af, door verhuizing of
sterfgeval, maar de nieuweling werd al gauw keelemaal
in het corps opgenomen, net of het nooit anders was
geweest, het leege plaatsje werd gemeenlijk al gauw
weer gevuld.
Het was alles saamgegroeid, hécht samengegroeid met
zjjn leven. En (let hier wél op, om het diep tragisohe
van dit basaal verhaal straks, tegen het eind, volkomen
te kunnen doorvoelen hjj had er niet meer buiten ge
kund.... Toen hjj één dag in al die jaren was
ziek geweest, zóó dat hjj er met geen mogeljjkheid dóór
kon, dien ochtend, met zjjn kar, toen was het een name-
looze ellende geweest en jeremiades niet te overzien.
en de leiders daarvan. Men beschuldigt hem van open
baar verraad en de tribunen willen hem laten gevan
gennemen, zelfs laten dooden. Er ontstaat een algemeene
schermutseling, waarin het volk en zjjn leiders worden
teruggeslagen. Maar Brutus en Sicinius komen terug
met een volksmenigte en waar Menenius zoo even
heeft gezegd van Coriolanusvzjjn wezen is te edel
voor deze aard®, krijt men hem thans uit voor een
«adder, die de stad ontvolken wou«, die gedood moet
worden, omdat hjj «is een ziekte, die moet uitgeroeid®.
Menenius weet te bereiken, dat de held zich mag ver
antwoorden. Maar in zjjn huis verklaart Coriolanus,
dat hjj nooit anders tegen het volk wil zjjn, Zjjn moeder
raadt hem aan overleg te gebruiken en zich in dezen
te schikken naar de volkswil, tot het volk
«te sprekenniet zooals ge 't zelf gevoelt
Of op de wjjze die uw hart u zegt,
Maar met een taal, die uwe tong slechts kent,
Door sleur, die slechts een bastaard is en klank,
Niet echt gemeend als waarheid voor uw hart.®
Zjj geeft hem aan, hoe hjj de harten van het volk
kan winnen, en als ook Cominius hem raadt vriendeljjk
te zjjn, gaat hjj naar 't forum zeggend eveowel
«Gjj hebt mjj nu een rol bedeeld, die 'k nooit
Naar 't leven spelen zal.®
Wel belooft Cominius hem die rol voor te zeggen,
maar Brutus en Sicinius hebben reeds te voren afge
sproken, dat zjj hem onmiddelljjk in toorn zullen
brengen. Die toeleg gelukt maar al te goed. Men noemt
hem een volksverrader en nauweljjks is dit woord uit
gesproken, of zjjn woede ontvlamt, en de menigte,
daardoor en door de aanhitsingen van de volkstribunen
woest geworden, spreekt zjjn verbanning uit.
Coriolanus verlaat de stad, na van familie en vrienden
afscheid genomen te hebben. De tribunen zjjn verheugd
«gekrenkt is de adel
Wjj zien Coriolanus is schamele kleeding en vermomd,
terug in Antium, de stad van Aufidius. Hjj haat zjjn
geboortestad en wil verraad plegen, hjj wil zjjn ver
dorven vaderland bevechten. Aufidius is ingenomen
met deze krachtige hulp en biedt hem de helft van zjjn
troepen aan. Intusschen verheugen Sicinius en Brutus
zich er in, dat Coriolanus in Rome zoo weinig gemist
wordt. Zjj worden echter in hun behageljjkheid gestoord
door de mare, dat twee krjjgsmachten van de Volscen,
een inval deden in 't Romeinsche grondgebied, gerolgd
door een andere, n.l. dat Marcius met Aufidius oprukt
naar Rome «En wraak zweert die zich uitstrekt tot wat
jong en oud is beide.® In het bjjzonder is het Comin us
die beseft wat dit beteekent. Hjj heeft getracht Corio
lanus tot inkeer te brengen te vergeefs echter. Nu
smeken de beide tribunen Menenius zjjn invloed aan
te wenden op Coriolanus, hjj beproeft het, maar de
banneling wil niets van hem weten «Ga,
Mjjn oor is sterker tegen uw verzoek.
