No. I.
Honderd en negende jaargang.
1907.
DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Inschrijving Nationale Militie
Drie levens.
Prijs der gewene advertentiën
ZATERDAG
5 JANUARI
Hondenbelasting.
Kaasmarkt
Graan- en Zaadmarkt
BERLIJNSCHE BRIEVEN.
FEUILLETON.
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele Rijk f i.—
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Per regel f 0,10. By groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N.|V. Boek- en Handelsdrukkerij
v|h. HERMs. OOSTER ZOON Voordam O 9,
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar
brengen in herinnering, dat volgens de op 20 September
1882 vastgestelde verordening op de heffing eener belas
ting op de honden, ieder eigenaar, bezitter of houder
van een of meer aan de belasting onderworpen honden
verplicht is, daarvan jaarlijks vóór 31 Januari ten kan
tore van den gemeente ontvanger aangifte te doen.
Die aangifte geschiedt door de inlevering van een be
hoorlijk ingevuld en door den belastingschuldige onder
teekend biljet, kosteloos aan dat kantoor verkrijgbaar.
De betaling der belasting geschiedt dadelijk bij de
aangifte tegen kwitantie en afgifte van een penning,
onverminderd het recht, om, zoo de aangifte onjuist
bevonden wordt, herziening te doen plaats hebben.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter.
3 Jan. 1907. DONATH, Secretaris.
voor de mannelijke geborenen van
1888 op DINSDAG en VRIJDAG van
iedere week van 12—2 ure tot 20
JANUARI a s.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar,
herinneren belanghebbenden, dat krachtens raadsbesluit
van 1 Februari 1888 de
en de
te ALH1IAAB,
gedurende de maanden Januari, Februari en
Maart geregeld wekelijks doorgaan.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
(Particuliere Correspondentie).
Berlijn, 4 Januari.
Ken en ander over Zuid-West-Afrika.
Veel belang hebben tot heden de Duitschers in
hunne koloniën nog niet gesteld.
Als verkiezingsleuze zijn de koloniale aangelegen
heden dan ook absoluut onbruikbaar.
Het toeval heeft slechts gewild dat juist de
koloniale debatten de aanleiding gaven tot eene
botsing tusschen de regeering en het centrum. Uit
werd gaandeweg te overheerschend en reeds ge-
ruimen tijd voelde men, niet het minst in regee-
ringskringen, dat er een einde moest komen aan
de dwingelandij van eene partij, die gewoonlijk in
troebel water vischte en zich niet liet weerhouden
den steun der sociaal-democraten te aanvaarden,
wanneer zjj meeende daardoor haar doel te kunnen
bereiken.
Hij, die de etterzak heeft doorgestoken, de direc
teur voor koloniën, Bernhard Dernburg, zal in de
parlementaire geschiedenis van Duitschland de man
zijn die den moed bezat te trachten zijn land vrij
te maken van de klerikale oyerheersching en neven-
regeering.
Doch tevens zal hij aangewezen worden als de
man, die het Duitsche volk heeft trachten te over
tuigen dat hun koloniaalsbezit nog niet zoo slecht
is als over het algemeen wordt aangenomen en
beheerd wordt door menschen die fot oordeelen
geheel onbevoegd zijn, die nooit de moeite namen
de Duitsche koloniën nader te bestudeeren.
Hoe waar zijn de woorden die Gustav Frenssen
zijn Peter Moor (1) in den mond legt.
In Duitschland spreektJiedereen „van den oorlog
tusschen Rusland en Japan", van ons (de strijders
in Zuid-West) spreekt geen mensch, ja, men spot
over ons en onze ellende als over menschen, die
voor een belachelijke en verloren zaak strijden en
men wil niets van ons weten, omdat wij de kunst
van vlug overwinnen niet "'verstonden.
Dernburg en Frenssen, twee mannen, zooals
Duitschland er slechts weinigen telt, hebben hunne
kunde dienstbaar gemaakt voor de^Duitsche kolo
niën, als zijnde een bezit waarmede de nationale
eer gemoeid is.
De vroegere predikant Gustav Frenssen behoort
op het oogenblik tot de meest populaire schrilvers
van Duitschland. Hij wordt overal gelezen. Zijne
twee eerste werken Jörn Uhl en Hilligenlei ver
schaften hem een roem als schrijver, die anderen
vóór hem zich maar hoogstzelden in zoo'n korten
tijd wisten te veroveren. Tan Jörn Uhl werden in
een jaar meer dan een halt millioen exemplaren
verkocht.
