No. 270. Honderd en achtste jaargang. 4906. DAGBLAD VOOR .ALKMAAR EN OMSTREKEN. Groote Scheiveeinarkt Onbestelbare Brieven en Briefkaarten. binnenland" Prijs der gewone advertentiën VRIJDAG 16 NOVEMBER. te ALKMAAR, Woensdag 21 November a.s. Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagen uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele Kijk f I,— Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3 Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N.|V. Boek- en Handelsdrukkerij v|h. HEKMs. COSTER ZOONYoordam O 9. Postkantoor te Alkmaar. Uit de Pers. Rechtzaken. LIJST Tan de aan dit kantoor en de daaronder be- hooreade hulpkantoren ter poet bezorgde brieven en briefkaarten, welke wegens onbekendheid van de geadres seerden niet zgn kunnen worden uitgereikt. Ie Helft der maand November 1906. Namen der geadresseerden. L'laatsen van bestemming. Brieven. W. Terboft Alkmaar. Boele Enkhuizen. A, Molen Westwoud. H. Dil Koog #/d Zaan, B.' Stam Legerplaats Laren: Briefkaarten. J. Vink Amsterdam. Buitenland. Mad. Ph. v. BaarsMeertens Lourdes. Joh. Jakobs Wachtendonk. Anna Sohenkal Brussel. Tweede Kamer. Gisteren zgn verder behandeld artikeks der Indische Begrooting (uitgaven). De Minister van Koloniën (de heer Pock) beantwoordde den beer Van Kol inzake beweerde mis bruiken bp het heffen van landrente in Besoeki. Hg wees op de nota hierover van de Indische regeering ontvangen en trachtte aan te toonen, dat de grieven van den heer Van Kol overdreven waren. Bjj afdeeling 25 besprak de heer Van Deventer (V. D. Amsterdam IX) de hooge rente-tarieven bg de pandhuispaohten. Hg vroeg, waarom deze nog niet herzien en verlaagd zgn en weerspreekt de meening van den minister, als zou de rente op 12$ pot. kunnen worden berekend. Hg beegfert, dat er veel meer is verkregen. Alles wijst er op, dat de rente-tarieven veel te hoog zgn. De Minister van Koloniën verdedigt de meening, dat de rente niet te zwaar kan worden geacht. Steeds heeft men zich in de laatste jaren op het stand punt gesteld, dat verlaging van het rente-tarief nog niet mogeljjk is, om deze reden, dat in de eene residentie gouvernements-pandhuizen zgn, in de andere particuliere. Bg aldeeling 27 besprak de heer H u b r e o h t (L. U. Amsterdam I) den grondslag voor het heffen van invoer- reohten. Hjj merkte op, dat in de offioieele prijscourant den eigenljjken grondslag der heffing, goederen staan aan gegeven, waarvan de reëele waarde heel wat verschilt met de waarde in de prijscourant aangegeven. Toch wor den de goederen belast naar de waarde in de prijscourant. Spreker vroeg grondige herziening der prijscourant. Dat zal onze financiën ten goede komen. De Minister zei, dat een onderzoek hiernaar hem dubbel aangenaam zal zgnook in hoeverre het mogelgk is om het stelsel der prijscouranten prjjs te geven en daarvoor een ander in de plaats te stellen. Bg het 4e hoofdstuk (Binnenlmasch bestuur) bepleit de heer Van Deventer participatie van de grond- verhuurders in de winst van den ondernemerm. a. w. om den ondernemer de verplichting op te leggen een aandeel van de winst toe te kennen aan de inlanders, waarvan hg grond hnurt. Hjj vroeg een algemeen onder zoek naar de veelvuldige rietbranden, die voorkom: n en verzoekt doortastende maatregelen er tegen. De heer Van K c 1 (S.