Honderd en achtste jaargang.
DASBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Dil miliar Maat uit 2 Men.
No. 302.
1906.
24 december;
Prijs der gewsao sdvertentiëa
MAANDAG
INSCHRIJVING
NATIONALE MILITIE.
Uit Hof- en Hoofdstad.
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0.80franco door het geheele Rijk f I,
Afzonderlijke nummers 3 Cents,
Telefoonnnamer 3.
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N.|Y. Boek- en Handelsdrukkerij
v|h. HERMs. COSTEK ZOONVoordam C 9.
ALKIHIAARSCHE COURANT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
Gezien art. 17 der Militiewet 1901
Roepen bij deze op
Alle mannelijke ingezetenen, die op 1 Januari 1907 hun
negentiende jaar zijn ingetreden (alzoo de mannelijke geborenen
van 1888) om zich in de maand Januari 1907 iu het daartoe
gereed gemaakte register voor de Nationale Militie te doen
inschrijven.
De laschryvlog geschiedt in een der ver
treklfen va>n net Haadhuls alhier, op Ulnsdag
en Vrijdag tot SO Januari eerstkomende van
des middags 12 tot 8 ure en verder ter gemeen
te-secretarie.
Zij maken voorts de ingezetenen opmerkzaam op de volgende
bij genoemde wet gemaakte bepalingen als
Artikel 13.
Voor de Militie wordt ingeschreven
le. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die binnen het
Rijk, in liet Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België ver
blijf houdt,
2e. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens vader,
moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of
in het Koninkrijk België woonplaats heeft,
3e. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die binnen
het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België
woonplaats heeft,
4e. ieder mannelijk ingezetene met-Nederlander,
zoo hij op den eersten Januari van het jaar het 19de
levensjaar was ingetreden, en niet verkeert iu een der bij art.
15 omschreven gevallen.
Ingezeten is, voor de toepassing van het bepaalde hierboven
onder 4e.
A. de binnen het Rijk verblijfhoudende minderjarige niet-
Nederlander
a. wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats
heeft en haar gedurende de voorafgaande achttien maanden
in het Rijk of de koloniën of bezittingen des Rijks iu andere
werelddeelen gehad heeft
b. van wiens ouders de langstlevende bij zijn of haar over
lijden in het hierboven onder a. omschreven geval verkeerde,
al verkeert zijn voogd niet in dat geval of al is deze buiten
s'lands gevestigd
c. die door zijn vader, moeder of voogd verlaten is, of die
ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft
en van wien niet bekend is dat hij een voogd heeft, indien
hij gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk
verblijf gehouden heeft
B. de meerderjarige niet-Nederlauder, die binnen het Rijk
woonplaats heeft en haar gedurende de voorafgaande achttien
maanden in het Rijk of de koloniën of bezittingen des Rijks
in andere werelddeelen gehad heeft.
Voor minderjarig worlt voor de toepassing van het bepaalde
hierboven onder A gehouden hij, die minderjarig is in den
zin der Nederlandsehe wet. Voor meerderjarig wordt voor de
toepassing van het bepaalde hierboven onder B gehouden hij,
die meerderjarig is in den zin van voormelde wet.
Artikel 14.
De inschrijving geschiedt:
le. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede lezoo
hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader, moeder of
voogd aldaar woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats
vau vader, moeder of 'voogd
zoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader, moeder
of voogd elders dan binnen het Rijk woonplaats heeft in de
gemeente, waar hij verblijf houdt
zoo hij door ziju vader, moeder of voogd verlaten is, ouder
loos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft en
het niet bekend is dat hij een voogd heeft, in de gemeente,
waar hij verblijf houdt
zoo hij in het Duitsche Rijk verblijf houdt, indegemeeute
AMSTERDAM
zoo hij in het Koninkrijk België verblijf houdt, in de ge
meente ROTTERDAM
2e. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 2e.zoo
zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft binnen het
Rijk, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of
voogd
is de woonplaats van vader, moeder of voogd in het Duitsche
Rijk, in de gemeete AMSTERDAM,
is zij in het Koninkrijk België, iu de gemeente ROTTERDAM;
3e. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 3e.:
zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de gemeente
zijner woonplaats
zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk, in de
gemeente AMSTERDAM
zoo hij woonplaats heeft in het Koninkrijk België, in de
gemeente ROTTERDAM
4e. A. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4e.,
indien hij minderjarig is,
zoo hij verkeert in het geval, in de tweede zinsnede van
dat artikel onder A.a. omschreven, in de gemeente, waar zijn
vader, moeder of voogd woonplaats heeft.
