No. 32.
Honderd en negende jaargang.
1907.
DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Dreggen.
DONDERDAG
7 FEBRUARI.
Hinderwet.
Kadaster.
Gevonden Voorwerpen.
Grondwets-herziening.
BINNENLAND.
Deze Courant wordt eiken avendbehalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele Rijk f |f—
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
TeMofmnuamer 3,
Prijs der gewene advertentiën
Per regel f 0,10. Bjj groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N.jY. Boek- en Handelsdrukkerij
v|h. HERMs. COSTER ês ZOON Voordam C 9,
Verkiezing van één lid van de
Provinciale Staten.
ALKMAARSCHE COURANT
De BURGEMEESTER van ALKMAAR, brengt
overeenkomstig art. 51 der K'eswet, ter flgameone
kennis, dat op Dinsdag den 13 Februari as. van
des voormiddags 9 tot des namiddags 4 are, bjj hom
opgaven van Candida en kannen worden ingeleverd ten
Stadhaize alhier, voor de verkiezing van één Md Tan
de Provinciale staten, In dit kiesdistrict.
Voorzooveel noodig wordt herinnerd, dat da opgaven
moeten onderteekend zjjn door ten minste 49 kiezers,
bevoegd tot deelnoming aan de verkiezing in dit district
en dat de inlevering moet ger chieden parsocnljjk dooréén
of meer personen, die haar hebben onderteekend.
Formulieren voor de opgaven zjjn ter secretarie kos
teloos verkrijgbaar.
Alkmaar, Da Burgemeester voornosnd,
2 Febr. 1907. G. RIPPING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaab
brengen ter algemeene kennis, dat heden op de gemeente'
secretarie ter visie is gelegd het aan hen ingediende
verzoek met bjjlagen van de weduwe W. APPEL, aldaar,
om vergunning tot het oprichten van een hatdehdruk
keijj, waarin een gasmotor van 6 P. K. tot het in be
weging brengen van 2 snelpersen, in het perceel Ver
droakenoord, wijk D No. 49.
Bezwaren tegen deze oprichting kannen worden ingediend
ten raadhnize dezer gemeente, mondeling op Dinsdag
19 Febrnail e.k., 's voormiddags te elf nar enjschrifteljjk
vóór of op dien tjjd. Gedurende drie dagen vóór ge
melden dag kan de verzoeker en hij, die bezwaren heeft
ingebracht, op de secretarie dezer gemeente van de
terzake ingekomen schriftaren kennis nemen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter.
5 Febr. 1907. DONATH, Secretaris.
De waarnemende comm.ssaris van politie brengt in
herinnering, dat aan onderstaande adressen, dreggen zjj«
gedeponeerd
Stads-Timmerwerf, Keetgracht.
P. J. v. Huchtee, Oudegr&cht (hoek KI. Nieuwland).
W. F. Adolf, Oadegracht (hoek Holstraat).
P. Blaanw, Rtsavcorfc.
Achterpand Waasr (Grcote fn kleine dreg),
Gasfabriek Kanaalkade (schaftlokaal).
J. Bek, Peperstraat.
M. Helenius, (brugwachter Friesche^brng),
Brugwachter d»r Vlotbrug.
Accgnstoien, (Politiepost).
J. Coppens, Verdronkenoord.
Wed. Zervas, Vuormeer hook Zindersbuurt.
A. Overtoom, Scheteldoekshaver.
K, Wortel, Kennemersingel, (boerderp).
J. Duinksr, Geestersingel, hoek Druivenlaan.
H. v. d. Sier sen, Geesterwrg (stal v/d tram).
G. T. M. v. d. Bosch, Helderscheweg.
A. C. de Boer, Wildeman straat (café).
J. Mulder, Kennemersisgcl, hoek Vogelenzang.
Bureau van politie, Laoeestia f.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR
brengt ter algemeens kennis, dat ter gemeente-secretarie
gedurende 30 dagen na heden ter inzage is nedergelegd
een opgave Tan uitkomsten, bedoeld in de arft.
15, 23 en 43 der Wet van 26 Msi 1870 (Staatsblad
no. 82) waarvan, ter voldoenirg aan art. 15, 2e lid der
Wet, bjj deze afkondiging geschiedt.
De Burgemeester voornoemd,
G. RIPPING.
Alkmaar, 4 Februari 1907.
Te bevragen aan het politiebureau van 912 uur.
