No. 32. Honderd en negende jaargang. 1907. DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Dreggen. DONDERDAG 7 FEBRUARI. Hinderwet. Kadaster. Gevonden Voorwerpen. Grondwets-herziening. BINNENLAND. Deze Courant wordt eiken avendbehalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele Rijk f |f— Afzonderlijke nummers 3 Cents. TeMofmnuamer 3, Prijs der gewene advertentiën Per regel f 0,10. Bjj groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N.jY. Boek- en Handelsdrukkerij v|h. HERMs. COSTER ês ZOON Voordam C 9, Verkiezing van één lid van de Provinciale Staten. ALKMAARSCHE COURANT De BURGEMEESTER van ALKMAAR, brengt overeenkomstig art. 51 der K'eswet, ter flgameone kennis, dat op Dinsdag den 13 Februari as. van des voormiddags 9 tot des namiddags 4 are, bjj hom opgaven van Candida en kannen worden ingeleverd ten Stadhaize alhier, voor de verkiezing van één Md Tan de Provinciale staten, In dit kiesdistrict. Voorzooveel noodig wordt herinnerd, dat da opgaven moeten onderteekend zjjn door ten minste 49 kiezers, bevoegd tot deelnoming aan de verkiezing in dit district en dat de inlevering moet ger chieden parsocnljjk dooréén of meer personen, die haar hebben onderteekend. Formulieren voor de opgaven zjjn ter secretarie kos teloos verkrijgbaar. Alkmaar, Da Burgemeester voornosnd, 2 Febr. 1907. G. RIPPING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaab brengen ter algemeene kennis, dat heden op de gemeente' secretarie ter visie is gelegd het aan hen ingediende verzoek met bjjlagen van de weduwe W. APPEL, aldaar, om vergunning tot het oprichten van een hatdehdruk keijj, waarin een gasmotor van 6 P. K. tot het in be weging brengen van 2 snelpersen, in het perceel Ver droakenoord, wijk D No. 49. Bezwaren tegen deze oprichting kannen worden ingediend ten raadhnize dezer gemeente, mondeling op Dinsdag 19 Febrnail e.k., 's voormiddags te elf nar enjschrifteljjk vóór of op dien tjjd. Gedurende drie dagen vóór ge melden dag kan de verzoeker en hij, die bezwaren heeft ingebracht, op de secretarie dezer gemeente van de terzake ingekomen schriftaren kennis nemen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter. 5 Febr. 1907. DONATH, Secretaris. De waarnemende comm.ssaris van politie brengt in herinnering, dat aan onderstaande adressen, dreggen zjj« gedeponeerd Stads-Timmerwerf, Keetgracht. P. J. v. Huchtee, Oudegr&cht (hoek KI. Nieuwland). W. F. Adolf, Oadegracht (hoek Holstraat). P. Blaanw, Rtsavcorfc. Achterpand Waasr (Grcote fn kleine dreg), Gasfabriek Kanaalkade (schaftlokaal). J. Bek, Peperstraat. M. Helenius, (brugwachter Friesche^brng), Brugwachter d»r Vlotbrug. Accgnstoien, (Politiepost). J. Coppens, Verdronkenoord. Wed. Zervas, Vuormeer hook Zindersbuurt. A. Overtoom, Scheteldoekshaver. K, Wortel, Kennemersingel, (boerderp). J. Duinksr, Geestersingel, hoek Druivenlaan. H. v. d. Sier sen, Geesterwrg (stal v/d tram). G. T. M. v. d. Bosch, Helderscheweg. A. C. de Boer, Wildeman straat (café). J. Mulder, Kennemersisgcl, hoek Vogelenzang. Bureau van politie, Laoeestia f. De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR brengt ter algemeens kennis, dat ter gemeente-secretarie gedurende 30 dagen na heden ter inzage is nedergelegd een opgave Tan uitkomsten, bedoeld in de arft. 15, 23 en 43 der Wet van 26 Msi 1870 (Staatsblad no. 82) waarvan, ter voldoenirg aan art. 15, 2e lid der Wet, bjj deze afkondiging geschiedt. De Burgemeester voornoemd, G. RIPPING. Alkmaar, 4 Februari 1907. Te bevragen aan het politiebureau van 912 uur. Een portemonnaie, een rozenkrans, een duimstok» een vingerhoed in étui, vier huissleutels, een boord» een paar handschoenen, een touw (scheepsljjn), een zilveren