No. 270.
Honderd en achtste jaargang.
4906.
DAGBLAD VOOR .ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Groote Scheiveeinarkt
Onbestelbare Brieven en Briefkaarten.
binnenland"
Prijs der gewone advertentiën
VRIJDAG
16 NOVEMBER.
te ALKMAAR,
Woensdag 21 November a.s.
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
Feestdagen uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele Kijk f I,—
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N.|V. Boek- en Handelsdrukkerij
v|h. HEKMs. COSTER ZOONYoordam O 9.
Postkantoor te Alkmaar.
Uit de Pers.
Rechtzaken.
LIJST Tan de aan dit kantoor en de daaronder be-
hooreade hulpkantoren ter poet bezorgde brieven en
briefkaarten, welke wegens onbekendheid van de geadres
seerden niet zgn kunnen worden uitgereikt.
Ie Helft der maand November 1906.
Namen der geadresseerden. L'laatsen van bestemming.
Brieven.
W. Terboft Alkmaar.
Boele Enkhuizen.
A, Molen Westwoud.
H. Dil Koog #/d Zaan,
B.' Stam Legerplaats Laren:
Briefkaarten.
J. Vink Amsterdam.
Buitenland.
Mad. Ph. v. BaarsMeertens Lourdes.
Joh. Jakobs Wachtendonk.
Anna Sohenkal Brussel.
Tweede Kamer.
Gisteren zgn verder behandeld artikeks der Indische
Begrooting (uitgaven).
De Minister van Koloniën (de heer Pock)
beantwoordde den beer Van Kol inzake beweerde mis
bruiken bp het heffen van landrente in Besoeki. Hg wees
op de nota hierover van de Indische regeering ontvangen
en trachtte aan te toonen, dat de grieven van den heer
Van Kol overdreven waren.
Bjj afdeeling 25 besprak de heer Van Deventer
(V. D. Amsterdam IX) de hooge rente-tarieven bg de
pandhuispaohten. Hg vroeg, waarom deze nog niet herzien
en verlaagd zgn en weerspreekt de meening van den
minister, als zou de rente op 12$ pot. kunnen worden
berekend. Hg beegfert, dat er veel meer is verkregen.
Alles wijst er op, dat de rente-tarieven veel te hoog zgn.
De Minister van Koloniën verdedigt de
meening, dat de rente niet te zwaar kan worden geacht.
Steeds heeft men zich in de laatste jaren op het stand
punt gesteld, dat verlaging van het rente-tarief nog niet
mogeljjk is, om deze reden, dat in de eene residentie
gouvernements-pandhuizen zgn, in de andere particuliere.
Bg aldeeling 27 besprak de heer H u b r e o h t (L. U.
Amsterdam I) den grondslag voor het heffen van invoer-
reohten. Hjj merkte op, dat in de offioieele prijscourant
den eigenljjken grondslag der heffing, goederen staan aan
gegeven, waarvan de reëele waarde heel wat verschilt
met de waarde in de prijscourant aangegeven. Toch wor
den de goederen belast naar de waarde in de prijscourant.
Spreker vroeg grondige herziening der prijscourant. Dat
zal onze financiën ten goede komen.
De Minister zei, dat een onderzoek hiernaar hem
dubbel aangenaam zal zgnook in hoeverre het mogelgk
is om het stelsel der prijscouranten prjjs te geven en
daarvoor een ander in de plaats te stellen.
Bg het 4e hoofdstuk (Binnenlmasch bestuur) bepleit
de heer Van Deventer participatie van de grond-
verhuurders in de winst van den ondernemerm. a. w.
om den ondernemer de verplichting op te leggen een
aandeel van de winst toe te kennen aan de inlanders,
waarvan hg grond hnurt. Hjj vroeg een algemeen onder
zoek naar de veelvuldige rietbranden, die voorkom: n en
verzoekt doortastende maatregelen er tegen.
De heer Van K c 1 (S.-D. Enschede) komt op tegen
het denkbeeld van den Minister, om aan het syndicaat
van soikerfabrikanten een vertegenwoordigend karakter
te geven. Voorts besprak hg de riet- en schuurverbran-
ding en drong aan op uitbreiding van politie, in plaats
van den inlanders weer persoonlijke lasten op te leggen.