Een portemonnaie, een rozenkrans, een duimstok»
een vingerhoed in étui, vier huissleutels, een boord»
een paar handschoenen, een touw (scheepsljjn), een
zilveren dameshorloge, een insigne, een schoen, een
retourkaartje en een sigarenpijpje.
Alkmaar, De Commissaris van Politie,
6 Februari 1907. W. H. VAN GRIETHUIJSEN.
Ill (Slot.)
Heden willen we nog even nagaanwelke bijzondere
wenschen de leden in afzonderlijke nota's kenbaar
hebben gemaakt.
De heer De Beaufort (oud-liberaal) kan zich niet
vereenigen met het voorstel van de meerderheid der
commissie om aan de Tweede Kamer te ontnemen de
aanbieding eener voordracht van drie personen aan den
Koning tene aide daaruit een keus te doen bh' een
ln ^en Uoogen Raad, en hjj maakt bezwaar
tegen de voorgestelde wjjziging inzake naturalisatie.
wail? Z®t Vil,een oneer de wijzigingen
welke verruiming of beperking van de bevoegdheid van
den wetgever beoogen, mist een verruiming die hij
o^arne in de Grondwet zag opgenomen. Ait. 139 der
Irondwet bepaalt dat de Prov. Staten »uit hun midden*
een college van Ged. Staten benoemen. Het komt den
heer de Beaufort voor dat de beperking van de keus
der Provinciale Staten in de Grondwet zoude kunnen
vervallen en dat met gerustheid aan den wetgever kan
worden overgelaten om, zoo de wenschelnkheid daarvan
zich mocht doen gevoelen, te bepalen dat in het col-
G
lege, waarvan de dageljjksche leiding en uitvoering
van zaken in de Piovincie wordt opgedragen, ook per
sonen kunnen worden benoemd die geen lid zjjn van
de Provinciale Stalen.
De heer Fokker (vrjjz. dem.) sluit zich bjjdare
bezwaren ten aanzien van de keuze van Gedeputeerden
aan, en stelt eenige wijzigingen voor, betrekking heb
bende op de rechtspraak.
De heer prof. Oppenheim (unie-lib.) zet zjjn
bedenkingen uiteen tegen,',het verlangen der Commissie
dat aan de Eerste Kamer worde toegekend het recht
van amendement, ook in den meer bescheiden omvang,
welken de commissie wil. Hjj vreest, naast groote ver
traging in den gang der wetgeving, een wijziging van
het staatsrechterlijk karakter der Eerste Kamer, die
afbreuk zal doen aan zedelijk aanzien en aan het geloof
in haar nut en noodzakelijkheid, en zet uiteen dat met
den heilzamen invloed van de Eerste Kamer, zich op
lossende o. a. in bewaking van den algemeenen gang
van wetgeving en,bestuur en het afhouden der.Tweede
Kamer van citeren aan den waan van den dag en ge
ringschattend staan tegenover de rechten der meerder
heid, niet strookthet onderzoeken door. de Eerste
Kamer op hare beurt van de wetsontwerpen in al hun
bijzonderheden.
Voorts acht steller botsingen niet uitgesloten, die tot
heden zjjn uitgebleven en waarvan de Eerste Kamer
zelve de nadeelige gevolgen zou kunnen ondervinden.
Op deze en andere gronden ontraadt de heer Oppen
heim de toekenning van eenig recht van amendement
aan de Eerste Kamer op te nemen in de voorstellen. De
heer Fokker sluit zich ook hierbjj aan.
Da haer R u y s de Beerenürouck (R-K.) stelt
voorop, dat waar de vraag nar gaan do de raadzaamheid
van het dom van voorstellen tot Grondwatsherz enirg
aan het onderzoek der commissie was onttrokken, nit
stellers opmerkiegea allerminst mag worden afgeleid
hetzjj de door de Staatscommissie voorgesteld» wijzigingen
waarmede hg zich vereenigd heeft, hetzjj die welke ie
zjjn rota worden besproken, op zich zelf eene grondwets
herziening zonden bilJjjken of dat de Staatkundige toe
stand van t et land herziening van eenige andere bepa
line der Grondwet noodzakelgk maken.