dameshorloge, een insigne, een schoen, een retourkaartje en een sigarenpijpje. Alkmaar, De Commissaris van Politie, 6 Februari 1907. W. H. VAN GRIETHUIJSEN. Ill (Slot.) Heden willen we nog even nagaanwelke bijzondere wenschen de leden in afzonderlijke nota's kenbaar hebben gemaakt. De heer De Beaufort (oud-liberaal) kan zich niet vereenigen met het voorstel van de meerderheid der commissie om aan de Tweede Kamer te ontnemen de aanbieding eener voordracht van drie personen aan den Koning tene aide daaruit een keus te doen bh' een ln ^en Uoogen Raad, en hjj maakt bezwaar tegen de voorgestelde wjjziging inzake naturalisatie. wail? Z®t Vil,een oneer de wijzigingen welke verruiming of beperking van de bevoegdheid van den wetgever beoogen, mist een verruiming die hij o^arne in de Grondwet zag opgenomen. Ait. 139 der Irondwet bepaalt dat de Prov. Staten »uit hun midden* een college van Ged. Staten benoemen. Het komt den heer de Beaufort voor dat de beperking van de keus der Provinciale Staten in de Grondwet zoude kunnen vervallen en dat met gerustheid aan den wetgever kan worden overgelaten om, zoo de wenschelnkheid daarvan zich mocht doen gevoelen, te bepalen dat in het col- G lege, waarvan de dageljjksche leiding en uitvoering van zaken in de Piovincie wordt opgedragen, ook per sonen kunnen worden benoemd die geen lid zjjn van de Provinciale Stalen. De heer Fokker (vrjjz. dem.) sluit zich bjjdare bezwaren ten aanzien van de keuze van Gedeputeerden aan, en stelt eenige wijzigingen voor, betrekking heb bende op de rechtspraak. De heer prof. Oppenheim (unie-lib.) zet zjjn bedenkingen uiteen tegen,',het verlangen der Commissie dat aan de Eerste Kamer worde toegekend het recht van amendement, ook in den meer bescheiden omvang, welken de commissie wil. Hjj vreest, naast groote ver traging in den gang der wetgeving, een wijziging van het staatsrechterlijk karakter der Eerste Kamer, die afbreuk zal doen aan zedelijk aanzien en aan het geloof in haar nut en noodzakelijkheid, en zet uiteen dat met den heilzamen invloed van de Eerste Kamer, zich op lossende o. a. in bewaking van den algemeenen gang van wetgeving en,bestuur en het afhouden der.Tweede Kamer van citeren aan den waan van den dag en ge ringschattend staan tegenover de rechten der meerder heid, niet strookthet onderzoeken door. de Eerste Kamer op hare beurt van de wetsontwerpen in al hun bijzonderheden. Voorts acht steller botsingen niet uitgesloten, die tot heden zjjn uitgebleven en waarvan de Eerste Kamer zelve de nadeelige gevolgen zou kunnen ondervinden. Op deze en andere gronden ontraadt de heer Oppen heim de toekenning van eenig recht van amendement aan de Eerste Kamer op te nemen in de voorstellen. De heer Fokker sluit zich ook hierbjj aan. Da haer R u y s de Beerenürouck (R-K.) stelt voorop, dat waar de vraag nar gaan do de raadzaamheid van het dom van voorstellen tot Grondwatsherz enirg aan het onderzoek der commissie was onttrokken, nit stellers opmerkiegea allerminst mag worden afgeleid hetzjj de door de Staatscommissie voorgesteld» wijzigingen waarmede hg zich vereenigd heeft, hetzjj die welke ie zjjn rota worden besproken, op zich zelf eene grondwets herziening zonden bilJjjken of dat de Staatkundige toe stand van t et land herziening van eenige andere bepa line der Grondwet noodzakelgk maken. Uit de rota zelf bljjkt onder meer, dat omtrent de uitlevering van eieren onderdanen steller van meening is dat Nederlanders in geen geval moesten kunnen worden uitgeleverd dat ook bjj is tegen hst recht, van initiatief d-r S'aten-Gensraal omtrent de erfopvolging; dat hg zich niet kan vereenigen met ds voorgestelde algeheel- geljjks elling der verkiesbaarheid voor