zoo hij verkeekt in dat geval, in die zinsnede onder A.b.
omschreven, in de gemeente, waar zijn voogd woonplaats heeft
is de woonplaats van dezen buiten 's lands, dan geschiedt de
inschrijving in de gemeente, waar de minderjarige verblijf
houdt
zoo hij verkeert in een der gevallen, in evenbedoelde
zinsnede onder A.c. omschreven, in de gemeete, waar hij
verblijf houdt
B. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4e.,
indien hij meerderjarig is
in de gemeente waar hij woonplaats heeft.
De in de vorige zinsnede als plaats van inschrijving aan
gewezen gemeente is die, waar het verblijf of de woonplaats
gevestigd is of was op den lsten Januari van het jaar, volgende
op dat, waarin de iu te schrijven persoon het 18de levensjaar
volbracht, tenzij het iemand geldt, wiens inschrijving te
AMSTERDAM of te ROTTERDAM moet geschieden wegens
verblijf of woonplaats onderscheidenlijk in het Duitsche Rijk
of in het Koninkrijk België.
Artikel 15.
Voor de Militie wordt niet ingeschreven:
le. de ingezetene niet-Nederlander, die bewijst te behooren
tot een Staat, waar de Nederlanders niet aan den verplichten
krijgsdienst zijn onderworpen of waar ten aanzien van den
dienstplicht liet beginsel van wederkeerigheid is aangenomen
2e. hij, die bewijst in de koloniën of bezittingen des Rijks
in andere werelddeelen verblijf te houden of woonplaats te
hebben, al heeft zijn vader, moeder, voogd of curator woon
plaats binnen het Rijk.
Artikel 16.
Hij, die volgens art. 13 behoort te worden ingeschreven, is
verplicht zich daartoe bij Burgemeester en Wethouders der
gemeente, waar volgens art. 14 de inschrijving moet gèschieden,
aan te geven tusschen den lsten en 3'sten Januari van het
jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende levensjaar
volbracht.
Bij ongesteldheid of afwezigheid van hem, die zich ter in
schrijving moet aangeven, alsmede in een der gevallen, hierna
in de vierde zinsnede omschreven, rust de verplichting tot
het doen der aangifte
indien het een 'minderjarige betreft, op zijn vader, moeder
of voogd
indien het een meerderjarige betreft, die onder curateele
gesteld is, op zijn curator. De verplichting van vader, moeder
of voogd geldt evenwel slechts zoo hij of zij binnen het Rijk,
in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaatsheeft.
Behoudens de uitzonderingen bij de volgende zinsnede ge
maakt, rust de zorg voor het doen der aangifte uitsluitend op
den in te schrijven minderjarige
indien zijn vader, moeder of voogd niet biuneu het Rijk,
iu het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woouplaats heeft;
indien zijn vader of moeder of beiden de ouderlijke macht
missen
indien hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten isof
indien hij ouderloos is of in wettelijken zin geen vader
of moeder heeft en het niet bekend is dat hij een voogd heeft.
Hij, die door de bestuurders in artikel 22 vermeld, tei in
schrijving moet worden opgegeven of die in dienst is bij de
zeemacht, de marine-reserve en het corps mariniers hieronder
begrepen, bij het leger bier te lande of bij de koloniale troepen,
is tot het doen van de aangifte niet verplicht.
Voor hem of haar, die tot het doen der aangifte verplicht
is, kan de aangifte geschieden door een ander, daartoe schrif
telijk gemachtigd. De volnwfblit blijft onder burgemeester en
wethouders berusten.
De wijze, waarop van de gedane aangifte moet blijken, wordt
door Ons bepaald.
Artikel 18.