Bg de onderafdeeling 41 (Europeesch bestunr) zeide
de heer Van Deventer het te betreuren dat de
Minister hg zgne voorgenomen uitbreiding van de be
stuurstakken waarvoor inlandscbe ambtenaren zuilen
kinnen worden opgeleid, tevens niet beter zorg heeft
gedragen voor de Enropeescho ambtenaren die o^der do
thans geldende maatregelen veel te lang moeten dienen
om eeae betrekking van eenige beteekenis te krggen.
Er zjjn er onder die 20 jaren gediend hebben om
assistent-resident te worden. Spr: zon willen voorstellen
met 1 Jan. 1907 een aanvang te maken met toepassing
van het nienwe stelselvoorts na te gaan of dit nienwe
stelsel voordeelen biedt en wanneer het tegendeel bljjkt
een stap verder te gaan.
De M i n is t er antwoordde dat men niet alles tegeljjk
kan voorstellen. De opleiding van inlandsche ambtenaren
is in behandeling. Niet onwaarschijnlijk zullen de op
leidingsscholen eenige verandering moeten ondergaan.
Een gevolg van den nieuwen maatregel die met 1 Januari
1907 ia werking treept, zal wanrsohgnlgk de aanstelling
medebrengen van meer assistent-residenten.
Bg de onderaldeeling 46 (Heerendiensten) klaagde de
heer Van Deventer er over, dat in Paesaroean het
aantal heerendiensten gestegen is, niettegenstaaande het
bedrag voor afkoop van heerendiensten aldaar gestegen
is. Hoe laat zich dit verklaren Spr. noemde dit een
trenrig verschjjnsel en bg drong er op aan om het hooger
hoofdgeld te bestelen tot aan Dg van wegen, die thans
in heereedienst worden aangelegd. Ook kwam spr. er
tegen op, dat men aan de bevolking feiteljjk dubbelen
dienst oplegt door baar ook nog Ie verplichten materieel
voor wsgenverbeterinf? ter bestemder plaatse te brengen.
De Minister antwoordde, dat in 1894 de bewoners
van oud-Paesaroean werden vrijgesteld van heerendiensten
voor aanleg van wegen. Bovendien is het'aantal heeren
diensten per hoofd der bevolking afgenomen.
De bevolking zelf heeft geweigerd de heerendiensten
te verrichten en daarvoor is in de plaats getreden het
booger hoofdgeld. Over eigendom der bevolking wordt
niet beschikt want het verhardingsmateriaal is hun eigen
dom niet, maar dat van den Staat. De heerendienst-
(lichtigen verwerken dus eenvoudig het eigendom van
het Gouvernement.
Bjj ond.-afd. 54 (Gredietwezen) las de heer van Vljjcaen
(K. Veghel) eenige brokstukken uit verslagen voor waar
uit z.i. kan blgken, dat het oredietwezen op Java een
hcoge vlucht heeft genomen. Hulde komt daarvoor toe
aan den minister Cremer en ook aan den minister van
Koloniën, die in dezen de voetstappen heeft gedrukt van
den minister Cremer.
De Minister dankte voor de hem gebrachte hulde en
ook voor die aan den oud-minister Cremer.
Bg ond.-afd. 59 lichtte de heer'Piereon (U.L. Gorinchem)
een amendement toe van de commissie van rapp. om op
de begrooting een oredietpost van f 25.000 te brengen
voor het doen van opmetingen en taxatiën ten behoeve
van het terngkoopen van particuliere landeigen.
De heer van Karnebeek (L Utrecht) had ernstige
bedenkingen tegen dit amendement. Daardoor och wordt
bet zelfstandig oordeel der Eerste Kamer uitgesloten.
Doch ook tegenover de Tweede Kamer zelf is het amen
dement bedenkelijk, waar deze na uitvoerig debat het
wetsontwerp van den minister tot aankoop van particuliere
landerijen heeft verworpen. Spr. stelde voor aan het
amendement toe te votgen de woorden: of ten behoeve
van bet op andere wgze verbeteren van op zulke lande
rijen heerichende misstanden, zoodat het amendement nu
luidt: Kosten van opnöisirg of taxatie ten behoeve van
het terugbrengen van particuliere landergen op Java aan
den Staat of ten behoeve van het op andere wgze ver
beteren van op zulke landergen heersehende misstanden.
