No. 289. Honderd en achtste jaargang. 1906. DAGBLAD VOOR AT,TMA AR EN OMSTREKEN. Een strijd Tan edelen huize. Drie levens. ZATERDAG 8DECEMBER FEUILLETON. Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele Rijk f I,—. Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnuamer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaateruimte. Brieven franco aan de N.|V. Boek- en Handelsdrukkerij v|h. HERMs. COSTER ZOONVoordam O 9. Van strijd is de wereld vol Zóo was het alom en al de eeuwen door en aldus zal het blijven, 't Kan niet anders. Om lust en rust mag het niet te doen wezen. Strijd is open baring van leven, van willen, van gelooven in een toekomst. Hij is de uiting van zelfbewuste kracht en getuigt van innerlijk leven. Waar niet geworsteld wordt, treedt de slaap des geestelijken en zedelijken doods in. Hij houdt wakker en doet de sluimerenden ontwaken, als het moet op gevoelige wijze. Wij moeten kampen om het behoud, ter ver dediging van hooge, heerlijke goederen, heilige beginselen en sehoone idealen en voor deze op de bres kunnen staan, zoodra zij worden aangevallen, verguisd, omlaag gehaald door hen voor wie alleen waarde heeft datgene, wat gezien, betast, in cijfers omgezet kan worden. Van strijd moet vol wezen ons innerlijk. Geen zelfvoldaanheid, geen onheilige tevredenheid, neen, heilige ontevredenheid, welke de moeder is van het beste streven en schoonste pogen. Innerlijke rust, vrucht van het schuiven van een altoos worstelen met en tegen zich zelf, is het graf waarin het menschelijke in den mensch wordt bij gezet. Een strijder zal wezen de mensch. Zijn mensch-zijn en immer meer mensch worden is er mee gemoeid. Strijd is voorwaarde van persoonlijke ontwikkeling, voorwaarde evenzeer van den groei der maatschappij en van den geestelijken en zede lijken vooruitgang van een volk. Wie den strijd ontloopt, leeft niet. Wie hem ontwijkt mist karakter, overtuiging, is geen persoonlijkheid en heeft niet lief. De strijder moet wezen een „ik"; ziet niemand naar d' oogen, praat niet éen naar den mond, durft zich zelf te zijn en zich zelf te geven. Strijders zijn een zout der aarde. Van hen gaan kracht en licht uit. Strijd den goeden strijd, die geboren wordt uit geloof in zich zelf, in ideale goederen, in de zege praal van waarheid, van recht, van menschelijkheid. Grootsch zij het doel en edel moeten wezen de wapenen. Die kamp is schoon, welke den strijder 't zij hij valle of overwinne kroont. Die strijd is van edelen huize, aan het eind waarvan men den overwinnaar kan huldigen en den overwonnene volgaarne eert. Een edele kamp wordt thans gevoerd in Duitsch Polen, 't Geldt wie weet het niet? deji heftigen, feilen schoolstrijd tusschen de Polen die weigeren hun kinderen te laten ver-Duitschen op de school en de Duitsche autoriteiten, die van geen onderwijs in het Poolsch willen weten en de Poolsche kinderen o.a. ook in het Duitsch willen laten bidden. Als elke taalstrijd denk maar aan Zuid- Afrika waar een volk begrijpt, dat met de taal ook de nationaliteit verloren gaat is ook de Poolsche strijd er een van groote felheid. En van de Polen, het ongelukkige volk dat nu al eeuwen onvermoeid werkt eerst met de wapenen en thans met onbloedig Hoor gravis MAHGABETE BÜATAIJ. (Henriëtte von Meerheimb.) 6) Sitta legde haar hoofd achterover. Zwjjgend reden zij verder. Hunne blikken dronken schoonheid. Een vracht kar kwam daar aan en versperde den weg. Om plaats te maken, reed de koetsier vlak langs het hek aan den kant van den afgrond. De voerman, die naast zijn paarden liep, liet de zweep knallen door de lucht. De zenuwachtige tch'mmels spitsten de ooren, wierpen hun hoofd in den nek en vlogen er in wilden galop met het lichte wagentje van door. Het rijtuig slingerde van den eenen kant naar den anderen. Sloeg het om en brak het hek, dan zou het ongetwijfeld in den afgrond vallen. Sitta uitte een kreet van schrik en greep den prins