Voor de militie wordt ook ingeschreven of worlt opnieuw
ingeschreven
le. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die na den lsten
Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het acht
tiende levesjaar volbracht, en vóór het intreden van het een-
en-twintigste levensjaar zijn verblijf binnen het Rijk, in het
Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft.
2e. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens vader,
moeder of voogd na den lsten Januari van het jaar, volgende
op dat, waarin de minderjarige het achttiende levensjaar vol
bracht, cn vóór het intreden van diens een-en-twintigste levens
jaar zijne of hare woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche
Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft
3e. ieder mannelijk minderjarige, die na den lsten Januari
van het jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende levens
jaar volbracht, en vóór het intreden van het een-en-twinstigste
levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is geworden,
zoo hij in een der hierboven onder le. omschreven gevallen
verkeert, of wiens vader, moeder of voogd verkeert in ten
der gevallen, hierboven onder 2e. omschreven
4e. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die na den
lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het
achttiende levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het
een-en-twintigste levensjaar zijne woonplaats binnen het Rijk,
in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd of
er woonplaats verkregen heeft.
5e. ieder mannelijk meerderjarige, die na den lsten Januari
van het jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende levens
jaar volbracht, en vóór het intreden van het een-en-twintigste
levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is geworden,
zoo hij in een der hierboven, onder 4e. omschreven gevallen
verkeert
6e. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na den lsten Januari
van het jaar, volgende op dat, waarin hij het achttiende
levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het een-en-
twinrigste levensjaar ingezetene of opnieuw ingezetene is ge
worden in den zin der tweede zinsnede van art. 13.
Hierbij gelden de laatste zinsnede van dat artikel en art. 15.
Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrijving of de
inschrijving opnieuw moet geschieden en van de verplichting
tot het doen van aangifte ter inschrijving of ter inschrijving
opnieuw gelden de eerste zinsnede van art. 14 en de laatste
vijf zinsneden van art. 16.
De aangifte ter inschrijving of ter inschrijving opnieuw van
hem, die volgens de eerste zinsnede van dit artikel moet
worden ingeschreven, geschiedt binnen dertig dagen na het
verkrijgen of, werd hij reeds vroeger ingeschreven doch van
liet register afgevoerd, na het terug erlangen vau het Neder
landerschap of van het ingezetenschap, of na de vestiging van
verblijf of de vestiging of het verkrijgen van woonplaats
binnen het Rijk, iu het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België.
De inschrijving geschiedt in het register betreffende de
lichting van het jaar, waartoe de in de eerste zinsnede van dit
artikel bedoelde persoon volgens zijnen leeftijd behoort.
Strafbepalingen.
Artikel 166.
Met boete van tenminste vijftig cents en ten hoogste f 100
wordt gestraft de overtreding van de artt. 16 en 18 en 22.
Zij noodigen hen, wien dit mocht aangaan, uit, zoo mogelijk
in eigen persoon, de aangifte te doen en daarmede niet tot
liet einde van Januari te wachten.
Alkmaar,
18 Dec. 1906.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter,
DONATH, Secretaris.
Alkmaak, 24 December!"
Niet alleen ons land, maar ook Frankrijk heeft
Vrijdagavond een veelbeteekenende zitting gehad.
Men weet, dat er in Frankrijk op dit oogenblik
een gewichtig punt aan de orde is: de strijd tus
schen Frankrijk en het Vaticaan. Die strijd is fèl.
Natuurlijk verwijten beide partijen dat elkaar.
De Paus hoeft aan alle vertegenwoordigers van het
Vaticaan een nota gezonden, waarin wordt gezegd,
dat men de kerk in een toestand van slavernij wil
brengen en haar wil dwingen, daarbij, verklarende
dat de regeering alles doet wat in haar macht is
om de zaak tot een goed einde te brengen en dat
dit slechts alstuit op de halsstarrigheid van den
Heiligen Stoel. En daartegenover heeft de Fransche
regeering herhaaldelijk verklaard dat zij uiterst
gematigd is, dat zij zooveel mogelijk tegemoet
komend heeft gehandeld, maar dat men in Rome
martelaren wilde.