De heer van Bylandt (C.-H. Apeldoorn) bestreed het
amendement, daar hij meent, dat men den minister geen
geld moet opdringen, dat deze niet vraagt.
De heer Tydeman (L. Tiel) meende, dat de oommissie
van rapportenis lof verdient voor de indiening van dit
amendement, ook al rjjt zjj daarmede een pas gesloten
wonde open. Spr. hoopte dan ook, dat de minister het
orediet zal aanvaarden en terug zal komen met een goed
plan, waarin gelet wordt op bestuurs- en cultuurbelangen.
De heer de Waal Malefjjt (A.-r. Breukelen)
bestreed het amendement, daar hg van oordeel big it,
dat er andere maatregelen noodig zgn om de bestaande
misstanden te verbeteren dan het terugbrengen dier par
ticuliere landergen bg den Staat. Spr. vroeg of de
Minister inderdaad dit geld noodig heeft en die opnemin
gen en tanatiën toch niet aan zgn ambtenaar kan opdragen.
De M i n i s t e r zei na de gevallen beslissing de Indische
Regeering nitgenoodigd te hebben voort te gaan met het
ontwerpen van een ontginningsplan voor particuliere
landergen, daarvoor heeft de minister geen geld noodig
en hg noodigt de commissie uit dat amendement terug
te nemen, waardoor de heer Pierson namens de commissie
gevolg gaf.
Bg de 5e afd. (Onderwgs enz.) drong de heer Boo-
g a a r d t (K. Breda) aan op meer stens aan de cosfee-
sioneele scholen, die slechts gering in getal zgn.
Voorts kwam hg op tegen de subsidie, dat gegeven
wordt aan de zoogenaamde H. B. S. voor meisjes, die
feiteljjk geen H, B. S. is. Tegen 't subsidieeren der
Fröbelsohool is spr. esnigszins sceptisch gestemd. Wat
in Indië armoede genoemd wordt zon men hier rgkdom
noemen.
De heer Sohokking (Fr. Cbr. H. Hari ngen) drong
mede aan op meer Bubsidie voor 't bjjz. Europ. onderwijs,
in de eerste plaats om 't personeel beter te kunnen be
zoldigen. Ook spr. bestreed 't kooge subsidie, aan de
H. B. S. voor meisjes te Batavia.
De Minister antwoordde aan beide sprekers dat de
snbsidiën aan de zendingsscholen te laag zgn verhooging
overwogen zal worden. De snbsidie aan de H. B. 3.
voor meisjes te Batavia hondt verband met vroeger
gedane beloften. Die school is wel degeljjk een H. B.S.
De heer Ter Laan (S.-D. Hoogezand) gaf nog steeds
de voorkenr aan gouvernementsonderwgs. De minister
vondt 't subsidiestelsel, goedkooper doek spr. geloofde niet
dat 't bjjzondcr onderwgs voldoende in de behoeften
voorziet. Met ingenomenheid werd, aldns kon spr. ver
zekeren, door de Indische ondeiwgzers de invoering der
Hollaadsobe taal op de voorbereidende scholen begroet.
Uitvoerig bepleitte spreker de belangen der onderwijzers
in Iadië.
De Minister wil de gegeven wenken overwegen en de
nitzendicg van onderwijzers zooveel mogelijk bevorderen.
Voorlooplg versls g over het Hoof dat. Oorlog.
In de afdeeling der Tweede Kamer voor het onderzoek
naar dit Hoofdstuk werd er van verschillende zjjdan over
geklaagd, dat de Kamer ten opzichte van de plannen
van den Minister nog in vrjjwel dezelfde onzekerheid
verkeert als ten vorigen jare. Niet alleen betreft deze
klacht de in de Troonrede aangekond.gde wetsontwerpen
maar ook de verschillends hoofdpunten op het gebied
van bet defensie-wezen en de legerorganisatie.
Dooh al bestaat nog groote onzekerheid, er is noch
tans genoeg aan het Jioht gekomen om een afkeurend
oordeel over het beleid van den Minister te wettigen.
