No. 10. Honderd en negende jaargang. 1907. DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. talirjjviog Nationale Militie H"kunst enTêtteren» Drie levens. ZATERDAG 12 JAWU/IRI. FEUILLETON. Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele Rijk f I,— Afzonderlijke nummers 3 Cents Telefoonnummer 3 Prijs d8r gewone advertenfiën Per regel f 0,10. By groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N.|Y. Boek- en Handelsdrukkerij v|h. BERM*. COSTER ZOOHVoordara O 9, voor de mannelijke geborenen van 1888 op DINSDAG en VRIJDAG van iedere week van 12—2 ure tot 20 JANUARI a s. DE KLEINE JOHANNES. Ille (laatste) deel. Amsterdam. W. Versluis. Het is met dit boek als met zoovele van Van Eedenmen kan er naar hartelust over disputeeren zonder tot overeenstemming te komen. Ieder zal in dit symboliek verhaal iets anders lezen, en waarschijnlijk is er niemand, die met "de hand op 't hart zal durven verklarenDót heeft de schrijver bedoeld met die persoon, dót met die; deze mededeeling ziet op die gebeurtenis, diesteek is op die en die gemund. Het meerendeel van het publiek zal wel leelijk ontsticht wezen over den kleinen Johannes, of mis- sohien minder over hem, die grootendeels een lijdende rol vervult, dan wel over zijn geleider, den mysterieusen Marcus. Deze maakt het dan ook verschrikkelijk bont. Begonnen met duchtig den mantel uit te vegen aan de zelfgenoegzame bourgeoisie en derzelver gehuichelde vroomheid ons verhaald in 't tweede deel kiest Marcus nu achtereenvolgens het Catholicisme, de wetenschappelijke geneeskunde, de sociaal-democratie, het anarchisme en het koning schap tot zijn slachtoffers, terwijl we terloops nog vernemen, dat hij ook over de Beursbezoekers de fiolen zijner welsprekendheid heeft uitgegoten. Wie weet, als dat aschvat niet geworpen was, welke toespraken hij zoo nog al meer gehouden had, want der wereld ongerechtigheden waren vele in zijn oog ^Ün Te'e in 't oog van* Van'Eeden kunnen we hier gerust zeggen, want al wat Marcus zijnen hoorders voor de voeten werpt, wat* is het anders dan hetgeen onze dichter-wijsgeer^al' jaren en jaren predikt in zijn strijd tegen de^instellingen' onzer maatschappij De kleine Johannes II en III had dan ook met meer recht kunnen heetenMarcusof dichterlijke vertoogen van Frederik Van Eeden, den Boetgezant, ten eerste omdat Marcus de geschiedenis geheel beheerscht, zoodat er van een Johannes-trilogie toch al geen sprake kan zijn, ten tweede omdat vooral dit derde deel niets is dan een zuivere afspiegeling van den schrijver en zijn ideeën. Zooals weleer de oude zieners van Israël, die hun vloeken slingerden over het zondige menschdom, zoo staat ook Van Eeden, omhangen door den profetenmantel, te midden der modernesamenleving, en striemt en geeselt met vinnigen spot en snijdenc sarcasme de arme verdwaasden, die zoo zwoegen en slaven om wat schijngeluk „De huidige samenleving is een caricatuur van Boor gravin MABUAUETU BÜNAU. (Henriëtte von Meerheimb.) 32) drukkend?ODPri,,SeS ZW66g DOg alt«d- De werd w? ss«6 V*e Hoogheid vragen r. ij verlof te geven, a begon Sitta eindelek met bevende stem. «Ik gevoel mii nf ft wgtn el siecht en heb behoefte aan rust. 8t zal kunnen treden, hangt van mqn gezondheid af.« 6 De kroonprinses boog het hoofd. ?H®t verlof sta ik u toe zoolang gg wilt. Ik geloot ook, dat het t beste is, dat gq heengaat.» staan °P s bleef zjj naast het rustbed enDki& or dra#ide h8ar Zakd06k t0t e6n riDg de>SogL?