de leden der betde Kamers en dat bjj de Iesft jjdsgress voor verïiesbaaihoid oer Eerste Kamer op veertig jaren wenscht te brengen dat fajj het ontbindingstecht niet op de Eerste Kamer wocscht toegepast te zien; voorts dat, ook bjj ever redigs vertegenwoordiging, de verdeeling van hst Ejjk ia kies districten meet behouden big ven dat hjj zich niet var- eenigea kan met het voorstel omtrent de verkiesbaarheid der vrouw in de vertegenwoordigende lichamen, o. a. omdat de maatschappij is een lamesvoegiiig van gezinnen, waan® de familie de eenheid is de plaats die door tie Voorzienigheid aan de vronw in het gezie. en dus ook in de maatschappij is toebedacht, moet zjj bljjven innemen, wil de maatschappij in stand gehouden worden. Voorts wil hg den zittingsduur dor Tweede Kamer vaa 4 cp 6 jaren gebracht zien en ook bat Kamerlid opnieuw aan een verkiezing zien onderworpen bjj diens benoeming tot minister. Eindeljjk ontwikkelt ook deze steller der nota bezwa ren tegea de voorgestelde regeling ten aanzien van ver anderiigöa in de Grondwet, bjj art. 195 ge:egeld en wenscht hg, dat artikel ongewjjzigd te laten. De heer W i 11 i n g e (Unie L b.) is tegen toekenning van het techt van amendement aan ds E-rste Kamer; hg wil voor de verkiesbaarhe d der Eerste Kameileden ge?n andere vereischte gesteld zien dan die, ton opzichte van het Tweede Kamerlidmaatschap bestaande; het bestaande actieve kiesrvchfc voor de Eerste Kamerleden zou hg hierbij onaangetast willen ten en ook voor hst vervolg hun verkiezing door de Piov. Staten willen doen ge- sohieden, Eindeljjk zou hg een ontbinding der Ee.-ste K mer, eene ontbinding der Pror. Staten willen doen ten gevolge hebben. De heer de Savornin-Lohman heeft een zeer uitvoerige nota, van niet minder dan 19 bladzjjden, aan het verslag toegevoegd. Dit commissielid zou in de eerste plaats betreuren, indien nit de Grondwet verdween hetgeen do invoering van evenredig kiesrecht bemoeiijjkt. Voor hem is de eerste vraag, hoe men komen kan tot eene volksvertegen woordiging die zoowel het vertrouwen verdient van, en naar steno vindt in de natie, als opgowassea is voor haar moeiljjke taak en atelier is innig overtuigd dan ons tegenwoordig kiesrecht dat doel niet bereiken kan. Da sohrjjver batoogt dat de evenredige vertegenwoor diging iederen iocalen band springen doet en de kiez rs geheel afhankdjjk maakt van de nit een centraal punt gegeven beslieBicg, waar bjj komt dat zjj prisc pieel aan vaardt de splitsing der natie in partjjeain partgen bovendien wier numerieke kracht bssliat in dat zjj als beginsel stelt, wat bjj een gezonde staatsinrichting slechts geduld mag worden. Z'j steunt op de gedachte alsof het geheele volk om trent de beginselen van rcgeeringsbeleid in pattjjen ver deeld is, althans kan en moet zjjn, wat in werk ljjkheid niet het geval is en slechts kan gezegd worden van een klein gedeelte der natie. Verder betoogt de heer Lohm&n dat in het politieke leven van ons volk geen spoor te vinden is van de »rjjp- beid* voor evenredige vertegenwoordiging, en concludeert, wat dat onderwerp betreft, dat iedere stap in de ricatisg die zoekt naar een zuivee weerspiegeling in de blaten Generaal, der getalsterkte van de ontelbare, onberekenbare ongi jjpbare, verschjjnende en verdwjjnecde partjjtjes in den lande en ors afvoert van den weg naar waarborgen dat in de Staten-Ganeraal de rechten en belangen van het volk, in al zjjn geledingen niet verdrukt maar ge ëerbiedigd we; der, en dat zjj, die naar dien maatstaf in dat college behooren zittirg te nemendaarheen ook inderdaad werden geroependat s.nlk een door hem zon wordsn betreurd. In de tweede plaats sluit de heer Lohmae zich wat het gemis van het