Het wetsontwerp „tot verzekering van de openbare
uitoefening van den eeredienst", dat Vrijdag in be
handeling werd genomen is in enkele opzichten
nog een verscherping van de bekende scheidingswet.
Het is met een overgroote meerderheid 413
tegen 166 stemmen aangenomen en de regeering
heeft dus „een goede Kamer." Maar dat neemt
niet weg, dat er zich een addertje onder het gras
heeft bevonden, in den vorm van een intrige van
een regeeringsgezinde groep. Nu is Frankrijk het
land van intriges. Wat wordt er daar al niet gedaan
om een miuisterieele portefeuille meester te worden!
Waar men kan, legt men een sinaasappelschilletje
neer om een minister te doen uitglijden en zelf
zijn plaats in te nemen. Het is wel zonderling dat
er in de beide republieken Amerika en Frankrijk
op zoo'n schandelijke wijze aan politiek gedaan
wordt.
De heer Clémenceau, de minister-president is zelf
een door en door politiek inao, hij weet dus waar
toe zoo iemand in staat is en is op zijn hoede.
Dat heeft hem waarschijnlijk voor een val behoed.
De radicaal-socialist en de uiterste linkerzijde
dus, hebben gekuipt onder leiding van den heer
Pelletan. De heer Pelletan is zelf minister van
marine geweest en hij kent dus de heerlijkheden
van het ministerschap, die in Frankrijk zeer be-
geerenswaard schijnen te zijn. Evenwol het is
niet aan te nemen dal Frankrijk even gaarne als
de heer Pelletan een ministerieele portefeuille in
diens handen zou zien. Niet omdat de heer Pelletan
oen zeer non-chalant heer is, een ongelikte beer
'.ooals men wel eens zegt, met een alles behalve
goed onderhouden ruigen haard, welke indertijd
den Kamerleden wel eens toonde dat de minister
's ochtends een eitje ot 's middags soep gegeten
had. Doch omdat men de desorganisatieonder de
Fransche manier aan zijn optreden heeft geweten.
De heer Clémenceau had al eenigen tijd gemerkt
dat er wat broeide en toen men hem meerdere
zekerheid kreeg, moet hij hebben uitgeroepen
„Meenen ze, dat ik me zoo gemakkelijk een schop
laat geven tegen De welvoegelijkheid gebiedt
ons hier een streepje te zetten. Als een minister
woedend is zegt hij ook wel ongeoorloofde dingen.
De heer Clémenceau voegde er aan toe „We zullen
eens zien, of ze me wippen."
De heeren Clémenceau en Pelletan waren vroeger
vrienden, zij hebben geruimen tijd gezamenlijk
dagbladwerk verricht, maar het zal nu wel voor
goed met de samenwerking gedaan zijn. Het con
flict is op een vreemde wijze tot uitbarsting geko
men. De regeeriüg had gevraagd, Vrijdag het
bovenbedoelde wetsontwerp in behandeling te nemen.
Toen kwam de heer Pelletan met de nuchtere
vraag, of de behandeling niet kon worden uitge
steld, daar hem den tijd had ontbroken, het ontwerp
te bestudeeren. Daar had men de poppen aan het
dansen De heer Clémenceau deed daarop tegen
den niets-vermoedenden Pelletan een nijdigen uitval.
Hij beet den vrager toe, dat deze intrigeerde. Maar
dan moest hij daar maar rond voor uitkomen. „Is
het U om onze portefeuille te doen, zeg het dan
maar." De heer Pelletan zeide, dat hij het zóó
niet gemeend had. Hij mompelde nog iets en
zweeg toen. Door zijn forsch optreden had de
Minister-president hem tot zwijgen gebracht. Deze
oppositie tegen het ontwerp was gebroken, zooals
uit de hierboven vermelde stemming blijkt. Maar
er is nu toch gebleken, dat het republikeinsche
blok ook niet onbreekbaar is. Ook nog op andere
wijze. Na dit, het gebeurde in de Kamer, sprak
de Minister-president hierover in de wandelgangen
met enkele afgevaardigden. Bij hen voegde zich
de Minister van Justitie, de heer öuoytDessaigne.