«^megek1taeeSiUandienen Hare H°°gheid prinses koe? °P antwoordde de kroon- kroonprin? mjjn ïdeSï^ to «ne Hoogheid zal wel niet nalaten u zelf goede reis te wenschen,» zeide de kroonprinses heftig wilde beengaan. Aarzelend en besluiteloos liep zg de kamer door, terwgl doodelgke bleekheid zich od naar gelaat afwisselde met het rood der schaamte Daar klonk een snikkende zucht van de kroonprinses Haastig keerde Sitta zich om. De prinses verborg het blonde hoofd in de kussens en weende bitterlijk. wat zij moest en konde zijnhet menschdom, door waan verblind, weet de waarheid niet van den logen te scheiden, den schijn van 't wézen der dingen. Van de naastenliefde heeft men een bedrijf ge maakt en van kennis een eeredienst. Eerzucht, sleur en hebzucht hebben het schoone der weldadig heid bevuild en de vreugde des wetens vertrapt. De liefde is tot ontucht verlaagd, en 't huwelijk een parodie geworden. Men bouwt kerken, maar kent den Vader niet. Aardsche koningen, met hun ij dele pracht en praal, eert men als goden, maar de koningen van den geest worden in 't stof geworpen. Wie 't recht lieft, wordt verguisd wie onrecht pleegt, hoogelijk verheven. De zwakken worden misleid door wie slechts eigen verheffing zoeken. Overal bedrog en veinzerij, onnatuur en wan- beschaving „Zoo ben je nu!" zegt Van Eeden tot de Wereld met dat hij haar als wijlen Aesopus, zijn spiegel der waarheid voorhoudt. Maar het glas van zijn spiegel was niet zuiver vlak geslepen, en dat heeft hem nu parten gespeeld, want wie wilde in die veel vervormde trekken zijn eigen physionomie erkennen Toen zijn do 'menschen boos geworden, en niet geheel ten onrechte. De critiek is opgestoven als een zandhoos. Freule Lohman heeft den schrijver op de haar eigen manier doorgehaald, vooral wegens zijn te keer gaan tegen de Protestantsche Orthodoxie~en het CatholicismeVan der Goes, op zijn sociale likdoorns getrapt,) is aanstonds zijn Marxistische traplaarzen gaan aantrekken, om Van Eeden te lijf te gaanin Den Gulden Winckel vielen er ook al standjes; van alle kanten komen de stormen op die Van Eeden zelf heeft ontketend.... Hij echter gaat kalm zijns 'weegs, onbekommerd voor het razen der stormen, vast het oog gericht op zijn ideaal, dat hem tegenstraalt op zijn pad, rustig en helder als een baken in duisteren nacht Voorwaar, daartoe behoort een onverzettelijke moed en een onwrikbaar vertrouwen. Is?het niet curieus in dit IITe deelt nogmaals, bij monde van Marcus, de leer van het gemeenschap- pelijkfgrondbezit als de alleenzaligmakende te hooren verkondigen, nuTde dagbladen nog zoo kort geleden weer een "nieuw bankroet hebben vermeld! dier schoone theorie? Wat was'WanfEedensTstichting Walden tot heden anders daa een groot fiasco, als hij zelf uiterlijk erkennen moet? De openhartige l' bekentenissen in De Pionier hebben ons te duidelijk de ongeschiktheid)?dier levensleer bewezen, om er nu nog^in ernst heil van te verwachten. Dat Van Eeden het niettemin blijft doen, geeft blijk van een idealisme, waarvoor wij eerbied ge voelen, maar dat wij toch onmogelijk kunnen deelen. Laten wij echter, in plaats van op dit chapiter door te draven, en kans te loopen van verdwalen op de paden der sociologie, liever naar Johannes Sitta werd eensklaps vervuld met medelijden. De af- keer, de haat, die in den laatsten tgd hoe langer hoe heviger was geworden, maakte plaats voor een meer rechtvaardige beoordeeling. Zg knielde naast de chaise-longue neder. «Uwe Hoog heid11« Ook hare stem beefde van ingehouden tranen. Zjj drukte hare lippen op de hand der kroonprinses. «Waarom schreit Uwe Hoogheid? Ik bid u, zeg het mg ronduit De kroonprinses trok haar hand terug. «Ga toch weg, ga heenWat wilt ge van mg Wat kan het u schelen of ik ongelukkig ben »Dat kan mg heel veel schelen, Uwe Hoogheid. Misschien zou ik kunnen helpen.» •G$ gij houdt niet van mg. Gg ziet juist zoo als alle anderen, niets dan een dwaas kind in mgeen oppervlakkige, onbeteekenende vrouw.