-D. Enschede) komt op tegen het denkbeeld van den Minister, om aan het syndicaat van soikerfabrikanten een vertegenwoordigend karakter te geven. Voorts besprak hg de riet- en schuurverbran- ding en drong aan op uitbreiding van politie, in plaats van den inlanders weer persoonlijke lasten op te leggen. Bg de onderafdeeling 41 (Europeesch bestunr) zeide de heer Van Deventer het te betreuren dat de Minister hg zgne voorgenomen uitbreiding van de be stuurstakken waarvoor inlandscbe ambtenaren zuilen kinnen worden opgeleid, tevens niet beter zorg heeft gedragen voor de Enropeescho ambtenaren die o^der do thans geldende maatregelen veel te lang moeten dienen om eeae betrekking van eenige beteekenis te krggen. Er zjjn er onder die 20 jaren gediend hebben om assistent-resident te worden. Spr: zon willen voorstellen met 1 Jan. 1907 een aanvang te maken met toepassing van het nienwe stelselvoorts na te gaan of dit nienwe stelsel voordeelen biedt en wanneer het tegendeel bljjkt een stap verder te gaan. De M i n is t er antwoordde dat men niet alles tegeljjk kan voorstellen. De opleiding van inlandsche ambtenaren is in behandeling. Niet onwaarschijnlijk zullen de op leidingsscholen eenige verandering moeten ondergaan. Een gevolg van den nieuwen maatregel die met 1 Januari 1907 ia werking treept, zal wanrsohgnlgk de aanstelling medebrengen van meer assistent-residenten. Bg de onderaldeeling 46 (Heerendiensten) klaagde de heer Van Deventer er over, dat in Paesaroean het aantal heerendiensten gestegen is, niettegenstaaande het bedrag voor afkoop van heerendiensten aldaar gestegen is. Hoe laat zich dit verklaren Spr. noemde dit een trenrig verschjjnsel en bg drong er op aan om het hooger hoofdgeld te bestelen tot aan Dg van wegen, die thans in heereedienst worden aangelegd. Ook kwam spr. er tegen op, dat men aan de bevolking feiteljjk dubbelen dienst oplegt door baar ook nog Ie verplichten materieel voor wsgenverbeterinf? ter bestemder plaatse te brengen. De Minister antwoordde, dat in 1894 de bewoners van oud-Paesaroean werden vrijgesteld van heerendiensten voor aanleg van wegen. Bovendien is het'aantal heeren diensten per hoofd der bevolking afgenomen. De bevolking zelf heeft geweigerd de heerendiensten te verrichten en daarvoor is in de plaats getreden het booger hoofdgeld. Over eigendom der bevolking wordt niet beschikt want het verhardingsmateriaal is hun eigen dom niet, maar dat van den Staat. De heerendienst- (lichtigen verwerken dus eenvoudig het eigendom van het Gouvernement. Bjj ond.-afd. 54 (Gredietwezen) las de heer van Vljjcaen (K. Veghel) eenige brokstukken uit verslagen voor waar uit z.i. kan blgken, dat het oredietwezen op Java een hcoge vlucht heeft genomen. Hulde komt daarvoor toe aan den minister Cremer en ook aan den minister van Koloniën, die in dezen de voetstappen heeft gedrukt van den minister Cremer. De Minister dankte voor de hem gebrachte hulde en ook voor die aan den oud-minister Cremer. Bg ond.-afd. 59 lichtte de heer'Piereon (U.L. Gorinchem) een amendement toe van de commissie van rapp. om op de begrooting een oredietpost van f 25.000 te brengen voor het doen van opmetingen en taxatiën ten behoeve van het terngkoopen van particuliere landeigen. De heer van Karnebeek (L Utrecht) had ernstige bedenkingen tegen dit amendement. Daardoor och wordt bet zelfstandig oordeel der Eerste Kamer uitgesloten. Doch ook tegenover de Tweede Kamer zelf is het amen dement bedenkelijk, waar deze na uitvoerig debat het wetsontwerp van den minister tot aankoop van particuliere landerijen heeft verworpen. Spr. stelde voor aan het amendement toe te votgen de woorden: of ten behoeve van bet op andere wgze verbeteren van op zulke lande rijen heerichende misstanden, zoodat het amendement nu luidt: Kosten van opnöisirg of taxatie ten behoeve van het terugbrengen van particuliere landergen op Java aan den Staat of ten behoeve van het op andere wgze ver beteren van op zulke landergen heersehende misstanden. De heer van Bylandt (C.