recht van amendement der Eerste Kamer betreft, aan bjj hetgeen daaromtrent is opgemerkt in da toelichting tot de voorsteilen der commissie. Wat deze vooretellen zelf betreft kan hg z:ch daarmede in zooverre niet veiesaigen als daarbjj aan het reoht van amendement werden ontttokken die wetsvoorstellen, die uitgaan van de Twoede Kamer. Met betrekking tot de wjjze van samenstelling der Eerste Kamer behoort hjj tot hen, die, al ware wellicht een betere denkbaar, daarin gein verandering wensohen te zien aangebracht. Ook het voorschrift harer periodieke verschuiving zon hjj onveranderd gehandhaafd willen zien Daarentegen is hjj van oordeel dat deze Kamer niet behoort ontbonden te worden. Haar werkkring zou hg beperkt wensohen te zien omdat haar eigenlgke roeping sobjjnt te liggen op het terrein der wetgeving, en bjj zet in dit verband o.a. uitoen dat het stelsel van twee Kamers met geheel gelijke be voegdbedon nit den aard de mogelgkheid van corfl eten medebrengt, dat zoowel de verkiezingen voor de Prov, Staten als de kenze van Eerste Kamerleden door die Staten wel bjjsa onvermjjdeljjk tof zuivere politieke maakt. Rieds dit moet cr toe leiden dat de Eerste Kamer zioh niet dan schoorvoetend op het terrein der practische politiek tot daden zal laten brengen. Verder zjj uit de uit«o;rige nota aangestipt dat de de heer Lohman de art. 123 en rolgenhe nog zon willen gewytigd zien in dier voege, dat uitdrukkeljjk werd uitgesloten de bevoegdheid der Volksvertegenwoordiging om de begrootingen te verwerpen om redenen daarbuiten gelegen en bjj acht in vei band kiemedo de eindstemming het karakter dragen, van de stemming over een motie van vertrouwen, terwjjl hjj die eindstemming in b»slisten stijjd acht met ons staatsrecht. Dien overeenkomstig geeft de stellar der nota een iormulesnng aan van de artf. 124 en 125. Veidar, dat hjj de zittingduur der kamerle en met eet», liefst met twee jaar verlengd zon willen zhn; dat bij het wenscheljjk zou achten, indien het ministerambt onvereenigbaar mee het lidmaatschap der Siaten-genera&l waid verklaard.- Maar geensz.ns zon hjj het bestaande recht zoodanig w Ilea gewjjrigd zien als door de commiseis wordt voorgesteld en waardoor als het ware door de Grondwet zelf wordt goedgekeurd dat leden van het kabinet in groo'.eren of kleineren getale zitting hebben in de Sloten- generaal. Vervolgons ontwikkelt steller bezwaren tegen de goed- keuring door de Siaten-Generaal van elk tr&ctaat, er tegen do door de Commissie voorgestelde wjjzigisg van art. 19, bestrgdsnde bjj het oordeel der commissie, dat het recht van initiatief aan da Statcn-Generaal toekomt omtrent de orde van erfopvolging in bjjiotdere omstan digheden, en niet dea koning. Hij zst uiteen dat het algemeen st&atsbelaag en het bjjso&dsr belang van de kroon zich juist daartegen verzetten in piaat3 van het te vorderen. Overigens meent bjj dat hef getal van 40 Kamerleden van wie het voorstel moet mtgaan, geen voldoenden waarborg biedt tegen het gevaar van lichtvaardigheid Ten slotte geeft de heer Lohman bljji dat hjj zich tiet heelt kunnen voreenigen met het oordeel der com missie in zake hoofdstak XI (Veranderingen in de Grond wet) in zoover ds Oommissie de waarborgen waarvan daar sprake is voldoende acht indien een voorstel tot wjjziging der Grondwet door nienwe Kamers wordt over wogen en in vereenigde vergadering wordt aangenomen door de absolute meerderheid van het g&zamesljjk aantal 1-d-n dier Kamers. Zjjn bezwaar is dat door die regeling de eisch van een bgzondere me&rdezheid wordt losgelaten, maar nog meer omdat zjj den invl.ed der Eeisie Kamer als zoodanig vernietigt en ds Groadweis-wgzigiDg alzoo, althans in haar laatste stadium