« «Wat heb ik gezegd of gedaan, dat Uwe Hoogheid het recht geeft zco te spreken?» *D, gij hebt het niet met woorden uitgesproken, doch iedere tlik, die gg met den kroonprins wisselde was een aanklacht tegen mijoch, arme man wat hebt ge een domme vrouw 1 Jawel, dat lag daarin.« Sitta beet zich op de lippen. «Hoe zou ik ook knap en geleerd kunnen zgn?» vervolgde de kroonprinses met bitterheid, sik heb niet veel geleerd, onze gouvernantes waren zoo vervelend. Ik geloof, dat zij zelf niet veel kenden. Op mgn achttiende jaar ben ik getrouwd i Gg zgt veel schooner, veel verstandiger en ernstiger dan ik.« Dat ik in ernstiger zaken belang stel kan ik toch niet helpen, Uwe Hoogheid.« «Dcch gjj behoeft het den kroonprins niet nog duide- lgker te maken hoe onbeduidend ik benl Stil, zeg maar niets l Zoo dom ben ik niet dat heb .k al lang gezien. Ik kan toch niet anders zijn, dan ik nu eenmaal ben En die eeuwige gesprekken over kunst vervelen mg doodeljjk. Al kon ik daaraan mee doen, het zou mg niet mogelijk zgn mij ervoor te interesseeren.» »Dat, i? jammer, want Zgn Hoogheid stelt alleen daarin belang.» omzien, naar wiens welvaren de lezer zeker wel oprecht benieuwd zal zijn. Toen de droefheid over den dood van Pan wat bedaard was, vooral ook, omdat Marcus hem had verklaard, waarom Pan had moeten sterven, ging onze jonge held met zijn weergevonden vriend onder de mijnwerkers en fabrieksarbeiders. Ook Marjon kwam daar. Echter kon haar onbaat zuchtige liefde Johannes niet weerhouden, toen de sirenenzang uit de wereld der fijnere beschaving hem in de ooren klonk. En wederom liet hij Marcus in den steek, om het geluk te zoeken bij Olga en Frieda, de lieve kindertjes van gravin Dolores. O, Johannes, wat was het ver met je gekomen! Voor de stem der echte liefde, die je uit Marjons mond tegenklonk, bleef je doof, om je te laten bekoren door uiterlijk schoon en klatergoud Wat had koning Waan je leelijk te pakken, toen je niet inzag, hoe die mooie gravin van je eigenlijk niets was dan een bedriegster, levende van een anders goed, en jou beschouwende als een stukje speelgoed, als een rariteit om aan de vriendjes en vriendinnetjes te vertoonen. Arme professor Johannes, met je klepperhoutjes En dat je ook dien grooten Indischen Magiër nog ontmaskeren moest, héP Heb je toen geleerd, dat een mensch nooit te oprecht moet zgn in de wereld? Hoe gelukkig, dat je weer in Holland terug in Marjon zoo'n goede schutsengel vondwat zou je anders domme dingen gedaan hebben Ja, lezer, daar wou me die kleine Johannes zoo maar eens den gewichtigen heer Van Lieverlee gaan vermoorden, omdat zijn beminnelijke gravin dit personage voor tweeden echtgenoot had uitverkoren! Maar stel u gerust, 't liep goed af. Zijn teleur gestelde lietde deed hem in eens genoeg krijgen van de wereld van onnatuur en schijnschoon, die men met droeve ironie „de groote" heet. Steeds meer begon hij naar Marcus te verlangen. Men stelle zich dus zijn blijde ontroering voor. toen hij, met de grafelijke familie ter misse getogen, (want, nu de theosophische en spiritistische kunsten niet voldeden, zou men zich tot het Catholicisme bekeeren. Fijne bekeerlingen, inderdaad!) de hem zoo sympathieke stem zijns vriends opeens door de kerk hoorde klinken. Van nu af was de betooverin» verbroken die hem zoolang had gekluisterd aan de gravin en haar kring: hij zou voortaan Marcus' roepstem volgen Zoo was bij er getuige van hoe Marcus den psychiaters de les las, die een onderzoek