Uit de rota zelf bljjkt onder meer, dat omtrent de
uitlevering van eieren onderdanen steller van meening is
dat Nederlanders in geen geval moesten kunnen worden
uitgeleverd dat ook bjj is tegen hst recht, van initiatief
d-r S'aten-Gensraal omtrent de erfopvolging; dat hg
zich niet kan vereenigen met ds voorgestelde algeheel-
geljjks elling der verkiesbaarheid voor de leden der betde
Kamers en dat bjj de Iesft jjdsgress voor verïiesbaaihoid
oer Eerste Kamer op veertig jaren wenscht te brengen
dat fajj het ontbindingstecht niet op de Eerste Kamer
wocscht toegepast te zien; voorts dat, ook bjj ever redigs
vertegenwoordiging, de verdeeling van hst Ejjk ia kies
districten meet behouden big ven dat hjj zich niet var-
eenigea kan met het voorstel omtrent de verkiesbaarheid
der vrouw in de vertegenwoordigende lichamen, o. a.
omdat de maatschappij is een lamesvoegiiig van gezinnen,
waan® de familie de eenheid is de plaats die door tie
Voorzienigheid aan de vronw in het gezie. en dus ook
in de maatschappij is toebedacht, moet zjj bljjven innemen,
wil de maatschappij in stand gehouden worden.
Voorts wil hg den zittingsduur dor Tweede Kamer
vaa 4 cp 6 jaren gebracht zien en ook bat Kamerlid
opnieuw aan een verkiezing zien onderworpen bjj diens
benoeming tot minister.
Eindeljjk ontwikkelt ook deze steller der nota bezwa
ren tegea de voorgestelde regeling ten aanzien van ver
anderiigöa in de Grondwet, bjj art. 195 ge:egeld en
wenscht hg, dat artikel ongewjjzigd te laten.
De heer W i 11 i n g e (Unie L b.) is tegen toekenning
van het techt van amendement aan ds E-rste Kamer; hg
wil voor de verkiesbaarhe d der Eerste Kameileden ge?n
andere vereischte gesteld zien dan die, ton opzichte van
het Tweede Kamerlidmaatschap bestaande; het bestaande
actieve kiesrvchfc voor de Eerste Kamerleden zou hg
hierbij onaangetast willen ten en ook voor hst vervolg
hun verkiezing door de Piov. Staten willen doen ge-
sohieden, Eindeljjk zou hg een ontbinding der Ee.-ste
K mer, eene ontbinding der Pror. Staten willen doen
ten gevolge hebben.
De heer de Savornin-Lohman heeft een zeer
uitvoerige nota, van niet minder dan 19 bladzjjden, aan
het verslag toegevoegd.
Dit commissielid zou in de eerste plaats betreuren,
indien nit de Grondwet verdween hetgeen do invoering
van evenredig kiesrecht bemoeiijjkt. Voor hem is de
eerste vraag, hoe men komen kan tot eene volksvertegen
woordiging die zoowel het vertrouwen verdient van, en
naar steno vindt in de natie, als opgowassea is voor
haar moeiljjke taak en atelier is innig overtuigd dan ons
tegenwoordig kiesrecht dat doel niet bereiken kan.
Da sohrjjver batoogt dat de evenredige vertegenwoor
diging iederen iocalen band springen doet en de kiez rs
geheel afhankdjjk maakt van de nit een centraal punt
gegeven beslieBicg, waar bjj komt dat zjj prisc pieel aan
vaardt de splitsing der natie in partjjeain partgen
bovendien wier numerieke kracht bssliat in dat zjj als
beginsel stelt, wat bjj een gezonde staatsinrichting slechts
geduld mag worden.
Z'j steunt op de gedachte alsof het geheele volk om
trent de beginselen van rcgeeringsbeleid in pattjjen ver
deeld is, althans kan en moet zjjn, wat in werk ljjkheid
niet het geval is en slechts kan gezegd worden van een
klein gedeelte der natie.
Verder betoogt de heer Lohm&n dat in het politieke
leven van ons volk geen spoor te vinden is van de »rjjp-
beid* voor evenredige vertegenwoordiging, en concludeert,
wat dat onderwerp betreft, dat iedere stap in de ricatisg
die zoekt naar een zuivee weerspiegeling in de blaten
Generaal, der getalsterkte van de ontelbare, onberekenbare
ongi jjpbare, verschjjnende en verdwjjnecde partjjtjes in
den lande en ors afvoert van den weg naar waarborgen
dat in de Staten-Ganeraal de rechten en belangen van
het volk, in al zjjn geledingen niet verdrukt maar ge
ëerbiedigd we; der, en dat zjj, die naar dien maatstaf in
dat college behooren zittirg te nemendaarheen ook
inderdaad werden geroependat s.nlk een door hem zon
wordsn betreurd.