Yan de hand van dezen schrijver verscheen thans
eene beschrijving van het eerste deel van den veldtocht
tegen de Hereros, zoo meesterlijk geteekend, zoo
aangrijpend dank de groote soberheid dat
het niet anders kan of de aandacht van het
Duitsche volk moet .wel gevestigd blijven op het
land waar zoovelen leden en streden en dat toch
niet zoo waardeloos is als men tot voor korten
tijd algemeen aannam.
Frenssen laat door een eenvoudig soldaat zijn
wederwaardigheden vertellen, vanaf het oogenblik
dat hij Wilhelmshafen verlaat, totdat hij te Cux-
hafen den vaderlandschen bodem weder betreedt.
De overste Quade, thans het hoofd der militaire
afdeeling aan Koloniën, die als officier van den
generalen sfaf den veldtocht medegemaakt heeft, zeide
mij^ dat de beschrijvingen van Frenssen tot in de
kleinste bijzonderheden nauwkeurig zijn en dat zijn
boek een volmaakt beeld geeft zoowel van 't land
als van de enorme bezwaren waarmede de Duitschers
te kampen hadden en nog hebben. Ook is 't niets
te veel gezegd, waar Gustav Frenssen zijn Peter
Moor de volgende woorden in den mond legt
„Ik hield reeds lang van't vreemde landblijven
wilde ik wel is waar niet; ik wilde mijn ouders
en mijn handwerk niet opgeven, maar 't stond bij
me vast, dat ik 't na jaren weer eens bezoeken
wilde, en ik zal dat ook doorzetten.
Er waren echter niet weinigen onder ons, wien
het land hoe langer hoe meer beviel en die ein
delijk besloten er te bljjven en boer te worden.
Wanneer ook maar de helft bij hun besluit gebleven
zijn, zullen een vijfhonderd van ons in 't land
blijven."
Inderdaad hebben zich thans reeds meer dan
duizend soldaten aangemeld om als kolonist in
Zuid-West-Afrika te bljjven wonen.
En dat zijn zonder uitzondering mannen, die het
land hebben leeren kennen.
Heeft Gustav Frenssen het oor van geheel
Duitschland en is het daarom als een nationale daad
van hem te beschouwen, dat hij het dagboek van
een der Einjahriger, die in Zuid-West-Afrika mee
gevochten heeft, in een meesterlijken vorm goot,
zoo trekken de boeken over Zuid-West-Afrika door
anderen geschreven, uit den aard der zaak, veel min
der attentie.
Toch zijn daaronder studiën, die juist in deze
dagen wel de moeite waard zijn te lezen.
Het lid van den rijksdag, dr. Semler, maakte een
reis door de bedreigde Duitsche kolonie. Zijn in
drukken geeft hij weer in een brochure „Meine
Beobachtungen in Südwestafrika, Tagebuchnotizen
und Schlussfolgerungen."
Semler kwam tot de overtuiging, dat juist het
zuiden der kolonie een land met toekomst is, mits
de Duitsche regeering slechts zorg drage voor ver
bindingen met de kust, in de eerste plaats voor
spoorwegen, opdat de producten vervoerd kunnen
worden.
Hog een ander Duiischer, een bewoner van Keet-
manshoop, dr. A. Merensky, schreef over „den
wirt3chaftlichen west des Südens von Deutsch-Siid-
westafrika".
Ook hij uit de ovortuiging dat deze kolonie, zooal
geen wingewest kan worden, dan toch zeker een
zeer onaf hankelijk bestaan kan opleveren aan tal
van Duitschers, die tot heden hun heil in Zuid-
Amerika, Canada of elders gingen zoeken en voor
altijd voor het vaderland verloren bleken.
Ook Dernburg heeft er in den laatsten tijd het
zijne toe bijgedragen om juistere meeningen omtrent
de zoo gevloeKte Duitsche kolonie te verspreiden.
In een der laatste zittingen der budgetcommissie
kwam hij met de mededeeling, dat in Capriviz'pfel
diamanten gevonden waren. Dat kan een bron van
groote inkomsten worden.
Ook liet hij de commissieleden inlichtingen geven
door een Farmer die zelf met zeer veel succes in
Zuid-West geboerd heeft.