moesten instellen naar zijn geestvermogens; met droefheid in 't hart hoorde hij, hoe op de protestmeeting zijn dierbare broeder verguisd werd door Felbeck en Hakkema teekenende namen, nietwaar, voor die heftige kampioenen der sociaal-democratie en 't anarchismehij was in de kerk, waar Marcus de koninklijke huwelijksplechtigheid verstoorde door een redevoering tegen 't bruidspaar te gaan houden, boven van de galerij; hij stond met Marjon nu zijn vrouw in 't gasthuis aan de sponde, waarop zijn doodehjk gekwetste vriend te sterven lag Diens werk was afgedaan; aan Johannes nu de •Och, onzin I In u stelt hg belang en omdat hg weet, dat gg dan hoog tegen hem opziet, daarom praat hn over al die dingen mee.» «Uwe Hoogheid vergist zich.« •In het geheel niet. Indien de kroonprins mij liefhad dan zou het hem precies hetzelfde zgn of ik over zoo iets spreken kon of niet. Wie van een vrouw houdt, vindt haar goed zooals zij is, niet zoooals zn zün moest. «Uwe Hoogheid kan toch trachten om belang te stellen in de zaken van den erfprins.» «Waarom P Dat doet gg al.» «Ik zal het niet meer doen. Ik ga heen en kom niet terug te Glückstadt, daar geef ik u mgn woord op, Uwe Hoogheid.F •Och, wat helpt mg dat? Gelooft gg, dat de erfprins daarmede genoegen zal nem?n Ei wanneer het door toedoen van den hertog werkelgk niet tot het uiterste niet tot scheiding komt wat dan Gelooft gg, dat het aangenaam is met een man te leven, die een ander lief heeft en alleen aan die andere denkt De kroonpriises weende weder. Sitta zweeg; zjj vond geen troostwoorden bn zoove 1 smart. Toen dwong zjj zich tot een gliml ich. «Uwe Hoogheid overschat de gevoelens van den kroonprins voor mij zeide zjj zoo luchthartig als haar mogeljjk was. r Zijne Hoogheid heeft gevoel voor het schoone, misschien heeft mijn gezicht hem bevallen.» Zjj haalde de schouders op, alsof zjj datzelf onbegrijpelijk vond. «En zooals Uwe Hoogheid zeer juist opmerkte, wn stellen in dezelfde zaken belang.» «Dat is het niet alleen. Hjj heeft u lief en gjj hem. Ik zou wel dwaas zgn geweest, ja zelfs onvergelijkelijk dom, als ik dat al niet lang bemerkt had.« Sitta deed haar uiterste best om een onverschillige uitdrukking aan haar gelaat te geven. Zjj moest aan dit arme kind goed maken, wat zjj misdreven had. olechts een leugen, een koud en rustig uitgesproken leugen kon misschien de kroonprinses overtuigen. «Uwe Hoogheid vergist zich toch over mgn gevoe lens,» zeide zjj met beslistheid* «Ik heb Zjjn Hoogheid taak het uitgeworpen zaad tot wasdom te helpen brengentante Serena's goudregentje zou daabij dankbaar aanvaard worden. „En hiermede", zegt de schrijver, „heb ik u alles verteld, wat ik van den kleinen Johannes te vertellen had." Naar onze meening niet, tenzij men sterken nadruk legge op het epitheton „kleine", wat feitelijk toch al niet meer geldt voor den hoofd persoon uit deel II en III. Als we deel III sluiten, zijn we omtrent Johannes nog net zoo goed in onzekerheid als bij 't slot van deel I; de geschiedenis is nu nog evenmin uit als toen. I De auteur vond evenwel zeker, dat het nu wel- j letjes wasnu, wij ook, waarom we hem 't onbe vredigende einde, maar niet te zwaar zullen aan rekenen. Er is toch nog genoeg, waarover de critiek hem verantwoording moet vragen. Laten wij eerst zeggen, dat Van Eeden van alle mannen der nieuwere richting ons 't meest sympa thiek is, omdat hij niet als b.v. de groote Van Deyssel 't huikje naar den wind hangt en op rijperen leeftijd zijn verleden gaat verloochenen. Wij eeren in hem een man, die oprecht het goede wil, en rond uitkomt voor hetgeen hij waarheid acht. Nu zinspeelden wij in