In de tweede plaats sluit de heer Lohmae zich wat
het gemis van het recht van amendement der Eerste
Kamer betreft, aan bjj hetgeen daaromtrent is opgemerkt
in da toelichting tot de voorsteilen der commissie. Wat
deze vooretellen zelf betreft kan hg z:ch daarmede in
zooverre niet veiesaigen als daarbjj aan het reoht van
amendement werden ontttokken die wetsvoorstellen, die
uitgaan van de Twoede Kamer.
Met betrekking tot de wjjze van samenstelling der
Eerste Kamer behoort hjj tot hen, die, al ware wellicht
een betere denkbaar, daarin gein verandering wensohen
te zien aangebracht. Ook het voorschrift harer periodieke
verschuiving zon hjj onveranderd gehandhaafd willen zien
Daarentegen is hjj van oordeel dat deze Kamer niet
behoort ontbonden te worden.
Haar werkkring zou hg beperkt wensohen te zien
omdat haar eigenlgke roeping sobjjnt te liggen op het
terrein der wetgeving, en bjj zet in dit verband o.a. uitoen
dat het stelsel van twee Kamers met geheel gelijke be
voegdbedon nit den aard de mogelgkheid van corfl eten
medebrengt, dat zoowel de verkiezingen voor de Prov,
Staten als de kenze van Eerste Kamerleden door die
Staten wel bjjsa onvermjjdeljjk tof zuivere politieke
maakt. Rieds dit moet cr toe leiden dat de Eerste
Kamer zioh niet dan schoorvoetend op het terrein der
practische politiek tot daden zal laten brengen.
Verder zjj uit de uit«o;rige nota aangestipt dat de
de heer Lohman de art. 123 en rolgenhe nog zon willen
gewytigd zien in dier voege, dat uitdrukkeljjk werd
uitgesloten de bevoegdheid der Volksvertegenwoordiging
om de begrootingen te verwerpen om redenen daarbuiten
gelegen en bjj acht in vei band kiemedo de eindstemming
het karakter dragen, van de stemming over een motie
van vertrouwen, terwjjl hjj die eindstemming in b»slisten
stijjd acht met ons staatsrecht. Dien overeenkomstig geeft
de stellar der nota een iormulesnng aan van de artf. 124
en 125.
Veidar, dat hjj de zittingduur der kamerle en met
eet», liefst met twee jaar verlengd zon willen zhn; dat
bij het wenscheljjk zou achten, indien het ministerambt
onvereenigbaar mee het lidmaatschap der Siaten-genera&l
waid verklaard.- Maar geensz.ns zon hjj het bestaande
recht zoodanig w Ilea gewjjrigd zien als door de commiseis
wordt voorgesteld en waardoor als het ware door de
Grondwet zelf wordt goedgekeurd dat leden van het
kabinet in groo'.eren of kleineren getale zitting hebben
in de Sloten- generaal.
Vervolgons ontwikkelt steller bezwaren tegen de goed-
keuring door de Siaten-Generaal van elk tr&ctaat, er
tegen do door de Commissie voorgestelde wjjzigisg van
art. 19, bestrgdsnde bjj het oordeel der commissie, dat
het recht van initiatief aan da Statcn-Generaal toekomt
omtrent de orde van erfopvolging in bjjiotdere omstan
digheden, en niet dea koning. Hij zst uiteen dat het
algemeen st&atsbelaag en het bjjso&dsr belang van de
kroon zich juist daartegen verzetten in piaat3 van het
te vorderen.
Overigens meent bjj dat hef getal van 40 Kamerleden
van wie het voorstel moet mtgaan, geen voldoenden
waarborg biedt tegen het gevaar van lichtvaardigheid
Ten slotte geeft de heer Lohman bljji dat hjj zich
tiet heelt kunnen voreenigen met het oordeel der com
missie in zake hoofdstak XI (Veranderingen in de Grond
wet) in zoover ds Oommissie de waarborgen waarvan
daar sprake is voldoende acht indien een voorstel tot
wjjziging der Grondwet door nienwe Kamers wordt over
wogen en in vereenigde vergadering wordt aangenomen
door de absolute meerderheid van het g&zamesljjk aantal
1-d-n dier Kamers.