Plotseling wendde de Minister-president zich tot
dezenIk heb gehoord, dat ik binnen veertien
dagen zal zijn gevallen en dat u mijn functie zoudt
krijgen. Wij staan vóór den slag en nu wil ik
weten, of gij met Pelletan dan wel met mij wilt
optrekken. De aldus aangesprokene antwoordde
slechts: „Als iemand u zooiets heeft gezegd, dan
heeft men zich vroolijk gemaakt over u en mij."
Natuurlijk ging weldra het gerucht, dat de Minis
ter van Justitie zou aftreden, omdat hij vijanden van
het ministerie in het geheim steunde. Maar
zoover is het nog niet gekomen. De Fransche
Minister-president heeft door zijn optreden voorloopig
gered, wat nog gered kon worden, maar of hij het
republikeinsche blok bijeen kan houden is hier
de vraag.
Over de «Spectator» deelt do Haagee'ae konter der
Prov Gron. Ct. de volgende bijzonderheden mede
>Eene halve e:nw geleden richtte de Oade Heer Smits
(Dr. Lindo) doortrokken van den geest van Sterne, Lamb,
Fielding en Thackeray, den «Nederlandschen Speotator*
op. Lindo woonde toen nabjj Breda als leeraar in de
Engelsche taal en letterkunde aan de Milhaire Academie,
en volde bjjna alléét het gansche Weekblad. Zjin éénige
vaste en trouwe werker was de laimige teekenaar J.
Schmidt Grans, een vrooljjke, geestige kunstschilder, die
te Parjjs onder A>y Sohoffer verdienstelijke bljjkon van
zjjn aanleg en studie gegeven had. Zoo ging het drie,
vier jaar goed, totdat de beide voortbrengers vermoeid
en uitgeput raakten.
Toen weid Lindo ais iaspec'eur van het L. O. naar
den Hiag verplaatst, smolt men den «Spectator* met
«Tydrtroom* en «Kunst- en «Litterboda* samen en brak
er eene nieuwe aera voor hem aan. De «Spectator* zette
zijn zotskap af en een dettigen hoognn hoed óp. Nu en
dan was hjj scherp, bjjtend cn humoristisch, maar voor
bet meerendeel stalde hjj zoo vele geleerdheid uit, dat de
lezers uit Lindo's periode de plaats ruimden voor een
geheel ander publiek.
Eiken Donderdag-avond vergaderden redaotie en in
den Haag wonende medewerkers, eerst in de Nieuwstraat
en daarna is da oude Molstraat. Aan de lange tafel, waar
allen z'ch om heen schaarden, troonde Brkhuyien van
den Brink met een lange pjjp en een Snuifdoos, die hg
v'jjtig gebruikte. Men sprak er over de dingen van den
da& i er onomwonden zjjne meening en leverde zjjn
aandeel stof voor de Vlugmaren, die Gerard Keller in
elkaar zette. Meestal was die Rhapsodie zoo geestig en
pikant, dat n enigeon alléén naar het Spectator-nummer
greep, in de hoop er een Vlugmare in te vinden.
Toen Keiler naar Arnhem verhu:sde, werd Vosmaer
de Flanor, ont genzeglgk een vee gHserder en diepzinniger
rondkjjker dsn de jolige, tintelende voorganger, maar
de losse, humoristisohe toon was gevlogen.
Na den dood van Bakhnyten v. d. Brink vormdoc mr.
Vosmaer en dr. Campbell de redactie. Op zoo'n Donder
dagavond zag men het geheels Spectator-nummer in elkaar
zetten. Ontbraken er nog tien, twintig regels kopie, dan
deed Vosmaer een beroep op de omzitters
«Toe heeren, wie heeft nog een aardigen zet We
hebben nog maar tien regels noodig I*
Zat de redaotie met de plaat in verlegenheid, dan werd
opnieuw de medewerking met aandrang ingeroepen:
«Wie lovert nu een goed ondei werp voor een plaat
Hoor ik
Was er een onderwerp, dan maakte Craus dadelijk een
schets, die, werd zjj goedgevonden, door hem onmiddellijk
dnn volgenden morgen op steen werd overgebracht.