den aanhef van ons artikel er reeds op, dat Van Eeden echter ook niet altijd waarheid van verdichting of logen weet te scheiden. De manier, waarop hij b.v. zijn collega's-medici schetst niet alleen in dit boek ons opdringende dat eigenlijk alle officiëele geneeskunde „larie en apekool" is, en alle geneesheeren en professoren niets zijn dan groote domooren, die hunne onwe tendheid slechts weten te dekken door groot vertoon van geleerdheid; ontbloot van 't meest elementaire gevoel voor 't lijden der menschheid is gewoon niet te qualificeeren. We zien hieruit, hoe gevaarlijk het wapen der satire is, dat zelfs een man als Van Eeden het niet strikt eerlijk te hanteeren weet. En al die satire dient alleen om de Marcus- figuur tot recht te laten komen. Het schimpen op de Catholieke kerk, op het koningschap, op de socialisten, op de politie, op de geneeskundigen, 't strekt alleen om een donkeren achtergrond te vormen, waartegen Marcus' lichtende gestalte helder moet uitkomen. Daardoor heeft de auteur het zich wel heel gemakkelijk gemaakt, maar tegelijk zijn ideaal-mensch den nimbus ont nomen, die hem kroonde tot een modernen Heiland. Nu is Marcus niets dan een gebrekkige kopie van zijn verheven Voorbeeld; zijn wijze woorden zijn slechts een flauwe nagalm van wat wijzer Mond reeds bijna twintig eeuwen her verkonde. Daarom is het den auteur niet gelukt in Marcus te belichamen de idee der naastenliefde, den Chris tusgeest, die in Johannes sprak bij 't aanschouwen der menschheid en haar weedom Beter is hij geslaagd in het weergeven van Johohannes, zielestnjd, toen noch de theosophische, noch de spiritische, noch de Catholieke leer ver mochten hem den vrede des harten weer te geven! nooit liefgehad, ik heb hem bewonderd en gedeeld in zjjn liefhebberij voor de schoone kunsten.» De kroonprinses schudde ongeloovig haar hoofd. «Betrof het mg zelf alleen, dan zou ik het nog wel uithouden; dan zou ik al mgn trots te hulp roepen maar zg bleef steken en vervolgde toen zachter: «niemand weet het nog, maar ik weet het er zai een kind komen o, dat arme, kleine kind! Moet dat al voor de geboorte den vader ontnomen worden Sitta voelde hoe haar het bloed naar het hoofd steeg. Ijskoud, zwaar als een steen, zonder leven scheen haar hart te zgn, terwgl haar slapen gloeiden en klopten. Welk een geluk l« zeide zg bjjna onhoorbaar. «Voor het geheele land en voor Uwe Hoogheid zelve! Nu zal alles terecht komen ik weet het zeker.» «Denkt gg De kroonprinses zag Sitta nog altijd achterdochtig aan. «Indien ik u maar kon gelooven.« Sitta gevoelde, dat er van hare krachten teveel werd gevergd. Zg viel eensklaps voor het rustbled op de knieën en legde haar voorhoofd tegen de zgden kussens waarop het hoofd van de kroonprinses lag. Een onder drukt snikken deed haar beven. «Uwe Hoogheid moet mg gelooven; ik wilde er niet voor uitkomen, dat ik toen de heer von Kröchert niets meer van zich hooren liet «Wat? Hebt gij werkelgk von Kröchert liefgehad? Dat is geen reden om te schreien l De heer von Kröchert sprak mg reeds den vorigen zomer te Pontresina over zgn lietde voor u.« «Waarom liet hg dan nooit iets van zich hooren Sitta trachtte bedaard te blijven, zg droogde hare oogen af. «Waarschijnlijk omdat hg na den dood van zgn vader in finantiëele moeilijkheden was. Ik kan dat zeer ge makkelijk in orde maken.» Sitta lette niet op de laatste woorden. Of de kroon prinses nu gerustgesteld was na die tweede leugen Het scheen wel zoo te zgn. Met een heel ander gezicht stak zn Sitta hare hand tce. Wordt vervolgd). ALKMAARSCHE COURANT

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1907 | | pagina 5