De Minister is bljjkbaar gezwicht voor den aandrang tot
bezuiniging en heeft aau dien drang de belangen der
defensie opgeofferd. Zgn optreden werd stelselloos ge
noemd cn van desorganiseerenden invloed op onze defens e
waarbjj men in de eerste plaats het oog had op de
inkrimping van het bljjvend gedeelte.
Van andere zgden kwam men tegen deze afkeurende
beschouwingen omtrent 's Ministers beleid met kracht
op. Deze leden hebbe de inkrimping van het bljjvend
gedeelte met ingenomenheid begroet als een welgeslaagde
poging om tct niet onbelangrijke bezuiniging te komen.
Eenige 'eden verklaarden, dat de Minister aanvankelijk
eeslasgd is in zgn streven naar bezuiniging en brachten
daarvoor den Minister hun hulde,
Verscheidene 'leden konden zich hiermede echter piet
vereenigen en betoogden, dat de Minister onmachtig is
gebleken de beloften, in 1905 bg de stembus gedaan op
het punt van aanzienlijke bezuiniging op militaire uitgaven
in te lossen.
Enkele leden meenden, dat een bljjvend gedeelte, geljjk
dat tot heden onder de wapens wa<", uit een oogpunt van
verzekering de? goeie orde is het land dringend noodig
was.
Met bet oog op den invloed, dien hjj zal hebben op
den dienst der troepen, werd voorts de maatregel niet
minder bedenkelijk geacht.
Men voorzag een ongnnstigen invloed van dien maat
regel op de werving, in het bjizonder bjj de cavalerie.
Qn ernstiger is nog, dat de oefeningen der troepen, in
het bjjzonder der bereden wapens, onder de inkrimping
van het aantal dienende manschappen, noodzakelijk zullen
lijden. Behoorlijke oefeningen znllen niet meer knnnen
worden gehouden. Men verklaarde er hoogen prjjs op te
stellen te mogen vernemen, welk gevoelen de inspectenrs
der bereden wapen» over den maatregel te kennen hebben
gegeven en of zjj hebben verklaard, dat, niettegenstaande
dien maatregel, de hun onderhoorige batterijen en eska
drons voor hnn oorlogstaak behoorlijk kannen worden
voorbereid.
Naast bestrijding vond de inkrimping ook kraohtige
verdediging. Bovenal weid er van deze zjjde op gewezen,
dat het verwjjt, als zon de Minister zich stelselloos heb
ben betoond en op zgn inzichten van het vorig jaar zgn
teruggekomen,Hen een en male ongegrond is.
Van verschillende inden werd easgsdresgóü op de in
voering van algen eeuen dienstplicht en dos afschaffing
der loting als :n strijd met art. 180 der Grondwet.
Sommigs leden wen echten verlenging van den eerste
oef«n:ngstjjd.
Verscheidene leden spraken er hnn afkeuring'over uit,
dat de landweerplichtigen de geweren mede naar huis
hebben gekregen, zoowel met het oog op de beschadiging
der wapens als op de bedreiging der openbare orde.
Aangedrongen werd op intrekking van'dien maatregel.
Bestriding vh tuberculose.
De minister van binnenlandsohe zaken noodigt de
bestnren van ds plaatselgke vereenigingen tot bestrijding
van de tuberculose, die over 1906 in aanmerking wen-
schen te komen voor een rjjkssubsidie, uit, hun daartoe
strekkend, op gezegeld papier geschreven, verioskt, vóór
80 dezer voor zooverre zjj dat niet reeds moohten
hebben gedaan tot de Koningin te richten, met ver-
meldinr, zoo de vereenigisg niet reeds over 1905 een
rijkssubsidie heeft genoten, of zjj hare werkzaamheden
reeds heeft aangevangen.
Be 8. A. 1*.
Onder het opschrift „De partijverhoudingen in Hol
land", schrijft mevr. Roland-Hoist o.m. in de Verwdrti
„De partgdag te Utrecht heeft, gelgk te voorzien
was, den vrede en de eendracht in de Hollandsche
sociaal-democratie niet hersteld. Integendeeler valt
sedert een scherpere tegenstelling der „twee richtingen"
te constateeren, en waarschijnlijk zullen later in de
party twee groepen ontstaan, een Marxistische en een
revisionistische, die op den Utrechtsehen partijdag
voor het eerst vasten vorm hebben gekregen.