Menigmaal was het algemeen gesprek in hooge mate
boeiend, vcoral wanneer Bakhuyzen z'ch er in mengde
of deze of gene beroemde geleerde uit het buitenland
daar geïntroduceerd was door een der radaoHe- leden.
Na Vosmaer kreeg Boele van Hensbroek Flanor's pen
in de hand en wist daarmee nu en dan lustig en geestig
te weik te gaan en zinrjjke dingen te zeggen. Doch hot
schjjnt we), dat de belangstelling in hetgeen «De Spectator*
te vertellen had, van lieverlede verflauwde, zoodat de
uitgever, die vermoedelijk zjjn inteekenaren ook zag
verminderen, besloot het weekblad op te hellen.
„Ego" schrijft uit 's Gravenhage in do Prov. Geld.
en Pijm Ct.
„De Kerstdagen zjjn komende en op onze „Quai des
fleurs" is vandaag niet anders dan loven en bieden
naar de altijd-groene sparreboemen, die straks hnn
breed-getakte armen beschermend zullen uitstrekken
naar de kleinen, die ter Kerstfeestviering zullen bijeen
komen. En niet minder was er vraag naar de lijsterbes
en mistletoe. Al vroeg in den ochtend zag ik 't
modieuse artikel van den dag bij wagenvrachten
naar de bloemenmarkt brengen. En in de latere
echtenduren was 't koddige drukte van al die
mensohen, die zich toch graag een boom «ildei koopen.
Dames die de leiding hebben op de Zondagsscholen
schoten op de reuzen-exemplaren af, die nu reeds in
dei grijzen ochtend nevel een prachtig effect maakten.
Maar ook de kleintjes kwamen te voorschijn e* de
bloemisten hadden haast geen tijd om een woordje te
geven aan nieuwsgierige menschen, die wat weten
wilden. Toch hoorde 'k dat die handel in de laatste
jaren onder den invloed van die eeuwige mode, zooals
de man 't uitdrukte, verbazend is toegenomen. In
aansluiting van hetgeen ik later op den dag vernam
kan ik gerust zeggen dat geen huis in ons Lange
Voorhout op 25 December zonder „boom" zal wezen.
Duitsche, maar vooral Eigrlsche invloeden, brengen
in de kringen van onze „upper ten thousand" 't
zwaartepunt der feestviering in de laatste jaren meor
en meer over van 6 op 25 December. Waarmede ik
nu bevestigd kreeg wat mij reeds dagen te voren in
onze groote magazijnen was beweerd. En wanneer ge
dan ook thans de stnd ingaat en eens uw oog liet
vallen op die winkelkasten, waar onze chique gewoon
is haar inkoopen te doen, dan kunt ge met eigen oog
bevestigd vinden, wat anderen al vertelden, n.l. dat
onze winkelstand meer dan vroeger rekening heeft te
houden met 't Kerstfeest. Zoo sterk 'S 't selfs gewor
den, dat een groot magazijn van luxe-artikelen een
groot deel harer speciaal Ésgelsche nouveauté's niet
onder de oogen van 't publiek brongt voor do St.
Nicolaas-drukte achter den rug is „Waarom niet",
vroeg ik zooeven, aan onzen handelsman, van wien
mij een en ander in dezen goest ter oore was gekomen.
„Ach, meneer, wat zal ik u zeggen. In de St. Nico-
laas drukte kijkt 't koopend publiek niet zoo heel
bijzonder kieskeurig naar nieuwigheden. Maar op grond
van eigen ondervinding kan ik u zeggen, dat hier in
de Hofstad de Kerstmisviering in onze branche een
speciaal terrein heeft geopend. En uu laat 't zich
begrijpen, dat 't chique publiek zich moeielijk zal
tovreden stellen met wat de St. Nicolaasdrukte heeft
overgelaten. Deed ik het niet, dan zouden de mensohen
natuurlijk geplaatst worden veor een vijvortje, dat vrij
wel is afgevisoht. Vroeger stond men hier over 't
algemeen in familie-kringen tamelijk koud tegenover
een Kerstboom. Maar zooals ik u reeds zei, heeft dit