Dan tegen mjjn geweld uw poort®,
Als Coriolanus tot Aufidius en de zjjnen verklaart,
dat hjj niet meer zal leenen »'t oor aan nieuwe smeek-
gezanten, nóch van Rome, nóch van mjjn vrienden,
verschjjnen, in rouwgewaad, zjjn vrouw, zjjn moeder
en zjjn zoontje. Volumnia en Virgilia verklaren, dat hjj
slechts over haar 1 jj ken Rome zal kunnen binnentreden,
terwjjl de jonge Marcius heldhaftig zegt«Op mjj trapt
hjj niet,
'k Loop weg tot 'k grooter ben, dan sla 'k erop.«
Volumnia zegepraalt over haar zoon, behoedt hem
voor verraad. Aufidius stemt in den vrede toe, de Volscen
breken bun tenten op en binnen Rome's muren weer
klinken vreugdetonen, en het «welkom vrouwen® schalt
luide op. Maar in Antium klaagt Aufidius Coriolanus,
die zich komt verdedigen, aan. terwjjl hjj in stilte diens
dood reeds heeft beraamd. Heftig is de woordentwist
tusschen de twee aanvoerders, het volk kiest de zjjde
van Aufidius, de grooten van de stad manen tot kalmte,
maar saamgezworenen trekken hun zwaarden en dooden
Coriolanus.
Wanneer zjjn woede is bedaard, wordt Aufidius door
smart geslagen. Hjj komt nu eerst tot de erkenning
van Coriolanus' grootheid en spoort de zjjnen aan een
edel gedenkteeken voor den gevallene op te richten,
daaraan allen mede te werken, hoeveel rouw die held
ook in zjjn leven over hen heeft gebracht.
Nog niet eens zoozeer omdat hjj bang was voor onder-
kruiperjj van den een of anderen concurrent (it éér dag
gebeurt dat zoo gauw niet 1) als wel om het feit zélf
om het gerukt zjjn uit het gewone doen, om het gemis
van de puzzlesport, en om het nu niet weten of ze bjj
Dinges nu morgen andjjvie óf spersieboontjes moesten
hebben, óndat hg niet wist welk van de twee ze van
daag hadden gehad.
Hjj wbb er opeens heelemaal uit, dien een en dag van
zjjn ziekte' en als het nog één of twee dagen langer
geduurd had, dan was hjj vast weggekwjjnd en gestorven
niet aan een ziekte, maar Aan het heimwee van den
ouden boom, die is overgeplant.
Den volgenden ochtend trok bjj weer van huis tot
huis, van straat tot straat, met zjjn kar als een bloeiende
moestuin; en bjj was weer in «de Beweging*.
Hjj was begonnen, jaren geleden, löider paard,
zelf duwmd zjjn breed-geladen wagen. Maar na langen
tgd had hg Bles gekocht, van zjjn potje zwaar-gespaarde
centen, eerst nog met een «hypotheek* erop en nu
draafde bjj langs de wegen, getrokken door eigen span,
gezeten in eigen spullen «als de Koningin*.
Tooh was bjj nog niet zoo oud. Eu de aardige dienst
meisjes, die hjj geholpen had, keken hem bswondsrend
na, den bak vol inkoopen nog in de armen, als hjj met
een hartig «Ajuus N zich het houten bokje opslingerde
en het lichte voertuig keenratelde, triomfantelijk of het
een Romeinsche zegewagen was.
En één was er, die het deed met bizondere veneratio.
Hjj wae een groonteman, zjj was een keukenmeid.
Hjj was een flinke, robnste kerel, een goeie veertiger,
bjj was gezond van altjjd in de buitenlucht, in de
beweging, gezondheid straalde van zjjn koonen af.
En ook zjj was een stevige, heerljjke meid. Zr was een
Zeeuwsche, van Goes vandaan (zoo kwam bjj later te
weten), en de blozende wangen, de aanhalige lippen, de
schitterende oogen, daagden hem uit, onder haar wjjd-
vlinder-gewiekte tulen kap. «Je durft nietl Je durft
nietlachte dat alles.
