Honderd en achtste jaargang. DASBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Dil miliar Maat uit 2 Men. No. 302. 1906. 24 december; Prijs der gewsao sdvertentiëa MAANDAG INSCHRIJVING NATIONALE MILITIE. Uit Hof- en Hoofdstad. Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0.80franco door het geheele Rijk f I, Afzonderlijke nummers 3 Cents, Telefoonnnamer 3. Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N.|Y. Boek- en Handelsdrukkerij v|h. HERMs. COSTEK ZOONVoordam C 9. ALKIHIAARSCHE COURANT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR Gezien art. 17 der Militiewet 1901 Roepen bij deze op Alle mannelijke ingezetenen, die op 1 Januari 1907 hun negentiende jaar zijn ingetreden (alzoo de mannelijke geborenen van 1888) om zich in de maand Januari 1907 iu het daartoe gereed gemaakte register voor de Nationale Militie te doen inschrijven. De laschryvlog geschiedt in een der ver treklfen va>n net Haadhuls alhier, op Ulnsdag en Vrijdag tot SO Januari eerstkomende van des middags 12 tot 8 ure en verder ter gemeen te-secretarie. Zij maken voorts de ingezetenen opmerkzaam op de volgende bij genoemde wet gemaakte bepalingen als Artikel 13. Voor de Militie wordt ingeschreven le. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die binnen het Rijk, in liet Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België ver blijf houdt, 2e. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, 3e. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, 4e. ieder mannelijk ingezetene met-Nederlander, zoo hij op den eersten Januari van het jaar het 19de levensjaar was ingetreden, en niet verkeert iu een der bij art. 15 omschreven gevallen. Ingezeten is, voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder 4e. A. de binnen het Rijk verblijfhoudende minderjarige niet- Nederlander a. wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats heeft en haar gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk of de koloniën of bezittingen des Rijks iu andere werelddeelen gehad heeft b. van wiens ouders de langstlevende bij zijn of haar over lijden in het hierboven onder a. omschreven geval verkeerde, al verkeert zijn voogd niet in dat geval of al is deze buiten s'lands gevestigd c. die door zijn vader, moeder of voogd verlaten is, of die ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft en van wien niet bekend is dat hij een voogd heeft, indien hij gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk verblijf gehouden heeft B. de meerderjarige niet-Nederlauder, die binnen het Rijk woonplaats heeft en haar gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk of de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen gehad heeft. Voor minderjarig worlt voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder A gehouden hij, die minderjarig is in den zin der Nederlandsehe wet. Voor meerderjarig wordt voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder B gehouden hij, die meerderjarig is in den zin van voormelde wet. Artikel 14. De inschrijving geschiedt: le. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede lezoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader, moeder of voogd aldaar woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats vau vader, moeder of 'voogd zoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader, moeder of voogd elders dan binnen het Rijk woonplaats heeft in de gemeente, waar hij verblijf houdt zoo hij door ziju vader, moeder of voogd verlaten is, ouder loos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft en het niet bekend is dat hij een voogd heeft, in de gemeente, waar hij verblijf houdt zoo hij in het Duitsche Rijk verblijf houdt, indegemeeute AMSTERDAM zoo hij in het Koninkrijk België verblijf houdt, in de ge meente ROTTERDAM 2e. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 2e.zoo zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft binnen het Rijk, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogd is de woonplaats van vader, moeder of voogd in het Duitsche Rijk, in de gemeete AMSTERDAM, is zij in het Koninkrijk België, iu de gemeente ROTTERDAM; 3e. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 3e.: zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de gemeente zijner woonplaats zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk, in de gemeente AMSTERDAM zoo hij woonplaats heeft in het Koninkrijk België, in de gemeente ROTTERDAM 4e. A. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4e., indien hij minderjarig is, zoo hij verkeert in het geval, in de tweede zinsnede van dat artikel onder A.a. omschreven, in de gemeente, waar zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft. zoo hij verkeekt in dat geval, in die zinsnede onder A.b. omschreven, in de gemeente, waar zijn voogd woonplaats heeft is de woonplaats van dezen buiten 's lands, dan geschiedt de inschrijving in de gemeente, waar de minderjarige verblijf houdt zoo hij verkeert in een der gevallen, in evenbedoelde zinsnede onder A.c. omschreven, in de gemeete, waar hij verblijf houdt B. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4e., indien hij meerderjarig is in de gemeente waar hij woonplaats heeft. De in de vorige zinsnede als plaats van inschrijving aan gewezen gemeente is die, waar het verblijf of de woonplaats gevestigd is of was op den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de iu te schrijven persoon het 18de levensjaar volbracht, tenzij het iemand geldt, wiens inschrijving te AMSTERDAM of te ROTTERDAM moet geschieden wegens verblijf of woonplaats onderscheidenlijk in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België. Artikel 15. Voor de Militie wordt niet ingeschreven: le. de ingezetene niet-Nederlander, die bewijst te behooren tot een Staat, waar de Nederlanders niet aan den verplichten krijgsdienst zijn onderworpen of waar ten aanzien van den dienstplicht liet beginsel van wederkeerigheid is aangenomen 2e. hij, die bewijst in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen verblijf te houden of woonplaats te hebben, al heeft zijn vader, moeder, voogd of curator woon plaats binnen het Rijk. Artikel 16. Hij, die volgens art. 13 behoort te worden ingeschreven, is verplicht zich daartoe bij Burgemeester en Wethouders der gemeente, waar volgens art. 14 de inschrijving moet gèschieden, aan te geven tusschen den lsten en 3'sten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende levensjaar volbracht. Bij ongesteldheid of afwezigheid van hem, die zich ter in schrijving moet aangeven, alsmede in een der gevallen, hierna in de vierde zinsnede omschreven, rust de verplichting tot het doen der aangifte indien het een 'minderjarige betreft, op zijn vader, moeder of voogd indien het een meerderjarige betreft, die onder curateele gesteld is, op zijn curator. De verplichting van vader, moeder of voogd geldt evenwel slechts zoo hij of zij binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaatsheeft. Behoudens de uitzonderingen bij de volgende zinsnede ge maakt, rust de zorg voor het doen der aangifte uitsluitend op den in te schrijven minderjarige indien zijn vader, moeder of voogd niet biuneu het Rijk, iu het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woouplaats heeft; indien zijn vader of moeder of beiden de ouderlijke macht missen indien hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten isof indien hij ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft en het niet bekend is dat hij een voogd heeft. Hij, die door de bestuurders in artikel 22 vermeld, tei in schrijving moet worden opgegeven of die in dienst is bij de zeemacht, de marine-reserve en het corps mariniers hieronder begrepen, bij het leger bier te lande of bij de koloniale troepen, is tot het doen van de aangifte niet verplicht. Voor hem of haar, die tot het doen der aangifte verplicht is, kan de aangifte geschieden door een ander, daartoe schrif telijk gemachtigd. De volnwfblit blijft onder burgemeester en wethouders berusten. De wijze, waarop van de gedane aangifte moet blijken, wordt door Ons bepaald. Artikel 18. Voor de militie wordt ook ingeschreven of worlt opnieuw ingeschreven le. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het acht tiende levesjaar volbracht, en vóór het intreden van het een- en-twintigste levensjaar zijn verblijf binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft. 2e. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens vader, moeder of voogd na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de minderjarige het achttiende levensjaar vol bracht, cn vóór het intreden van diens een-en-twintigste levens jaar zijne of hare woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft 3e. ieder mannelijk minderjarige, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende levens jaar volbracht, en vóór het intreden van het een-en-twinstigste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is geworden, zoo hij in een der hierboven onder le. omschreven gevallen verkeert, of wiens vader, moeder of voogd verkeert in ten der gevallen, hierboven onder 2e. omschreven 4e. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het een-en-twintigste levensjaar zijne woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd of er woonplaats verkregen heeft. 5e. ieder mannelijk meerderjarige, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende levens jaar volbracht, en vóór het intreden van het een-en-twintigste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is geworden, zoo hij in een der hierboven, onder 4e. omschreven gevallen verkeert 6e. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het een-en- twinrigste levensjaar ingezetene of opnieuw ingezetene is ge worden in den zin der tweede zinsnede van art. 13. Hierbij gelden de laatste zinsnede van dat artikel en art. 15. Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrijving of de inschrijving opnieuw moet geschieden en van de verplichting tot het doen van aangifte ter inschrijving of ter inschrijving opnieuw gelden de eerste zinsnede van art. 14 en de laatste vijf zinsneden van art. 16. De aangifte ter inschrijving of ter inschrijving opnieuw van hem, die volgens de eerste zinsnede van dit artikel moet worden ingeschreven, geschiedt binnen dertig dagen na het verkrijgen of, werd hij reeds vroeger ingeschreven doch van liet register afgevoerd, na het terug erlangen vau het Neder landerschap of van het ingezetenschap, of na de vestiging van verblijf of de vestiging of het verkrijgen van woonplaats binnen het Rijk, iu het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België. De inschrijving geschiedt in het register betreffende de lichting van het jaar, waartoe de in de eerste zinsnede van dit artikel bedoelde persoon volgens zijnen leeftijd behoort. Strafbepalingen. Artikel 166. Met boete van tenminste vijftig cents en ten hoogste f 100 wordt gestraft de overtreding van de artt. 16 en 18 en 22. Zij noodigen hen, wien dit mocht aangaan, uit, zoo mogelijk in eigen persoon, de aangifte te doen en daarmede niet tot liet einde van Januari te wachten. Alkmaar, 18 Dec. 1906. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter, DONATH, Secretaris. Alkmaak, 24 December!" Niet alleen ons land, maar ook Frankrijk heeft Vrijdagavond een veelbeteekenende zitting gehad. Men weet, dat er in Frankrijk op dit oogenblik een gewichtig punt aan de orde is: de strijd tus schen Frankrijk en het Vaticaan. Die strijd is fèl. Natuurlijk verwijten beide partijen dat elkaar. De Paus hoeft aan alle vertegenwoordigers van het Vaticaan een nota gezonden, waarin wordt gezegd, dat men de kerk in een toestand van slavernij wil brengen en haar wil dwingen, daarbij, verklarende dat de regeering alles doet wat in haar macht is om de zaak tot een goed einde te brengen en dat dit slechts alstuit op de halsstarrigheid van den Heiligen Stoel. En daartegenover heeft de Fransche regeering herhaaldelijk verklaard dat zij uiterst gematigd is, dat zij zooveel mogelijk tegemoet komend heeft gehandeld, maar dat men in Rome martelaren wilde. Het wetsontwerp „tot verzekering van de openbare uitoefening van den eeredienst", dat Vrijdag in be handeling werd genomen is in enkele opzichten nog een verscherping van de bekende scheidingswet. Het is met een overgroote meerderheid 413 tegen 166 stemmen aangenomen en de regeering heeft dus „een goede Kamer." Maar dat neemt niet weg, dat er zich een addertje onder het gras heeft bevonden, in den vorm van een intrige van een regeeringsgezinde groep. Nu is Frankrijk het land van intriges. Wat wordt er daar al niet gedaan om een miuisterieele portefeuille meester te worden! Waar men kan, legt men een sinaasappelschilletje neer om een minister te doen uitglijden en zelf zijn plaats in te nemen. Het is wel zonderling dat er in de beide republieken Amerika en Frankrijk op zoo'n schandelijke wijze aan politiek gedaan wordt. De heer Clémenceau, de minister-president is zelf een door en door politiek inao, hij weet dus waar toe zoo iemand in staat is en is op zijn hoede. Dat heeft hem waarschijnlijk voor een val behoed. De radicaal-socialist en de uiterste linkerzijde dus, hebben gekuipt onder leiding van den heer Pelletan. De heer Pelletan is zelf minister van marine geweest en hij kent dus de heerlijkheden van het ministerschap, die in Frankrijk zeer be- geerenswaard schijnen te zijn. Evenwol het is niet aan te nemen dal Frankrijk even gaarne als de heer Pelletan een ministerieele portefeuille