Zjjn bezwaar is dat door die regeling de eisch van een
bgzondere me&rdezheid wordt losgelaten, maar nog meer
omdat zjj den invl.ed der Eeisie Kamer als zoodanig
vernietigt en ds Groadweis-wgzigiDg alzoo, althans in
haar laatste stadium met minder waarborgen wordt
voorzie», dan de wjjsigin? eener gswoue wet.
Prof. de Louter (Unie Lib.) vestigt de aandacht
op de wez-seheigkbeid om t>g een mogrlgke herziening
der Grondwet ook in Hoofdstak VI: »Over den Gods
dienste die wjjzigingen aan te brengen, welke door de
veranderde denkbeelden ea omstandigheden steeds drin
gender woiden bevonden.
Met name zou hg ds artikelen 169, 170 en 171 ge-
wjjzigd willen zien. Artikel 169 luidt thans: Ds bi-
Ijjdeis der onderscheidene godsdiensten genieten allen
dezelfde burgerlgke en burgerechapsuchtea en hebben
golgke aanspraak op het beklseden v^n waardigheden,
ambten en bedieningen.
De Bcbijjver van do nota zou dit artikel wenschen te
lezen: »De uitoelemng van burgerlijke en staatkundige
rechten en het bekleeden van opecbire ambten en be
dieningen is onafhankeljjk van een ge geloofsbcljjdenh*.
Artikel 170 lnidt: Alle openbare godsdienstoefening
binnen de gebonwen en brsloten plaatsen wordt toege
laten, behoudens de noodige maatregelen ter verzekering
der openbare orde en rast.
Onder dezelfde bepaling big ft de openbare godsdienst
oefening buiten de gebonwen en besloten plaatsen ge
oorloofd, waar zjj thans naar do wetten en reglementen
is toegalaten.
Ds dcor prof. de Lanter voorgestelde wgzigizg strekt
om dit artikel aldus te lezea
»Alle openbare godsdienstoefening wordt toegelaten,
behoudens de nocdiga maatregelen tot verzekering der
openbare orde ea rust.«
Artikel 171 luidtDe traktementen, psssioenen en
andere inkomst;» tvan welken aard ook, thans door ds
onderscheidene, godsdienstige gezu dhedsn of derzelver
leeraars genoten wordende, bljjven aan dezelve gezind-
hodsn verzekerd.
Aan de leeraars, welke tot nog toe uit 's Lands kas
geen, of een niet toereikend traktement genieten, kan een
traktement toegeVgd, of het bestaande vermeerderd worden
Da heer De Lanter stelt zich dit artikel voor
»De wet regelt de uitkeenng va® traktementen, pen
sioenen en and-re inkomsten tot dusver door de onder
scheidene godsdienstige gezindheden of hare Ie raars
eenoten, met inachtneming zoowel van historisohe rechten
als van niruw opgekomen behoeften,®
Einde jjk wenscht de steller dar nota de zuiver nega
tive b-pslirg van art. 173 (geen Regeerizgstusfchenkomst
bjj de briefwisseling met da hoofden der kerkgenoot
schappen) uit de Grondwet veiwjjderd te ziee.
Wjj hebben een uitvoerig overzicht gegeven van dit
verslag ea de nota's en daarbg telkens zooreel mogeljjk
aaegegeven den aard der voorgestelde wjjziginges, omdat
hef verslag veler belangstelling verdient.
Msn zal er Bpoedig mser van hooren. Het ligt in de
badoeling der regeering zooals de min-s'sr van bin-
nenlandiche zaken mr. Rink verblaaida bij de installatie
dar commiavie »hare voorstellen zóó tgdig in te dienen,
dat een beslissing in eerste intantie kunne vallen vóór
het einde van het thans ingetreden vierjarig tjjdvak.®
De woorden thans ingetreden* kennen nu gevoegeljjk
vermar,gen worden door nthans rerds voor hot grootste
gedeelte verloopen.* De regetring zal haast moeten
mak-». En natuurljjk zal bjj het doen van voorstellen
dit rapport haar tot richtsnoer dienen.
Onze Grondwet is vlug tot stand gekomen den 2den
M'tart 1814 werd een commissie bsnoemd den 3'Jstan
Maart 1814 legde Koning Willem I den eed op de ateuwe
Grondwet al 1 Maar rij valt moeieljjk te wjjzigen, na het
geen wat in dit blad is geschreven ie de beide hoofd
artikelen over sGrozdwetsveranderirsg (in de stam mars
van 19 ea 26 Januari zeker thans niet meer i-sder be-
korft te worden toegelicht.