bfj zjjn arm. «Mjjn hemel wij vallen in den afgrond «Dat zou nog het ergste niet zijn«, mompelde prins Albrecht. Hij verloor zijn bezinning niet, hoewel hij zag, dat de koetsier, die ver naar voren gebogen zat om de paarden te houden, bj]'na van den bok werd getrokken en dat het gevaar naast den duizelingwek- kenden afgrond ieder oogenblik grooter weid. Maar hjj gevoelde niet den minsten angst. Hjj trok Sitta dicht tegen zich aan om te zorgen, dat zjj er niet uitviel. Haar hoofd zonk hulpsloos tegen zijn schouder. Een onbestemd gevoel doordrong Sitta, zjj wist niet meer wat er gebeurde. In haar halt bewusteloozen toestand meende zjj, dat de oogen van prins Albrecht al grooter en grooter werden en hoe langer hoe dichter bjj haar kwamen, het scheen haar toe alsof hjj zjjn mond op den hare drukte en woorden van liefde fluisterde. Neen neen, het was alles een droom! Die waanzinnige rit, de stampende hoefslagen der chuwe paarden, het slingerende rjjtuig. verzet, behoeft het zeker niet te verwonderen dat zij zich, vooorzoover zij vallen onder het Duitsche Staatsbestuur, Polen willen blijven. Een strijd die ongetwijfeld sympathie verdient in het oog van allen die prijs stellen op behoud van eigen landaard en nationaliteit. Die weigering der Polen om ver- Duitseht te worden, doet zij niet denken aan een dergelijke van Daniëls drie vrienden, die er niet toe te bewegen waren om te knielen voor het door Babels koning Nebukadresar opgerichte gouden afgodsbeeld? („Daniël", hoofdst. III). Hoe fel de Poolsche strijd is geworden, hebben de verschillende berichten bewezen, Zelfs de kin deren doen er aan mee. Niet minder zoo lezen we dan pl. m. 50.000 Poolsche scholieren zijn in staking gegaan. Zij willen alleen Poolsch onder wijs. En het schijnt al zoover gekomen te zijn, dat de Poolsche bladen, evenals bij de groote menscben-stakers, een zwarte lijst openbaar maken van die kinderen, die niet aan de staking meedoen Maar de Polen, die reeds zooveel voor hun taal en hun nationaliteit over hadden, zullen ook hierin geen reden vinden om den strijd op te geven. Zij zullen zich blijven beroepen op de proclamatie van Keizer Wilhelm I waarin het heet: „Luistert naar uwen koning, die noch uw rechten, noch uw nationaliteit bedreigen wil. Gij zult uw taal en uwe zeden behouden!' Die strijd bestaat al jaren. Telkens opnieuw breekt hij weer uit. Al zoo dikwijls hebben de vrijzinnige vroeger gepredikt: houdt den godsdienst in Polen buiten de school, den godsdienst n.l. van leeringen, theorieën en leerstukken, niet den religieusen geest, den religieusen toon die ieder aanheffe in zijn taal en die weerklank vindt in elk gemoed en elk kinderhart. De meesten hebben nooit ingezien, dat Polen zoolang weerstand zou bieden. De taal van een volk„dat zijn de longen, het hart voor het lichaam." Laat de Polen wezen, wat ze overigens zijn: een volk blijven ze, zoolang zij de taal lief blijven hebben. En om die taal gaat het. Wie weet niet uit de dagbladen wat Sienkiewicz, de schrijver van „Quo Vadis?" zei in een brief aan Keizer Wilhelm over „De Poolsche kwestie waarin hp dezen in naam van rechtvaardigheid eu menschelijkheid bezweert, zijn Poolschen onderdanen recht te laten wedervaren wat hun geloof, hun nationaal gevoel en hun taal betreft? Hij herinnert aan het Koninklijk manifest van 1867, waarbij den Poolschen onderdanen van het Koninkrijk Pruisen werd verzekerd, dat zij ook na de inlijving bij den Duitschen Bond Polen konden blijven, hun taal, hun gewoonten en zeden konden behouden en verder zegt hij o.m. „men schendt het recht dat de menschen hebben op den grond; men schendt het recht van den huiselijken haardde kinderen schreien om de afscheidingen, welke men plaatst tusschen hunne zielen en God! Moge uw geweten als Christen en als vorst u voorschrijven, welke daden gij hebt te volbrengen." Kloeke taal Allen moeten wij voeren een edelen, heiligen strijd. Wij