-H. Apeldoorn) bestreed het amendement, daar hij meent, dat men den minister geen geld moet opdringen, dat deze niet vraagt. De heer Tydeman (L. Tiel) meende, dat de oommissie van rapportenis lof verdient voor de indiening van dit amendement, ook al rjjt zjj daarmede een pas gesloten wonde open. Spr. hoopte dan ook, dat de minister het orediet zal aanvaarden en terug zal komen met een goed plan, waarin gelet wordt op bestuurs- en cultuurbelangen. De heer de Waal Malefjjt (A.-r. Breukelen) bestreed het amendement, daar hg van oordeel big it, dat er andere maatregelen noodig zgn om de bestaande misstanden te verbeteren dan het terugbrengen dier par ticuliere landergen bg den Staat. Spr. vroeg of de Minister inderdaad dit geld noodig heeft en die opnemin gen en tanatiën toch niet aan zgn ambtenaar kan opdragen. De M i n i s t e r zei na de gevallen beslissing de Indische Regeering nitgenoodigd te hebben voort te gaan met het ontwerpen van een ontginningsplan voor particuliere landergen, daarvoor heeft de minister geen geld noodig en hg noodigt de commissie uit dat amendement terug te nemen, waardoor de heer Pierson namens de commissie gevolg gaf. Bg de 5e afd. (Onderwgs enz.) drong de heer Boo- g a a r d t (K. Breda) aan op meer stens aan de cosfee- sioneele scholen, die slechts gering in getal zgn. Voorts kwam hg op tegen de subsidie, dat gegeven wordt aan de zoogenaamde H. B. S. voor meisjes, die feiteljjk geen H, B. S. is. Tegen 't subsidieeren der Fröbelsohool is spr. esnigszins sceptisch gestemd. Wat in Indië armoede genoemd wordt zon men hier rgkdom noemen. De heer Sohokking (Fr. Cbr. H. Hari ngen) drong mede aan op meer Bubsidie voor 't bjjz. Europ. onderwijs, in de eerste plaats om 't personeel beter te kunnen be zoldigen. Ook spr. bestreed 't kooge subsidie, aan de H. B. S. voor meisjes te Batavia. De Minister antwoordde aan beide sprekers dat de snbsidiën aan de zendingsscholen te laag zgn verhooging overwogen zal worden. De snbsidie aan de H. B. 3. voor meisjes te Batavia hondt verband met vroeger gedane beloften. Die school is wel degeljjk een H. B.S. De heer Ter Laan (S.-D. Hoogezand) gaf nog steeds de voorkenr aan gouvernementsonderwgs. De minister vondt 't subsidiestelsel, goedkooper doek spr. geloofde niet dat 't bjjzondcr onderwgs voldoende in de behoeften voorziet. Met ingenomenheid werd, aldns kon spr. ver zekeren, door de Indische ondeiwgzers de invoering der Hollaadsobe taal op de voorbereidende scholen begroet. Uitvoerig bepleitte spreker de belangen der onderwijzers in Iadië. De Minister wil de gegeven wenken overwegen en de nitzendicg van onderwijzers zooveel mogelijk bevorderen. Voorlooplg versls g over het Hoof dat. Oorlog. In de afdeeling der Tweede Kamer voor het onderzoek naar dit Hoofdstuk werd er van verschillende zjjdan over geklaagd, dat de Kamer ten opzichte van de plannen van den Minister nog in vrjjwel dezelfde onzekerheid verkeert als ten vorigen jare. Niet alleen betreft deze klacht de in de Troonrede aangekond.gde wetsontwerpen maar ook de verschillends hoofdpunten op het gebied van bet defensie-wezen en de legerorganisatie. Dooh al bestaat nog groote onzekerheid, er is noch tans genoeg aan het Jioht gekomen om een afkeurend oordeel over het beleid van den Minister te wettigen. De Minister is bljjkbaar gezwicht voor den aandrang tot bezuiniging en heeft aau dien drang de belangen der defensie opgeofferd. Zgn optreden werd stelselloos ge noemd cn van desorganiseerenden