Ds voorbereidende arbeid is verricht. Thans moet de
regeering zelf aan het werk. Moge het haar gelukken
te komen met dusdanige voorstellen, dat zjj er in slaagt
de vele hindernissen te overwinnen, welke z oh op dezen
gevaarlijken weg voordotn. Ean kleine herinnering aaa
de feiten, dat er den llden Mai 1883 ook een staats-
comm'ssie w-rd benoemd, dtt zjj dea 25sten Juni 1884
ve-slag uitbracht, dat de ïegeeringden 18dan Maart 1885
met voorst-llen kwam en dat eerst den 30stes No
vember 1887 ds wjjzigingen warden afgekoEd;gd, is zaar
zeker voldoends om te doan zien, dat het een wark is
van langen adem, waaraan veel vastzit;
Derate Hamer.
Inde Eerste Kamer werd gisteren met de behandeling
van het Hoofdstuk Binnenlandsche Zrken voortgegaan.
De heer Van Leeuwen wees op de wenschelijk-
heid van herziening der Gemeentewet, die te eng is
geworden tegenover de eisohei welke de tegenwoordige
tijd aan de Gemeentebesturen oplegt. Spreker wees
e. a. op het Duitsehe s elsal, dat groote vrijheid geeft
betrokkeLk wethondoislenze, burgemeesfersvervanging,
enz. Met aanhaling uit hat bekende boekje van den
heer Van Waning, wees spreker op de vaak onmogelijke
vragen, welke van Regeeringswege aan burgemeesters
ter beantwoording worden voorgelegd Spreker drong
er dan ook op aan dergelijke opdrachten te beperken,
en betoogde voor s de wenschelijkheid om aan burge
meesters de vrijheid te geven onder hunne verantwoor
delijkheid aan een ambtenaar het teekenen van stukken
over te laten.
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
de heer Rink, oordeelde, dat nog niet gebleken is, dat
de tegenwoordige Gemeentewet aan eene goede samen
stelling van de Dagelgksche Besturen, ook van groote
gemeenten, in den weg staat. Groote gemeenten toeh
kunnen het getal wethouders tot zes uitbreiden.
Bovendien achtte de Minister het geen goed middel
om wethouders te kiezen uit personen buiter. den Raad
staande.
De andere sprekers beantwoordende, wees de Minister
tegenover de geuite grief over het uitoefenen van
zaakwaarnemer!) door entvangers en secretarissen, er
op, dat de Gemeentewet uitdrukkelijk deze zaakwaar
nemers voorwaardelijk toelaat. De Minister beloofde
aan den heer Van der Does de Willebois het vraagstuk
der pensionneering van gemeente-ambtenaren zooveel
mogelijk te zullen bespoedigen. Het verzoek om alvast
eene partieele regeling voor politie-commissarissen te
maken, wees de Minister af. Met den heer Van der
Feltz was de Minister tegenover den heer Van Houten
van moening, dat de Commissaris dar Koningin in
Gelderland zijne bevoegdheid niet was te buiten gegaan
teen hjj in de Statenvergadering ia de sluiting van
het debat nog het woord voerde. De Minister deelde
omtrent hot gewijzigd Kweekscholenbesluit dat
spoedig zal worden afgekondigd mede, dat, met
handhaving van alles wat noodig is voor de degelijkheid
van het onderwijs, daarbij zijn weggenomen verschil
lende moeilijkheden voor bostaande scholen. Hot weg
zenden van scholieren wegens nietbetaling van schoolgeld
door de onders achtto do Minister afkeurenswaardig,
dcch niet in i trijd met de wet. De Minister beloofde
aan den heer Soholten overweging van diens desk-
beelden voor bevordering van slöjd.
De heer V ening Meinesz gaf aan den Minister
in overweging bij herzienirg van de Gemeentewet
ernstig on er de oogen te zien de zozderlinge bepaling,
dat een burgemeester bij ontstentenis vervangen wordt
door den wethouder, die de oudste in jaren is, maar
daardoor soms niet tevens de meeit geschikte.
Na repliakei ward de b-grootiog gotdgekeur den was
aan de orde Hoofdstuk VIIB (Financ e?),
Da heer Ragout wensente een co^eafilik te spreken
over hst evenredig rnjjurecat, in evolge de Mjjawct van
21 April 1810. Zgne opmsik ngen daaromtrent m de
afdeeliagen worden te niet gtdaan door 's ministers ant-