Eindelijk hield professor Hahn bij diezelfde
gelegenheid een voordracht over de economische
waarde van Zuid-West, vergeleken bij andere
Afrikaansche bezittingen, o.a. bij de Engelsche.
Ook deze spreker zag beslist toekomst in het
Duitsche bezit.
Of hier alleen de optimisten aan het woord zijn
geweest, moet de toekomst leeren, doch zeker is
het dat men tot voor korten tijd de waarde van
Zuid-West-Afrika onderschat heeft en dat de
breede massa medegeschreeuwd heeft met enkelen,
die zonder deugdelijke gronden de geheele kolonie
eene woestenij noemden.
Dernburg sprak als zijne besliste meening uit
dat de kolonie zich wel-ia-waar langzaam ontwik
kelen zal, doch dat zij ongetwijfeld tot bloei zal
komen.
Yoor de Duitschers, die hier zulke groote offers
in goed en bloed brachten, is dit waarlijk te hopen.
Voor dames.
Kijkjes in de modewereld.
Na Nieuwjaar verschijnen zoo langzamerhand de
voorjaarsmodellen der dames-mantels. Ze verschillen
evenwel niet veel van de modellen, die nu gedragen
worden, alleen zijn de moderne garneersels en gar-
neermaterialen er overvloedig bij gebruikt. Er is
bijzonder veel werk gemaakt van de versiering dor
voorjaaremantelsborduureffecten, strepen-belegsels,
kanten- en naadgarneeringen, alles treft men aan,
an de verschillende modellen treden de lange,
balfzak-modellen wel het meest op den voorgrond.
Zij worden vervaardigd van lichtkleurig laken, de
fronts kunnen open en gesloten gedragen worden.
Het buitenste front bevat tres- en bandeaux-effecten
om den mantel te sluiten, het binnenste borduur
sel op lichtzjjden fond. De manchetten worden op
gelijke wijze versierd.
Zij, die reeds van den winter een lang model
droegen, kunnen zich nu ter afwisseling een korte
bolero aanschaffen, die heel aardig te verkrijgen
zijn met vesten met metaal geborduurd of waarop
stofrepengarneersel is aangebracht.
Het lange jaquette, voorzien van een costuumrok,
zal ook zeker veel gedragen worden, evenals van
achteren aansluitende jaquettes, ia het tailleurgenre
geknipt, met rovers en een verborgen aangebrachte
sluitingshies.
De elegante, zwarte damesconfectie bestaat uit
combinaties van taffet, moirée, peau de soie en tulle,
druk bewerkt met ruches, jabot- en kanteffecten, als
mede met kralen-garneering, alles zwart op zwart
gehouden. Lichte, vooral witte vesten, worden zeer
veel bij de zjjden jaquettes gedragen.
Nog altijd wordt er gezocht naar een practische
en niet-gevaarlijke hoedenspeld. Thans worden
nouveautés op dat gebied vervaardigd, waarmee
't gevaar van de punten wordt afgewend. Dj eene
nouveauté is een afschroef bare speld met dubbelen
knop zij is licht golfvormig gebogen. De knoppen
zijn heide afschroef baar, bij het gebruik wordt één
der knoppen afgeschroefd, de speld door den hoed
en in het haar gestoken en daarna de knop weer
opgeschroefd.
Een ander middel is een rechte naald met twee
knoppen, die kunnen worden uitgetrokken en ein
digen in een veer. De hoedenspeld zelve is hol, de
veeren drukken zich gemakkelijk tegen den kleinen
hollen wand en de speld zit vast. De knoppen zijn
nog steeds opzichtig. Zij worden gefabriceerd naar
allerlei modellenbloemen, vruchten, vogelkopjes,
dobbelsteenen, enz., alle bezet met glinsterende
®oor gravin BARGABETE BÜWAlï.
27)
(Henriëtte von Meerheimb.)
Hans Hennmg ging in een hoekje van de canapé
zitten en liet de zachte zijden ooren van Peter door
zjjn vingers gljjden. wat Manne jaloersch aan het
brommen maakte. Ilses teckels waren eenige weken
geleden in een kist te Hinrichshagen aangekomen: zij
konden met wennen aan het stadsleven, aan den
muilkorf en aan andere verdrietelijkheden. Het blaffen
stoorde Hilmar ook. Zoo kwamen dan de honden als
»voorloopers« van Ilse, zooals Henning meendewant
was het ook met om haar broeder en zuster, dan zou
toch het verlangen naar de geliefde teckels Ilse weldra
hierheen drjjven.