in diens handen zou zien. Niet omdat de heer Pelletan oen zeer non-chalant heer is, een ongelikte beer '.ooals men wel eens zegt, met een alles behalve goed onderhouden ruigen haard, welke indertijd den Kamerleden wel eens toonde dat de minister 's ochtends een eitje ot 's middags soep gegeten had. Doch omdat men de desorganisatieonder de Fransche manier aan zijn optreden heeft geweten. De heer Clémenceau had al eenigen tijd gemerkt dat er wat broeide en toen men hem meerdere zekerheid kreeg, moet hij hebben uitgeroepen „Meenen ze, dat ik me zoo gemakkelijk een schop laat geven tegen De welvoegelijkheid gebiedt ons hier een streepje te zetten. Als een minister woedend is zegt hij ook wel ongeoorloofde dingen. De heer Clémenceau voegde er aan toe „We zullen eens zien, of ze me wippen." De heeren Clémenceau en Pelletan waren vroeger vrienden, zij hebben geruimen tijd gezamenlijk dagbladwerk verricht, maar het zal nu wel voor goed met de samenwerking gedaan zijn. Het con flict is op een vreemde wijze tot uitbarsting geko men. De regeeriüg had gevraagd, Vrijdag het bovenbedoelde wetsontwerp in behandeling te nemen. Toen kwam de heer Pelletan met de nuchtere vraag, of de behandeling niet kon worden uitge steld, daar hem den tijd had ontbroken, het ontwerp te bestudeeren. Daar had men de poppen aan het dansen De heer Clémenceau deed daarop tegen den niets-vermoedenden Pelletan een nijdigen uitval. Hij beet den vrager toe, dat deze intrigeerde. Maar dan moest hij daar maar rond voor uitkomen. „Is het U om onze portefeuille te doen, zeg het dan maar." De heer Pelletan zeide, dat hij het zóó niet gemeend had. Hij mompelde nog iets en zweeg toen. Door zijn forsch optreden had de Minister-president hem tot zwijgen gebracht. Deze oppositie tegen het ontwerp was gebroken, zooals uit de hierboven vermelde stemming blijkt. Maar er is nu toch gebleken, dat het republikeinsche blok ook niet onbreekbaar is. Ook nog op andere wijze. Na dit, het gebeurde in de Kamer, sprak de Minister-president hierover in de wandelgangen met enkele afgevaardigden. Bij hen voegde zich de Minister van Justitie, de heer öuoytDessaigne. Plotseling wendde de Minister-president zich tot dezenIk heb gehoord, dat ik binnen veertien dagen zal zijn gevallen en dat u mijn functie zoudt krijgen. Wij staan vóór den slag en nu wil ik weten, of gij met Pelletan dan wel met mij wilt optrekken. De aldus aangesprokene antwoordde slechts: „Als iemand u zooiets heeft gezegd, dan heeft men zich vroolijk gemaakt over u en mij." Natuurlijk ging weldra het gerucht, dat de Minis ter van Justitie zou aftreden, omdat hij vijanden van het ministerie in het geheim steunde. Maar zoover is het nog niet gekomen. De Fransche Minister-president heeft door zijn optreden voorloopig gered, wat nog gered kon worden, maar of hij het republikeinsche blok bijeen kan houden is hier de vraag. Over de «Spectator» deelt do Haagee'ae konter der Prov Gron. Ct. de volgende bijzonderheden mede >Eene halve e:nw geleden richtte de Oade Heer Smits (Dr. Lindo) doortrokken van den geest van Sterne, Lamb, Fielding en Thackeray, den «Nederlandschen Speotator* op. Lindo woonde toen nabjj Breda als leeraar in de Engelsche taal en letterkunde aan de Milhaire Academie, en volde bjjna alléét het gansche Weekblad. Zjin éénige vaste en trouwe werker was de laimige teekenaar J. Schmidt Grans, een vrooljjke, geestige kunstschilder, die te Parjjs onder A>y Sohoffer verdienstelijke bljjkon van zjjn aanleg en studie gegeven had. Zoo ging het drie, vier jaar goed, totdat de beide voortbrengers vermoeid en uitgeput raakten. Toen weid Lindo ais iaspec'eur van het L. O. naar den Hiag verplaatst, smolt men den «Spectator* met «Tydrtroom* en «Kunst- en «Litterboda* samen en brak er eene nieuwe aera voor hem aan. De «Spectator* zette zijn zotskap af en een dettigen hoognn hoed óp. Nu en dan was hjj scherp, bjjtend cn humoristisch, maar voor bet meerendeel stalde hjj zoo vele geleerdheid uit, dat de lezers uit Lindo's periode de plaats ruimden voor een geheel ander publiek. Eiken Donderdag-avond vergaderden redaotie en in den Haag wonende medewerkers, eerst in de Nieuwstraat en daarna is da oude Molstraat. Aan de lange tafel, waar allen z'ch om heen schaarden, troonde Brkhuyien van den Brink met een lange pjjp en een Snuifdoos, die hg v'jjtig gebruikte. Men sprak er over de dingen van den da& i er onomwonden zjjne meening en leverde zjjn aandeel stof voor de Vlugmaren, die Gerard Keller in elkaar