invloed op onze defens e waarbjj men in de eerste plaats het oog had op de inkrimping van het bljjvend gedeelte. Van andere zgden kwam men tegen deze afkeurende beschouwingen omtrent 's Ministers beleid met kracht op. Deze leden hebbe de inkrimping van het bljjvend gedeelte met ingenomenheid begroet als een welgeslaagde poging om tct niet onbelangrijke bezuiniging te komen. Eenige 'eden verklaarden, dat de Minister aanvankelijk eeslasgd is in zgn streven naar bezuiniging en brachten daarvoor den Minister hun hulde, Verscheidene 'leden konden zich hiermede echter piet vereenigen en betoogden, dat de Minister onmachtig is gebleken de beloften, in 1905 bg de stembus gedaan op het punt van aanzienlijke bezuiniging op militaire uitgaven in te lossen. Enkele leden meenden, dat een bljjvend gedeelte, geljjk dat tot heden onder de wapens wa<", uit een oogpunt van verzekering de? goeie orde is het land dringend noodig was. Met bet oog op den invloed, dien hjj zal hebben op den dienst der troepen, werd voorts de maatregel niet minder bedenkelijk geacht. Men voorzag een ongnnstigen invloed van dien maat regel op de werving, in het bjizonder bjj de cavalerie. Qn ernstiger is nog, dat de oefeningen der troepen, in het bjjzonder der bereden wapens, onder de inkrimping van het aantal dienende manschappen, noodzakelijk zullen lijden. Behoorlijke oefeningen znllen niet meer knnnen worden gehouden. Men verklaarde er hoogen prjjs op te stellen te mogen vernemen, welk gevoelen de inspectenrs der bereden wapen» over den maatregel te kennen hebben gegeven en of zjj hebben verklaard, dat, niettegenstaande dien maatregel, de hun onderhoorige batterijen en eska drons voor hnn oorlogstaak behoorlijk kannen worden voorbereid. Naast bestrijding vond de inkrimping ook kraohtige verdediging. Bovenal weid er van deze zjjde op gewezen, dat het verwjjt, als zon de Minister zich stelselloos heb ben betoond en op zgn inzichten van het vorig jaar zgn teruggekomen,Hen een en male ongegrond is. Van verschillende inden werd easgsdresgóü op de in voering van algen eeuen dienstplicht en dos afschaffing der loting als :n strijd met art. 180 der Grondwet. Sommigs leden wen echten verlenging van den eerste oef«n:ngstjjd. Verscheidene leden spraken er hnn afkeuring'over uit, dat de landweerplichtigen de geweren mede naar huis hebben gekregen, zoowel met het oog op de beschadiging der wapens als op de bedreiging der openbare orde. Aangedrongen werd op intrekking van'dien maatregel. Bestriding vh tuberculose. De minister van binnenlandsohe zaken noodigt de bestnren van ds plaatselgke vereenigingen tot bestrijding van de tuberculose, die over 1906 in aanmerking wen- schen te komen voor een rjjkssubsidie, uit, hun daartoe strekkend, op gezegeld papier geschreven, verioskt, vóór 80 dezer voor zooverre zjj dat niet reeds moohten hebben gedaan tot de Koningin te richten, met ver- meldinr, zoo de vereenigisg niet reeds over 1905 een rijkssubsidie heeft genoten, of zjj hare werkzaamheden reeds heeft aangevangen. Be 8. A. 1*. Onder het opschrift „De partijverhoudingen in Hol land", schrijft mevr. Roland-Hoist o.m. in de Verwdrti „De partgdag te Utrecht heeft, gelgk te voorzien was, den vrede en de eendracht in de Hollandsche sociaal-democratie niet hersteld. Integendeeler valt sedert een scherpere tegenstelling der „twee richtingen" te constateeren, en waarschijnlijk zullen later in de party twee groepen ontstaan, een Marxistische en een revisionistische, die op den Utrechtsehen partijdag voor het eerst vasten vorm hebben gekregen. Helaas echter voltrekt zich deze