»Dat hoop ik. Ik verlang zóó naar Ilse, ik heb haar
brief open agaven,* zeide Hilde en vouwde den
Liefste Hilde!
Dezen eenzamen avond Hilmar is wel thuis maar
hq werkt en wil met gestoord worden wil ik be
nutten om je eens te schrijven. Het is wel kinderachtig
van mq, doch ik gevoel mjj zoo verschrikkelijk eenzaam
als de deur tusschen onze kamers gesloten is. Ea
Hilmar kan slechts met gesloten deuren werken.
Vroeger ging ik bq hem in zjjn kamer zitten, ik vond
het zoon genot om zqn mooi profiel te zien, wanneer
hq zich over zqn werk heenboog of eensklaps opsprong
en in de kamer op en neer liep.
Toen ik hem echter eens een paar maal vroeg of
tee?DrekentS ^zo,nders.i»viel was hq volstrekt niet goed
te spreken. Hq kon met werken, indien hq niet alleen
was, riep hq uit. Ik ben toen met Manne en Peter
weggegaan, die lieve dieren waren toen nog bij ons,
en ik ben gaan schreien. Een poosje later kwam
Hilmar bjj mjj. Hq zag mjjn betraand gezicht, kuste
mjj en trachtte mjj te troosten.
»Dat moet je mq niet kwaljjk nemen, Ilse,« zeide hq.
»Ik neem het je ook niet kwaljjk, doch het maakt
mjj bedroefd.*
»Dat mag het ook niet. Ik ben uit mqn doen, als
ik weet dat je gekrenkt bent. Dan denk ik aan jou en
kan ik mjjn gedachten niet bjj mqn werk bepalen.«
Ik kon toen niet laten om hem te kussen, eens
eventjes in zqn oor te bjjten ea toe te fluisteren
»Maar ik wil je storen je moet meer aan mjj
denken dan aan je schrjjven.«
Daarvan wilde hjj echter niets weten.
En daarom zit ik dan nu in mjjn salon hei
ameublement is van fletsgroen damast met een stjjf
leliën- en tulpenpatroon in nieuwen etjjl en ik denk
aan onze hemelsche Zwitsersche reis. Aan het Walen-
meer hebben wjj gezeten, de golven hebben bjjna onze
voeten bespoeld. Vóór ons rees de keten der trotsche
Keurvorsten op, den blauwen nevel hiag over de hoogste
toppen.
Toen werkte Hilmar niet. Wjj waren den geheelen
dag bjj elkander.
h' Bilde I Hoe dom, ik ben wel dwaas, nietwaar
Men kan toch niet altjjd aan het Walenmeer zitten
blijven en elkander kussen dat weet ik wel. Maar i
vandaag is het zulk somber ties weer; alles druipt, de
daken, de paiapluies, de wachthuizen van de trammen
en mjjn oogen.
Tegenover mjj zqn hemelhooge huizen, precies zoo
als dit, waarin wjj wonen op de derde verdieping.
Nergens heb je vrjj uitzicht. Ik zie de menschen, die
op straat loopen, boven op hun hoeden. Iedereen holt,
niemand schjjnt tjjd te hebben en allen zien er somber
uit. Het zal wel zeer onontwikkeld van mjj zijn, maar
ik vind Berljjn heel leeljjk. Ik kan het met den basten
wil van de wereld niet mooi vindenook onze woning
niet, een echt Berljjnsch verbljjf. Vóór drie groote kamers
en achter een hoekkamertje, altjjd donker, overdag
brandt er al gas De keuken is net iets uit een
speelgoeddoos, een eetkamer is er niet eens. De meiden
moeten slapen op een entresol, een heel laag kamertje
tusschen twee verdiepingenonze varkenshoedster op
Rotenwalde zou ervoor bedankt hebben, doch hier vindt
niemand er iets in. In vertrouwen gezegd, mjjn beide
dienstboden bevallen mjj in het geheel niet; zjj weten
alles beter dan ik, hebben het haar gefriseerd en dragen
sleepjaponnen. Alles koopt men hier per half pond,
omdat er geen plaats is om meer op te doen. Vergeljjk
dat eens bjj je provisiekamer op Rotenwalde 1
Neen, een huishouden is hier geen genoegen Altjjd
maar door moet er hier iets gehaald, gekocht en opge
schreven worden goed voor menschen, die van de
badelpenning leven en alles is zoo kleinDikwjjls
zet ik alle deuren open, ik krjjg het te benauwd in ééae
kamerO, wee, daar heb ik juist weder Hilmar
gestoord en een gedachtendraad gebroken. Is dat niet
treffend uitgediukt, stjjlvol, zooals het aan de vrouw
van een dichter past?