met minder waarborgen wordt voorzie», dan de wjjsigin? eener gswoue wet. Prof. de Louter (Unie Lib.) vestigt de aandacht op de wez-seheigkbeid om t>g een mogrlgke herziening der Grondwet ook in Hoofdstak VI: »Over den Gods dienste die wjjzigingen aan te brengen, welke door de veranderde denkbeelden ea omstandigheden steeds drin gender woiden bevonden. Met name zou hg ds artikelen 169, 170 en 171 ge- wjjzigd willen zien. Artikel 169 luidt thans: Ds bi- Ijjdeis der onderscheidene godsdiensten genieten allen dezelfde burgerlgke en burgerechapsuchtea en hebben golgke aanspraak op het beklseden v^n waardigheden, ambten en bedieningen. De Bcbijjver van do nota zou dit artikel wenschen te lezen: »De uitoelemng van burgerlijke en staatkundige rechten en het bekleeden van opecbire ambten en be dieningen is onafhankeljjk van een ge geloofsbcljjdenh*. Artikel 170 lnidt: Alle openbare godsdienstoefening binnen de gebonwen en brsloten plaatsen wordt toege laten, behoudens de noodige maatregelen ter verzekering der openbare orde en rast. Onder dezelfde bepaling big ft de openbare godsdienst oefening buiten de gebonwen en besloten plaatsen ge oorloofd, waar zjj thans naar do wetten en reglementen is toegalaten. Ds dcor prof. de Lanter voorgestelde wgzigizg strekt om dit artikel aldus te lezea »Alle openbare godsdienstoefening wordt toegelaten, behoudens de nocdiga maatregelen tot verzekering der openbare orde ea rust.« Artikel 171 luidtDe traktementen, psssioenen en andere inkomst;» tvan welken aard ook, thans door ds onderscheidene, godsdienstige gezu dhedsn of derzelver leeraars genoten wordende, bljjven aan dezelve gezind- hodsn verzekerd. Aan de leeraars, welke tot nog toe uit 's Lands kas geen, of een niet toereikend traktement genieten, kan een traktement toegeVgd, of het bestaande vermeerderd worden Da heer De Lanter stelt zich dit artikel voor »De wet regelt de uitkeenng va® traktementen, pen sioenen en and-re inkomsten tot dusver door de onder scheidene godsdienstige gezindheden of hare Ie raars eenoten, met inachtneming zoowel van historisohe rechten als van niruw opgekomen behoeften,® Einde jjk wenscht de steller dar nota de zuiver nega tive b-pslirg van art. 173 (geen Regeerizgstusfchenkomst bjj de briefwisseling met da hoofden der kerkgenoot schappen) uit de Grondwet veiwjjderd te ziee. Wjj hebben een uitvoerig overzicht gegeven van dit verslag ea de nota's en daarbg telkens zooreel mogeljjk aaegegeven den aard der voorgestelde wjjziginges, omdat hef verslag veler belangstelling verdient. Msn zal er Bpoedig mser van hooren. Het ligt in de badoeling der regeering zooals de min-s'sr van bin- nenlandiche zaken mr. Rink verblaaida bij de installatie dar commiavie »hare voorstellen zóó tgdig in te dienen, dat een beslissing in eerste intantie kunne vallen vóór het einde van het thans ingetreden vierjarig tjjdvak.® De woorden thans ingetreden* kennen nu gevoegeljjk vermar,gen worden door nthans rerds voor hot grootste gedeelte verloopen.* De regetring zal haast moeten mak-». En natuurljjk zal bjj het doen van voorstellen dit rapport haar tot richtsnoer dienen. Onze Grondwet is vlug tot stand gekomen den 2den M'tart 1814 werd een commissie bsnoemd den 3'Jstan Maart 1814 legde Koning Willem I den eed op de ateuwe Grondwet al 1 Maar rij valt moeieljjk te wjjzigen, na het geen wat in dit blad is geschreven ie de beide hoofd artikelen over sGrozdwetsveranderirsg (in de stam mars van 19 ea 26 Januari zeker thans niet meer i-sder be- korft te worden toegelicht. Ds voorbereidende arbeid is verricht. Thans moet de regeering zelf aan het werk. Moge het haar gelukken te komen met dusdanige voorstellen, dat zjj er in slaagt de