moeten bewaren, verdedigen desnoods, onze nationaliteit. Zjj reden nu zeker de rose met goud omzoomde wolk in De kroonprins legde haar voorzichtig neder en richtte zich op. Het was een waagstuk in dat slingerende rgtuig te gaan staan doch het gelukte. Hjj boog voorover tot hjj ook in de teugels kon grijpen. Op zjjn handen zwollen de aderen en hjj klemde zjjn tanden op elkander. Een hevige ruk, een weinig vieren, nog een hjj voelde dat de galop der paarden vermin derde, nog enkele minuten en hjj had ze geheel in de hand. Met zweet bedekt, buiten adem, gingen zjj over in een ongeregelden, onrustigen draf. De koetsier keerde zjjn bleek verschrikt gezicht om en mompelde een verontschuldiging. Prins Albrecht luisterde er niet naar. Hjj zag Sitta aan. Hoe bleek was zü 1 Een donkere blos bedekte zjjn wangen, nu hjj bedacht hoe hjj nog maar enkele minuten geleden haar in zjjn armen had gehouden, haar mon i gekust had, zjjn zelfbeheersching verloren had door den droomenden, half bewusteloozen blik harer oogen. Hoe gaarne zou hjj haar nog eens in zjjn armen klemmenMaar met geweld werd hjj zjjn ontroering meester. »R(jd langzaam,* beval hjj den koetsier. «Naar het kurhaus van Maloja. Sliep je? Aanders had het niet kunnen gebeuren.* Met de onverstandige ruwheid van een onbeschaafd man rukte de koetsier onwillig aan de teugels om zjjn slechte luim aan de onschuldige dieren te koelen. Het fraaie span trok de aandacht van alle gasten op het terras van het Kuihaus te Maloja. De kellners echter kenden de equipage van het hotel du Lac uit St. Moritz zg wisten, dat slechts rjjke gasten deze konden huren en snelden met groote dienstvaardigheid de trappen al. 1 rins Albrecht boog zich over Sitta heen. Zjj zag hem verward aan. «Gaat het wat beter?* vroeg hy leeaer Zjj knikte slechts. Hjj schoof den kellner op zjjde en hielp haar bjj het uitstappen. «Een kamer voor een paar uurbeval hjj. «De dame is niet wel.* De eigenaar, die zelf de trap afkwam, maakte duizend Brengen wij niet van heeler harte hulde aan Mattathias en zijn zonen die, gedreven door gods dienstijver en vaderlandsliefde, opkomend voor „haardsteden en altaren", drie jaren lang (van 167 164 v. C.) een wanhopigen, maar met schitterenden uitslag bekroonden, strijd hebben gevoerd tegen de Syriërs onder Antiochus IV Epiphanes, die slechts éen doel beoogdede vernietiging van der Joden godsdienst P Geen „wij kunnen toch niet", geen „weerloosheid", neeneen krachtig opkomen voor eigen nationaliteit is dure plicht. Geen vaderlandsliefde die het eigene verheerlijkt en het betere daarbuiten miskent, maar eene die ziende „den balk in eigen oog" zijn eigen volk daagt voor de rechtbank van het geweten,'"doch toch in eigen kring het goede waardeert en van allen willende leeren naar het betere streeft. Vaderlandsliefde veroordeelen is: verkrachting van het natuurlijke en dus uit den booze. Wij moeten strijden voor het behoud onzer taal. Wie haar aan heur lot overlaat, wie het duldt dat deze wordt bedorven, tot onkenbaar wordens ver knoeid, verdrongen wordt door uitheemsche en zelf gemaakte maar onverstaanbare woorden, wie niet handhaaft hare rechten, is niet waard een eigen taal te bezitten Wij moeten opkomen voor de vrijheid van geweten, voor het recht om eigen godsdienstige aandoeningen en stemmingen te mogen vertolken in eigen taal, welke voldoet aan de eischen van ons denken en van ons gemoed. Wee over hen die dit recht pogen een mensch te ontnemen Elke tyrannie van menschen over menschen wreekt zich en gelukkig Da tyran maakt misbruik van macht en zal er, heden of morgen, voor boeten. Wie gefyranniseerd worden, komen eenmaal tot ontwaken, tot zelf bewustzijn. Zij verbreken het juk en dit is hun recht en hun eer! Naar vrijheid hebben mensch en volk te streven. Zij moeten echter inzien dat zedeljjke vrijheid alleen de bron is waaruit alle vrijheid moet opwellen de grond waarop deze berusten