Helaas echter voltrekt zich deze onvermgdelgke
verheldering en groepering niet langs den normalen
weg van vrije discussie. De oorzaak daarvan ligt in
de Utrechtsohe resdutie, die de marxistisohe richting
beperkt in de vrije uiting van haar meening, door dat
zg ook de zakelgke eritiek, zoodra deze de overtuiging
en de daden van andere partijgenooten als revisionistisch
of reformistisch aanduidt, niet toelaat."
Be universiteit te Uronlngen.
Aan ruim 1300 oud-studenten der Groningsche uni-
ersiteit is door een commissie van oud-leerlingen
onder eere-voorzitterschap van den oud-minister Geert-
sema een circulaire gezonden, waarbg steun wordt
vraagd voor een fonds tot bevordering van den bloei
der Groningsche universiteit en tot steun bg den
wederopbouw dezer academie.
I5c tien pereent opslag.
Onder dit hoofdje komt in de Standaard de volgende
driestar voor
»De Minister van financiën houdt aan zjjn tien
percent opslag vast.
Bjj een tekort van 4) millioen durtt hjj het zonder
die tien percent niet aan.
Dat nu is 't juist, wat ten vorigen jare vocrspeld
en gevreesd is de tien percent eens er door, zou
wel een bijjvende post worden doch juist daarom is
het te meer zaak, deze tien percent, vooral dit jaar,
niet dan bjj gebleken noodzaak toe te staan.
Breekt men de bekoring nu niet, dan is ze niet
meer te breken. Indien de tien percent voor 1908 er
noodgedrongen weer bjj moeten, dan konden ze mis
schien voor dót jaar worden toegestaanmaar ze nu
weer te gunnen, maakt ze zoo licht tot een bljjvenden
post. Wat exceptie is moet exceptie bi jj ven en daartoe
is het zekerste middel ze althans intermitteerend te
maken.
Met de nieuwe belastingvoorstellen zou de regel
wel vanzelf vervallen.
Maar wanneer worden die voorstellen wet.
Daarom nu althans geen tien percents opslag.
Een vorig jaar heetten ze ook onmisbaar, en van
achteren bleek toch, dat men dit geld noodeloos heeft
laten betalen.
Waren nu onze Staatsrekeningen streng afgescheiden,
dan kon dit weinig bezwaar opleveren, maar dat zjjn
ze niet.
De overschotten en tekorten worden toch ten slotte
orer de verschillende jaren dooreengerekend, en wat
doet het er dan toe, of zulk een tekort, stel het bleek
bjj de uitkomst metterdaad aanwezig te zgn, één jaar
opschuift.
Moet het betaald worden, dan is het voor de be
lasting-betalende burgerjj lood om oud jjzer, of ze
deze tien percent over 1907 of over 1908 betaalt.
En zullen ze noodig zjjn
De kas loopt zoo vol, dat men het geld haast niet
te bergen weet.
Is er nu een aanwjjzing, die stuiting doet vermoeden
Uit alle landen spelt men toenemende afdoening
van zaken, wassenden bloei.
Waarom dan alarm geslagen, als er geen oorzaak
voor is?t
8trafzaak-le Févre de IHonUgay en Ue Heer.
Gisteren werden de verhooren voortgezet over do pun
ten I eu II van de dagvaarding, wat beklaagde De Geer
betreft
1. »dat bjj in zgn qualiteit van directeur der Holland
sche Hypotheekbank in Augustus 1896 zich heeft toege
ëigend een bedrag van f 30.000 aan kasgeld van dis
vennootschap
2. >dat hg tussohen 29 April en 31 Mei 1898 eveneens
zich heeft toegeëigend een bedrag aan kasgeld groot
f 50.000; en dat hg ter verheimelgking van deze laatste
toeëigening een valsche boeking heeft doen plaats hebben.»
De getuige Gilhuis, die nog eens over deze punten
gehoord werd bracht niet voel nieuws. Getuige kroeg
de opdracht van bekl, .De G. inplaats van f 95.000 te
bónken i 4500D, het verschil van f 50000 sis beleeuing
te noteeren dan zou bekl. De G. voor onderpand zorgen.