Steeds luiden de klokken van de »Gedachtniskirche.«
Ik zou mjjn ooren wel willen toehouden. Daarbjj komt
het geklingel van de electrische trammen, het rollen
van rjjtuigen. Geen seconde rust die is hier niet!
Vreemd, dat dit Hilmar niet hindert I
3>Daaraan ben ik gewend. Het rumoer van een groote
stad is grootsch als de branding der zee,4 zegt hjj,
»aiet zoo opdringend als de afzonderljjke geluiden van
kleine plaatsen.
Omgang mot de menschen hebben wjj bjjna niet.
Onlangs hadden wjj een feest bjj een doctor Maltus.
Hjj is redacteur van een of ander tijdschrift en heeft
een zeer rjjke vrouw.
De vertrekken waren vol menschen. Men liet zich bjj
uitzondering slechts aan elkander voorstellen. Hst scheen
een soort ontvangdag te zjjn. Ik geloof, dat de gastheer
en gastvrouw zelf niet begrepen, hoe er zoo velen
kwamen.
Te eten was er heel weinig, daarentegen werd er bjj
afwisseling gemusiceerd, voorgelezen en voorgedragen.
Een der dames zegde eigengemaakte verzen. Er kwam
2eer veel in van «lichtblauw* gevoel en «middernachts-
roode« liefde, van »donkerviolette« smart I Werkeljjk
het was zoo. Ik vond het onwjjs, doch zjj werd daverend
toegejuicht. Ik zag Hilmar eens aan; hjj trok een
spotachtig gezicht.
Op aller verzoek droeg hjj ook een zjjner balladen
voor. Een eenzaam ruiter rjjdt in den morgennevel over
de heide. Ja, dat was wat anders als het violette
smachten van den rood zijden dichteres.
Ik rook letterljjk den harsgeur van de koperroode
dennestammen, zag het rossige heidekruid bloeien,
hoorde den dreunenden hoefslag van het paard en het
rinkelen van de sabel tegen den stjjgbeugel. Daar was
stemming in, doch bovendien helderheid en kracht:
>De dauw trilt nog op brem en kruid,
In Juni neev'len ligt dj heide;
En vogel fluit met bljj geluid
Den ruiter tot vrooljjk geleid 3
En zooals hjj er uitzag, toen hjj het laatste couplet
den toehoorders toeschetterde l Een stroom fris^che lucht
blies door de warme kamer, al dat bleekzuchtige,
lichtlila gérqm verstopte zich in hoekon en gaten Wat
was hjj schoon, hoe trotsch zag hjj eruit met zqn geniaal
voorhoofd en zjjn schitterende oogenIk kon het niet
laten, ik stond op ging naar hem toe en viel hem
om den hals.
«Wat was dat heerljjk mooi, lieve, liefste Hilmar l«
Hilde, in onze kringen zou dat zeker erg ODgepast
zgn gevonden, doch hier denkt men vrijer. Allen
lachten en klapten in de handen.
Ik werd zeer verlegen, doch Hilmar wist aan de
geschiedenis een goede wending te geven. Hjj kuste
mqn hand nam een roos uit mjjn ceintuur als
«diehtersloon* en bracht mjj naar mijn plaats terug.
Ik had een gevoel, alsof wjj nu het middelpunt van
het feest werden en amuseerde mjj verder uitstekend
over en ook met de menschen. Het haalde echter niet
bq de wandeling naar huis door den stillen verlaten
I iergartem
Wordt vervolgd.)
ALKMAARSCHE COURANT
(1). fPeter Moors Fahrt nach Siid-WestEin Feldzugs-
bericht van Gustav Frenssen. Berlin G Grotesche Verlagsbuch-
liandlung 1906.
4c