moet. J. F. T. A. Voor dames. Kijkjes in de modewereld. Dat er dit jaar zoo bijzonder veel vraag is naar bontwerk, heeft z'n oorzaak te danken aan 't feit, dat we nog nooit zulke onberispelijke imitaties gehad hebben als dit jaar. Bij de enorme hooge bontprijzen is het zeker een groot genot voor de minder rijk bedeelden, dat er zulke mooie naboot singen te verkrijgen zijn. Er is een bijzonder rijke keuze in verschillende genres, terwijl vroeger ge woonlijk één bepaald soort mode was. Hermelijn en zilvervos vallen zeer in den smaakzij bieden het fraaiste en elegantste van het seizoen. Vooral hermelijn is prachtig in combinatie met donkere, zwaardere bontsoorten. Als stola en kraag voor wandeltoiletten, als garneering voor een bont- jaquette of voor een bolero, als hoedenyersiersel verontschuldigingen. «Tot mjjn spjjt is alles bezet. Doch als ik u mijn eigen kamer mag aanbieden «Ik blijf liever op het terras,* zeide Sitta snel. «Het gezicht op het meer is zoo mooi.* «Goed maar zet daar dan tenminste een tocht scherm tegen tegen den wind, bedoel ik,« gelastte hjj den hotelier. Sitta glimlachte. Hoe gewend prins Albrecht ook was aan onbescheiden blikken, toch was hjj op dit punt nog gevoelig. _l)e kellners zetten om een van de rieten sofa's een wjjd opengevouwen tochtscherm zoodat zjj een weinig afgezonderd zaten. De kroonprins schonk thee. «Vandaag mag ik u eens bedienen?* vroeg hjj. Sitta verzette zich nergens tegen. Zjj leunde in haar stoel, en gevoelde zich nog dof na de flauwte. Prins Albrecht schoof een der zjjden kussens onder haar hoofd. Zjj zag over het helder groene meer, naar de omringende besneeuwde bergen en naar het heldere blauw des hemels. «Het is alles een droom, een wonderzeide zjj zacht. «Dat wjj niet verpletterd in den afgrond liggen.* »Het gevaar was niet groot,* zeide hjj luchtig. «Toen ik maar even de teugels greep was het voorbjj.* «Het was dus wel dwaas van mjj om zoo te schrikken «Zeer dwaas, Sitta. Doch men moet niet altjjd ver standig willen zjjn Zjj werd onrustig door den lachenden, gelukkigen blik, waarmede hjj haar aankeek. Zjj trachtte waarheid, droom en flauwte van elkander te onderscheiden tevergeefs het was een verward beeld. Na de thee stonden zjj op. Sitta leunde op den arm van den kroonprins. Zjj voelde stijf in al haar leden. Door nieuwsgierige oogen op het terras vervolgd, gingen zjj langzaam een kron kelend bergpad op langs een weide vol bloemen, roode klaver, blauwe klokjes, witte en gele margrieten bloeiden in zulk een weelderigen overvloed alsof de lente juist daar in een dartele bui haar mantel had leeggeschud. Een paar geiten klommen de helling op en af en de tonen hunner versleten klokjes klonken liefeljjk door de lucht. Steeds hooger kwamen Sitta en haar begeleider voor de moderne baret, altijd komt hermelijn te pas. De zilvervos heeft de vossekopjes weer in de mode gebracht, die zoo aardig zijn om bont te garneeren. Zeer bevoorrecht wordt astrakan, dat vooral in 't wit met haarzijde-achtig glanzende krulletjes gaarne door kinderen wordt gedragen, 't Doet de frissche, rose gezichtjes der jengd nog beter en voordeeliger uitkomen. Bij de stoffen voor baljaponnen worden onder scheiden de dichte en de min of meer opengewerkte, gladde fantaisieweefsels. In de gladde genres is veel keus: kamgaren, fijne halfzijden voiles, cheviots en batist, croisé- en satinkepertjes. Onder de gewerkte balstoffen speelt vóór alles mousseline een grooten rol' heel-wollen kwaliteiten genieten de voorkeur, ofschoon soorten met zijden effecten en half-zijden genres ook voel gekozen worden. Gewerkte en half-zijden fantasie-stoffen zijn ook bijzonder geschikt voor baljaponnen. Crème is de kleur, die in dit seizoen het meeste in aanmerking komt voor soirée- en baltoiletten. Het heeft zelfs het vroeger de voornaamste plaats innemende wit geheel en al weten te verdringen. Naast crème komt nog heel mat rose voor, terwijl