onvermgdelgke verheldering en groepering niet langs den normalen weg van vrije discussie. De oorzaak daarvan ligt in de Utrechtsohe resdutie, die de marxistisohe richting beperkt in de vrije uiting van haar meening, door dat zg ook de zakelgke eritiek, zoodra deze de overtuiging en de daden van andere partijgenooten als revisionistisch of reformistisch aanduidt, niet toelaat." Be universiteit te Uronlngen. Aan ruim 1300 oud-studenten der Groningsche uni- ersiteit is door een commissie van oud-leerlingen onder eere-voorzitterschap van den oud-minister Geert- sema een circulaire gezonden, waarbg steun wordt vraagd voor een fonds tot bevordering van den bloei der Groningsche universiteit en tot steun bg den wederopbouw dezer academie. I5c tien pereent opslag. Onder dit hoofdje komt in de Standaard de volgende driestar voor »De Minister van financiën houdt aan zjjn tien percent opslag vast. Bjj een tekort van 4) millioen durtt hjj het zonder die tien percent niet aan. Dat nu is 't juist, wat ten vorigen jare vocrspeld en gevreesd is de tien percent eens er door, zou wel een bijjvende post worden doch juist daarom is het te meer zaak, deze tien percent, vooral dit jaar, niet dan bjj gebleken noodzaak toe te staan. Breekt men de bekoring nu niet, dan is ze niet meer te breken. Indien de tien percent voor 1908 er noodgedrongen weer bjj moeten, dan konden ze mis schien voor dót jaar worden toegestaanmaar ze nu weer te gunnen, maakt ze zoo licht tot een bljjvenden post. Wat exceptie is moet exceptie bi jj ven en daartoe is het zekerste middel ze althans intermitteerend te maken. Met de nieuwe belastingvoorstellen zou de regel wel vanzelf vervallen. Maar wanneer worden die voorstellen wet. Daarom nu althans geen tien percents opslag. Een vorig jaar heetten ze ook onmisbaar, en van achteren bleek toch, dat men dit geld noodeloos heeft laten betalen. Waren nu onze Staatsrekeningen streng afgescheiden, dan kon dit weinig bezwaar opleveren, maar dat zjjn ze niet. De overschotten en tekorten worden toch ten slotte orer de verschillende jaren dooreengerekend, en wat doet het er dan toe, of zulk een tekort, stel het bleek bjj de uitkomst metterdaad aanwezig te zgn, één jaar opschuift. Moet het betaald worden, dan is het voor de be lasting-betalende burgerjj lood om oud jjzer, of ze deze tien percent over 1907 of over 1908 betaalt. En zullen ze noodig zjjn De kas loopt zoo vol, dat men het geld haast niet te bergen weet. Is er nu een aanwjjzing, die stuiting doet vermoeden Uit alle landen spelt men toenemende afdoening van zaken, wassenden bloei. Waarom dan alarm geslagen, als er geen oorzaak voor is?t 8trafzaak-le Févre de IHonUgay en Ue Heer. Gisteren werden de verhooren voortgezet over do pun ten I eu II van de dagvaarding, wat beklaagde De Geer betreft 1. »dat bjj in zgn qualiteit van directeur der Holland sche Hypotheekbank in Augustus 1896 zich heeft toege ëigend een bedrag van f 30.000 aan kasgeld van dis vennootschap 2. >dat hg tussohen 29 April en 31 Mei 1898 eveneens zich heeft toegeëigend een bedrag aan kasgeld groot f 50.000; en dat hg ter verheimelgking van deze laatste toeëigening een valsche boeking heeft doen plaats hebben.» De getuige Gilhuis, die nog eens over deze punten gehoord werd bracht niet voel nieuws. Getuige kroeg de opdracht van bekl, .De G. inplaats van f 95.000 te bónken i 4500D, het verschil van f 50000 sis beleeuing te noteeren dan zou bekl. De G. voor onderpand zorgen. Brkl. De G. gaf de feiten vau het begin tot het einde toe en de moeilgkheid stak nu daarin, juist vast te stellen hoe de beleeningsakten