Brkl. De G. gaf de feiten vau het begin tot het einde
toe en de moeilgkheid stak nu daarin, juist vast te stellen
hoe de beleeningsakten waren opengesteld. Beklaagde De
G. verklaart, dat voor de posten in het geheel drie
prolongatieakten werden gemaakt, waarvan de duplicaten
door da Holl. Hypotheekbankdus ook door bekl. De
Montigny, waren ondertsekend. Deze weet echter van
twee van de drie beleeniagen niets af, terwjjl hg wel
toegeeft, aan get. Gilhuis gezegd te hebben dat wat de
derde leening betreft, voor onderpand zou worden gezorgd
Van den eersten post was volgens verklaring van bekl.
De G. direct een prolongatie opgemaakt. Op een vraag
van den president, waarom van dezen post door bekl.
De G. geen melding was gemaakt, verklaarde De G. dat
hg het verzwegon heeft. Beklaagde trachtte aannemeljjk
te maken, dat het oogmerk om de beleening tot stand
te brengen steeds bestaan heeft. Uit de verhoorstukken
van don rechter-oommissaris blgkt echter dat De G.
erkend heeft, iadertgd f 95.000 van de Assooiatie-casaa
ontvangen en slechts f 45.000 geboekt te hebben.
Hiermee klopt echter niet wat bekl. De G. nu tracht
aannemelgk te maken.
Een klein inoident greep plaats, doordat bekl. De G.
by zgs verklaringen bleef en op details trachtte terug te
komen op verklaringen, die hg bg den reohter-comraiesaris
heeft afgelegd.
De president liet daarom nog eens het volledige
verhiorvoor den reehter-oommissaris voorlezen. Hierna
verklaarde bekl. De G. echter, dat dit verhoor heeft
plaats gehad toen hg ziek te bed lag en dat het daarom
mogelgk is, dat hg, nu hg alles nog eens nauwkeurig
nagegaan had, op sommige punten moest afwgken van
vroeger afgelegde verklaringen.
De president liet nu echter ook een later verhoor
voor den rechter-eommissaris voorlezen, waarin bekl.
De G. volledige bekentenis van de gepleegde verval-
sching aflegt.
De quaeBtie komt hierop neer of bekl. De G. bg de
bedoelde drie beleeningen onderpand heeft verschaft
of niet. Bekl. De G. beweert van ja, ofsohoon hg in
de verhooren steeds spreekt van een verduistering en
een valsohe boeking te hebben gepleegd. Met het
volhouden dat hg werkelijk, dadelgk na de verkeerde
boeking, beleeningseontractes bad gesloten en onderpand
had verschaft, wil bekl. De G. het ïu doen voorkomen
of hg het geld niet verduisterd, maar van de bank
die sommen geleend had op onderpand.
Rechter Fentener van Vlissingen achtte dit laatste
geheel in strgd met de feiten, omdat ju;st datgene
wat gemaakt zou hebbel, dat er van een echt belee-
ningscontract sprake kan zgn het overgeven vau
de akte aaa den Raad van Toezicht en het geven van
onderpand niet gebeurd was.
Bekl. De G. moest dit ten slotte erkennen en kan
alleen maar de verklaring afleggen dat do bedoeling
bg hem aanwezig geweest is.
Getuige Isaac Heer, kantoorbediende aan de A»so-
eiatie-Cassa, gaf inlichtingen omtrent de drie bovenge
noemde posten en bedragen, waarover per kwitantie,
door een directeur en een van de leden van den Raad
vau Toezicht onderteekend, bg de Associatie-Cassa
werd gedispoaeerd. Hetzelfde gesohiedt door getuige
M. V. Roos betreffende assignaties op de Nederlandsohe
Bank. Een van die assignaties werd door bekl. De
Montizny in Den Haag geïnd.
Nog eens werd getuige Yas Visser geboord over
dezelfde posten. Weer werd de wijze van controleeron
door den Raad van Toezicht nagegaan. Het kassaldo
werd vergeleken met het kasboek en volgens verklaring
van getuige, steeds, geen enkelen keer uitgezonderd,
in orde bevonden.
De zeer langdurige zitting, waarbjj al bitter weinig
nieuws aan het licht kwam, werd hierop voor een half
uur geschorst.
Na hervatting der zitting werd gehoord de heer P.