Hjj was heel langzaam gekomen. Hoe en wanneer het
begonnen was, wist hg eigeuljjk niet eens meer. Er was
geen begin gewéé3t, geloofde hjj. En er zou ook geen
einde zjjn.
Hg had haar al dagen èu dagen iecereu ochtend
bediend. Toen maakte hjj eens een keer een praatje. En
een anderen keer maakte zjj er een.
Zóó is de inhoud van het treurspel, dat zich natuurljjk
niet voor een opvoering leent, maar dat, goad voorge
dragen, waarschjjnljjk veel genot zal verschaffen.
Uit Wlerlwgen.
Ter aanvulling van het bericht over den gemeenteraad
van Wieriugen in een ander blad van dit nummer, diene
het volgende:
In den raad van Wieringen bracht de voorz. een in
gekomen fchrifteljjk voorstel ter tafel van het raadslid
Peereboom, inhoudende een beklag over den slechten
toestand van de school te Westorland.
Drze was n.l. veel te klein, zoodat reeds eenige jaren
telkenmale kinderen niet geplaatst koedeu worden en
tot hun 7e j'.ar zonder onderwjjs bleven. Bi vendien zjjn
er voor de 6 klassen, waarin ruim 90 leerlingen, sleehts
2 leerkrachten, hetgeen de heer Peereboom ook veel te
gering acht.
Volgens d6n heer Peereboom zjjn de toestanden bjj de
scholen te Hippolytushoef en Oosterland veel, zeer vrel
beter.
Ook was in dit adies vervat een bouwplan en teekening
voor een eventueel te bonwen lokaal aan die school en
eece raming vs.n kosten, zoowel voor den bouw van het
lokaal als vau het later daarin te pevtn onderwjjs
Nadat het voorstel en daarbjj behoorenda plannen
waren voorgelezen, neemt de voorz. bet woord en zegt
dat de heer Peereboom mot het indienen, zjjne bevoegd
heid wa< te buiten gegaan en getreden in die van B.
en W. Het voorstel van den heer Peereboom en de
daarbjj behooretde plannen, waren z. i. geheel onjuist
en niet in overeenstemming met de Wet uit te voeren.
De heer Peereboom bestrjjd' dit, waarna de voorz.
het woord «onjuist* in «onvolledig* verandert.
De heer Peereboom zegt, dat de voorzitter, om het
onderwjjs aan Westerland tegen te werken (omdat tusschen
den voorz. en 't hoofd der school te Westerland steeds
oncenigheid bestaat) alle mogeljjke moeite hee't gedaan
om dit voorstel voor den raad zoo zwart mogeljjk te
maken.
De voorz. roept den heer Peereboom tot de orde en is
beloedigd, door hem beschuldigd te zjjn van het mis
bruik maken in zjjn ambt van persoonljjke kwesties.
De voorz. zegt dat nooit te hebben gedaan en steeds on-
partijdig tot 't algemeen belang te werken.
De heer Peereboom bljjft bjj zjjn gezegde.
Na lange disoussios wordt eindeljjk door den heer
Obreen aan den heer Peereboom voorgesteld, zjjn voorstel
in te ttekken, doch dit dadeljjk over te dragen ten
onderzoek in handen vau B. en W.
Ahoo geschiedde en daarna werd door den raad met
6 tegen 1 stem (die van dea heer Obreen) besloten, tot
den bouw van een lokaal en het aanschaffen van een
derde leerkracht aan genoemde school. De nadere voor
bereiding werd geBteld in handen van B. en W.
Hierna kwam ter tafel een scbnfteljjk verzoek arn den
raad, van den heer Peereboom en nog een adres van
verschillende ingezetenen, in welke adressen de stern
van den raad werd gevraagd, ten einde zioh te verzetten
tegen den dienstorder, onlangs uitgevaardigd door den
directeur van het postkantoor te Anna Paolowna, om
trent een nieuwe regeling der postbestellingen te Wie-
ringen, die verleden week in verschillende bladen was
gepubliceerd.
Algemeen was men omtrent die p oeve van dienst
regeling van oordeel, dat dit de grootste verwarring te
weeg zon brengen.