waren opengesteld. Beklaagde De G. verklaart, dat voor de posten in het geheel drie prolongatieakten werden gemaakt, waarvan de duplicaten door da Holl. Hypotheekbankdus ook door bekl. De Montigny, waren ondertsekend. Deze weet echter van twee van de drie beleeniagen niets af, terwjjl hg wel toegeeft, aan get. Gilhuis gezegd te hebben dat wat de derde leening betreft, voor onderpand zou worden gezorgd Van den eersten post was volgens verklaring van bekl. De G. direct een prolongatie opgemaakt. Op een vraag van den president, waarom van dezen post door bekl. De G. geen melding was gemaakt, verklaarde De G. dat hg het verzwegon heeft. Beklaagde trachtte aannemeljjk te maken, dat het oogmerk om de beleening tot stand te brengen steeds bestaan heeft. Uit de verhoorstukken van don rechter-oommissaris blgkt echter dat De G. erkend heeft, iadertgd f 95.000 van de Assooiatie-casaa ontvangen en slechts f 45.000 geboekt te hebben. Hiermee klopt echter niet wat bekl. De G. nu tracht aannemelgk te maken. Een klein inoident greep plaats, doordat bekl. De G. by zgs verklaringen bleef en op details trachtte terug te komen op verklaringen, die hg bg den reohter-comraiesaris heeft afgelegd. De president liet daarom nog eens het volledige verhiorvoor den reehter-oommissaris voorlezen. Hierna verklaarde bekl. De G. echter, dat dit verhoor heeft plaats gehad toen hg ziek te bed lag en dat het daarom mogelgk is, dat hg, nu hg alles nog eens nauwkeurig nagegaan had, op sommige punten moest afwgken van vroeger afgelegde verklaringen. De president liet nu echter ook een later verhoor voor den rechter-eommissaris voorlezen, waarin bekl. De G. volledige bekentenis van de gepleegde verval- sching aflegt. De quaeBtie komt hierop neer of bekl. De G. bg de bedoelde drie beleeningen onderpand heeft verschaft of niet. Bekl. De G. beweert van ja, ofsohoon hg in de verhooren steeds spreekt van een verduistering en een valsohe boeking te hebben gepleegd. Met het volhouden dat hg werkelijk, dadelgk na de verkeerde boeking, beleeningseontractes bad gesloten en onderpand had verschaft, wil bekl. De G. het ïu doen voorkomen of hg het geld niet verduisterd, maar van de bank die sommen geleend had op onderpand. Rechter Fentener van Vlissingen achtte dit laatste geheel in strgd met de feiten, omdat ju;st datgene wat gemaakt zou hebbel, dat er van een echt belee- ningscontract sprake kan zgn het overgeven vau de akte aaa den Raad van Toezicht en het geven van onderpand niet gebeurd was. Bekl. De G. moest dit ten slotte erkennen en kan alleen maar de verklaring afleggen dat do bedoeling bg hem aanwezig geweest is. Getuige Isaac Heer, kantoorbediende aan de A»so- eiatie-Cassa, gaf inlichtingen omtrent de drie bovenge noemde posten en bedragen, waarover per kwitantie, door een directeur en een van de leden van den Raad vau Toezicht onderteekend, bg de Associatie-Cassa werd gedispoaeerd. Hetzelfde gesohiedt door getuige M. V. Roos betreffende assignaties op de Nederlandsohe Bank. Een van die assignaties werd door bekl. De Montizny in Den Haag geïnd. Nog eens werd getuige Yas Visser geboord over dezelfde posten. Weer werd de wijze van controleeron door den Raad van Toezicht nagegaan. Het kassaldo werd vergeleken met het kasboek en volgens verklaring van getuige, steeds, geen enkelen keer uitgezonderd, in orde bevonden. De zeer langdurige zitting, waarbjj al bitter weinig nieuws aan het licht kwam, werd hierop voor een half uur geschorst. Na hervatting der zitting werd gehoord de heer P.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1906 | | pagina 1