onder de mousselines alleen bloemen-dessins op zeer lichten fond in aanmerking komen. Het meest modern is bij lichte japonnen lange glacé-handschoenen te dragen, zoo mogelijk in de kleur der japon. Ofschoon de costumes veelal reeds overladen zijn met garnee ring worden er toch nog schitterende versierselen op aangebracht. Groote kevers en bloemen van brillanten, met safir als lichaam of kelk worden gracieus in een lintknoop of in de haren gestoken. Om den hals draagt men zeer fijne kettinkjes met een groote, afhangende parel en een slang met oogen van smaragd omkronkelt als armband den arm. Onze tegenwoordige mode met haar liefde voor schittering en kleur heeft zich ook over de kous ontfermd en haar aan haar donker prozaïsch bestaan onttrokken. Fijn geweven, geborduurd en jour gewerkt, glanzende zijde en schitterende kleuren, heeft de hedendaagsche mode de dameskous tot een wonderwerkje der industrie gemaakt, dat uit stekend bij een baltoilet en een fijn balschoentje past. Voor baljaponnen komt de empirerobe in aan merking, veel dames geven echter de voorkeur aan een jaquette, dat tot de taille rijkt. De rokken worden in lange plooien gelegd en de lijfjes sierlijk gedrapeerd met zijde-mousseline, versierd met loovertjes of doorweven met zacht-getinte bloemen. Om het middel worden tegenwoordig in plaats van de breede ceintuurs ook weer sjerpen gedragen van zijde-mousseline of andere doorzichtige zijden stoffen veelal met goud of zilver doorweven, die bevallig langs den rok hangen. De einden van deze sjerpen zijn dikwijls heel mooi geborduurd on al- gewerkt met zijden of kralen franje of wel met een strookje, waarlangs een of ander schitterend galon is gezet. Goud- of zilvergaas kan ook heel goed gebruikt worden om dunne baljaponnen te garneeren. 1'lissés, strookjes of volants onder aan of op den rok blijven nog steeds in de mode, daar ze aan 't geheel een idéé van luchtigheid geven. totdat zjj eindeljjk bjj een diep uitgeholden gletscher- molen bleven staan. «Een steen heeft een draaikolk en een paar duizend jaar noodig om een anderen uit te hollen.* Prins Albrecht stootte met zjjn stok tegen den cirkelrond uitgeslepen, uitgespoelden rots. «Bjj ons menschen gaat dat gauwer. Om elkander te vermurwen, uit te hollen, in den gewenschten vorm te sljjpen daarvoor is maar een korten tjjd noodig. Een paar jaren hofleven te Glückstadt zjjn voldoende Die werken precies zoo als een onvermoeid wrjjvende, onbarmhartig sljjnende gletschermolen.* Sitta zag ernstig naar zjjn somber gelaat. «Da heer von Kröchert is van meening, dat Uwe Hoogheid er zich in zal leeren schikken.* »Zoo denkt hjj dat Ik voor mjj merk slechts, dat dit leven al mjjn plannen, wenschen en bedoelingen in den weg staat.* «Elke ovei winning draagt ook haar niet, want zjj staalt het karakter c «Mjjn karakter wordt bedorven door dat eeuwige rukken aan mjjn ketting. Als ik u niet had Sitta..* Zjj week onwillekeurig achteruit en kwam daardoor vlak bjj de vermolmde latten langs het smalle pad. De prins greep snel haar hand en trok haar naar zich toe. «Gjj staat hier bjj een afgrond, vergeet dat niet.* «Ik weet het.« Haar stem klonk onnatuurljjk. Haar hand gleed uit de zjjne. «Sittalljj zag haar aan zjj verstond zjjn harts- tochteljjke blikken «Spreek niet, Uwe Hoogheid,* smeekte zg bevend. «Er zjjn dingen, die niet uitgesproken mogen worden. Laat alles tusschen ons bljjven zooais het was dan alleen behoef ik G.ückstadt niet te verlaten.* «Op die voorwaarde wil ik zwjjgen. Gjj hebt geljjk. Als men spreekt, sluiten zich de poorten der ziel. Het is ook niet noodig, dat ik u zeg wat ik gevoel, gjj weet toch alles. En gjj zult mjj niet verlaten «Ik bljjf zoolang ik daardoor mjjn belolte niet breek.* «Aan wien hebt gjj iets beloofd?* «Aan mjj zelf.* «Dat bindt. Wilt gjj wat uitrusten Wordt vervolgd.) COURANT.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1906 | | pagina 1