Aangezien men, nu de brieven eto. aan de Haok*.s
(waar de postboot aankomt) direct voor Hippolytushot
en andere deelen van het eiland sorteert, en de brieven
voor do Haukes en Westerland zelf, direct kennen bezorgd
worden, wolke laatste bjj de nieuwe dienstregeling allicht
eeist naar Hippolytushoef zouden raken en daarna met
de volgende post (met de avondbestelling, dns een dag
later) weder terug naar Westerland moesten, om dan
pas bezorgd te worden.
Het ging heel gewoon, meer dan ontzettend gewoon,
te gewoon eigenljjk om het met fatsoen te kunnen
beschrjjven. Voor zulke gewone dingen zjjn geen woorden.
Het wus geen liefde «prima vista*. Nu eens praatte
hjj over een stronk bloemkool, dan weer over den
strengen winter dien ze voorspelden. En op een gosien
morgen, toen de lucht vol was van vogelgetjilp en
seringengeur, kwam hjj ermee voor den dag onder het
uitwegen van drie pond peultjes,: of hg eens met
haar «uit* mocht.
Zjj, sinds eenigen tjjd, een paar weken, had al iets
gemerkt. Met een lichte bljjdscbapstinteling over haar
jonge lichaam, had ze gezien, dat hg het praatje, ver
legen, onhandig-van-verliefdheia, eiken dag al meer en
meer rekte, dat hg iederen morgen vroeger kwam
dan den vorigen, en later wegging. De declaratie viel
haar dus niet él te rauw op het ljjf. En zjj nam aan,
meer uit gestreeldo jjdelheid dan uit heuschige liefde.
Toen kwam het hééle-gewone, beneden-kritiek-ordinaire,
meer-dan ontzettend banale *gddnmet elkander.
'sOchtends maakte bjj eu een nóg-langer praatje,
mocht wel eers een oogenblik achter de deur komen
zelfs, met in den iteek laten van eieren spullen. Het werd
zóó sterk, dat de helft van zjjn klanten klaagde over
zjju late komen, en de andere helft over zjjn vroege 1
Het regende Btandjes, uan beide helften. Alleen zjj
klaagde niet. Zelfs bracht ze hem op het vernnftig
denkbeeld, de beide helften van zjjn klanten te verwisselen
en voortaan zjjn rit te beginnen, waar hjj hem thans
eindigde. Zoo bezwoer de liefde den standjesregen, en kon
hjj zonder gevaar het «praatje* rog wat fanger maken.
Hjj was emoorlijk. Hjj was tot over de ooren 1
's Avonds, nu en dan, spraken zjj af, waciilte hjj haar
op, als ze boodschappen g ng doen. Dan mocht hij de
pakjes dragen. En ging ze niet uit, dan kwam hjj meest
nog even aan de deur
*8 Zondags, om de veertien dagen 's middags of 's avonds,
gingen ze wandelen. Zjj had haar moo:ste halsdoekje
omze had haar gouden «jjzer* aan en een schoon-
gesteven vlindermuts op. En hjj was een meneer. Hjj
was dun heelemaal de groenboer niet meer. Hjj was een
meneer, met een kaasbolletje op, een vuurrood plaitron
tegen bet spiegelglanzend boord, een bruine dernie, en
een fantasie-pantrlon.
En als ze mos waren, gingen ze «ergens* zitt-n, in
een café of melksalon. Kwamen na een uur of anderhalf
er weer uit, verder te slenteren, norcbalant, gearmd
De veis op Woitirlaud sn Haukes wonende kooplieden
ee schippeia haddon daarom een groot telegram, door hun
allen odderteekend, gezonden raar den directeur-generaal
j der posterijen en telegraphic, tot stuiting van genoemde
dienstorder.
Het verzoek aan don Raad tot adhaesie-betuiging aan
dat telegram, bracht uitvoerige discussie met zioh mede.