zette. Meestal was die Rhapsodie zoo geestig en pikant, dat n enigeon alléén naar het Spectator-nummer greep, in de hoop er een Vlugmare in te vinden. Toen Keiler naar Arnhem verhu:sde, werd Vosmaer de Flanor, ont genzeglgk een vee gHserder en diepzinniger rondkjjker dsn de jolige, tintelende voorganger, maar de losse, humoristisohe toon was gevlogen. Na den dood van Bakhnyten v. d. Brink vormdoc mr. Vosmaer en dr. Campbell de redactie. Op zoo'n Donder dagavond zag men het geheels Spectator-nummer in elkaar zetten. Ontbraken er nog tien, twintig regels kopie, dan deed Vosmaer een beroep op de omzitters «Toe heeren, wie heeft nog een aardigen zet We hebben nog maar tien regels noodig I* Zat de redaotie met de plaat in verlegenheid, dan werd opnieuw de medewerking met aandrang ingeroepen: «Wie lovert nu een goed ondei werp voor een plaat Hoor ik Was er een onderwerp, dan maakte Craus dadelijk een schets, die, werd zjj goedgevonden, door hem onmiddellijk dnn volgenden morgen op steen werd overgebracht. Menigmaal was het algemeen gesprek in hooge mate boeiend, vcoral wanneer Bakhuyzen z'ch er in mengde of deze of gene beroemde geleerde uit het buitenland daar geïntroduceerd was door een der radaoHe- leden. Na Vosmaer kreeg Boele van Hensbroek Flanor's pen in de hand en wist daarmee nu en dan lustig en geestig te weik te gaan en zinrjjke dingen te zeggen. Doch hot schjjnt we), dat de belangstelling in hetgeen «De Spectator* te vertellen had, van lieverlede verflauwde, zoodat de uitgever, die vermoedelijk zjjn inteekenaren ook zag verminderen, besloot het weekblad op te hellen. „Ego" schrijft uit 's Gravenhage in do Prov. Geld. en Pijm Ct. „De Kerstdagen zjjn komende en op onze „Quai des fleurs" is vandaag niet anders dan loven en bieden naar de altijd-groene sparreboemen, die straks hnn breed-getakte armen beschermend zullen uitstrekken naar de kleinen, die ter Kerstfeestviering zullen bijeen komen. En niet minder was er vraag naar de lijsterbes en mistletoe. Al vroeg in den ochtend zag ik 't modieuse artikel van den dag bij wagenvrachten naar de bloemenmarkt brengen. En in de latere echtenduren was 't koddige drukte van al die mensohen, die zich toch graag een boom «ildei koopen. Dames die de leiding hebben op de Zondagsscholen schoten op de reuzen-exemplaren af, die nu reeds in dei grijzen ochtend nevel een prachtig effect maakten. Maar ook de kleintjes kwamen te voorschijn e* de bloemisten hadden haast geen tijd om een woordje te geven aan nieuwsgierige menschen, die wat weten wilden. Toch hoorde 'k dat die handel in de laatste jaren onder den invloed van die eeuwige mode, zooals de man 't uitdrukte, verbazend is toegenomen. In aansluiting van hetgeen ik later op den dag vernam kan ik gerust zeggen dat geen huis in ons Lange Voorhout op 25 December zonder „boom" zal wezen. Duitsche, maar vooral Eigrlsche invloeden, brengen in de kringen van onze „upper ten thousand" 't zwaartepunt der feestviering in de laatste jaren meor en meer over van 6 op 25 December. Waarmede ik nu bevestigd kreeg wat mij reeds dagen te voren in onze groote magazijnen was beweerd. En wanneer ge dan ook thans de stnd ingaat en eens uw oog liet vallen op die winkelkasten, waar onze chique gewoon is haar inkoopen te doen, dan kunt ge met eigen oog bevestigd vinden, wat anderen al vertelden, n.l. dat onze winkelstand meer dan vroeger rekening heeft te houden met 't Kerstfeest. Zoo sterk 'S 't selfs gewor den, dat een groot magazijn van luxe-artikelen een groot deel harer speciaal Ésgelsche nouveauté's niet onder de oogen van 't publiek brongt voor do St. Nicolaas-drukte achter den rug is „Waarom niet", vroeg ik zooeven, aan onzen handelsman, van wien mij een en ander in dezen goest ter oore was gekomen. „Ach, meneer, wat zal ik u zeggen. In de St. Nico- laas drukte kijkt 't koopend publiek niet zoo heel bijzonder kieskeurig naar nieuwigheden. Maar op grond van eigen ondervinding kan ik u zeggen, dat hier in de Hofstad de Kerstmisviering in onze branche een speciaal terrein heeft geopend. En uu laat 't zich begrijpen, dat 't chique publiek zich moeielijk zal tovreden stellen met wat de St. Nicolaasdrukte heeft overgelaten. Deed ik het niet, dan zouden de mensohen natuurlijk geplaatst worden veor een vijvortje, dat vrij wel is afgevisoht. Vroeger stond men hier over 't algemeen in familie-kringen tamelijk koud tegenover een Kerstboom. Maar zooals ik u reeds zei, heeft dit

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1906 | | pagina 1