vele hindernissen te overwinnen, welke z oh op dezen gevaarlijken weg voordotn. Ean kleine herinnering aaa de feiten, dat er den llden Mai 1883 ook een staats- comm'ssie w-rd benoemd, dtt zjj dea 25sten Juni 1884 ve-slag uitbracht, dat de ïegeeringden 18dan Maart 1885 met voorst-llen kwam en dat eerst den 30stes No vember 1887 ds wjjzigingen warden afgekoEd;gd, is zaar zeker voldoends om te doan zien, dat het een wark is van langen adem, waaraan veel vastzit; Derate Hamer. Inde Eerste Kamer werd gisteren met de behandeling van het Hoofdstuk Binnenlandsche Zrken voortgegaan. De heer Van Leeuwen wees op de wenschelijk- heid van herziening der Gemeentewet, die te eng is geworden tegenover de eisohei welke de tegenwoordige tijd aan de Gemeentebesturen oplegt. Spreker wees e. a. op het Duitsehe s elsal, dat groote vrijheid geeft betrokkeLk wethondoislenze, burgemeesfersvervanging, enz. Met aanhaling uit hat bekende boekje van den heer Van Waning, wees spreker op de vaak onmogelijke vragen, welke van Regeeringswege aan burgemeesters ter beantwoording worden voorgelegd Spreker drong er dan ook op aan dergelijke opdrachten te beperken, en betoogde voor s de wenschelijkheid om aan burge meesters de vrijheid te geven onder hunne verantwoor delijkheid aan een ambtenaar het teekenen van stukken over te laten. De Minister van Binnenlandsche Zaken, de heer Rink, oordeelde, dat nog niet gebleken is, dat de tegenwoordige Gemeentewet aan eene goede samen stelling van de Dagelgksche Besturen, ook van groote gemeenten, in den weg staat. Groote gemeenten toeh kunnen het getal wethouders tot zes uitbreiden. Bovendien achtte de Minister het geen goed middel om wethouders te kiezen uit personen buiter. den Raad staande. De andere sprekers beantwoordende, wees de Minister tegenover de geuite grief over het uitoefenen van zaakwaarnemer!) door entvangers en secretarissen, er op, dat de Gemeentewet uitdrukkelijk deze zaakwaar nemers voorwaardelijk toelaat. De Minister beloofde aan den heer Van der Does de Willebois het vraagstuk der pensionneering van gemeente-ambtenaren zooveel mogelijk te zullen bespoedigen. Het verzoek om alvast eene partieele regeling voor politie-commissarissen te maken, wees de Minister af. Met den heer Van der Feltz was de Minister tegenover den heer Van Houten van moening, dat de Commissaris dar Koningin in Gelderland zijne bevoegdheid niet was te buiten gegaan teen hjj in de Statenvergadering ia de sluiting van het debat nog het woord voerde. De Minister deelde omtrent hot gewijzigd Kweekscholenbesluit dat spoedig zal worden afgekondigd mede, dat, met handhaving van alles wat noodig is voor de degelijkheid van het onderwijs, daarbij zijn weggenomen verschil lende moeilijkheden voor bostaande scholen. Hot weg zenden van scholieren wegens nietbetaling van schoolgeld door de onders achtto do Minister afkeurenswaardig, dcch niet in i trijd met de wet. De Minister beloofde aan den heer Soholten overweging van diens desk- beelden voor bevordering van slöjd. De heer V ening Meinesz gaf aan den Minister in overweging bij herzienirg van de Gemeentewet ernstig on er de oogen te zien de zozderlinge bepaling, dat een burgemeester bij ontstentenis vervangen wordt door den wethouder, die de oudste in jaren is, maar daardoor soms niet tevens de meeit geschikte. Na repliakei ward de b-grootiog gotdgekeur den was aan de orde Hoofdstuk VIIB (Financ e?), Da heer Ragout wensente een co^eafilik te spreken over hst evenredig rnjjurecat, in evolge de Mjjawct van 21 April 1810. Zgne opmsik ngen daaromtrent m de afdeeliagen worden te niet gtdaan door 's ministers ant-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1907 | | pagina 1