De voorzitter o r. "Ond de samenstelling van dat
telegram «illervuilst* en verzette zich er he»ig tecen, dat
de raad hieraan adhaesie zou betuigen, doch wat was het
geval, bg de ondorteekenaren van het telegram bevonden
zioh 6 van 7 raadsleden. Daartegenover had do Burge
meester zelf 't hoofdbestuur dsr poster gen bjj deze nieuwe
dienstregeling van advies cediend, ofschoon in dat advies
de bedoeling niet lag, zooals de genoemde dienstorder
nu luidde.
De voorz. weigerde echter 't voorstel Peereboom, tot
adhaesiebotuiging van dat telegram, in stemming te
brengen, daar de raadsleden als mede-onderteekenaren
(behalve do heer Obreen) daarvóór zouden stemmen,
waarover te veel, dan weer heftige, dan weer kalme
woorden vielen, om in 't verslag op te nemen.
Eindelijk kwam men dan toch overeen, dat de raad
geen adhaesie zou betuigen, geen op zioh zelf en meer
in den vorm staand adres dan het telegram, tegen
genoemden dienstorder in zee te zenden, doch dat B.
en W. 't volgende zouden opzenden„De raad der
gemeente Wieringen, kennisdragende va- de dienstorder
van den directeur van het postkantoor Anna-Paulowna,
besluit den directeur-generaal beleefd te verzoeken om
de voorgenomen dienstorder nader in overweging te
nemen.11
Hiermede schenen allen tevreden, en ging men over
tot de rondvraag.
De heer Koorn wees op de slechte hoedanigheid der
alooten aan de Haukes, waarna werd besloten deze ter
uitdieping eerlang aan te besteden.
De heer Tijsen verzocht, eon lantaarn bij de school
te Westerland te laten repareeren, woartoo besloten
werd.
De heer Kuut verzoekt vernieuwing van eenen dui
ker ender den weg bij het Stroeër-kerkhof. Daartoe
werd ook besloten.
tRAAUT
eenlg adres voor
verkrijgbaar in het Café DE LEEUWERIK,
aan de Breedstraat. Telef. 228.
Aanbevelend, J. J. GROENLAND.
zoorls 't hoort bg lui die met elkaar «gaan.* Masr
niettegenstaande dat allee werd hjj met den dag ver
liefder (een groenteman is in ieder geval toch ook een
man 1), sprak bjj over trouwen met aanhalerige drnkjes
en geglimmer van zjjn wjjde, goeie oogen.
Dat duurde zoo een heelen tgd. Toen was ze op een
Maandagmorgen verdwenen 1
Den vorigen dag had ze hem een briefje geschreven,
dat ze ziek was, dat ze hem onmogeljjk kon wachten,
's Avonds had hjj tcea twee uur lang voor het buis op
en neer geloopeu, verlangende blikken werpend op
het verlichte zolderraam. Daar moest ze nu liggen, de
stakkert, en moederziel alleen I Had ze hem nu maar
getrouwdHjj had twee uur op en neer geloopen, hjj
durfde niet te bellen, te vragen hoe het met haar was.
Dat had ze hem verboden. Toen weid het lioht gedoofd,
achter het dun, geel gordjjntje.
En 's Maandagsmorgens, toen bjj met angstig-jagecd
hart aanbelde, tóf vroeger dan gewoonljjk, deed een
vreemde meid hem open, vroeg zonder mzer rooie kool
en spiuitjes.
«Zoo,* zei hjj quasi kalm, «Is de ander weg?*
Ze was den vorigen avond vertrokken naar Zeeland.
Mevrouw had haar graag willen honden maar ze had
heimwee.
Zjjn hart kromp ineen.
Maar het was maar een banale liefde, van 't begin
tot het o nd, en hjj woog de kooien op zjjn handen,
tazeerend, schudde de spruitjes over in het mandje.
«Wat kjjk je norsch zei de nieuwe. «Je neem mijn
toch ook voor lief, hoop ik?»
Toen ging bjj verder met zjjn wagon, die wis als een
zegekar. Hjj had e*n impuls alles in den steek te laten,
de boel er bjj tèsr te smjjten. Maar dat kon bjj niet,
wist hg van zjjn ziekte.
Vóór hem lagen de dagen, hopeloos, troosteloos, lieh-
teloos. Zjjn banale liefde was Afgeraakt op méér dan
ontzettend banale wjjze.